Home

Advies van het Europees Comité van de Regio’s over de succesvolle tenuitvoerlegging van het ETS en het CBAM in de steden en regio’s van de EU

Advies van het Europees Comité van de Regio’s over de succesvolle tenuitvoerlegging van het ETS en het CBAM in de steden en regio’s van de EU

5.8.2022

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 301/116


Advies van het Europees Comité van de Regio’s over de succesvolle tenuitvoerlegging van het ETS en het CBAM in de steden en regio’s van de EU

(2022/C 301/14)

Rapporteur:

Peter KURZ (DE/PSE), burgemeester van Mannheim

Referentiedocumenten:

Voorstel tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie, Besluit (EU) 2015/1814 betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten

COM(2021) 551 final

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG wat betreft de bijdrage van de luchtvaart aan de emissiereductiedoelstelling van de Unie voor de hele economie en de passende toepassing van een wereldwijde marktgebaseerde maatregel

COM(2021) 552 final

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens

COM(2021) 564 final

Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG wat betreft de kennisgeving inzake compensatie in het kader van een wereldwijde marktgebaseerde maatregel voor in de Unie gevestigde vliegtuigexploitanten

COM(2021) 567 final

Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Besluit (EU) 2015/1814 wat betreft de hoeveelheid emissierechten die tot 2030 in de marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten moet worden opgenomen

COM(2021) 571 final

I. AANBEVELINGEN VOOR WIJZIGINGEN

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie, Besluit (EU) 2015/1814 betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en Verordening (EU) 2015/757

COM(2021) 551 final

Wijzigingsvoorstel 1

Overweging 7

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Alle sectoren van de economie moeten een bijdrage leveren om die emissiereductie te verwezenlijken. Daarom moet de ambitie van het EU-emissiehandelssysteem (EU-ETS), dat is vastgesteld bij Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad(1) om de uitstoot van broeikasgassen op een kosteneffectieve en economisch efficiënte wijze te verminderen, worden verhoogd op een wijze die is afgestemd op deze voor de gehele economie geldende nettodoelstelling voor de reductie van broeikasgasemissies voor 2030.

Alle sectoren van de economie moeten een bijdrage leveren om die emissiereductie te verwezenlijken. Daarom moet de ambitie van het EU-emissiehandelssysteem (EU-ETS), dat is vastgesteld bij Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad(2) om de uitstoot van broeikasgassen op een kosteneffectieve, economisch efficiënte, sociaal verantwoorde en milieuvriendelijke wijze te verminderen, worden verhoogd op een wijze die is afgestemd op deze voor de gehele economie geldende nettodoelstelling voor de reductie van broeikasgasemissies voor 2030 en de algemene doelstelling inzake klimaatneutraliteit zoals vastgesteld in Verordening (EU) 2021/1119.

Wijzigingsvoorstel 2

Overweging 9

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Richtlijn 96/61/EG(3) van de Raad is bij Richtlijn 2010/75/EG van het Europees Parlement en de Raad(4) ingetrokken. De verwijzingen naar Richtlijn 96/61/EG in artikel 2 van Richtlijn 2003/87/EG en in bijlage IV van die richtlijn moeten dienovereenkomstig worden bijgewerkt. Gezien de dringende behoefte aan emissiereducties voor de gehele economie, moeten de lidstaten maatregelen kunnen nemen om de broeikasgasemissies die onder het toepassingsgebied van het EU-ETS vallen, te verminderen door middel van ander beleid dan de krachtens Richtlijn 2010/75/EU vastgestelde emissiegrenswaarden.

Richtlijn 96/61/EG(5) van de Raad is bij Richtlijn 2010/75/EG van het Europees Parlement en de Raad(6) ingetrokken. De verwijzingen naar Richtlijn 96/61/EG in artikel 2 van Richtlijn 2003/87/EG en in bijlage IV van die richtlijn moeten dienovereenkomstig worden bijgewerkt. Gezien de dringende behoefte aan emissiereducties voor de gehele economie, moeten de lidstaten, rekening houdend met de standpunten van de lokale en regionale overheden via regelingen voor actieve participatie en met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid en sociale rechtvaardigheid, maatregelen kunnen nemen om de broeikasgasemissies die onder het toepassingsgebied van het EU-ETS vallen, te verminderen door middel van ander beleid dan de krachtens Richtlijn 2010/75/EU vastgestelde emissiegrenswaarden.

Motivering

Spreekt voor zich.

Wijzigingsvoorstel 3

Overweging 13

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Broeikasgassen die niet rechtstreeks in de atmosfeer worden uitgestoten, moeten in het kader van het EU-ETS als emissies worden beschouwd en voor die emissies moeten emissierechten worden ingeleverd, tenzij die emissies worden opgeslagen in een opslaglocatie overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad(7), of zij permanent chemisch in een product gebonden zijn zodat zij bij normaal gebruik niet in de atmosfeer terechtkomen. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om uitvoeringshandelingen vast te stellen ter nadere bepaling van de voorwaarden op grond waarvan broeikasgassen als permanent chemisch in een product gebonden moeten worden beschouwd zodat zij bij normaal gebruik niet in de atmosfeer terechtkomen, indien van toepassing met inbegrip van het verkrijgen van een koolstofverwijderingscertificaat met het oog op ontwikkelingen in de regelgeving met betrekking tot de certificering van koolstofverwijdering.

Broeikasgassen die niet rechtstreeks in de atmosfeer worden uitgestoten, moeten in het kader van het EU-ETS als emissies worden beschouwd en voor die emissies moeten emissierechten worden ingeleverd, tenzij die emissies op milieuveilige wijze worden opgeslagen in een opslaglocatie overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad(8), of zij permanent chemisch in een product gebonden zijn zodat zij bij normaal gebruik niet in de atmosfeer terechtkomen. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om uitvoeringshandelingen vast te stellen ter nadere bepaling van de voorwaarden op grond waarvan broeikasgassen als permanent chemisch in een product gebonden moeten worden beschouwd zodat zij bij normaal gebruik niet in de atmosfeer terechtkomen, indien van toepassing met inbegrip van het verkrijgen van een koolstofverwijderingscertificaat met het oog op ontwikkelingen in de regelgeving met betrekking tot de certificering van koolstofverwijdering.

Motivering

Energiecentrales die worden aangedreven door fossiele brandstoffen produceren een groter percentage van de CO2-uitstoot dan enige andere industrie. CCS kan in die sector tot een aanzienlijke vermindering van de CO2-uitstoot leiden.

Wijzigingsvoorstel 4

Nieuwe paragraaf invoegen — Overweging 14.1

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Het opnemen van het zeevervoer in het EU-ETS mag niet leiden tot koolstoflekkage doordat het scheepsverkeer wordt verlegd naar havens in naburige derde landen die niet onder het systeem vallen.

Motivering

Koolstoflekkage naar havens in naburige derde landen die niet onder het EU-ETS vallen, is een reëel risico dat een substitutie-effect richting havens buiten de EU kan hebben, tot het ontstaan van CO2-belastingparadijzen in de nabijheid van de EU kan leiden en het concurrentievermogen van het Europese havensysteem in gevaar kan brengen.

Wijzigingsvoorstel 5

Overweging 28

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Er zullen aanzienlijke publieke middelen van de EU en van nationale begrotingen aan de klimaattransitie moeten worden besteed om de verhoogde klimaatambitie te verwezenlijken. Alle veilingopbrengsten die niet aan de Unie-begroting zijn toegewezen, moeten voor klimaatgerelateerde doeleinden worden gebruikt om de aanzienlijke klimaatgerelateerde uitgaven in de EU-begroting aan te vullen en te versterken. Hieronder valt ook het gebruik van financiële steun om sociale aspecten in huishoudens met een laag en middeninkomen op te vangen door verstorende belastingen te verlagen. Voorts moet een extra hoeveelheid van 2,5 % van de hoeveelheid emissierechten voor de hele Unie vanaf [jaar van inwerkingtreding van de richtlijn] tot en met 2030 worden gebruikt voor de financiering van de energietransitie van de lidstaten met een bruto binnenlands product (bbp) per hoofd van de bevolking van minder dan 65 % van het gemiddelde van de Unie in 2016-2018 om via het moderniseringsfonds als bedoeld in artikel 10 quinquies van Richtlijn 2003/87/EG de sociale en verdelingseffecten van de transitie in lidstaten met een laag inkomen op te vangen.

Er zullen aanzienlijke publieke middelen van de EU en van nationale, regionale en lokale begrotingen aan de klimaattransitie moeten worden besteed om de verhoogde klimaatambitie te verwezenlijken. Alle veilingopbrengsten die niet aan de Unie-begroting zijn toegewezen, moeten voor de in de bestaande nationale, regionale en/of lokale plannen op dit gebied opgenomen klimaatgerelateerde doeleinden worden gebruikt om de aanzienlijke klimaatgerelateerde uitgaven in de EU-begroting aan te vullen en te versterken. Hieronder valt ook het gebruik van financiële steun om sociale aspecten in huishoudens met een laag en middeninkomen op te vangen door verstorende belastingen te verlagen. Voorts moet een extra hoeveelheid van minstens2,5 % van de hoeveelheid emissierechten voor de hele Unie vanaf [jaar van inwerkingtreding van de richtlijn] tot en met 2030 worden gebruikt voor de financiering van de energietransitie van de lidstaten met een bruto binnenlands product (bbp) per hoofd van de bevolking van minder dan 65 % van het gemiddelde van de Unie in 2016-2018 en NUTS3-regio’s in lidstaten met duidelijke interne onevenwichtigheden om via het moderniseringsfonds als bedoeld in artikel 10 quinquies van Richtlijn 2003/87/EG de sociale en verdelingseffecten van de transitie in lidstaten met een laag inkomen op te vangen.

Motivering

Bij de toewijzing van rechten moet ook rekening worden gehouden met het bbp per hoofd van de bevolking van de NUTS2-regio’s, want het zou te kort door de bocht zijn om in lidstaten met significante regionale onevenwichtigheden alleen het nationale bbp per capita in aanmerking te nemen.

