Home

Resolutie van het Europees Parlement van 20 mei 2021 over de digitale toekomst van Europa vormgeven: belemmeringen voor de werking van de digitale eengemaakte markt wegnemen en het gebruik van AI voor Europese consumenten verbeteren (2020/2216(INI))

Resolutie van het Europees Parlement van 20 mei 2021 over de digitale toekomst van Europa vormgeven: belemmeringen voor de werking van de digitale eengemaakte markt wegnemen en het gebruik van AI voor Europese consumenten verbeteren (2020/2216(INI))

12.1.2022

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 15/204


P9_TA(2021)0261

De digitale toekomst van Europa: de digitale eengemaakte markt en het gebruik van AI voor Europese consumenten

Resolutie van het Europees Parlement van 20 mei 2021 over de digitale toekomst van Europa vormgeven: belemmeringen voor de werking van de digitale eengemaakte markt wegnemen en het gebruik van AI voor Europese consumenten verbeteren (2020/2216(INI))

(2022/C 15/22)

Het Europees Parlement,

gezien de mededeling van de Commissie van 19 februari 2020 getiteld “De digitale toekomst van Europa vormgeven” (COM(2020)0067),

gezien het witboek van de Commissie van 19 februari 2020 over kunstmatige intelligentie — een Europese benadering op basis van excellentie en vertrouwen (COM(2020)0065),

gezien het verslag van de Commissie van 19 februari 2020 over de gevolgen van kunstmatige intelligentie, het internet der dingen en robotica op het gebied van veiligheid en aansprakelijkheid (COM(2020)0064),

gezien de mededeling van de Commissie van 10 maart 2020 getiteld “In kaart brengen en aanpakken van belemmeringen voor de eengemaakte markt” (COM(2020)0093),

gezien de mededeling van de Commissie van 10 maart 2020 getiteld “Langetermijnactieplan voor een betere uitvoering en handhaving van de regels inzake de eengemaakte markt” (COM(2020)0094),

gezien de mededeling van de Commissie van 13 november 2020 getiteld “Nieuwe consumentenagenda — De weerbaarheid van de consument versterken met het oog op duurzaam herstel” (COM(2020)0696),

gezien de mededeling van de Commissie van 25 april 2018 getiteld “Kunstmatige intelligentie voor Europa” (COM(2018)0237),

gezien het werkdocument getiteld “Shaping the digital transformation in Europe” (1), dat McKinsey & Company voor de Commissie heeft opgesteld, van februari 2020,

gezien de verslagen van de index van de digitale economie en samenleving (DESI) van 2020 en de resultaten van de speciale Eurobarometer-enquête over de impact van digitalisering op ons dagelijks leven (2),

gezien de conclusies van de Raad van 9 juni 2020 over het vormgeven van de digitale toekomst van Europa,

gezien de mededeling van de Commissie van 19 februari 2020 getiteld “Een Europese datastrategie” (COM(2020)0066),

gezien Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (de “richtlijn elektronische handel”) (3),

gezien Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid (4),

gezien Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (de “richtlijn privacy en elektronische communicatie”) (5),

gezien Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (de “richtlijn oneerlijke handelspraktijken”) (6),

gezien Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (7),

gezien Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (8),

gezien Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (de “algemene verordening gegevensbescherming”) (9),

gezien zijn resolutie van 19 januari 2016“Naar een akte voor een digitale eengemaakte markt” (10),

gezien Verordening (EU) 2018/302 van het Europees Parlement en de Raad van 28 februari 2018 inzake de aanpak van ongerechtvaardigde geoblocking en andere vormen van discriminatie van klanten op grond van nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging in de interne markt, en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 2006/2004 en (EU) 2017/2394 en Richtlijn 2009/22/EG (11),

gezien Verordening (EU) 2018/1724 van het Europees Parlement en de Raad van 2 oktober 2018 tot oprichting van één digitale toegangspoort voor informatie, procedures en diensten voor ondersteuning en probleemoplossing en houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 (12),

gezien Richtlijn (EU) 2019/2161 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en Richtlijnen 98/6/EG, 2005/29/EG en 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft betere handhaving en modernisering van de regels voor consumentenbescherming in de Unie (13),

gezien Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (14),

gezien Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG (15),

gezien Verordening (EU) 2019/1150 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 ter bevordering van billijkheid en transparantie voor zakelijke gebruikers van onlinetussenhandelsdiensten (16),

