Home

Resolutie van het Europees Parlement van 25 maart 2021 over de uitvoering van Richtlijn 2009/81/EG betreffende aanbestedingen op defensie- en veiligheidsgebied, en van Richtlijn 2009/43/EG betreffende de overdracht van defensiegerelateerde producten (2019/2204(INI))

Resolutie van het Europees Parlement van 25 maart 2021 over de uitvoering van Richtlijn 2009/81/EG betreffende aanbestedingen op defensie- en veiligheidsgebied, en van Richtlijn 2009/43/EG betreffende de overdracht van defensiegerelateerde producten (2019/2204(INI))

8.12.2021

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 494/54


P9_TA(2021)0102

Aanbestedingen op defensie- en veiligheidsgebied en overdracht van defensiegerelateerde producten: uitvoering van de betreffende richtlijnen

Resolutie van het Europees Parlement van 25 maart 2021 over de uitvoering van Richtlijn 2009/81/EG betreffende aanbestedingen op defensie- en veiligheidsgebied, en van Richtlijn 2009/43/EG betreffende de overdracht van defensiegerelateerde producten (2019/2204(INI))

(2021/C 494/05)

Het Europees Parlement,

gezien Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG (1) (“richtlijn betreffende aanbestedingen op defensiegebied”),

gezien Richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap (2) (“richtlijn inzake de overdracht van defensiegerelateerde producten”),

gezien het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2016 betreffende de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2009/81/EG inzake aanbestedingen op het gebied van defensie en veiligheid, om te voldoen aan artikel 73, lid 2, van die richtlijn (COM(2016)0762),

gezien het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2016, getiteld “Toetsing van Richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap” (COM(2016)0760),

gezien het bericht van de Commissie van 30 november 2016, getiteld “Richtsnoeren inzake de gunning door regeringen aan regeringen van opdrachten op defensie- en veiligheidsgebied (artikel 13, onder f), van Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad)” (C(2016)7727),

gezien Aanbeveling (EU) 2018/624 van de Commissie van 20 april 2018 over grensoverschrijdende markttoegang voor onderaannemers en kleine en middelgrote ondernemingen in de defensiesector (3),

gezien de mededeling van de Commissie inzake richtsnoeren voor coöperatieve aanbestedingen op defensie- en veiligheidsgebied (Richtlijn 2009/81/EG betreffende overheidsopdrachten op defensie- en veiligheidsgebied) (4),

gezien de studie van de Parlementaire Onderzoeksdiensten (DG EPRS) uit september 2020, getiteld “EU Defence Package: Defence Procurement and Intra Community Transfers Directives”,

gezien artikel 54 van zijn Reglement en artikel 1, lid 1, onder e), van en bijlage 3 bij het besluit van de Conferentie van voorzitters van 12 december 2002 betreffende de procedure inzake het verlenen van toestemming voor het opstellen van initiatiefverslagen,

gezien het advies van de Commissie buitenlandse zaken,

gezien het verslag van de Commissie interne markt en consumentenbescherming (A9-0025/2021),

A.

overwegende dat de richtlijn betreffende aanbestedingen op defensiegebied tot doel heeft te voorzien in eerlijke en transparante regels voor aanbestedingen op defensiegebied om te waarborgen dat bedrijven in de defensiesector in de lidstaten toegang kunnen krijgen tot de defensiemarkt in andere lidstaten;

B.

overwegende dat de richtlijn inzake de overdracht van defensiegerelateerde producten tot doel heeft de werking van de Europese markt voor defensie-uitrusting (EDEM) te verbeteren, de integratie van de EU-defensietoeleveringsketen te bevorderen en de continuïteit van de aanvoer te verzekeren door de regels en procedures voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de EU te vereenvoudigen;

C.

overwegende dat beide richtlijnen tot doel hebben de interne markt voor defensiegerelateerde producten te stimuleren en het concurrentievermogen van de EDEM te versterken;

D.