Wijzigingsvoorstel 6

Overweging 30

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

[…] De kosteloze toewijzingen die op basis van deze berekening niet langer aan de CBAM-sectoren worden verstrekt (CBAM-vraag), moeten worden geveild en de opbrengsten zullen aan het innovatiefonds toekomen, om innovatie op het gebied van koolstofarme technologieën, koolstofafvang en -gebruik (CCU), koolstofafvang en geologische opslag (CCS), hernieuwbare energie en energieopslag op een wijze die bijdraagt tot de beperking van de klimaatverandering, te ondersteunen. Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan projecten in CBAM-sectoren. Om het aandeel van de kosteloze toewijzing dat beschikbaar is voor de niet-CBAM-sectoren, in acht te nemen, moet de definitieve hoeveelheid die van de kosteloze toewijzing moet worden afgetrokken en die moet worden geveild, worden berekend op basis van het aandeel dat door de CBAM-vraag met betrekking tot de behoeften aan kosteloze toewijzing van alle sectoren die kosteloze toewijzingen ontvangen, wordt vertegenwoordigd.

[…] De kosteloze toewijzingen die op basis van deze berekening niet langer aan de CBAM-sectoren worden verstrekt (CBAM-vraag), moeten worden geveild en de opbrengsten zullen aan het innovatiefonds en het sociaal klimaatfonds toekomen, om innovatie te ondersteunen op het gebied van koolstofarme technologieën, koolstofafvang en -gebruik (CCU), koolstofafvang en geologische opslag (CCS) van onvermijdelijke emissies van industriële productieprocessen die niet voortvloeien uit de verbranding van fossiele brandstoffen met als hoofddoel om energie op te wekken, hernieuwbare energie en energieopslag op een wijze die bijdraagt tot de beperking van de klimaatverandering, waarbij ook negatieve gevolgen voor de meest kwetsbare regio’s en huishoudens moeten worden beteugeld. Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan projecten in CBAM-sectoren. Om het aandeel van de kosteloze toewijzing dat beschikbaar is voor de niet-CBAM-sectoren, in acht te nemen, moet de definitieve hoeveelheid die van de kosteloze toewijzing moet worden afgetrokken en die moet worden geveild, worden berekend op basis van het aandeel dat door de CBAM-vraag met betrekking tot de behoeften aan kosteloze toewijzing van alle sectoren die kosteloze toewijzingen ontvangen, wordt vertegenwoordigd.

Motivering

De geleidelijke afschaffing van kosteloze toewijzingen voor sectoren die onder het CBAM vallen moet onverwijld haar beslag krijgen, aangezien de mogelijkheid van kosteloze toewijzing van emissierechten het koolstofprijssignaal afzwakt.

Wijzigingsvoorstel 7

Overweging 33

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Het toepassingsgebied van het in artikel 10 bis, lid 8, van Richtlijn 2003/87/EG bedoelde innovatiefonds moet worden uitgebreid om innovatie op het gebied van koolstofarme technologieën en processen die betrekking hebben op het brandstofverbruik in de sectoren gebouwen en wegvervoer, te ondersteunen. Daarnaast moet het innovatiefonds ter ondersteuning dienen van investeringen om de sector maritiem vervoer koolstofvrij te maken, met inbegrip van investeringen in duurzame alternatieve brandstoffen, zoals waterstof en ammoniak, die worden geproduceerd uit hernieuwbare energiebronnen, alsook in emissievrije aandrijftechnologieën zoals windtechnologieën. Aangezien de opbrengsten van de in Verordening xxxx/xxxx [FuelEU Zeevaart](9) geïnde sancties overeenkomstig artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement als externe bestemmingsontvangsten aan het innovatiefonds worden toegewezen, moet de Commissie ervoor zorgen dat voldoende aandacht wordt besteed aan steun voor innovatieve projecten die gericht zijn op het versnellen van de ontwikkeling en toepassing van hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen in de maritieme sector, zoals bepaald in artikel 21, lid 1, van Verordening xxxx/xxxx [FuelEU Zeevaart]. Om ervoor te zorgen dat binnen dit uitgebreide toepassingsgebied voldoende financiering beschikbaar is voor innovatie, moet het innovatiefonds worden aangevuld met 50 miljoen emissierechten die deels afkomstig zijn van de emissierechten die anders zouden kunnen worden geveild, en deels van de rechten die anders gratis zouden kunnen worden toegewezen, overeenkomstig het huidige aandeel van de financiering aan het innovatiefonds uit elke bron.

Het toepassingsgebied van het in artikel 10 bis, lid 8, van Richtlijn 2003/87/EG bedoelde innovatiefonds moet worden uitgebreid om innovatie op het gebied van koolstofarme technologieën en processen die betrekking hebben op het brandstofverbruik in de sectoren gebouwen en wegvervoer alsook maatregelen ter vermindering van grote hoeveelheden broeikasgasemissies die niet projectgebonden of innovatief zijn, te ondersteunen. Daarnaast moet het innovatiefonds ter ondersteuning dienen van investeringen om de sector maritiem vervoer koolstofvrij te maken, met inbegrip van investeringen in duurzame alternatieve brandstoffen, zoals waterstof en ammoniak, die worden geproduceerd uit hernieuwbare energiebronnen, alsook in emissievrije aandrijftechnologieën zoals windtechnologieën. Aangezien de opbrengsten van de in Verordening xxxx/xxxx [FuelEU Zeevaart](10) geïnde sancties overeenkomstig artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement als externe bestemmingsontvangsten aan het innovatiefonds worden toegewezen, moet de Commissie ervoor zorgen dat voldoende aandacht wordt besteed aan steun voor innovatieve projecten die gericht zijn op het versnellen van de ontwikkeling en toepassing van hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen in de maritieme sector, zoals bepaald in artikel 21, lid 1, van Verordening xxxx/xxxx [FuelEU Zeevaart]. Om ervoor te zorgen dat binnen dit uitgebreide toepassingsgebied voldoende financiering beschikbaar is voor innovatie en maatregelen, moet het innovatiefonds worden aangevuld met 50 miljoen emissierechten die deels afkomstig zijn van de emissierechten die anders zouden kunnen worden geveild, en deels van de rechten die anders gratis zouden kunnen worden toegewezen, overeenkomstig het huidige aandeel van de financiering aan het innovatiefonds uit elke bron.

Motivering

Het innovatiefonds is een van de belangrijkste bronnen van klimaatfinanciering, maar is beperkt tot innovatieve technologieën, terwijl de belangrijkste hinderpalen voor het koolstofarm maken van de economie niet alleen verband houden met een gebrek aan innovatie. Het wijzigingsvoorstel is bedoeld om voor te stellen dat het toepassingsgebied wordt uitgebreid tot reeds bestaande decarbonisatiemaatregelen.

Wijzigingsvoorstel 8

Overweging 38

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Het toepassingsgebied van het moderniseringsfonds moet op de meest recente klimaatdoelstellingen van de Unie worden afgestemd door te eisen dat investeringen in overeenstemming zijn met de doelstellingen van de Europese Green Deal en Verordening (EU) 2021/1119, en door de steun voor investeringen die verband houden met fossiele brandstoffen af te schaffen. Bovendien moet het percentage van het moderniseringsfonds dat aan prioritaire investeringen moet worden besteed, tot 80 % worden verhoogd; energie-efficiëntie moet voorrang krijgen aan de vraagzijde; en steun voor huishoudens om energiearmoede te verlichten, ook in landelijke en afgelegen gebieden, moet worden opgenomen in het toepassingsgebied van de prioritaire investeringen.

Het toepassingsgebied van het moderniseringsfonds moet op de meest recente klimaatdoelstellingen van de Unie worden afgestemd door te eisen dat investeringen in overeenstemming zijn met de doelstellingen van de Europese Green Deal en Verordening (EU) 2021/1119, en door de steun voor investeringen die verband houden met fossiele brandstoffen af te schaffen. Bovendien moet het moderniseringsfonds alleen gebruikt worden voor prioritaire investeringen; energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen moeten voorrang krijgen aan de vraagzijde; en steun voor kwetsbare regio’s en huishoudens om energie- en mobiliteitsarmoede te verlichten, met name in ultraperifere regio’s, landelijke en afgelegen gebieden, moet worden opgenomen in het toepassingsgebied van de prioritaire investeringen. Evenzo zou het moderniseringsfonds open moeten staan voor NUTS3-regio’s in lidstaten die met duidelijke interne onevenwichtigheden te kampen hebben, teneinde het herstel en de modernisering van de energiesector te stimuleren.

Wijzigingsvoorstel 9

Overweging 43

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

In de mededeling van de Commissie over een ambitieuzere klimaatdoelstelling voor Europa voor 2030(11) werd de bijzondere uitdaging om de emissies in de sectoren gebouwen en wegvervoer te verminderen, onderstreept. De Commissie heeft daarom aangekondigd dat een verdere uitbreiding van de emissiehandel ook emissies van gebouwen en wegvervoer zou kunnen omvatten. De handel in emissierechten voor deze twee nieuwe sectoren zou door middel van afzonderlijke, maar aangrenzende emissiehandel worden ingesteld. Hierdoor zou elke verstoring van de goede werking van de emissiehandel in de sectoren van vaste installaties en luchtvaart worden voorkomen. Het nieuwe systeem gaat vergezeld van aanvullende beleidslijnen en maatregelen om het tegen ongepaste prijseffecten te beschermen, de verwachtingen van marktdeelnemers vorm te geven en naar een koolstofprijssignaal voor de hele economie te streven. Uit eerdere ervaring is gebleken dat voor de ontwikkeling van de nieuwe markt een efficiënt monitoring-, rapportage- en verificatiesysteem moet worden opgezet. Om te zorgen voor synergieën en samenhang met de bestaande EU-infrastructuur voor het EU-ETS die de emissies van stationaire installaties en de luchtvaart omvat, is het passend om via een wijziging van Richtlijn 2003/87/ЕC een emissiehandel voor de sectoren gebouwen en wegvervoer tot stand te brengen.

