Home

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de invloed van vennootschapsbelasting op corporate governance (initiatiefadvies)

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de invloed van vennootschapsbelasting op corporate governance (initiatiefadvies)

6.4.2022

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 152/13


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de invloed van vennootschapsbelasting op corporate governance

(initiatiefadvies)

(2022/C 152/03)

Rapporteur:

Krister ANDERSSON

Besluit van de voltallige vergadering

25.3.2021

Rechtsgrondslag

Artikel 32, lid 2, van het reglement van orde

Initiatiefadvies

Resolutie

Bevoegde afdeling

Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang

Goedkeuring door de afdeling

23.11.2021

Goedkeuring door de voltallige vergadering

8.12.2021

Zitting nr.

565

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

223/4/11

1. Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het EESC is van mening dat de respons van de particuliere sector op het herstelplan en NextGenerationEU van essentieel belang zal zijn om daadwerkelijk en op doeltreffende wijze tot een groenere en gedigitaliseerde economie te komen. Het overheidsbeleid moet daarom voorzien in passende stimulansen. Het economische beleid, in het bijzonder het fiscaal beleid en het beleid op het gebied van corporate governance, moet efficiënte besluitvorming en een efficiënte toewijzing van middelen waarborgen en bijdragen aan het bereiken van de sociale doelstellingen.

1.2.

Het EESC acht het voor een duurzame groene en gedigitaliseerde economie noodzakelijk dat de fiscale ongelijkheid tussen vreemd en eigen vermogen wordt weggenomen.

1.3.

Het EESC vraagt de lidstaten met aandrang in hun belastingstelsels een neutralere aanpak te hanteren waar het gaat om de financiering met vreemd vermogen en de financiering met eigen vermogen. Dit zou de diversificatie van financieringsbronnen bevorderen en de Europese economie veerkrachtiger maken.

1.4.

Het EESC is ingenomen met de initiatieven die de Europese Commissie heeft genomen om in het eerste kwartaal van 2022 maatregelen voor te stellen die de fiscale ongelijkheid tussen vreemd en eigen vermogen wegnemen.

1.5.

Het EESC benadrukt dat een goed functionerende kapitaalmarkt van essentieel belang is voor nieuwe bedrijven en voor investeerders die investeringsmogelijkheden zoeken op het gebied van vergroening en digitalisering. Het roept derhalve op tot verdere stappen om de kapitaalmarktenunie te voltooien.

1.6.

Investeringen in nieuwe, groene technologie worden als zeer riskant beschouwd en daarom wordt vaak gebruikgemaakt van aandelenfinanciering. Dividenden helpen de liquiditeit op de markt te vergroten, ook al kunnen zij worden beschouwd als te veel op de korte termijn gericht, en vormen een belangrijke financieringsbron.

1.7.

Het EESC is van mening dat kapitaalmarkten en particuliere middelen van cruciaal belang kunnen zijn om ondernemingen aan te moedigen stappen te zetten voor een duurzame groenere en gedigitaliseerde economie. Iedere beleidsmaatregel van de Europese wetgever met betrekking tot belastingheffing, vennootschapsrecht en corporate governance moet dit in de hand werken.

1.8.

Het EESC merkt op dat het nationale vennootschapsrecht — onder invloed van de richtlijnen en verordeningen van de EU — integrerend deel uitmaakt van het rechtsstelsel in iedere lidstaat en dat is vastgelegd welke rechten en verantwoordingsplichten er aan de verschillende niveaus in de rechtsstructuur verbonden zijn. De regels inzake de samenstelling van de raden van bestuur moeten specifiek zijn afgestemd op elk afzonderlijk land, zodat de eigenaars kunnen beslissen.

1.9.

Het EESC spoort de Europese Commissie aan concrete initiatieven te ontplooien om vergelijkbare koolstofheffingen vast te stellen in de lidstaten teneinde de inspanningen met het oog op een daadwerkelijke vermindering van de CO2-niveaus te harmoniseren. Idealiter zouden er voor de gehele interne markt van de EU uniforme voorwaarden worden geschapen met betrekking tot de te belasten uitstoot/verminderingen, en met betrekking tot de specifieke methoden en belastingtarieven om dezelfde effecten te sorteren op het CO2-niveau in de atmosfeer.