overwegende dat de richtlijnen van het defensiepakket nodig zijn voor de verdere ontwikkeling van een gemeenschappelijke Europese veiligheids- en defensiecultuur op basis van de gedeelde waarden en doelen van de Unie en met eerbiediging van het specifieke karakter van het veiligheids- en defensiebeleid van de lidstaten;

E.

overwegende dat de Commissie in haar toetsing van 2016 concludeerde dat de doelstellingen van de richtlijn betreffende aanbestedingen op defensiegebied slechts deels waren behaald, aangezien hierdoor in eerste instantie wel de concurrentie, transparantie en non-discriminatie op de EU-markt voor aanbestedingen op defensiegebied groter werden, maar dat een veel consistenter gebruik van de richtlijn door de lidstaten nodig was om deze doelstellingen volledig te behalen;

F.

overwegende dat de studie van het DG EPRS uitwees dat de richtlijn betreffende aanbestedingen op defensiegebied onvoldoende effect heeft gehad op de Europeanisering van defensiewaardeketens;

G.

overwegende dat de toetsing van de Commissie uit 2016 aantoonde dat verschillen in de omzetting van de richtlijn inzake de overdracht van defensiegerelateerde producten grote barrières voor een doeltreffende toepassing opwierpen, wat resulteerde in een langzame of onvolledige toepassing in de lidstaten, een algemeen gebrek aan harmonisatie bij de eisen en procedures van de lidstaten en sterk uiteenlopende voorwaarden en beperkingen in de algemene overdrachtsvergunningen die de lidstaten publiceren;

H.

overwegende dat kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) naast de algemene markttoegangsbelemmeringen (geografische afstanden, taalbarrières en te weinig kennis van de grensoverschrijdende markten) in de defensiesector ook nog eens worden geconfronteerd met extra administratieve hindernissen, zoals de continuïteit van de aanvoer, de ingewikkelde onderaannemingsbepalingen en de hoge certificeringskosten;

I.

overwegende dat kmo’s bij hun deelname aan openbare aanbestedingsprocedures voor grote uitdagingen staan;

J.

overwegende dat een belangrijke reden voor het gebrek aan deelname van kmo’s het gebrek aan grensoverschrijdende toegang tot toeleveringsketens is; overwegende dat defensietoeleveringsketens een substantiële nationale focus hebben, waardoor kmo’s die willen toetreden tot defensietoeleveringsketens in andere Europese landen voor nog meer uitdagingen komen te staan; overwegende dat fabrikanten van de oorspronkelijke uitrusting om financiële redenen bovendien nog steeds alleen kmo’s waarmee ze reeds een werkrelatie hebben als onderaannemers contracteren;

K.

overwegende dat er een alomvattend en holistisch concept voor een Europese markt voor defensie-uitrusting moet worden ontwikkeld, waarin alle bestaande elementen, zoals het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie (EDIDP), de voorbereidende actie inzake defensieonderzoek (PADR), het Europees Defensiefonds (EDF), de permanente gestructureerde samenwerking (PESCO), het gemeenschappelijk standpunt inzake wapenuitvoer, de verordening betreffende producten voor tweeërlei gebruik (5), de twee richtlijnen van het defensiepakket van 2009 en toekomstige initiatieven, bijvoorbeeld voor gemeenschappelijke regels voor de continuïteit van de aanvoer, formeel met elkaar moeten worden verbonden;

L.

overwegende dat zonder een samenhangend beleid en inspanningen om de verschillende elementen van het beleid met elkaar te verbinden, het risico bestaat dat maatregelen op EU-niveau zullen leiden tot nieuwe marktverstoringen en andere uiterst inefficiënte processen en beleidsmaatregelen in de defensiesector;

De werking van de interne markt voor defensieproducten verbeteren door een betere uitvoering en handhaving van het defensiepakket

1.

herhaalt zijn steun voor de ambities zoals geformuleerd in de richtlijnen van het defensiepakket, die zijn vastgesteld ter bevordering van verdere integratie van de EU-toeleveringsketen op defensiegebied en van het wederzijds vertrouwen en de transparantie tussen de lidstaten, gelijke behandeling en het algemene concurrentievermogen van de Europese defensie-industrie;

2.