In de mededeling van de Commissie over een ambitieuzere klimaatdoelstelling voor Europa voor 2030(12) werd de bijzondere uitdaging om de emissies in de sectoren gebouwen en wegvervoer te verminderen, onderstreept. De Commissie heeft daarom aangekondigd dat een verdere uitbreiding van de emissiehandel ook emissies van gebouwen en wegvervoer zou kunnen omvatten. De handel in emissierechten voor deze twee nieuwe sectoren zou door middel van afzonderlijke, maar aangrenzende emissiehandel worden ingesteld. Hierdoor zou elke verstoring van de goede werking van de emissiehandel in de sectoren van vaste installaties en luchtvaart worden voorkomen. Daar lokale en regionale overheden de grootste verantwoordelijkheid dragen voor deze sectoren, moeten zij bij de opzet van het nieuwe ETS worden betrokken. Een deel van de inkomsten uit het nieuwe emissiehandelssysteem zal worden toegewezen aan de lokale en regionale overheden, aangezien deze bestuursniveaus het zwaarst worden getroffen. Het nieuwe systeem gaat vergezeld van aanvullende beleidslijnen en maatregelen om het tegen ongepaste prijseffecten, met name op kwetsbare huishoudens, kleine en micro-ondernemingen en mobiliteitsgebruikers, ook in landelijke en afgelegen gebieden, te beschermen, de verwachtingen van marktdeelnemers vorm te geven en naar een koolstofprijssignaal voor de hele economie te streven. Uit eerdere ervaring is gebleken dat voor de ontwikkeling van de nieuwe markt een efficiënt monitoring-, rapportage- en verificatiesysteem moet worden opgezet. Om te zorgen voor synergieën en samenhang met de bestaande EU-infrastructuur voor het EU-ETS die de emissies van stationaire installaties en de luchtvaart omvat, is het passend om via een wijziging van Richtlijn 2003/87/ЕC een emissiehandel voor de sectoren gebouwen en wegvervoer tot stand te brengen, conform het “Fit for 55”-pakket en in voorkomend geval de regelgeving inzake deze sectoren.

Motivering

De uitbreiding van het ETS tot het wegvervoer en de gebouwensector heeft grote gevolgen voor de lokale en regionale overheden. Lokale en regionale overheden hebben belangrijke bevoegdheden wat deze sectoren betreft en moeten bij de opzet van het nieuwe handelssysteem dan ook in aanmerking worden genomen.

Wijzigingsvoorstel 10

Overweging 51

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De regels voor de verdeling van de te veilen aandelen zijn van groot belang voor alle veilingopbrengsten die de lidstaten zouden ontvangen, met name gezien de noodzaak om de lidstaten beter in staat te stellen de sociale gevolgen van een koolstofprijssignaal in de sectoren gebouwen en wegvervoer op te vangen. Ondanks het feit dat de twee sectoren zeer verschillende kenmerken hebben, is het passend een gemeenschappelijke verdelingsregel vast te stellen die vergelijkbaar is met de verdelingsregel die van toepassing is op vaste installaties. Het grootste deel van de emissierechten moet op basis van de gemiddelde verdeling van de emissies in de sectoren die binnen de periode van 2016 tot en met 2018 vallen, over alle lidstaten worden verdeeld.

De regels voor de verdeling van de te veilen aandelen zijn van groot belang voor alle veilingopbrengsten die de lidstaten zouden ontvangen, met name gezien de noodzaak om de lidstaten beter in staat te stellen de sociale gevolgen van een koolstofprijssignaal in de sectoren gebouwen en wegvervoer op te vangen. Ondanks het feit dat de twee sectoren zeer verschillende kenmerken hebben, is het passend een gemeenschappelijke verdelingsregel vast te stellen die vergelijkbaar is met de verdelingsregel die van toepassing is op vaste installaties. Het grootste deel van de emissierechten moet op basis van de gemiddelde verdeling van de emissies in de sectoren die binnen de periode van 2016 tot en met 2018 vallen, over alle lidstaten worden verdeeld. Elke lidstaat stelt vast welk aandeel van de veilingopbrengsten rechtstreeks door de lokale en regionale overheden wordt beheerd; dit moet minstens 20 % bedragen. De door de lokale en regionale overheden beheerde inkomsten zouden uitsluitend moeten worden gebruikt voor maatregelen ter beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering, met name maatregelen om de energietransitie te ondersteunen en de risico’s voor de meest kwetsbare regio’s, huishoudens, kleine en micro-ondernemingen en mobiliteitsgebruikers te ondervangen.

Motivering

Vanwege de geografische, sociale en economische verscheidenheid van de Europese regio’s zijn de lokale en regionale overheden het beste bestuursniveau om ervoor te zorgen dat de transitie de territoriale samenhang van Europa niet schaadt en de meest kwetsbare huishoudens niet in gevaar brengt.

Wijzigingsvoorstel 11

Overweging 52

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De invoering van de koolstofprijs voor gebouwen en wegvervoer moet gepaard gaan met effectieve sociale compensatie, vooral gezien de reeds aanwezige niveaus van energiearmoede. Ongeveer 34 miljoen Europeanen hebben aangegeven dat zij in 2018 niet in staat waren hun woning voldoende te verwarmen, en 6,9 % van de bevolking van de Unie heeft in een EU-brede enquête in 2019 aangegeven voldoende verwarming van hun woning niet te kunnen betalen(13). Om de sociale en verdelingseffecten effectief te kunnen compenseren, moeten de lidstaten worden verplicht de veilingopbrengsten te besteden aan klimaat- en energiegerelateerde doeleinden die reeds voor de bestaande emissiehandel zijn gespecificeerd, maar ook aan maatregelen die specifiek zijn toegevoegd om de daarmee samenhangende problemen voor de nieuwe sectoren gebouwen en wegvervoer aan te pakken, met inbegrip van daarmee verband houdende beleidsmaatregelen in het kader van Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad(14). Veilingopbrengsten moeten worden gebruikt om de sociale aspecten van de emissiehandel voor de nieuwe sectoren op te vangen, waarbij bijzondere nadruk op kwetsbare huishoudens, micro-ondernemingen en transportgebruikers moet worden gelegd. In deze geest zal een nieuw sociaal klimaatfonds specifieke financiering verstrekken aan de lidstaten om de Europese burgers die het zwaarst worden getroffen of die het grootste risico lopen op energie- of mobiliteitsarmoede, te steunen. Dit fonds zal de eerlijkheid en solidariteit tussen en binnen de lidstaten bevorderen en tegelijkertijd het risico van energie- en mobiliteitsarmoede tijdens de transitie verminderen. Het zal voortbouwen op bestaande solidariteitsmechanismen en deze aanvullen. De middelen van het nieuwe fonds zullen in beginsel overeenkomen met 25 % van de verwachte opbrengsten van de nieuwe handel in emissierechten in de periode 2026-2032, en zullen worden toegekend op basis van de sociale klimaatplannen die de lidstaten moeten voorstellen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 20…/nn van het Europees Parlement en de Raad(15). Daarnaast moet elke lidstaat zijn veilingopbrengsten onder meer gebruiken om een deel van de kosten van hun sociale klimaatplannen te financieren.

De invoering van de koolstofprijs voor gebouwen en wegvervoer moet gepaard gaan met effectieve sociale compensatie, vooral gezien de reeds aanwezige niveaus van energiearmoede. Ongeveer 34 miljoen Europeanen hebben aangegeven dat zij in 2018 niet in staat waren hun woning voldoende te verwarmen, en 6,9 % van de bevolking van de Unie heeft in een EU-brede enquête in 2019 aangegeven voldoende verwarming van hun woning niet te kunnen betalen(16), terwijl sommige regio’s vanwege armoede geen andere keus hebben dan om voor verwarming inefficiënte energiebronnen te gebruiken. Om de sociale en verdelingseffecten effectief te kunnen compenseren, moeten de lidstaten en de regionale en lokale overheden worden verplicht de veilingopbrengsten te besteden aan klimaat- en energiegerelateerde doeleinden die reeds voor de bestaande emissiehandel zijn gespecificeerd, maar ook aan maatregelen die specifiek zijn toegevoegd om de daarmee samenhangende problemen voor de nieuwe sectoren gebouwen en wegvervoer aan te pakken, met inbegrip van daarmee verband houdende beleidsmaatregelen in het kader van Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad(17). Veilingopbrengsten moeten ook worden gebruikt om de sociale aspecten van de emissiehandel voor de nieuwe sectoren op te vangen, waarbij bijzondere nadruk op kwetsbare huishoudens, kleine en micro-ondernemingen en mobiliteitsgebruikers moet worden gelegd. In deze geest zal een nieuw sociaal klimaatfonds specifieke financiering verstrekken aan de lidstaten en de regionale en lokale overheden om de Europese burgers die het zwaarst worden getroffen of die het grootste risico lopen op energie- of mobiliteitsarmoede, te steunen. Dit fonds zal de eerlijkheid en solidariteit tussen en binnen de lidstaten bevorderen en tegelijkertijd het risico van energie- en mobiliteitsarmoede tijdens de transitie verminderen. Het zal voortbouwen op bestaande solidariteitsmechanismen en deze aanvullen. De middelen van het nieuwe fonds zullen overeenkomen met minstens 25 % van de verwachte opbrengsten van de nieuwe handel in emissierechten in de periode 2026-2032, en zullen worden toegekend op basis van de sociale klimaatplannen die de lidstaten moeten voorstellen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 20…/nn van het Europees Parlement en de Raad(18). Indien de koolstofprijs leidt tot hogere inkomsten dan verwacht, zullen de financiële middelen van het sociaal klimaatfonds dienovereenkomstig worden verhoogd. Elke lidstaat stelt vast welk aandeel van de beschikbaar gestelde financiële middelen van het sociaal klimaatfonds rechtstreeks door de lokale en regionale overheden wordt beheerd; dit moet minstens 35 %bedragen. Daarnaast moeten de lidstaten en de regionale en lokale overheden hun veilingopbrengsten onder meer gebruiken om een deel van de kosten van hun sociale klimaatplannen te financieren.

Motivering

Lokale en regionale overheden zijn het best in staat om deze kwesties aan te pakken, dus middelen uit het fonds zouden ook aan hen ter beschikking moeten worden gesteld.