1.10.

Het EESC herhaalt dat de lidstaten met name een breed en symmetrisch beleid inzake milieubelastingen zouden moeten voeren om het effect van CO2 op de opwarming van de aarde aan te pakken. Er zouden belastingen met zowel positieve als negatieve tarieven moeten worden ingevoerd. De opbrengsten uit CO2-belastingen moeten worden gebruikt om stimulansen voor CO2-verminderingstechnieken op lokaal, regionaal en nationaal niveau te financieren.

1.11.

Het EESC merkt op dat terwijl de verkoop van bosbouwproducten als inkomen wordt belast voor de eigenaar, moet worden erkend dat de aanplant van bomen en de groei van bossen de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer beperkt en dus, in een symmetrische fiscale aanpak van de opwarming van de aarde, moet worden aangemoedigd met een negatieve CO2-belasting. Dit zou een belangrijke maatregel zijn om de klimaatdoelstellingen te verwezenlijken.

1.12.

Het EESC onderstreept de noodzaak van een universeel akkoord over en een wereldwijd gecoördineerde uitvoering van het belastingpakket van de OESO/G20. Om de digitalisering van de Europese economie te bevorderen is het van belang dat unilaterale regels in Europa niet verhinderen dat nieuwe bedrijfsmodellen verder worden aangepast.

2. Inleiding

2.1.

De COVID-19-pandemie heeft in de Europese economie voor een schok gezorgd, zowel aan de aanbodzijde als gevolg van de verstoring van de toeleveringsketens, als aan de vraagzijde als gevolg van een geringere consumentenvraag. Hierdoor zijn de investeringen door Europese ondernemingen tijdens de pandemie aanzienlijk gedaald, terwijl het totale bedrag aan bankdeposito’s is toegenomen.

2.2.

Het herstel komt echter goed op gang en krijgt geleidelijk meer vaart. Teneinde de Europese economie te hervormen in overeenstemming met het streven van de Commissie om tot een meer duurzame, groene en gedigitaliseerde economie te komen, moeten investeringen de milieudoelstellingen ondersteunen en moet de digitalisering de productiviteitsverhoging schragen, rekening houdend met de transformatie van de arbeidsmarkt. Zowel private als publieke initiatieven zijn noodzakelijk om de milieu-, economische en sociale doelstellingen te verwezenlijken.

2.3.

De langetermijnbegroting van de EU omvat onder meer het herstelplan en NextGenerationEU, en nog nooit eerder werd in Europa een publiek stimuleringspakket van deze omvang gefinancierd.

2.4.

De respons in de particuliere sector zal van essentieel belang zijn om daadwerkelijk en op doeltreffende wijze tot een groenere en gedigitaliseerde economie te komen. Het overheidsbeleid moet daarom voorzien in passende stimulansen. Het economisch beleid, in het bijzonder het fiscaal beleid en het beleid op het gebied van corporate governance, moet efficiënte besluitvorming en een efficiënte toewijzing van middelen waarborgen.

2.4.1.

Voor de middelen die aan de lidstaten zijn toegewezen als reactie op de COVID-19-pandemie, moeten sleutelindicatoren worden vastgesteld om te begrijpen hoe het geïnvesteerde geld in elke lidstaat wordt besteed (1).

2.5.

De internationale situatie op het gebied van belastingen ondergaat de grootste transformatie in honderd jaar. De belastbare winst van enkele van de grootste bedrijven zal van de vestigingsplaats verschuiven naar het land waar de verkoop plaatsvindt, de goederen worden geleverd en de diensten worden verleend. Voorts zijn 136 landen in het zgn. inclusief kader van de OESO een daadwerkelijk minimumtarief voor de vennootschapsbelasting van 15 % overeengekomen. Een andere belangrijke wijziging is dat de btw in Europa zal worden geheven op basis van het bestemmingsbeginsel.

3. Het belang van passende stimulansen

3.1.

Om milieudoelstellingen te halen moeten er voor ondernemingen, huishoudens en investeerders passende stimulansen komen in de vorm van prijzen die rekening houden met schaarste en externaliteiten. Economische beleidsmaatregelen met economische of sociale doelstellingen moeten tot uiting komen in de prijzen waarmee particuliere en publieke investeerders op de markt worden geconfronteerd.