benadrukt dat de doeltreffende tenuitvoerlegging van de richtlijnen een stap is in de richting van de ambitie van de EU op het gebied van strategische autonomie en een Europese defensie-unie; beklemtoont dat de richtlijnen het defensiebeleid van de EU coherenter kunnen maken en de ontwikkeling van een Europese defensie-industrie kunnen bevorderen, op voorwaarde dat de lidstaten een gemeenschappelijke visie en eenzelfde strategische kijk op Europese defensie-initiatieven hebben;

3.

betreurt de aanhoudende versnippering van de interne markt voor defensieproducten, die nog steeds leidt tot nodeloze overlappingen en de verveelvoudiging van inefficiënte defensie-uitgaven door de lidstaten;

4.

is ingenomen met de positieve trends die de progressieve uitvoering van de richtlijn betreffende aanbestedingen op defensiegebied laat zien, te weten het groeiende aantal aankondigingen van een opdracht en aankondigingen van een gegunde opdracht door lidstaten en het stijgende aandeel aanbestedingen die via Tenders Electronic Daily (TED) worden uitgeschreven; benadrukt echter dat zeer veel uitgaven voor overheidsopdrachten nog buiten de richtlijn om worden gedaan en dat een zeer hoog percentage opdrachten nog steeds nationaal worden gegund; benadrukt tevens dat de procedures niet vlot toegankelijk zijn voor kmo’s;

5.

onderstreept dat het stelselmatige gebruik van de uitsluitingsbepalingen door de lidstaten, vooral van de uitsluitingsbepalingen in artikel 346 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), de volledige en correcte uitvoering van de richtlijn betreffende aanbestedingen op defensiegebied zou kunnen ondermijnen;

6.

herinnert aan de interpretatierichtsnoeren van de Commissie met betrekking tot de voorwaarden waaronder artikel 346 VWEU kan worden ingeroepen bij overheidsopdrachten op defensiegebied, die erop gericht zijn mogelijk oneigenlijk gebruik, misbruik en onjuiste interpretatie van deze bepaling door de lidstaten te voorkomen; verzoekt de lidstaten zich strikt te houden aan de interpretatierichtsnoeren van de Commissie, en vraagt de Commissie ervoor te zorgen dat deze interpretatierichtsnoeren consequent en volledig worden toegepast en gehandhaafd;

7.

pleit voor het correcte gebruik van vrijstellingen en compensatievereisten bij defensieaankopen, die eerlijke concurrentie op de Europese markt voor defensie-uitrusting beperken, en meer in het bijzonder voor een beter toezicht op en handhaving van het correcte gebruik van de vrijstelling voor verkoop tussen overheden, in overeenstemming met de richtsnoeren van de Commissie van 2016 over de verkoop tussen overheden en de toepassing van de richtlijn betreffende aanbestedingen op defensiegebied; dringt er in dit verband op aan dat de lidstaten systematisch en uitgebreid rapporteren met consistente, accurate en vergelijkbare gegevens over hun gebruik van vrijstellingen, teneinde de controle op en de tenuitvoerlegging van de relevante richtsnoeren van de Commissie te verbeteren; is van mening dat de Commissie haar verantwoordelijkheid moet opnemen bij het monitoren van de noodzaak en evenredigheid van de uitsluitingen waarop de lidstaten zich beroepen bij het gunnen van hun overheidsopdrachten buiten het toepassingsgebied van de richtlijn betreffende aanbestedingen op defensiegebied, en dat zij niet hoofdzakelijk mag afgaan op klachten die vanuit de sector worden ingediend; verzoekt de Commissie daarom met klem haar inspanningen op te voeren en doortastende en proactieve maatregelen te nemen om misbruik van uitzonderingen te voorkomen, en ook een assertiever handhavingsbeleid te voeren, met name door te zorgen voor doeltreffende inbreukprocedures;

8.