Wijzigingsvoorstel 12

Overweging 54

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Innovatie en ontwikkeling van nieuwe koolstofarme technologieën in de sectoren gebouwen en wegvervoer zijn van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat deze sectoren op een kostenefficiënte manier bijdragen aan de verwachte emissiereducties. Daarom moeten ook 150 miljoen emissierechten uit de handel in emissierechten in de sectoren gebouwen en wegvervoer ter beschikking worden gesteld van het innovatiefonds om kostenefficiënte emissiereducties te stimuleren.

Innovatie en ontwikkeling van nieuwe koolstofarme technologieën en maatregelen in de sectoren gebouwen en wegvervoer zijn van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat deze sectoren op een kostenefficiënte manier bijdragen aan de verwachte emissiereducties. Daarom moeten ook 150 miljoen emissierechten uit de handel in emissierechten in de sectoren gebouwen en wegvervoer ter beschikking worden gesteld van het innovatiefonds om kostenefficiënte en vanuit sociaal en milieu-oogpunt verantwoorde emissiereducties te stimuleren.

Motivering

Spreekt voor zich.

Wijzigingsvoorstel 13

Overweging 58

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De Commissie moet toezicht houden op de toepassing van de emissiehandel in de sectoren gebouwen en wegvervoer, met inbegrip van de mate van prijsconvergentie met het bestaande ETS, en moet, indien nodig, herzieningen aan het Europees Parlement en de Raad voorstellen om de effectiviteit, het beheer en de praktische toepassing van de emissiehandel voor deze sectoren op basis van verworven kennis en grotere prijsconvergentie te verbeteren. De Commissie moet worden verplicht het eerste verslag hierover uiterlijk op 1 januari 2028 in te dienen.

De Commissie moet toezicht houden op de toepassing van de emissiehandel in de sectoren gebouwen en wegvervoer, met inbegrip van de mate van prijsconvergentie met het bestaande ETS, en moet, indien nodig, herzieningen aan het Europees Parlement en de Raad voorstellen om de effectiviteit, het beheer en de praktische toepassing van de emissiehandel voor deze sectoren op basis van verworven kennis en grotere prijsconvergentie te verbeteren. De Commissie moet worden verplicht het eerste verslag hierover uiterlijk op 1 januari 2028 in te dienen. Voorafgaand aan het verslag wordt er van 1 september 2027 tot 31 oktober 2027 een raadplegingsperiode gehouden. In deze periode zullen de lokale en regionale overheden gericht worden geraadpleegd.

Motivering

Lokale en regionale overheden hebben belangrijke bevoegdheden op het gebied van wegvervoer en gebouwen en dienen te worden geraadpleegd wanneer de doeltreffendheid van het nieuwe ETS wordt beoordeeld en hierover verslag wordt uitgebracht.

Wijzigingsvoorstel 14

Artikel 1.2

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

2)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

2)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt b) wordt vervangen door:

“b)

“emissies”: de uitstoot van broeikasgassen uit bronnen in een installatie, de uitstoot door vliegtuigen die een in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteit uitoefenen of door schepen die een in bijlage I genoemde maritieme vervoersactiviteit uitoefenen, van de voor de desbetreffende activiteit gespecificeerde gassen, of de uitstoot van broeikasgassen die overeenstemt met de in bijlage III bedoelde activiteit;”;

a)

punt b) wordt vervangen door:

“b)

“emissies”: de uitstoot van broeikasgassen uit bronnen in een installatie, de uitstoot door vliegtuigen die een in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteit uitoefenen of door schepen die een in bijlage I genoemde maritieme vervoersactiviteit uitoefenen, van de voor de desbetreffende activiteit gespecificeerde gassen, of de uitstoot van broeikasgassen die overeenstemt met de in bijlage III bedoelde activiteit;”;

b)

punt d) wordt vervangen door:

“d)

“vergunning voor broeikasgasemissies”: een overeenkomstig de artikelen 5, 6, en 30 bis verleende vergunning;”;

b)

punt d) wordt vervangen door:

“d)

“vergunning voor broeikasgasemissies”: een overeenkomstig de artikelen 5, 6, en 30 bis verleende vergunning;”;

c)

punt u) wordt geschrapt;

c)

punt u) wordt geschrapt;

d)

de volgende punten v) tot en met z) worden toegevoegd:

“v)

“de scheepvaartmaatschappij”: de scheepseigenaar of een andere organisatie of persoon, zoals de manager of de rompbevrachter, die de verantwoordelijkheid voor de exploitatie van het schip van de scheepseigenaar heeft overgenomen en die er, bij het aangaan van die verantwoordelijkheid, mee heeft ingestemd alle door de Internationale Veiligheidsmanagementcode voor de veilige exploitatie van schepen en voor verontreinigingspreventie voorgeschreven taken en verantwoordelijkheden die zijn vastgesteld in bijlage I van Verordening (EG) nr. 336/2006 van het Europees Parlement en de Raad (*), over te nemen.”

d)

de volgende punten v) tot en met z) worden toegevoegd:

“v)

“de scheepvaartmaatschappij”: de scheepseigenaar of een andere organisatie of persoon, zoals de manager of de rompbevrachter, die de verantwoordelijkheid voor de exploitatie van het schip van de scheepseigenaar heeft overgenomen en die er, bij het aangaan van die verantwoordelijkheid, mee heeft ingestemd alle door de Internationale Veiligheidsmanagementcode voor de veilige exploitatie van schepen en voor verontreinigingspreventie voorgeschreven taken en verantwoordelijkheden die zijn vastgesteld in bijlage I van Verordening (EG) nr. 336/2006 van het Europees Parlement en de Raad (*), over te nemen.”

“(aa)

“aanloophaven”: de haven waar een schip stopt om vracht te laden of te lossen of om passagiers te laten in- of ontschepen. Voor de toepassing van deze richtlijn zijn bijgevolg uitgesloten, stops die uitsluitend bedoeld zijn voor het tanken van brandstof, het inslaan van voorraden, het aflossen van de bemanning, het indokken of het verrichten van herstellingen aan het schip of de uitrusting ervan, stops in een haven omdat het schip bijstand nodig heeft of in nood is, buiten een haven verrichte schip-tot-schiptransfers, stops in een haven van overlading van een naburig derde land, en stops die uitsluitend bedoeld zijn voor het schuilen bij noodweer of die noodzakelijk zijn voor opsporings- en reddingsactiviteiten;”;

Motivering

Dankzij de wijziging van de definitie van “aanloophaven” hebben schepen die tussen Europese havens en Azië of Amerika varen, met tussenstops in Europese havens, geen voordeel bij het verplaatsen van bedoelde activiteiten naar naburige havens buiten de EU.

Wijzigingsvoorstel 15

Artikel 1.5

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Toepassingsgebied voor maritieme vervoersactiviteiten

Toepassingsgebied voor maritieme vervoersactiviteiten

1. De toewijzing van emissierechten en de toepassing van afdrachtsvereisten ten aanzien van de sector maritiem vervoer moet van toepassing zijn op 50 % van de emissies van schepen die reizen uitvoeren vanuit een haven onder de jurisdictie van een lidstaat en aankomen in een haven buiten de jurisdictie van een lidstaat, op 50 % van de emissies van schepen die reizen uitvoeren vanuit een haven buiten de jurisdictie van een lidstaat en aankomen in een haven onder de jurisdictie van een lidstaat, op 100 % van de emissies van schepen die reizen uitvoeren vanuit een haven onder de jurisdictie van een lidstaat en aankomen in een haven onder de jurisdictie van een lidstaat, en 100 % van de emissies van schepen die zijn afgemeerd in een haven onder de jurisdictie van een lidstaat.

1. De toewijzing van emissierechten en de toepassing van afdrachtsvereisten ten aanzien van de sector maritiem vervoer moet van toepassing zijn op 50 % van de emissies van schepen die reizen uitvoeren vanuit een haven onder de jurisdictie van een lidstaat en aankomen in een haven buiten de jurisdictie van een lidstaat, op 50 % van de emissies van schepen die reizen uitvoeren vanuit een haven buiten de jurisdictie van een lidstaat en aankomen in een haven onder de jurisdictie van een lidstaat, op 100 % van de emissies van schepen die reizen uitvoeren vanuit een haven onder de jurisdictie van een lidstaat en aankomen in een haven onder de jurisdictie van een lidstaat, en 100 % van de emissies van schepen die zijn afgemeerd in een haven onder de jurisdictie van een lidstaat.

De toewijzing van emissierechten en de toepassing van afdrachtsvereisten ten aanzien van de sector maritiem vervoer wordt in de volgende gevallen als volgt toegepast:

a)

voor schepen die reizen uitvoeren vanuit een haven onder de jurisdictie van een lidstaat en aankomen in een haven buiten de jurisdictie van een lidstaat of schepen die reizen uitvoeren vanuit een haven buiten de jurisdictie van een lidstaat en aankomen in een haven onder de jurisdictie van een lidstaat, met een stop in een naburige haven van overlading buiten de jurisdictie van een lidstaat:

i)

op 100 % van de emissies voor het traject tussen de haven onder de jurisdictie van een lidstaat en de naburige haven van overlading buiten de jurisdictie van een lidstaat en;

ii)

op 50 % van de emissies voor de rest van de reis;

b)

voor schepen die reizen uitvoeren vanuit een haven onder de jurisdictie van een lidstaat en aankomen in een haven onder de jurisdictie van een lidstaat, met een stop in een naburige haven van overlading buiten de jurisdictie van een lidstaat, op 100 % van de emissies tijdens de volledige reis.

2. De artikelen 9, 9 bis en 10 zijn op dezelfde wijze van toepassing op maritieme vervoeractiviteiten als op andere activiteiten die onder het EU-ETS vallen.

2. De artikelen 9, 9 bis en 10 zijn op dezelfde wijze van toepassing op maritieme vervoeractiviteiten als op andere activiteiten die onder het EU-ETS vallen.

Motivering

Met dit voorstel kunnen containerschepen op de belangrijkste zeeroutes hun CO2-meter niet op “nul zetten” wanneer zij havens buiten de EU aandoen in plaats van EU-havens.