3.2.

In vennootschapsbelastingstelsels krijgt financiering met vreemd vermogen evenwel een voordeligere behandeling dan financiering met eigen vermogen, in de zin dat rentebetalingen fiscaal aftrekbaar zijn, maar de kosten die verbonden zijn aan financiering met eigen vermogen niet. Dit leidt tot een groter hefboomeffect (schuldniveau) en bijgevolg een grotere kwetsbaarheid van ondernemingen in perioden van onrust op economisch gebied.

3.3.

Voor een duurzame groene en gedigitaliseerde economie is het noodzakelijk dat de ongelijkheid tussen vreemd en eigen vermogen wordt aangepakt. Dividenden, die dubbel worden belast (eerst op het niveau van de onderneming en vervolgens op het niveau van de aandeelhouder), zijn niet alleen belangrijk als inkomsten voor gepensioneerden en voor de financiering van onderzoeksinstellingen, maar met name ook als financieringsbron voor greenfieldinvesteringen.

3.4.

Investeringen in nieuwe, groenere investeringsprojecten gelden als zeer risicovol. Aandelenfinanciering is daarom de financieringsbron waar de voorkeur naar uitgaat. Om te bevorderen dat de particuliere sector meer gaat investeren in vergroening en digitalisering is het belangrijk dat belemmeringen voor bronnen van nieuw investeringskapitaal worden opgeheven.

3.5.

Een goed functionerende kapitaalmarkt is van essentieel belang voor nieuwe bedrijven en voor investeerders die investeringsmogelijkheden zoeken op het gebied van vergroening en digitalisering. Cruciaal in dit verband is de beschikbaarheid van kapitaal. Dividenden helpen de liquiditeit op de markt te verhogen.

3.6.

Duurzaamheid is al een belangrijke door de markt aangestuurde factor voor het concurrentievermogen, die essentieel is voor ondernemingen om klanten, werknemers en investeerders aan te trekken. Aandacht voor duurzaamheid is een goede zaak voor ondernemingen om op de lange termijn te kunnen overleven. Regelgevingsinstrumenten moeten zo worden opgezet dat zij bijdragen aan het bereiken van deze doelstellingen en in overeenstemming zijn met de basisbeginselen van de wijze waarop ondernemingen functioneren.

3.7.

Er mag geen inmenging zijn in het dividendbeleid en er mag geen ongepaste invloed worden uitgeoefend op de samenstelling van raden van bestuur of op de vaststelling van de bestuurdersaansprakelijkheid ten aanzien van een onderneming, maar passende stimulansen voor een groenere economie zijn wel noodzakelijk. Bij het bestuur van een onderneming moet rekening worden gehouden met maatschappelijk verantwoord ondernemen, relevante Europese richtlijnen en de OESO-richtlijnen voor multinationals.

3.8.

De opwarming van de aarde is een kwestie die ons allen aangaat en ondernemingen zouden de juiste marktprijs voor emissies moeten betalen en de CO2-uitstoot in de atmosfeer moeten verminderen. Dit betekent dat er naast belastingen op CO2-uitstoot ook subsidies nodig zijn voor activiteiten waarmee de uitstoot in de atmosfeer wordt verminderd.

3.9.

Eveneens belangrijk voor het halen van de doelstellingen van een groenere en gedigitaliseerde economie is het heffen van belastingen op bedrijven die steeds meer gedigitaliseerd zijn. Er is een mondiale, op consensus gebaseerde oplossing nodig. Naar verwachting zal er vóór het eind van het jaar een brede overeenkomst worden gesloten. Belastingen op digitale diensten mogen geen negatieve impact op innovatie hebben of investeringen in digitale technologieën ontmoedigen.

4. De onevenwichtige behandeling van vreemd en eigen vermogen in de vennootschapsbelasting

4.1.