is van mening dat het nog steeds nodig is veel aandacht te besteden aan de doeltreffende uitvoering en handhaving van de richtlijn betreffende aanbestedingen op defensiegebied; is van mening dat de lidstaten zich hiertoe moeten concentreren op het waarborgen van gelijke behandeling, transparantie en concurrentie en op de toegang tot overheidsopdrachten in deze sector, en dat de Commissie zich moet richten op de tenuitvoerlegging van gemeenschappelijke meldingsvoorschriften en op de verstrekking aan de lidstaten van aanvullende richtsnoeren en informatie voor de toepassing van de bepalingen van de richtlijn;

9.

verzoekt de lidstaten de richtlijn betreffende overheidsopdrachten op defensiegebied correct toe te passen, en vraagt de lidstaten met een grote defensie-industrie om leiderschap te tonen door het goede voorbeeld te geven;

10.

is van mening dat met het oog op kwaliteitsvolle en flexibele aanbestedingen bepaalde aspecten van de uitvoering van de richtlijn betreffende aanbestedingen op defensiegebied kunnen worden verbeterd, zoals het gebruik door de lidstaten van de openbare procedure, innovatiepartnerschappen of andere nieuwe procedures waarin Richtlijn 2014/24/EU (6) voorziet, en moedigt de lidstaten aan deze richtlijn waar mogelijk zo consistent mogelijk toe te passen; is echter van mening dat de richtlijn betreffende aanbestedingen op defensiegebied en de richtlijn inzake de overdracht van defensiegerelateerde producten op dit moment geen herziening behoeven, aangezien het bestaande regelgevingskader volstaat, op voorwaarde dat dit op de juiste manier wordt uitgevoerd, gebruikt en gehandhaafd;

11.

verzoekt de Commissie daarom toezicht te houden op de tenuitvoerlegging van de richtlijnen, de transparantie ervan te verbeteren en de lidstaten richtsnoeren te verstrekken om te zorgen voor een consistente en volledige handhaving ervan en zo de doelstellingen ervan volledig te verwezenlijken, aangezien het gebrek aan wederkerigheid ontmoedigend kan zijn voor lidstaten met een hogere mate van uitvoering;

12.

merkt met betrekking tot de richtlijn inzake de overdracht van defensiegerelateerde producten op dat het gebruik van nieuwe tools, waaronder de algemene overdrachtsvergunningen, vrij laag is in vergelijking met de individuele overdrachtsvergunningen, die eigenlijk door de nieuwe tools moesten worden vervangen;

13.

merkt verder op dat certificeringen minder snel en in mindere mate dan verwacht werden opgepikt en dat er nog steeds obstakels voor een doeltreffende toepassing van de richtlijn inzake de overdracht van defensiegerelateerde producten bestaan, te weten weinig kennis van de beschikbare tools in deze richtlijn (zeker bij kmo’s) en van de mogelijkheden die op de interne markt bestaan, gebrek aan kennis van het systeem dat lidstaten voor hun uitvoercontroles gebruiken en gebrekkige harmonisatie bij de uitvoering van algemene overdrachtsvergunningen, die een doeltreffende toepassing van de richtlijn danig in de weg staan;

14.

is dan ook van mening dat de hoofddoelstellingen van de richtlijn inzake de overdracht van defensiegerelateerde producten slechts gedeeltelijk gehaald zijn, met name de doelstelling om het verkeer van defensiegerelateerde producten binnen de interne markt te versoepelen en om een efficiënte interne markt, een grotere continuïteit van de aanvoer en meer concurrentie te verwezenlijken;

15.

onderstreept het belang van een echte interne markt voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de EU, waar nationale autoriteiten weten welke producten worden overgedragen en naar wie, en waar uitvoervergunningen en andere uitvoerbeperkingen tot een minimum zijn teruggebracht;

16.

merkt in dit verband de vooruitgang op die de Commissie heeft geboekt met haar aanbevelingen over het toepassingsgebied en de voorwaarden van algemene overdrachtsvergunningen;

17.

verzoekt de Commissie de uitvoering van de richtlijn inzake de overdracht van defensiegerelateerde producten in specifieke lidstaten te verbeteren door er bij de nationale autoriteiten op aan te dringen dat zij uitstaande problemen oplossen;

18.