Wijzigingsvoorstel 16

Artikel 1.11 a)

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

a)

in lid 1 wordt de derde alinea vervangen door:

“Tussen 2021 en 2030 wordt 2 % van de totale hoeveelheid emissierechten geveild om een fonds voor de verbetering van de energie-efficiëntie en de modernisering van de energiesystemen van bepaalde lidstaten (“de begunstigde lidstaten”) in te stellen, zoals vastgesteld in artikel 10 quinquies (“het moderniseringsfonds”). De begunstigde lidstaten voor deze hoeveelheid emissierechten zijn de lidstaten waarvan het bbp per hoofd van de bevolking tegen marktprijzen in de periode 2013 tot 2018 minder dan 60 % van het EU-gemiddelde bedroeg. De middelen die overeenstemmen met deze hoeveelheid emissierechten, worden verdeeld overeenkomstig deel A van bijlage II ter.

Bovendien wordt tussen [jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn] en 2030 2,5 % van de totale hoeveelheid emissierechten voor het moderniseringsfonds geveild. De begunstigde lidstaten voor deze hoeveelheid emissierechten zijn de lidstaten waarvan het bbp per hoofd van de bevolking tegen marktprijzen in de periode 2016 tot 2018 minder dan 65 % van het EU-gemiddelde bedroeg. De middelen die overeenstemmen met deze hoeveelheid emissierechten, worden verdeeld overeenkomstig deel B van bijlage II ter.”

a)

in lid 1 wordt de derde alinea vervangen door:

“Tussen 2021 en 2030 wordt 2 % van de totale hoeveelheid emissierechten geveild om een fonds voor de verbetering van de energie-efficiëntie en de modernisering van de energiesystemen van bepaalde lidstaten (“de begunstigde lidstaten”) in te stellen, zoals vastgesteld in artikel 10 quinquies (“het moderniseringsfonds”). De begunstigde lidstaten voor deze hoeveelheid emissierechten zijn de lidstaten waarvan het bbp per hoofd van de bevolking tegen marktprijzen in de periode 2013 tot 2018 minder dan 60 % van het EU-gemiddelde bedroeg en NUTS3-regio’s in lidstaten met duidelijke interne onevenwichtigheden. De middelen die overeenstemmen met deze hoeveelheid emissierechten, worden verdeeld overeenkomstig deel A van bijlage II ter.

Bovendien wordt tussen [jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn] en 2030 minstens2,5 % van de totale hoeveelheid emissierechten voor het moderniseringsfonds geveild. De begunstigde lidstaten voor deze hoeveelheid emissierechten zijn de lidstaten waarvan het bbp per hoofd van de bevolking tegen marktprijzen in de periode 2016 tot 2018 minder dan 65 % van het EU-gemiddelde bedroeg en NUTS3-regio’s in lidstaten met duidelijke interne onevenwichtigheden. De middelen die overeenstemmen met deze hoeveelheid emissierechten, worden verdeeld overeenkomstig deel B van bijlage II ter.”

Wijzigingsvoorstel 17

Artikel 1.11 b)

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

b)

in lid 3 worden de eerste en tweede zin vervangen door:

“3. De lidstaten bepalen hoe de opbrengsten van de veiling van emissierechten worden gebruikt, met uitzondering van de opbrengsten die overeenkomstig artikel 311, lid 3, VWEU als eigen middelen zijn vastgesteld en in de begroting van de Unie zijn opgenomen. De lidstaten gebruiken de opbrengsten uit de in lid 2 bedoelde veiling van emissierechten, met uitzondering van de opbrengsten die worden gebruikt voor de compensatie van indirecte koolstofkosten als bedoeld in artikel 10 bis, lid 6, voor een of meer van de volgende elementen:”;

b)

in lid 3 worden de eerste en tweede zin vervangen door:

“3. De lidstaten bepalen hoe de opbrengsten van de veiling van emissierechten worden gebruikt, met uitzondering van de opbrengsten die overeenkomstig artikel 311, lid 3, VWEU als eigen middelen zijn vastgesteld en in de begroting van de Unie zijn opgenomen, waarbij een aandeel van minstens 20 % van de opbrengsten wordt toegewezen aan de lokale en regionale overheden. De lidstaten gebruiken de opbrengsten uit de in lid 2 bedoelde veiling van emissierechten, met uitzondering van de opbrengsten die worden gebruikt voor de compensatie van indirecte koolstofkosten als bedoeld in artikel 10 bis, lid 6, voor een of meer van de volgende elementen:”;

Wijzigingsvoorstel 18

Artikel 1.12 g) derde alinea

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Artikel 10 bis wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 10 bis wordt als volgt gewijzigd:

g)

lid 8 wordt vervangen door:

g)

lid 8 wordt vervangen door:

“8. 365 miljoen emissierechten van de hoeveelheid die anders kosteloos zou kunnen worden toegewezen uit hoofde van dit artikel, en 85 miljoen emissierechten van de hoeveelheid die anders zou kunnen worden geveild uit hoofde van artikel 10, alsook de emissierechten die het resultaat zijn van de in artikel 10 bis, lid 1 bis, bedoelde vermindering van de kosteloze toewijzing, worden ter beschikking gesteld van een fonds met als doel de innovatie in koolstofarme technologieën en processen te ondersteunen en bij te dragen tot de doelstellingen om alle verontreiniging tot nul terug te brengen (het “innovatiefonds”). […]”

“8. 365 miljoen emissierechten van de hoeveelheid die anders kosteloos zou kunnen worden toegewezen uit hoofde van dit artikel, en 85 miljoen emissierechten van de hoeveelheid die anders zou kunnen worden geveild uit hoofde van artikel 10, alsook de emissierechten die het resultaat zijn van de in artikel 10 bis, lid 1 bis, bedoelde vermindering van de kosteloze toewijzing, worden ter beschikking gesteld van een fonds met als doel emissies te voorkomen en de innovatie in koolstofarme technologieën en processen te ondersteunen en bij te dragen tot de doelstellingen om alle verontreiniging tot nul terug te brengen (het “innovatiefonds”). […]”

Het innovatiefonds bevat de sectoren die in bijlage I en III zijn opgenomen, met inbegrip van milieuveilige afvang en benutting van koolstof (carbon capture and utilisation, CCU) die in belangrijke mate bijdraagt tot het tegengaan van klimaatverandering, en producten ter vervanging van koolstofintensieve producten die in de in bijlage I opgenomen sectoren worden geproduceerd, en is bedoeld om het opzetten en exploiteren van projecten betreffende het milieutechnisch veilig afvangen en geologisch opslaan (CCS) van CO2 alsook van innovatieve technologieën voor hernieuwbare energie en energieopslag te stimuleren op geografisch gezien evenwichtig gespreide locaties. Het innovatiefonds kan ook baanbrekende innovatieve technologieën en infrastructuur om de maritieme sector koolstofvrij te maken en de productie van koolstofarme en koolstofvrije brandstoffen in het lucht-, spoor- en wegvervoer ondersteunen. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan projecten in sectoren die onder de [CBAM-verordening] vallen, om innovatie op het gebied van koolstofarme technologieën, afvang en benutting van koolstof, koolstofafvang en —opslag, hernieuwbare energie en energieopslag te ondersteunen op een wijze die bijdraagt tot het tegengaan van klimaatverandering.

Het innovatiefonds bevat de sectoren die in bijlage I en III zijn opgenomen, met inbegrip van grootschalige emissiereductieprojecten waarbij gebruik wordt gemaakt van tot wasdom gekomen technologieën, openbare en particuliere initiatieven ter ondersteuning van circulariteit, EU-brede programma’s voor emissiereductie, milieuveilige afvang en benutting van koolstof (carbon capture and utilisation, CCU) die in belangrijke mate bijdraagt tot het tegengaan van klimaatverandering, en producten ter vervanging van koolstofintensieve producten die in de in bijlage I opgenomen sectoren worden geproduceerd, en is bedoeld om het opzetten en exploiteren van projecten betreffende het milieutechnisch veilig afvangen en geologisch opslaan (CCS) van CO2 alsook van innovatieve technologieën voor hernieuwbare energie en energieopslag te stimuleren op geografisch gezien evenwichtig gespreide locaties. Het innovatiefonds kan ook baanbrekende innovatieve technologieën en infrastructuur om de maritieme sector koolstofvrij te maken en de productie van koolstofarme en koolstofvrije brandstoffen in het lucht-, spoor- en wegvervoer ondersteunen. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan projecten in sectoren die onder de [CBAM-verordening] vallen, om circulariteitsmaatregelen, beroepsopleiding in het gebruik van koolstofarme producten, innovatie op het gebied van koolstofarme technologieën, afvang en benutting van koolstof, milieutechnisch veilige koolstofafvang en -opslag, hernieuwbare energie en energieopslag te ondersteunen op een sociaal verantwoorde wijze die bijdraagt tot het tegengaan van of de aanpassing aan klimaatverandering.

Projecten op het grondgebied van alle lidstaten, ook kleinschalige projecten, komen hiervoor in aanmerking. De technologieën die worden gesteund, zijn innovatief en zijn zonder ondersteuning nog niet op vergelijkbare schaal commercieel levensvatbaar, maar vormen baanbrekende oplossingen of zijn voldoende ontwikkeld voor toepassing op precommerciële schaal. […]

Projecten en maatregelen op het grondgebied van alle lidstaten, ook kleinschalige projecten, komen hiervoor in aanmerking. De technologieën die worden gesteund, dragen bij tot decarbonisatie, zijn innovatief en zijn zonder ondersteuning niet op vergelijkbare schaal commercieel levensvatbaar, maar vormen oplossingen of zijn voldoende ontwikkeld voor toepassing op precommerciële schaal. […]

Projecten worden geselecteerd op basis van objectieve en transparante criteria, in voorkomend geval rekening houdend met de mate waarin projecten bijdragen tot het behalen van emissiereducties ruim onder de in lid 2 bedoelde benchmarks.