gezien zijn resolutie van 12 februari 2020 over geautomatiseerde besluitvormingsprocessen: waarborging van consumentenbescherming en vrij verkeer van goederen en diensten (17),

gezien zijn resolutie van 20 oktober 2020 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende de wet inzake digitale diensten: de werking van de eengemaakte markt verbeteren (18),

gezien zijn resolutie van 20 oktober 2020 over intellectuele-eigendomsrechten bij de ontwikkeling van technologieën op het gebied van artificiële intelligentie (19),

gezien zijn resolutie van 20 oktober 2020 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende een kader voor ethische aspecten van artificiële intelligentie, robotica en aanverwante technologieën (20),

gezien zijn resolutie van 20 oktober 2020 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende het civielrechtelijk aansprakelijkheidsstelsel voor kunstmatige intelligentie (21),

gezien zijn resolutie van 20 januari 2021 over het versterken van de eengemaakte markt: de toekomst van het vrij verkeer van diensten (22),

gezien artikel 54 van zijn Reglement,

gezien de adviezen van de Commissie internationale handel, de Commissie industrie, onderzoek en energie, de Commissie vervoer en toerisme, de Commissie cultuur en onderwijs, de Commissie juridische zaken, de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, en de Commissie vrouwenrechten en gendergelijkheid,

gezien het verslag van de Commissie interne markt en consumentenbescherming (A9-0149/2021),

A.

overwegende dat er nog steeds belemmeringen bestaan op de digitale eengemaakte markt en dat deze belemmeringen moeten worden weggewerkt om het volledige potentieel van de digitale eengemaakte markt te benutten, en overwegende dat een gemeenschappelijke EU-aanpak die de mens centraal stelt essentieel is voor het slagen ervan;

B.

overwegende dat digitalisering aanzienlijke waarde kan toevoegen aan de eengemaakte markt als geheel en belangrijk is voor zowel Europese consumenten als traditionele en niet-traditionele sectoren, en een concurrentievoordeel kan betekenen op de wereldmarkten;

C.

overwegende dat de eengemaakte digitale markt voor traditionele markten verschillende uitdagingen met zich meebrengt, en dat het beginsel “wat offline illegaal is, is dat online ook” moet worden eerbiedigd;

D.

overwegende dat AI tot op zekere hoogte al aan wettelijke eisen onderworpen is;

E.

overwegende dat we het vertrouwen van het publiek in AI moeten versterken door de volledige eerbiediging van de grondrechten, de consumentenbescherming, en gegevensbescherming en -beveiliging standaard op te nemen, en door innovatie in Europa te bevorderen;

F.

overwegende dat in het Witboek over artificiële intelligentie de landbouw genoemd wordt als één van de sectoren waar AI tot grotere doeltreffendheid kan leiden, en dat het bevorderen van ‘slimme landbouw’ één van de algemene doelstellingen van het toekomstige gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) is; overwegende dat AI-onderzoek en -activiteiten op het gebied van landbouw en veeteelt het potentieel hebben om de sector aantrekkelijker te maken voor jongere mensen en de landbouwprestatie te verbeteren in gebieden met natuurlijke beperkingen, alsook het dierenwelzijn en de productiviteit ten goede te komen; overwegende dat de “van boer tot bord”-strategie en de biodiversiteitsstrategie erop gericht zijn landbouwers te helpen kwaliteitsproducten te verbouwen en het nutriëntenverlies en het gebruik van pesticiden en meststoffen tegen 2030 te verminderen;

G.

overwegende dat de digitale transitie meer investeringen in belangrijke drijvende krachten achter de digitale economie vereist, alsook coördinatie met beleidsmaatregelen voor een groene transitie;

H.

overwegende dat AI veel voordelen biedt, maar ook bepaalde risico’s met zich meebrengt;

I.

overwegende dat lidstaten en instellingen van de EU uit hoofde van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Europees Verdrag voor de rechten van de mens verplicht zijn te garanderen dat ieders recht op privacy, gegevensbescherming, vrijheid van meningsuiting en vergadering, non-discriminatie, waardigheid en andere grondrechten niet onnodig worden beperkt door het gebruik van nieuwe en opkomende technologieën;

J.

overwegende dat het gebruik van AI ook risico’s met zich meebrengt en vragen opwerpt over de ethische aspecten, de omvang en de transparantie van het verzamelen, gebruiken en verspreiden van persoonsgegevens;