vraagt om de verdere ontwikkeling van contacten en uitwisselingen tussen de nationale overdrachtcontrolegemeenschappen in de EU om de bestaande diversiteit van de overdrachtcontrolepraktijken en het gebrek aan vertrouwen tussen lidstaten aan te pakken, evenals om de aanwijzing van nationale enige contactpunten voor met intra-Unie-overdrachten samenhangende aangelegenheden;

19.

verzoekt de lidstaten de aanbevelingen van de Commissie over het toepassingsgebied en de voorwaarden van algemene overdrachtsvergunningen ter harte te nemen en geen extra voorwaarden voor overdrachten met een algemene overdrachtsvergunning toe te voegen, wat in strijd zou zijn met de voorwaarden in de aanbevelingen of deze zou ondermijnen; onderstreept de noodzaak om vertalingen van de nationale regelingen inzake de verlening van vergunningen voor overdrachten te verstrekken, en dit in ieder geval in het Engels; vraagt de Commissie de lidstaten ten volle te ondersteunen en bij te staan in de ontwikkeling van geharmoniseerde algemene en individuele overdrachtsvergunningen voor EDIDP- en EDF-projecten;

20.

is ingenomen met de bepalingen van de richtlijn inzake de overdracht van defensiegerelateerde producten die gericht zijn op het bevorderen van coöperatieve aanbestedingen op het gebied van defensie, en verzoekt de lidstaten gebruik te maken van alle samenwerkingsmogelijkheden die de richtlijn biedt, in een echte geest van solidariteit, met name in het kader van het EDIDP en het toekomstige EDF;

21.

verzoekt de Commissie haar aanbevelingen over het toepassingsgebied en de voorwaarden van algemene overdrachtsvergunningen met prioriteit op te volgen, onder meer door de mogelijkheid te onderzoeken of deze aanbevelingen niet in bindende bepalingen kunnen worden omgezet, met een progressieve harmonisatie als overkoepelende doelstelling voor de komende jaren;

22.

verzoekt de Commissie en de lidstaten meer te doen om de bekendheid van de tools en voordelen van de richtlijn inzake de overdracht van defensiegerelateerde producten te vergroten, vooral onder kmo’s;

23.

wijst op het strategisch kompas dat bedoeld is voor het uitvoeren van een dreigingsanalyse op EU-niveau; is van mening dat het defensiepakket een van de bouwstenen van dat kompas moet zijn en tot het uitvoercontrolebeleid moet bijdragen;

24.

roept de Commissie en de lidstaten op de kwaliteit, transparantie, consistentie en beschikbaarheid van gegevens te verbeteren en te overwegen specifieke statistische classificatiecodes op te stellen om het toezicht op de tenuitvoerlegging van deze twee richtlijnen te vergemakkelijken en zinvol toezicht mogelijk te maken;

25.

wijst op de tussen de lidstaten uiteenlopende aantallen publicaties van aankondigingen van een opdracht op TED; benadrukt het belang van gegarandeerde toegankelijkheid en bruikbaarheid van het onlineregister van gecertificeerde defensiegerelateerde ondernemingen (CERTIDER); onderstreept de noodzaak om systematisch gegevens over intra-EU-overdrachten beschikbaar te stellen, waaronder kwantitatieve data en een uitsplitsing naar categorieën vergunningen, om defensie- en bewapingsactiviteiten beter te kunnen overzien; merkt op dat die ongelijkheden ertoe bijdragen dat er een gebrek aan betrouwbare gegevens bestaat en een verstoring van de interne markt kunnen veroorzaken, en dat het gebrek aan wederkerigheid lidstaten met een hogere uitvoeringsgraad kan ontmoedigen;

26.

verzoekt de Commissie de haalbaarheid van gemeenschappelijk gestandaardiseerde administratieve formulieren te onderzoeken, met als doel om de administratieve lasten voor bedrijven te verminderen, met name voor kmo’s, en een Europese aanpak voor overdrachten van defensiegerelateerde producten te ontwikkelen;

27.