De onevenwichtige behandeling van vreemd en eigen vermogen in de vennootschapsbelastingstelsels heeft een impact op de sociaal-economische kosten en op de verhouding eigen/vreemd vermogen van ondernemingen en de corporate governance. Een te grote afhankelijkheid van financiering met vreemd vermogen kan het bereiken van de doelstellingen van de Europese Commissie in de weg staan, aangezien bedrijven hierdoor financieel kwetsbaar worden. Een en ander zal een negatieve invloed hebben op de mogelijke ontwikkeling van nieuwe en riskante groene investeringsplannen. Het vermogen om dividenden uit te keren die beleggers ertoe kunnen overhalen om in nieuwe projecten te investeren, zal minder groot zijn.

4.2.

Met de huidige belastingregels is de rente die op leningen wordt betaald aftrekbaar van de heffingsgrondslag, terwijl dat niet het geval is voor financiering met eigen kapitaal. Het eigen kapitaal bestaan uit twee delen: uitbetaalde dividenden en vermogenswinsten. Door de huidige nationale regels is financiering met vreemd vermogen duidelijk voordeliger dan financiering met eigen vermogen.

4.3.

Bedrijven een specifieke aftrek toekennen zodat investeringen met eigen vermogen een fiscale behandeling krijgen die meer vergelijkbaar is met die van investeringen met vreemd vermogen, kan de kwetsbaarheid van ondernemingen verminderen en een goede maatregel zijn om duurzame, groenere en digitale investeringen te bevorderen.

4.4.

Vermeldenswaard is dat als de wettelijke vennootschapsbelastingtarieven stijgen, het voor een bedrijf economisch beter is om te investeren met gebruikmaking van leningen. Hierdoor zullen bedrijven worden aangemoedigd nog meer te kiezen voor financiering met vreemd vermogen. Een hogere inflatie en hogere rentevoeten zullen een vergelijkbaar effect hebben, in die zin dat ze er verder toe zullen aanzetten om te investeren via leningen.

4.5.

Het EESC vraagt de lidstaten met aandrang in hun belastingstelsels een neutralere aanpak te hanteren waar het gaat om de financiering met vreemd vermogen en de financiering met eigen vermogen. Dit zou de diversificatie van financieringsbronnen bevorderen en de Europese economie veerkrachtiger maken.

4.6.

In de voorgestelde herziene richtlijn betreffende een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting van 2016 werd een aftrek voor groei en investeringen geïntroduceerd om de ongelijke behandeling van schuld- en eigenvermogensinstrumenten te verminderen en investeringen in O & O te bevorderen. Om de aftrek voor groei en investeringen te realiseren, zou de toename van eigen vermogen onder bepaalde voorwaarden aftrekbaar worden gemaakt van de heffingsgrondslag (2).

4.7.

De Europese Commissie heeft aangekondigd dat in het eerste kwartaal van 2022 een ontwerprichtlijn inzake het aanpakken van de onevenwichtige behandeling van vreemd en eigen vermogen zal worden gepresenteerd (3). Het EESC kijkt ernaar uit om een gedetailleerd voorstel te ontvangen en daarop zijn reactie te geven.

5. Corporate governance in het vennootschapsrecht

5.1.

Naast belastingen kan ook regelgeving het effect van op andere wijze gecreëerde stimulansen verhogen of verminderen. Directe regelgeving op het gebied van eigendom en de mogelijkheid voor investeerders en raden van bestuur om fondsen naar believen te benutten, kunnen het moeilijker maken om nastrevenswaardige doelstellingen te halen.

5.2.

Voor een goed functionerende economie is het van belang dat er passende voorschriften en regelgeving worden toegepast met betrekking tot de werking van ondernemingen en markten. Aandeelhouders zouden het management van een onderneming ter verantwoording moeten roepen als middelen worden gebruikt voor persoonlijk gewin en niet voor het verhogen van de waarde van de onderneming (4). Een aantal wetten regelen aanvaardbaar ondernemingsgedrag wat betreft de bestrijding van belastingfraude, belastingontwijking en het witwassen van geld (5), evenals uitgebreide overeenkomsten over marktcodes inzake ondernemingsgedrag in de lidstaten. Zoals aangekondigd in de Europese Green Deal en de mededeling van de Commissie inzake het herstelplan met betrekking tot de COVID-19-pandemie, is het belangrijk dat duurzaamheid wordt ingebed in het corporate-governancekader. De Commissie heeft een openbare raadpleging georganiseerd om de standpunten van belanghebbenden te verzamelen met betrekking tot een mogelijk initiatief inzake duurzame corporate governance (6).