Deel 1: het uit de weg ruimen van belemmeringen voor de werking van de digitale eengemaakte markt

1.

meent dat het digitaal beleid van de EU de belangrijkste fundamenten moet leggen, en ondersteunen, die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat de Europese particuliere en overheidssectoren wereldleiders zijn op het gebied van betrouwbare innovatie die de mens centraal stelt; is van mening dat de digitale eengemaakte markt een dergelijk fundament is en erom draait te garanderen dat het volledige potentieel van nieuwe technologieën wordt benut middels het wegwerken van ongerechtvaardigde nationale belemmeringen en het waarborgen van rechtszekerheid voor consumenten en bedrijven, hetgeen goed is voor de burgers van Europa en de concurrentiepositie ten goede komt; is van mening een beter georganiseerde en gemeenschappelijke Europese benadering van marktintegratie en harmonisatie daar een bijdrage aan kan leveren; meent dat er derhalve verdere acties nodig zijn op lidstaat- en EU-niveau;

2.

beklemtoont het belang van een volledig functionerende digitale eengemaakte markt voor consumenten en ondernemingen, vraagt dat kmo’s worden ondersteund bij hun digitale transformatie en verwacht van de Commissie dat zij een geschiktheidscontrole voor kmo’s zal invoeren voordat zij wetgevingsvoorstellen doet;

3.

meent dat de EU-aanpak van digitalisering volledig in overeenstemming moet zijn met de grondrechten, de consumentenbescherming, het beginsel van technologieneutraliteit en de regels inzake gegevensbescherming, inclusiviteit en non-discriminatie;

4.

meent dat digitalisering en opkomende technologieën zoals AI een bijdrage kunnen leveren aan het halen van de doelstellingen van de industriële strategie van de EU en de Green Deal, alsook aan het overwinnen van een aantal problemen naar aanleiding van de COVID-19-crisis; is verder van oordeel dat een onderling versterkende beleidsbenadering van de Green Deal, de industriële strategie van de EU en digitalisering zowel de verwezenlijking van hun doelstellingen dichterbij zou kunnen brengen als de technologische voortrekkersrol van de EU zou kunnen bevorderen; wijst op het potentieel van digitale oplossingen, zoals telewerken en AI-toepassingen, voor de ondersteuning van de deelname van personen met een handicap op de digitale eengemaakte markt; is van mening dat de COVID-19-crisis de gelegenheid biedt om de digitalisering te versnellen en dat de digitale transformatie het algemene belang moet dienen; meent dat de digitale transformatie zou kunnen bijdragen aan het tegemoetkomen aan de behoeften van stedelijke, plattelands- en geïsoleerde gebieden in de EU;

5.

wijst op het potentieel van nieuwe technologieën voor de transitie naar een circulaire en duurzame economie, middels het vergemakkelijken van de invoering van circulaire bedrijfsmodellen, het bevorderen van de energie-efficiëntie van systemen voor de verwerking en de opslag van gegevens, en het leveren van een bijdrage aan meer duurzame waardeketens en het optimaliseren van het gebruik van hulpbronnen;

6.

verzoekt de Commissie de ontwikkeling en de uitrol van duurzame technologieën bij de verwezenlijking van de Green Deal te bevorderen en te ondersteunen, waaronder door in kaart te brengen wat de milieu-impact is van het delen van gegevens en van de infrastructuurvoorzieningen die nodig zijn voor een duurzame digitale transitie;

7.

benadrukt dat het delen van en de toegang tot essentiële en goed gedefinieerde datasets cruciaal zal zijn om het potentieel van de Green Deal volledig te kunnen benutten; verzoekt de Commissie te onderzoeken welke datasets daarvoor essentieel zijn;

8.

is van mening dat praktijken die consumentenrechten, gegevensbescherming en arbeidsrechten eroderen, geëlimineerd moeten worden;

9.

benadrukt dat de Commissie een evenwichtige, toekomstbestendige en empirisch onderbouwde wetgevende aanpak moet volgen (op basis van het subsidiariteitsbeginsel) die een digitale eengemaakte markt tot stand brengt die de verstrekking van openbare diensten waarborgt, concurrerend, billijk, toegankelijk, technologieneutraal, innovatiebevorderend, consumentvriendelijk en betrouwbaar is en de mens centraal stelt, en die bouwt aan een veilige gegevensgestuurde samenleving en economie;

10.