verzoekt de Commissie daadkrachtig op te treden bij de handhaving van de richtlijnen en meer gebruik te maken van haar recht krachtens artikel 258 VWEU om een inbreukprocedure in te leiden; vraagt de Commissie om inbreukprocedures in te leiden in plaats van alleen te reageren op door de sector ingediende klachten;

Marktversnippering tegengaan en de participatie van kmo’s vergroten

28.

merkt op dat kmo’s bij de richtlijn betreffende aanbestedingen op defensiegebied minder vaak opdrachten binnenhalen dan bij algemene EU-aanbestedingen; merkt verder op dat de onderaannemingsbepalingen in de richtlijn duidelijk niet regelmatig en structureel door de autoriteiten van de lidstaten zijn gebruikt; constateert dat sommige lidstaten deze bepalingen complex en niet gebruiksvriendelijk vinden, wat deels de beperkte impact van de richtlijn verklaart, en dat het daarom nodig is dat kmo’s worden aangemoedigd om aan dit proces deel te nemen en dat de procedures worden vereenvoudigd;

29.

wijst erop dat certificeringsprocessen worden gezien als duur, langdurig en belastend en daardoor noch toegankelijk, noch aantrekkelijk zijn voor kmo’s;

30.

verzoekt de lidstaten systematisch gevolg te geven aan de aanbeveling van de Commissie inzake grensoverschrijdende markttoegang voor onderaannemers en kmo’s in de defensiesector, zoals de vereisten inzake de kwaliteit van informatie, de opsplitsing van opdrachten in kavels of de verlichting van de administratieve lasten die voortvloeien uit de aanbestedingsprocedure;

31.

is daarom van mening dat de doelstelling om de participatie van kmo’s te vergroten slechts gedeeltelijk is gehaald;

32.

is van mening dat de bepalingen in de richtlijn betreffende aanbestedingen op defensiegebied inzake mededinging tussen onderaannemers weinig of geen impact hadden op de grensoverschrijdende toegang van onderaannemers en kmo’s in de defensiesector; verzoekt de lidstaten na te gaan of hun interne procedures de grensoverschrijdende deelname van kmo’s mogelijk maken en hun toegang tot en deelname aan aanbestedingen op het gebied van defensie en beveiliging vereenvoudigen;

33.

merkt op dat een aantal kmo’s die actief zijn in defensiemarkten betrokken zijn bij tweeërlei gebruik, terwijl vele gespecialiseerd zijn in specifieke defensiegerelateerde activiteiten en daardoor sterk afhankelijk zijn van militaire en defensiegerelateerde ondernemingen;

34.

verzoekt de Commissie haar werk voort te zetten en de oorzaken van de lage participatie door kmo’s grondig te onderzoeken;

35.

verzoekt de Commissie te overwegen een bijgewerkte kaart op te stellen met gegevens over relevante kmo’s, waarin niet alleen de bescherming van gevoelige gegevens en intellectuele eigendom wordt gewaarborgd, maar ook hun industriële en technologische capaciteiten worden geschetst, en die publiekelijk toegankelijk is voor hoofdcontractanten uit andere lidstaten om kmo’s te identificeren met de relevante capaciteiten die nodig zijn voor specifieke projecten, en andere doeltreffende instrumenten voor te stellen die de deelname van kmo’s aan overheidsopdrachten kunnen vergroten;

36.

verzoekt de Commissie de toegang van kmo’s tot financiering te verbeteren;

37.

is van mening dat maatregelen van de lidstaten de grensoverschrijdende markttoegang voor kmo’s en onderaannemers in de defensiesector aanzienlijk kunnen verbeteren; verzoekt de lidstaten dan ook de aanbevelingen van de Commissie zoveel mogelijk op te volgen;

38.

verzoekt de lidstaten systematischer gebruik te maken van bestaande EU-tools, zoals het Enterprise Europe Network, om de grensoverschrijdende activiteiten van kmo’s te steunen;

Verwezenlijking van een open Europese markt voor defensie-uitrusting (EDEM)

39.