Projecten en maatregelen worden geselecteerd op basis van objectieve en transparante criteria, in voorkomend geval rekening houdend met de mate waarin projecten bijdragen tot het behalen van emissiereducties ruim onder de in lid 2 bedoelde benchmarks.

In lid 3 worden de volgende punten toegevoegd:

l)

bevordering van het verwerven van vaardigheden in het licht van de noodzaak om beroepspraktijken af te stemmen op circulariteit en het gebruik van koolstofarme materialen;

m)

ondersteuning van de ontwikkeling van een circulaire economie.

Motivering

Spreekt voor zich.

Wijzigingsvoorstel 19

Artikel 1.14 a)

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Artikel 10 quinquies wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 10 quinquies wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 worden de eerste en de tweede alinea vervangen door:

a)

in lid 1 worden de eerste en de tweede alinea vervangen door:

“1. Er wordt voor de periode van 2021 tot 2030 een fonds ingesteld ter ondersteuning van door de begunstigde lidstaten voorgestelde investeringen, waaronder kleinschalige investeringsprojecten, ter modernisering van de energiesystemen en verbetering van de energie-efficiëntie in lidstaten (het “moderniseringsfonds”). Het moderniseringsfonds wordt gefinancierd door middel van de veiling van emissierechten als bedoeld in artikel 10 voor de in dat artikel bedoelde begunstigde lidstaten.

De ondersteunde investeringen zijn in overeenstemming met de doelstellingen van deze richtlijn, alsook met de doelstellingen van de mededeling van de Commissie van 11 december 2019 over de Europese Green Deal (*) en Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad (**) en de langetermijndoelstellingen van de Overeenkomst van Parijs. Uit het moderniseringsfonds wordt geen steun verleend aan faciliteiten voor de opwekking van energie met behulp van fossiele brandstoffen.”;

“1. Er wordt voor de periode van 2021 tot 2030 een fonds ingesteld ter ondersteuning van door de begunstigde lidstaten en NUTS3-regio’s voorgestelde investeringen, waaronder kleinschalige investeringsprojecten, ter modernisering van de energiesystemen en verbetering van de energie-efficiëntie in lidstaten (het “moderniseringsfonds”). Het moderniseringsfonds wordt gefinancierd door middel van de veiling van emissierechten als bedoeld in artikel 10 voor de in dat artikel bedoelde begunstigde lidstaten.

De ondersteunde investeringen zijn in overeenstemming met de doelstellingen van deze richtlijn, alsook met de doelstellingen van de mededeling van de Commissie van 11 december 2019 over de Europese Green Deal (*) en Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad (**) en de langetermijndoelstellingen van de Overeenkomst van Parijs. Uit het moderniseringsfonds wordt geen steun verleend aan faciliteiten voor de opwekking van energie met behulp van fossiele brandstoffen.”;

Wijzigingsvoorstel 20

Artikel 1.14 b)

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

b)

lid 2 wordt vervangen door:

“2. Ten minste 80 % van de financiële middelen uit het moderniseringsfonds wordt gebruikt ter ondersteuning van investeringen in:

b)

lid 2 wordt vervangen door:

“2. Alle financiële middelen uit het moderniseringsfonds worden gebruikt ter ondersteuning van investeringen in:

a)

de opwekking en het gebruik van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen;

a)

de opwekking en het gebruik van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen;

b)

verwarming en koeling met behulp van hernieuwbare bronnen;

b)

verwarming en koeling, inclusief stadsverwarming en -koeling, met behulp van hernieuwbare bronnen;

c)

de verbetering van energie-efficiëntie aan de vraagzijde, onder meer met betrekking tot vervoer, gebouwen, landbouw en afval;

c)

de verbetering van energie-efficiëntie aan de vraagzijde, onder meer met betrekking tot vervoer, gebouwen, landbouw en afval;

d)

energieopslag en de modernisering van energienetwerken, met inbegrip van stadsverwarmingspijpleidingen, netten voor elektriciteitstransmissie en de verbetering van de interconnecties tussen de lidstaten;

d)

energieopslag en de modernisering van energienetwerken, met inbegrip van stadsverwarmingspijpleidingen, netten voor elektriciteitstransmissie en de verbetering van de interconnecties tussen de lidstaten;

e)

de steun aan huishoudens met een laag inkomen, ook in landelijke en afgelegen gebieden, om energiearmoede te verlichten en de verwarmingssystemen van deze huishoudens te moderniseren;

e)

e) de steun aan huishoudens met een laag inkomen, kwetsbare micro- en kleine ondernemingen en mobiliteitsgebruikers, ook in landelijke en afgelegen gebieden, om energie- en mobiliteitsarmoede te verlichten en de verwarmings- en koelingssystemen van deze huishoudens te moderniseren;

f)

een rechtvaardige transitie in koolstofafhankelijke regio’s in de begunstigde lidstaten, om zo de herplaatsing, omscholing en bijscholing van werknemers, en het onderwijs, de initiatieven voor het zoeken naar werk en startups in overleg met de sociale partners te ondersteunen.”;

f)

een rechtvaardige transitie in koolstofafhankelijke regio’s in de begunstigde lidstaten en NUTS3-regio’s, om zo de herplaatsing, omscholing en bijscholing van werknemers, en het onderwijs, de initiatieven voor het zoeken naar werk en startups in overleg met de sociale partners te ondersteunen.”;

g)

de ontwikkeling van de circulaire economie.”.

Wijzigingsvoorstel 21

Artikel 1.21

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De lidstaten bepalen hoe de opbrengsten van de veiling van de in lid 4 bedoelde emissierechten worden gebruikt, met uitzondering van de opbrengsten die overeenkomstig artikel 311, lid 3, VWEU als eigen middelen zijn vastgesteld en in de begroting van de Unie zijn opgenomen. De lidstaten gebruiken hun opbrengsten voor een of meer van de in artikel 10, lid 3, bedoelde activiteiten of voor een of meer van de volgende:

De lidstaten bepalen hoe de opbrengsten van de veiling van de in lid 4 bedoelde emissierechten worden gebruikt, met uitzondering van de opbrengsten die overeenkomstig artikel 311, lid 3, VWEU als eigen middelen zijn vastgesteld en in de begroting van de Unie zijn opgenomen. De lidstaten gebruiken hun opbrengsten voor een of meer van de in artikel 10, lid 3, bedoelde activiteiten of voor een of meer van de volgende:

a)

maatregelen die bedoeld zijn om bij te dragen tot het koolstofvrij maken van de verwarming en koeling van gebouwen of tot de vermindering van de energiebehoeften van gebouwen, met inbegrip van de integratie van hernieuwbare energiebronnen en daarmee samenhangende maatregelen overeenkomstig artikel 7, lid 11, artikel 12 en artikel 20 van Richtlijn 2012/27/EU [verwijzingen te actualiseren aan de hand van de herziene richtlijn], alsmede maatregelen om huishoudens met een laag inkomen in de slechtst presterende gebouwen financiële steun te bieden;

a)

maatregelen die bedoeld zijn om bij te dragen tot het koolstofvrij maken van de verwarming en koeling van gebouwen of tot de verbetering van de energie-efficiëntie van gebouwen, met inbegrip van de integratie van hernieuwbare energiebronnen en daarmee samenhangende maatregelen overeenkomstig artikel 7, lid 11, artikel 12 en artikel 20 van Richtlijn 2012/27/EU [verwijzingen te actualiseren aan de hand van de herziene richtlijn], alsmede maatregelen om huishoudens met een laag inkomen in de gebouwen met de slechtste energieprestatie financiële steun te bieden;

b)

maatregelen om de invoering van emissievrije voertuigen te versnellen of financiële steun te verlenen voor de uitrol van een volledig interoperabele tank- en oplaadinfrastructuur voor emissievrije voertuigen, of maatregelen om een verschuiving naar openbaar vervoer aan te moedigen en multimodaliteit te verbeteren, of om financiële steun te verlenen om de sociale aspecten met betrekking tot vervoersgebruikers met lage en middeninkomens op te vangen.

b)

maatregelen om de invoering van emissievrije voertuigen te versnellen of financiële steun te verlenen voor de uitrol van een volledig interoperabele tank- en oplaadinfrastructuur voor emissievrije voertuigen, of maatregelen om een modale verschuiving van vracht- en personenvervoer naar efficiëntere of energieneutrale vervoerswijzen aan te moedigen, of maatregelen om de energie-efficiëntie van infrastructuur en vervoersdiensten te verbeteren, of om financiële steun te verlenen om de sociale aspecten met betrekking tot mobiliteitsgebruikers met lage en middeninkomens op te vangen.

De lidstaten gebruiken een deel van hun overeenkomstig dit artikel gegenereerde veilingopbrengsten om de sociale aspecten van de handel in emissierechten krachtens dit hoofdstuk op te vangen, waarbij de nadruk vooral ligt op kwetsbare huishoudens, kwetsbare micro-ondernemingen en kwetsbare vervoersgebruikers zoals gedefinieerd in Verordening (EU) 20…/nn [verordening inzake het sociaal klimaatfonds] (*). Wanneer een lidstaat krachtens die verordening bij de Commissie een [sociaal klimaatplan] indient, gebruikt de lidstaat die opbrengsten onder meer om dat plan te financieren.

De lidstaten gebruiken een deel van hun overeenkomstig dit artikel gegenereerde veilingopbrengsten om de sociale aspecten van de handel in emissierechten krachtens dit hoofdstuk op te vangen, waarbij de nadruk vooral ligt op kwetsbare huishoudens, kwetsbare kleine en micro-ondernemingen en kwetsbare mobiliteitsgebruikers zoals gedefinieerd in Verordening (EU) 20…/nn [verordening inzake het sociaal klimaatfonds] (*). Wanneer een lidstaat krachtens die verordening bij de Commissie een [sociaal klimaatplan] indient, gebruikt de lidstaat die opbrengsten onder meer om dat plan te financieren.

De lidstaten voldoen aan de bepalingen van dit lid indien zij een fiscaal of financieel steunbeleid hebben en uitvoeren of reguleringsmaatregelen uitvoeren die financiële steunverlening in de hand werken, dat is opgezet om de in de eerste alinea vermelde doelstellingen te verwezenlijken en dat een waarde heeft die gelijk is aan de opbrengsten uit de in dit hoofdstuk bedoelde veilingen van emissierechten.