5.3.

Het EESC deelt het streven naar een groenere, gedigitaliseerde Europese economie, met billijkheid, groei en effectieve belastingheffing, waardoor een klimaat wordt geschapen dat bevorderlijk is voor investeringen en een banenrijke groei. Om investeringsstromen om te buigen, is het van het grootste belang dat er kapitaal beschikbaar is voor de nieuwe groene economie. De beschikbaarheid van investeerbare middelen, samen met regelgevingszekerheid en handhaving van de rechtsstaat, is belangrijk om de transformatie van de Europese economie te doen slagen.

5.4.

Het EESC deelt het standpunt van de Commissie dat ondernemingen zouden moeten bijdragen aan de verwezenlijking van een groenere, duurzame en gedigitaliseerde economie en de focus in dat verband moet liggen op langetermijndoelstellingen en een eerlijke verdeling tussen landen en burgers.

5.5.

Het EESC is er vast van overtuigd dat de uiteindelijke controle over de bedrijfsactiviteiten bij de aandeelhouders moet liggen en dat zij daarover ook verantwoording moeten afleggen. De eigenaars van een onderneming moeten verantwoordingsplicht hebben. De huidige nationale systemen met corporate-governancecodes en vennootschapswetgeving steunen op aandeelhouders, die de eigenaars van de onderneming zijn en uiteindelijk controle hebben over de strategieën en prioriteiten van de onderneming doordat zij de raad van bestuur van de onderneming benoemen. De aansprakelijkheid houdt in dat aandeelhouders verantwoordelijk zijn voor de financiële situatie en gedragingen van de onderneming en dat ze vermogen moeten kwijtraken als de onderneming met verliezen wordt geconfronteerd. Dit gevestigde basisbeginsel mag niet worden gewijzigd of ondermijnd.

5.6.

Het spreekt voor zich dat ondernemingen zowel in hun dagelijkse activiteiten als bij hun investeringsbesluiten naar behoren rekening moeten houden met langetermijndoelstellingen en positieve maatschappelijke externaliteiten. Dit wordt in toenemende mate opgelegd door marktnormen, sectorale voorschriften inzake productie en investeerders over de hele wereld, die vaak de toepassing van ESG-standaarden in ondernemingen als eis stellen (7).

5.7.

Het nationale vennootschapsrecht maakt onder invloed van de richtlijnen en verordeningen van de EU integrerend deel uit van het rechtsstelsel in iedere lidstaat, waarbij is vastgelegd welke rechten en verantwoordingsplichten er aan de verschillende niveaus in de rechtsstructuur verbonden zijn. De regels inzake de samenstelling van de raden van bestuur moeten ook eigen zijn aan ieder land. EU-governance en -aanbevelingen moeten zorgen voor eerlijke concurrentie en billijke waarden met betrekking tot het gedrag van een onderneming.

5.8.

Om de rol te faciliteren die particuliere middelen moeten spelen ten behoeve van de prioriteiten van de Commissie, is het van cruciaal belang dat het kapitaal niet vergrendeld zit in ondernemingen en dat middelen makkelijk geïnvesteerd kunnen worden in sectoren die door de EU als essentieel zijn aangemerkt.

5.9.

Een goed functionerende kapitaalmarkt in de EU is met name essentieel voor nieuwe investeringen. Het EESC roept derhalve op tot verdere stappen om de kapitaalmarktenunie te voltooien (8).

5.10.