is van mening dat een betere uitvoering van de richtlijnen van cruciaal belang is voor de verwezenlijking van de overkoepelende doelstelling om de werking van de interne markt voor defensieproducten te verbeteren en om bij te dragen tot de totstandbrenging van een open EDEM;

40.

verzoekt de Commissie te werken aan het doen toenemen van het gebruik van het wetgevingskader inzake de overdracht van defensiegerelateerde producten, het verbeteren van de beschikbaarheid van algemene overdrachtsvergunningen in de hele EU en het aanpakken van de beperkte toepassing van de certificeringsregeling, wat de ontwikkeling van de EDEM kan versnellen en tegelijkertijd de werking van de interne markt voor defensieproducten moet verbeteren;

41.

verzoekt de Commissie specifieke maatregelen te nemen om tussen de lidstaten meer vertrouwen te wekken ten aanzien van defensie en beveiliging, zodat ze meer met elkaar samenwerken en er een echte interne markt voor defensieproducten ontstaat;

42.

is van mening dat een doeltreffende tenuitvoerlegging van de richtlijnen ook de doeltreffendheid zou vergroten van de defensie-initiatieven die de afgelopen jaren zijn gestart, met name PESCO, de gecoördineerde jaarlijkse evaluatie inzake defensie (CARD), het EDF en het herziene vermogensontwikkelingsplan (CDP), die samen de coöperatieve planning, ontwikkeling, aanbesteding en exploitatie van defensievermogens kunnen stimuleren; verzoekt de lidstaten de EDEM te stimuleren door samen aan projecten in het kader van PESCO en het EDF te werken; merkt in dit verband op dat de lessen en goede praktijken die tot nu toe uit de uitvoering van het defensiepakket naar voren zijn gekomen, tussen de lidstaten onderling gedeeld moeten worden zodat de ongelijke uitvoering meer genivelleerd kan worden;

43.

onderstreept dat een meer samenhangende interpretatie en consistente uitvoering van het gemeenschappelijk standpunt van de EU over wapenuitvoer, met inachtneming van de acht EU-criteria inzake wapenuitvoer, noodzakelijk zijn om de versnippering van de interne defensiemarkt van de EU te beperken en de samenhang van haar buitenlands beleid te versterken; dringt aan op maatregelen om eventuele mazen tussen de richtlijn inzake de overdracht van defensiegerelateerde producten, het gemeenschappelijk standpunt en de verordening betreffende producten voor tweeërlei gebruik weg te werken;

44.

verzoekt de lidstaten zich politiek bereid te betonen om de defensieaankopen en de O&O-samenwerking binnen de EU op te voeren en gebruik te maken van gezamenlijke O&O en aankopen op het gebied van defensie teneinde de interoperabiliteit tussen hun legers te vergroten;

45.

pleit voor hernieuwde inspanningen om hardnekkige hiaten en vertragingen op het gebied van technologie en innovatie in de EDTIB aan te pakken, teneinde de toenemende Europese afhankelijkheid van ingevoerde defensieproducten te verminderen; benadrukt dat de Commissie een integrale strategie voor EU-brede continuïteit van de aanvoer moet voorstellen om een betrouwbare en veelzijdige Europese markt voor defensie-uitrusting en een efficiënte defensiesector op te bouwen;

46.

benadrukt dat de samenwerking op defensiegebied tussen de EU en het VK niet onder de handels- en samenwerkingsovereenkomst valt en beveelt aan een passende analyse uit te voeren van de gevolgen die de brexit zal hebben voor de EU-markt voor defensie-uitrusting;

47.

is van mening dat de EDEM sinds de inwerkingtreding van de twee richtlijnen veel veranderingen heeft ondergaan; verzoekt de Commissie de efficiëntie van de beschikbare tools tegen het licht van die veranderingen te analyseren;

o

o o

48.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1)PB L 216 van 20.8.2009, blz. 76.

(2)PB L 146 van 10.6.2009, blz. 1.

(3)PB L 102 van 23.4.2018, blz. 87.

(4)PB C 157 van 8.5.2019, blz. 1.

(5) Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad van 5 mei 2009 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik (PB L 134 van 29.5.2009, blz. 1).

(6)PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65.