onderstreept dat een gelijk speelveld tot stand moet worden gebracht voor wat betreft de belastingheffing van de digitale, respectievelijk de traditionele economie, door tot overeenstemming te komen over de plaats waar waarde wordt gecreëerd;

11.

stelt vast dat relevante kmo’s en andere economische actoren baat zouden kunnen hebben bij het toepassen van samenwerkingsmodellen zoals ‘open source’ en ‘open software’, afhankelijk van verschillende situaties of context, door rekening te houden met de potentiële voordelen, cyberbeveiliging, privacy en gegevensbescherming, met inachtneming van de toepasselijke wetgeving; is van oordeel dat dit dienstig kan zijn voor het tot stand brengen van Europese strategische autonomie op digitaal vlak;

12.

verzoekt de Commissie zich bij toekomstige wetgevingsvoorstellen aan haar eigen leidende beginselen te houden, fragmentatie van de digitale eengemaakte markt te vermijden, alle bestaande ongerechtvaardigde belemmeringen en onnodige administratieve voorschriften te elimineren, innovatie te ondersteunen, in het bijzonder voor kmo’s, en gebruik te maken van de geëigende stimulansen die een gelijk speelveld tot stand brengen en voor gelijke toegang tot investeringsmogelijkheden zorgen;

13.

verzoekt de Commissie de huidige en eventuele nieuwe wettelijke voorschriften daadwerkelijk en doeltreffend te handhaven; is van mening dat er een doeltreffende grens- en sectoroverschrijdende handhaving nodig is, met meer samenwerking tussen autoriteiten en rekening houdend met de expertise en de relevante bevoegdheden van de verschillende autoriteiten; meent dat de Commissie moet voorzien in een richtinggevend kader om te zorgen voor de coördinatie van eventuele nieuwe wettelijke voorschriften op het gebied van AI en aanverwante gebieden;

14.

verzoekt de Commissie een zowel innovatief als consumentvriendelijk regelgevingsklimaat na te streven en in nauwe coördinatie met de lidstaten en de belanghebbende partijen de financiële en institutionele steun voor de Europese digitale economie te versterken middels maatregelen zoals: het investeren in onderwijs, onderzoek en ontwikkeling, het ondersteunen van innovatie in Europa, het bieden van meer en bredere toegang tot gemakkelijk leesbare, interoperabele en hoogwaardige industrie- en publieke data, het bouwen van digitale infrastructuur, het vergroten van de algemene beschikbaarheid van digitale vaardigheden bij de bevolking, het bevorderen van technologisch leiderschap in het bedrijfsleven, en het tot stand brengen van een evenredig en geharmoniseerd regelgevingsklimaat;

15.

is van oordeel dat slimme overheidsaanbestedingen, zoals het Europese GovTech-platform, een rol kunnen spelen bij het ondersteunen van digitale ontwikkelingen in de EU;

16.

is van mening dat aanzienlijke investeringen en publiek-private samenwerking met betrekking tot AI en andere belangrijke nieuwe technologieën nodig zijn; is ingenomen met het gebruik van EU-financieringsprogramma’s ter ondersteuning van de digitalisering van onze samenleving en industrie, voor zover deze gebaseerd zijn op de beginselen van efficiëntie, transparantie en inclusiviteit; dringt aan op een gecoördineerde uitvoering van de verschillende fondsen om de synergieën tussen de programma’s te maximaliseren; stelt voor middelen strategisch te prioriteren teneinde de noodzakelijke digitale infrastructuur op te bouwen; roept ertoe op om in het kader van NextGenerationEU, alsook via publieke en private financiering, meer te investeren om aan te sluiten bij de ambitie van de EU om een wereldleider op het gebied van technologie te worden, haar onderzoek en kennis op dat gebied uit te breiden, en ten volle de vruchten te plukken van digitalisering voor iedereen in de samenleving;

17.

is van oordeel dat AI een bijzondere uitdaging vormt voor kmo’s en dat onnodig ingewikkelde voorschriften een onevenredig zware wissel op hun concurrentievermogen zouden kunnen trekken; meent dat de overgang naar AI-oplossingen deze bedrijven zou moeten helpen en dat nieuwe wetgeving inzake het gebruik van AI geen onnodige bureaucratie mag veroorzaken, die hun concurrentievermogen op de markt in het gedrang brengt;

18.