De liquiditeit van de kapitaalmarkt is belangrijk om ervoor te zorgen dat wordt geïnvesteerd. Dividenden, ook al kunnen zij worden beschouwd als te veel op de korte termijn gericht, dragen ertoe bij dat middelen beschikbaar zijn voor nieuwe investeringen in de groene en de digitale sector (9). Zij zijn daarom van cruciaal belang voor een goed functionerende kapitaalmarkt wanneer zij worden geïnvesteerd, hetzij in nieuwe ondernemingen, hetzij in de onderneming die het dividend uitkeert. Indien aan investeerders dividenden worden uitbetaald, kunnen zij er altijd voor kiezen opnieuw te investeren in de onderneming in kwestie of in een andere onderneming. Indien opbrengsten worden ingehouden, kan de investeerder echter niet anders dan aandelen te liquideren om in nieuwe ondernemingen te kunnen investeren. Het is misschien goed voor gevestigde ondernemingen en investeerders als ingehouden kapitaal in waarde stijgt, maar er zullen hierdoor geen nieuwe middelen beschikbaar komen voor nieuwe ondernemingen of greenfieldinvesteringen.

5.11.

De uitbetaling van dividenden stelt investeerders in staat hun investeringsstrategie voortdurend te verfijnen en bij te dragen aan groene, duurzame, ethische en digitale projecten. Dit is in veel gevallen al gebleken op kapitaalmarkten en op het gebied van private equity (bijvoorbeeld bij investeringen in batterijproductie voor elektrische auto’s of bij koolstofvrije staalproductie).

5.12.

Nieuwe bedrijven moeten ten volle kunnen groeien en financiering kunnen zoeken op basis van dividenden die in oudere, bestaande bedrijven aan aandeelhouders worden uitbetaald, zodat kapitaal opnieuw kan worden toegewezen, overeenkomstig de prioriteiten van de Commissie. Belastingprikkels voor nieuwe, groene investeringen kunnen worden overwogen.

5.13.

Het EESC is van mening dat kapitaalmarkten en particuliere middelen van cruciaal belang kunnen zijn om ondernemingen aan te moedigen stappen te zetten naar een duurzame groenere en gedigitaliseerde economie. Iedere beleidsmaatregel van de Europese wetgever met betrekking tot vennootschapsrecht en corporate governance moet dit in de hand werken.

6. Stimulansen voor CO2-vermindering

6.1.

Om de transformatie van de Europese economie te ondersteunen en de klimaatdoelstellingen te bereiken, moet gebruik worden gemaakt van belastingen (10). Het is van belang dat voor ondernemingen en huishoudens dezelfde stimulansen aanwezig zijn, zodat de CO2 in de atmosfeer tegen zo laag mogelijke kosten kan worden verminderd.

6.2.

Het EESC spoort de Europese Commissie aan concrete initiatieven op te zetten om vergelijkbare koolstofheffingen vast te stellen in de lidstaten teneinde de inspanningen met het oog op een effectieve vermindering van het CO2-niveau te harmoniseren. Idealiter zouden er voor de gehele interne markt van de EU uniforme voorwaarden worden geschapen met betrekking tot de te belasten uitstoot/verminderingen, en met betrekking tot de specifieke methoden en belastingtarieven om dezelfde effecten te sorteren op het CO2-niveau in de atmosfeer.

6.3.

De lidstaten zouden met name een breed en symmetrisch beleid inzake milieubelastingen moeten opzetten om het effect van CO2 op de opwarming van de aarde aan te pakken. Er zouden belastingen met zowel positieve als negatieve tarieven moeten worden ingevoerd. De opbrengsten uit CO2-belastingen moeten worden gebruikt om stimulansen voor CO2-verminderingstechnieken op lokaal, regionaal en nationaal niveau te financieren.

6.4.

De verkoop van bosbouwproducten wordt belast als inkomen voor de eigenaar, maar er moet worden erkend dat de aanplant van bomen en de groei van bossen de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer beperkt en dus, in een symmetrische fiscale aanpak van de opwarming van de aarde, moet worden aangemoedigd met een negatieve CO2-belasting. Dit zou een belangrijke maatregel zijn om de klimaatdoelstellingen te verwezenlijken.

6.5.

Idealiter zouden er voor de hele wereld uniforme voorwaarden moeten worden geschapen met betrekking tot de te belasten uitstoot/verminderingen, en met betrekking tot de specifieke methoden en belastingtarieven om dezelfde effecten te sorteren op het CO2-niveau in de atmosfeer.

7. Belemmeringen voor digitalisering vermijden

7.1.

Door het gebruik van gegevens en nieuwe bedrijfsmodellen is het noodzakelijk geworden de internationale belastingbeginselen te herzien wat betreft de wijze waarop belastingopbrengsten over landen worden verdeeld. Het is belangrijk dat een wereldwijde consensus bereikt en geïmplementeerd wordt (11).