De lidstaten stellen vast welk aandeel van de opbrengsten aan de lokale en regionale overheden wordt toegewezen om te worden gebruikt voor een of meer van de in dit lid beschreven maatregelen; dit aandeel bedraagt minstens 20 % van de opbrengsten.

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van het gebruik van de opbrengsten en van de maatregelen die zij op grond van dit lid hebben genomen door deze informatie op te nemen in hun verslagen uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad (**).

De lidstaten en de lokale en regionale overheden voldoen aan de bepalingen van dit lid indien zij een fiscaal of financieel steunbeleid hebben en uitvoeren of reguleringsmaatregelen uitvoeren die financiële steunverlening in de hand werken, dat is opgezet om de in de eerste alinea vermelde doelstellingen te verwezenlijken en dat een waarde heeft die gelijk is aan de opbrengsten uit de in dit hoofdstuk bedoelde veilingen van emissierechten.

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van het gebruik van de opbrengsten en van de maatregelen die zij op grond van dit lid hebben genomen door deze informatie op te nemen in hun verslagen uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad (**).

Wijzigingsvoorstel 22

Artikel 1.21 — artikel 30 decies

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De Commissie brengt tegen 1 januari 2028 verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van de bepalingen van dit hoofdstuk betreffende de doeltreffendheid, het beheer en de praktische toepassing ervan, en ook over de toepassing van de regels van Besluit (EU) 2015/1814 en het gebruik van emissierechten die onder dit hoofdstuk vallen om te voldoen aan de nalevingsverplichtingen van de onder de hoofdstukken II, II bis en III vallende nalevingsentiteiten. Zo nodig voegt de Commissie een voorstel aan het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van dit hoofdstuk bij dit verslag. Tegen 31 oktober 2031 moet de Commissie nagaan of het haalbaar is de sectoren die onder bijlage III vallen, op te nemen in het emissiehandelssysteem, met inbegrip van de in bijlage 1 bij Richtlijn 2003/87/EG genoemde sectoren.”;

De Commissie brengt tegen 1 januari 2028 verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van de bepalingen van dit hoofdstuk betreffende de doeltreffendheid, het beheer en de praktische toepassing ervan, en ook over de toepassing van de regels van Besluit (EU) 2015/1814 en het gebruik van emissierechten die onder dit hoofdstuk vallen om te voldoen aan de nalevingsverplichtingen van de onder de hoofdstukken II, II bis en III vallende nalevingsentiteiten. Voorafgaand aan het verslag wordt er van 1 september 2027 tot 31 oktober 2027 een raadplegingsperiode gehouden. In deze periode zullen de lokale en regionale overheden gericht worden geraadpleegd. Zo nodig voegt de Commissie een voorstel aan het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van dit hoofdstuk bij dit verslag. Tegen 31 oktober 2031 moet de Commissie nagaan of het haalbaar is de sectoren die onder bijlage III vallen, op te nemen in het emissiehandelssysteem, met inbegrip van de in bijlage 1 bij Richtlijn 2003/87/EG genoemde sectoren.”;

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens

COM(2021) 564 final

Wijzigingsvoorstel 23

Overweging 10

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Bestaande mechanismen om het risico van koolstoflekkage aan te pakken in sectoren of subsectoren die een dergelijk risico lopen, zijn de tijdelijke gratis toewijzing van EU-ETS-emissierechten en de financiële maatregelen ter compensatie van indirecte-emissiekosten die voortvloeien uit broeikasgasemissiekosten die in elektriciteitsprijzen worden doorberekend, zoals vastgesteld in respectievelijk artikel 10 bis, lid 6, en artikel 10 ter van Richtlijn 2003/87/EG. De gratis toewijzing in het EU-ETS verzwakt echter het prijssignaal dat het systeem aan de betrokken installaties geeft in vergelijking met volledige veiling en ondergraaft zo de stimulansen voor investeringen in verdere emissiereductie.

Bestaande mechanismen om het risico van koolstoflekkage aan te pakken in sectoren of subsectoren die een dergelijk risico lopen, zijn de tijdelijke gratis toewijzing van EU-ETS-emissierechten en de financiële maatregelen ter compensatie van indirecte-emissiekosten die voortvloeien uit broeikasgasemissiekosten die in elektriciteitsprijzen worden doorberekend, zoals vastgesteld in respectievelijk artikel 10 bis, lid 6, en artikel 10 ter van Richtlijn 2003/87/EG. De gratis toewijzing in het EU-ETS verzwakt echter het prijssignaal dat het systeem aan de betrokken installaties geeft in vergelijking met volledige veiling en ondergraaft zo de stimulansen voor investeringen in verdere emissiereductie. Een geleidelijke afschaffing van de gratis toewijzingen moet dan ook efficiënt en tijdig worden gerealiseerd, conform de doelstellingen van de Europese klimaatwet, en meer bepaald het “Fit for 55”-pakket.

II. BELEIDSAANBEVELINGEN

HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S (CvdR)

1.

wijst erop dat de EU zich met de ondertekening van de Overeenkomst van Parijs heeft verbonden tot de doelstelling van mondiale nettoklimaatneutraliteit tegen 2050. Die doelstelling is inmiddels in de Europese klimaatwet vastgelegd. Het Europees Comité van de Regio’s (CvdR) is ingenomen met de ongekende milieuambities van de Europese Commissie en met haar krachtdadige inzet voor de transitie naar een duurzamere samenleving en economie, waarvan het CvdR het “Fit for 55”-pakket als bewijs beschouwt. Het CvdR benadrukt dat de emissiereductiedoelstellingen vergezeld moeten gaan van doelstellingen inzake energie-efficiëntie en hernieuwbare energie, een heroverweging van het landgebruik (om de natuurlijke koolstofvastlegging onmiskenbaar te verhogen) alsook andere doelstellingen uit de Europese Green Deal, om een rechtvaardige en duurzame transitie te waarborgen.

2.

Met een robuuste maar geleidelijk ingevoerde koolstofprijs kan aan het bedrijfsleven een duidelijk signaal worden gegeven en kan de transitie zo kosteneffectief mogelijk worden gestimuleerd. Ook wijst het CvdR erop dat er behoefte is aan doeltreffende interactie tussen het herziene ETS en het mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens (CBAM), mogelijk in combinatie met andere ondersteunende maatregelen van de EU, teneinde in de EU-regio’s voor een klimaatneutrale, concurrerende economie te zorgen, met name in regio’s waar energie-intensieve industrieën een duurzame transformatie ondergaan.

3.

Het CvdR erkent dat deze ongelijkheden nog groter kunnen worden in het licht van de aanhoudende sterke stijging van de energieprijzen en de geopolitieke instabiliteit die nog wordt verergerd door de oorlog in Oekraïne. Het is ingenomen met de voorstellen van de Commissie om deze risico’s aan te pakken, zoals uiteengezet in de mededeling over REPowerEU, maar beklemtoont dat sommige instrumenten, zoals een hogere belasting op onverwachte winsten (“windfall profits”), wellicht niet volstaan om betrouwbare steun te bieden, en dringt dan ook aan op oplossingen voor de langere termijn.

4.

Milieucrises vergroten de ongelijkheid, en ongelijkheid leidt tot meer milieuschade. Daarom moet het beleid ter vermindering van de uitstoot van broeikasgassen ook de rechtvaardigheid in onze samenlevingen en regio’s vergroten.

5.

Het CvdR onderschrijft dat alle sectoren van de economie aan de overgang naar klimaatneutraliteit en het verminderen van de emissies moeten bijdragen en dat het EU-ETS een aanzienlijke bijdrage zou kunnen leveren als het beginsel dat de vervuiler betaalt zou worden uitgebreid tot alle sectoren die eronder vallen. Mobiliteit is verantwoordelijk voor een kwart van de CO2-uitstoot in de EU, terwijl de gebouwensector goed is voor 40 % van het energieverbruik in Europa. Het CvdR wijst er echter op dat de invoering van koolstofbeprijzing in deze sectoren delicaat is en niet mag resulteren in lasten voor de meest kwetsbare huishoudens, kleine en micro-ondernemingen en mobiliteitsgebruikers, ook in landelijke en afgelegen gebieden.

6.

Het CvdR dringt erop aan dat de lokale en regionale overheden, als de bestuursniveaus met belangrijke bevoegdheden in beide sectoren, bij de uitrol, evaluatie en herziening van het nieuwe ETS voor wegvervoer en gebouwen (ETS II) worden betrokken. Het onderstreept dat de uitstoot van broeikasgassen door de vervoerssector in de EU sinds 2013 gestaag is toegenomen en dat het koolstofvrij maken van de gebouwensector van groot belang voor de emissiereductie blijft. Mochten de medewetgevers besluiten niet door te gaan met ETS II zoals gepland in het Commissievoorstel, dan dient het huidige ETS verder te worden versterkt om de sectoren wegvervoer en gebouwen aan te pakken.

7.

Het erkent ten volle dat koolstofbeprijzingsinstrumenten nodig zijn om de groter geworden klimaatambities van de EU te ondersteunen, maar is zeer bezorgd over de mogelijke verdelingseffecten daarvan en benadrukt dat alle dimensies van duurzame ontwikkeling — economische, ecologische, sociale en culturele — in aanmerking moeten worden genomen. In dit verband pleit het voor de inachtneming van ten minste drie beginselen:

solidariteit en billijkheid tussen de EU-lidstaten bij de tenuitvoerlegging. Koolstofbeprijzing moet de verschillen tussen de lidstaten in aanmerking nemen waar het gaat om de omvang van de uitdaging voor de lokale en regionale economieën;

solidariteit en billijkheid binnen de lidstaten. Het effect van koolstofbeprijzingsinstrumenten op kwetsbare groepen in de samenleving en op huishoudens met lagere inkomens moet worden aangepakt, niet alleen wat betreft betaalbaarheid, maar evenzeer in termen van toegang tot bepaalde goederen/diensten om in hun behoeften te voorzien (energie, koeling en verwarming, vervoer en mobiliteit enz.);

aandacht voor de territoriale gevolgen van dergelijk beleid, niet alleen voor afgelegen of perifere gebieden, maar meer in het algemeen voor die gebieden binnen de EU die reeds een ingrijpende transformatie ondergaan wat betreft hun sociale en economische ontwikkeling (“achtergebleven gebieden”, industriegebieden die het noodzakelijke transformatieproces ondergaan), voor de ultraperifere gebieden, alsmede voor plattelandsgebieden.

8.

Het CvdR juicht het aangekondigde sociaal klimaatfonds toe als middel om de negatieve gevolgen voor de meest kwetsbare huishoudens, kleine en micro-ondernemingen en mobiliteitsgebruikers te compenseren en voor een sociaal duurzame ontwikkeling te zorgen. Het onderstreept dat de thans in het kader van de herziening van het bestaande ETS geplande financiering ontoereikend is om een werkelijk rechtvaardige overgang te waarborgen. Overwogen zou moeten worden om inkomsten die buiten het ETS II vallen, voor het sociaal klimaatfonds te bestemmen. Het CvdR stelt voor om inkomsten voor het sociaal klimaatfonds bijeen te brengen vóórdat er met de uitvoering van het ETS II wordt begonnen.

9.

Het is belangrijk om de herverdelingseffecten van het mechanisme en de werking, het beheer en de maatregelen van het sociaal klimaatfonds nauwgezet te evalueren en daarbij vooral naar de gevolgen en voordelen voor de meest kwetsbare burgers op lokaal en regionaal niveau te kijken en de economisch zwakste huishoudens beter in kaart te brengen, zodat de tijdelijke rechtstreekse inkomenssteun precies kan worden gericht op degenen die er het meest behoefte aan hebben. In dit verband moeten de maatregelen binnen de afzonderlijke sociale klimaatplannen en de toewijzing van middelen uit het fonds zelf erop gericht zijn de groene transitie te versnellen, maar zij mogen niet ten koste van de sociale en territoriale samenhang gaan en evenmin afbreuk doen aan de bescherming van de meest kwetsbare burgers.

10.

Het moderniseringsfonds moet worden gebruikt om duurzame ontwikkeling te schragen, en hierbij dienen inspanningen om de vitaliteit van kwetsbare groepen en gebieden te vergroten voorop te staan. In het licht van de enorme economische, sociale en geografische verschillen binnen de EU moet ervoor gezorgd worden dat het moderningsfonds ook toegankelijk is voor NUTS3-regio’s in lidstaten met aanzienlijke interne onevenwichtigheden.

11.

Het CvdR zou graag zien dat de lokale en regionale overheden bij de verdeling van de ETS-opbrengsten worden betrokken. Lokale en regionale overheden spelen een zeer significante rol bij de uitvoering van het beleid ter bestrijding van en aanpassing aan de klimaatverandering. Europese regio’s en steden zijn belangrijke innovatoren en aanjagers van maatschappelijke veranderingen en moeten in staat worden gesteld om meer aan de groene transitie bij te dragen, met name wat het nieuwe ETS II betreft.

12.

Het CvdR is ingenomen met de implementatie van de marktstabiliteitsreserve als middel om het overschot en het tekort aan emissierechten te beheren, alsook met de regeling inzake de verhandeling van emissierechten bij vooruitgeschoven veilingen om de gevolgen van de invoering van het nieuwe ETS II voor de prijzen en de liquiditeit te verzachten. Het wijst er echter nog eens op dat de reserve gepaard moet gaan met een aanvullend mechanisme om emissierechten permanent te schrappen, teneinde een bodemprijs te creëren die strookt met de klimaatdoelstellingen van de EU voor 2030 en 2050.

13.

Het Comité betreurt dat de Commissie in haar voorstel geen rekening houdt met het reële risico op koolstoflekkage in het internationale zeeverkeer naar havens in derde landen die in de buurt van Europese havens liggen. Deze lekkage zal schadelijke gevolgen hebben voor de havenactiviteiten en bijgevolg voor de logistieke ketens van de lidstaten zelf; het kan dan onder meer gaan om banenverlies, verstoring van de markt en de vrije concurrentie, verminderde connectiviteit van de Europese havens en verzwakking van de concurrentiepositie van onze industrie in het algemeen. Ook zou deze situatie gevolgen hebben voor het beginsel van Europese strategische autonomie en de veiligheid en controle van de logistieke keten en de levering van goederen vanuit/naar de EU; schepen zouden er immers toe worden aangezet goederen over te laden in havens van derde landen met logistieke en economische prioriteiten en belangen die niet noodzakelijk afgestemd zijn op die van de EU.

14.

Het voorstel tot vaststelling van een mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens (CBAM) om wereldwijde klimaatactie te stimuleren, wordt door het CvdR positief onthaald. Wel moet ervoor gezorgd worden dat dit mechanisme wordt ingebed in een bredere industriestrategie van de EU die gericht is op de bevordering van klimaatneutrale investeringen, de totstandbrenging van een gunstig EU-rechtskader en leidende markten voor klimaatneutrale producten, met inbegrip van het faciliteren van “carbon contracts for difference” om de betrokken sectoren koolstofvrij te maken, en dat nieuwe praktijken zo spoedig mogelijk worden ingevoerd. Het gratis toewijzen van ETS-rechten (19) moet daarom geleidelijk worden afgeschaft voor sectoren die onder het CBAM vallen, en worden vervangen door het veilen van alle emissierechten, want dit zal waarborgen dat de WTO-regels in acht worden genomen.

15.

Het CvdR onderstreept het bijzondere belang van een versterkt innovatiefonds dat de noodzakelijke, klimaatneutrale transformatie van energie-intensieve industrieën in EU-regio’s die onder het EU-ETS en het CBAM vallen ondersteunt door de ontwikkeling van innovatieve, klimaatneutrale producten zoals groen staal te bevorderen. Het benadrukt dat de voornaamste hinderpalen voor het koolstofarm maken van de economie niet alleen met een gebrek aan technologische innovatie verband houden en stelt daarom voor de werkingssfeer uit te breiden tot maatregelen met een hoog reductiepotentieel op niet-technologische gebieden, zoals creatieve en innovatieve samenwerkingsmethoden, beroepsopleiding en circulariteit, die benadeeld worden door ETS-stimulansen waarin de nadruk op industriële output ligt.

16.

Ook moeten de regelgevings- en controlemechanismen worden verbeterd om te voorkomen dat er met de CO2-prijs wordt gespeculeerd, want dit kan voor zowel de energieprijzen als de getroffen sectoren aanzienlijke gevolgen hebben.

17.

Het CvdR vindt het een goede zaak dat de opbrengsten van het hervormde ETS worden gericht op de financiering van klimaatneutraliteitsmaatregelen (bijv. om meer geld beschikbaar te stellen voor het innovatiefonds, het moderniseringsfonds en het sociaal klimaatfonds en om vaart te zetten achter het gebruik van hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en circulariteit), en niet mogen worden gebruikt om de algemene EU-begroting in haar geheel te spekken. Het dringt erop aan dat voor de CBAM-opbrengsten dezelfde aanpak wordt gevolgd.

18.

Het CvdR pleit voor een dynamisch CBAM waarvan de sectorale werkingssfeer en de emissiedekking regelmatig worden herzien, teneinde te kunnen omgaan met technologische, regelgevings- en marktveranderingen, rekening houdend met de lokale en regionale gevolgen van het mechanisme. Het CvdR is bereid om de territoriale impact van het CBAM te helpen beoordelen.

19.

Ook moeten de regelgevings- en controlemechanismen worden verbeterd om te voorkomen dat er met de CO2-prijs wordt gespeculeerd, want dit kan voor zowel de energieprijzen als de getroffen sectoren aanzienlijke gevolgen hebben.

20.

Het CvdR is er zeer mee ingenomen dat de Europese Commissie subsidiariteitsbeoordelingsschema’s heeft gevoegd bij het voorstel voor een nieuwe ETS-regeling en de ontwerpverordening tot vaststelling van het CBAM (20). De redenering met betrekking tot de Europese meerwaarde van de voorstellen en de invoering van maatregelen op basis van de bevoegdheden van de EU op het gebied van klimaatverandering zoals vastgelegd in de artikelen 191 tot en met 193 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) sluiten aan op de door het CvdR zelf vastgestelde volledige verenigbaarheid van de voorstellen met het subsidiariteitsbeginsel.

Brussel, 28 april 2022.

De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

Apostolos TZITZIKOSTAS


(1) Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).

(2) Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).

(3) Richtlijn 96/61/EG van de Raad van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (PB L 257 van 10.10.1996, blz. 26).

(4) Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17).

(5) Richtlijn 96/61/EG van de Raad van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (PB L 257 van 10.10.1996, blz. 26).

(6) Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17).

(7) Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de Richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 114).

(8) Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de Richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 114).

(9) [verwijzing naar de FuelEU Zeevaart-verordening toevoegen].

(10) [verwijzing naar de FuelEU Zeevaart-verordening toevoegen].

(11) COM(2020) 562 final.

(12) COM(2020) 562 final.

(13) Gegevens uit 2018. Eurostat, SILC [ilc_mdes01].

(14) Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1).

(15) [Verwijzing naar de verordening tot oprichting van het sociaal klimaatfonds toevoegen].

(16) Gegevens uit 2018. Eurostat, SILC [ilc_mdes01].

(17) Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1).

(18) [Verwijzing naar de verordening tot oprichting van het sociaal klimaatfonds toevoegen].

(19) In het kader van het emissiehandelssysteem van de EU moeten bedrijven emissierechten verwerven om hun koolstofemissies te dekken. Gratis toewijzing is ingesteld als overgangsmethode voor de toewijzing van emissierechten, in tegenstelling tot de standaardmethode (veilen). Gratis toegewezen emissierechten vertegenwoordigen echter nog steeds meer dan 40 % van het totale aantal beschikbare emissierechten.

(20) https://www.europarl.europa.eu/RegData/docs_autres_institutions/commission_europeenne/swd/2021/0552/COM_SWD(2021)0552_EN.pdf