7.2.

Het belastingpakket omvat een voorstel voor een daadwerkelijk minimumtarief voor de vennootschapsbelasting van 15 %. De OESO/G20-overeenkomst is bedoeld om de belastingconcurrentie te beperken, met name van landen met belastingtarieven die onder de drempel liggen. Op grond van de MLC (Multilateral Convention) moeten alle partijen alle belastingen op digitale diensten en andere relevante soortgelijke maatregelen afschaffen ten aanzien van alle ondernemingen, en zich ertoe verbinden dergelijke maatregelen in de toekomst niet in te voeren. In het kader van de goedkeuring van de MLC en de toelichting daarbij zal gedetailleerd worden omschreven wat met relevante soortgelijke maatregelen wordt bedoeld (12).

7.3.

Het EESC acht het van belang dat er goede regels komen om de verdere digitalisering van de Europese economie te bevorderen, zodat de beoogde groenere en digitalere economie kan worden verwezenlijkt.

Brussel, 8 december 2021.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Christa SCHWENG


(1) Met het oog op efficiëntie moeten de financiële middelen op een kosteneffectieve wijze bijeen worden gebracht en goed worden besteed in de lidstaten, en bijdragen aan investeringen die zonder de overdrachten niet zouden plaatsvinden.

(2) Van de heffingsgrondslag van een belastingplichtige zou een bedrag kunnen worden afgetrokken dat gelijk is aan het vastgelegde rendement op de toenames van de AGI-vermogensgrondslag. Het vastgelegde rendement zou gelijk zijn aan het rendement van de benchmark voor tienjaars-overheidsobligaties in de eurozone per december van het jaar voorafgaand aan het desbetreffende belastingjaar, vermeerderd met een risicopremie van twee procentpunten. Zie de richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting, COM(2016) 685 final, 2016/0337 (CNS)CCTB (2016).

(3) Debt Equity Bias Reduction Allowance (DEBRA), mededeling inzake belastingheffing van ondernemingen in de 21e eeuw, COM(2021) 251 final.

(4) Het moet verboden worden om bedrijfsfondsen te gebruiken voor luxe-uitgaven van managers die geen verband houden met bedrijfsdoelstellingen.

(5) Zie het advies van het EESC over bestrijding van belastingfraude, belastingontwijking en het witwassen van geld (PB C 429 van 11.12.2020, blz. 6).

(6) Raadpleging over duurzame corporate governance, periode 26 oktober 2020 — 8 februari 2021.

(7) ESG-criteria hebben betrekking op ecologische, sociale en corporate-governancefactoren die in aanmerking worden genomen wanneer in een onderneming wordt geïnvesteerd. Deze criteria zijn al enkele decennia oud, maar zijn de afgelopen jaren een referentie geworden voor maatschappelijk verantwoorde investeringen.

(8) Zie het EESC-advies “Een kapitaalmarktenunie ten dienste van mensen en ondernemingen — Een nieuw actieplan” (PB C 155 van 30.4.2021, blz. 20).

(9) Tal van wetenschappers hebben onderzocht of er sprake is van kortetermijnhandelen bij het dividendbeleid, zie bv. Corporate Governance and Short-Termism: An in-depth Analysis of Swedish data, (2021) door Martin Carlsson-Wall et al., Stockholm School of Economics. Uit hun empirische bevindingen, die betrekking hebben op de periode 2000-2019, 786 individuele ondernemingen en 7 389 bedrijfsjaren, komen geen concrete aanwijzingen van financieel kortetermijnhandelen naar voren.

(10) Zie het EESC-advies “Belastingmechanismen om de CO2-uitstoot te verminderen” (PB C 364 van 28.10.2020, blz. 21).

(11) Zie het EESC-advies “Belastingheffing van ondernemingen in de 21e eeuw” (ECO/558).

(12) OECD/G20 Base Erosion and Profit Shifting Project Statement on a Two-Pillar Solution to Address the Tax Challenges Arising from the Digitalisation of the Economy, 8 oktober 2021, blz. 7.