verzoekt de Commissie te zorgen voor een bredere coördinatie van de investeringen in het NextGenerationEU-herstelplan; verzoekt de Commissie in het kader van dit plan concrete acties voor te stellen ter ondersteuning van technologieën en infrastructuur met een grote impact in de EU, zoals artificiële intelligentie, high performance computing, quantumcomputing, cloudinfrastructuur, platforms, slimme steden, 5G en vezelinfrastructuur;

19.

herinnert eraan dat kmo’s de ruggengraat van de Europese economie vormen en speciale steun van EU-financieringsprogramma’s nodig hebben om de digitale transitie tot stand te brengen; verzoekt de Commissie en de lidstaten met behulp van het programma voor de eengemaakte markt, de digitale-innovatiehubs en de faciliteit voor herstel en veerkracht start-ups en micro-, kleine en middelgrote ondernemingen meer te ondersteunen bij de ontwikkeling en toepassing van digitale technologieën, om de digitale transformatie verder te stimuleren en deze bedrijven daardoor in staat te stellen met het oog op groei en banen in Europa hun digitaal potentieel en hun concurrentievermogen volledig te ontwikkelen;

20.

merkt op dat er in Europa vergeleken met andere markten een groot gebrek is aan durf- en zaaikapitaal en aan private equity-financiering; wijst erop dat dit betekent dat Europese start-ups er vaak voor kiezen om op te schalen op markten van derde landen, in plaats van uit te breiden in de EU; meent dat de bredere Europese economie hierdoor bepaalde positieve overloopeffecten van oorspronkelijk Europese ondernemingen misloopt; wijst op de huidige onevenredig grote rol van overheidsinstellingen in de financiering van innovatie en onderzoek, alsook op de aanzienlijke verschillen tussen lidstaten met betrekking tot de ecosystemen van start-ups en de beschikbare financiering; verzoekt de Commissie en de lidstaten een alomvattende Europese aanpak voor te stellen om de kapitaalbronnen voor technologie-investeringen in de EU te vergroten, met inbegrip van initiatieven ter ondersteuning van business angels financiering door grote Europese particuliere partijen, en de beschikbaarheid van durf- en zaaikapitaal voor Europese bedrijven en start-ups te faciliteren;

21.

onderstreept dat het programma Digitaal Europa, alsook de programma’s Horizon Europa en Connecting Europe, onmisbaar zijn als stuwende krachten achter de digitale transformatie van Europa en van voldoende financiële middelen moeten worden voorzien; verzoekt de Commissie met klem ervoor te zorgen dat deze programma’s zo snel mogelijk worden uitgerold; wijst erop dat de lidstaten hun toezegging in het kader van de Europa 2020-strategie om 3 % van hun bbp in onderzoek en ontwikkeling te investeren, gestand moeten doen;

22.

verzoekt de Commissie zich ervoor in te spannen de EU koploper te laten zijn wat betreft de aanneming en normering van nieuwe technologieën, en ervoor te zorgen dat AI de mens centraal stelt en aansluit bij de Europese waarden, grondrechten en normen; benadrukt dat bij de vaststelling van mondiale normen samen moet worden gewerkt met normalisatieorganisaties, de sector en internationale partners, gezien het mondiale karakter van technologieleiderschap en -ontwikkeling; is van mening dat het gebruik van de CEN-workshopovereenkomsten op specifieke gebieden, zoals AI en nieuwe opkomende technologieën, een manier is om op efficiëntere wijze geharmoniseerde normen te ontwikkelen;

23.

ondersteunt de doelstelling van de Commissie om de beschikbaarheid en het delen van niet-persoonsgebonden gegevens te vergroten, teneinde de Europese economie te versterken; is van oordeel dat bij de verwezenlijking van deze doelstelling rekening moet worden gehouden met de risico’s in verband met grotere toegang tot niet-persoonsgebonden gegevens, zoals de-anonimisering;

24.

is van mening dat er stimulansen nodig zijn om de toegang tot gegevens voor kmo’s te verbeteren, en dringt aan op prikkels om kmo’s middels een op vrijwilligheid stoelend proces dat alle partijen ten goede komt toegang te bieden tot niet-persoonsgebonden gegevens, waarbij alle noodzakelijke vrijwaringen als bedoeld in Verordening (EU) 2016/679, alsook het wettelijk kader inzake intellectuele-eigendomsrechten, moeten worden gerespecteerd;

25.

stelt vast dat overheidsentiteiten in het kader van de verstrekking van openbare diensten en bij overheidsopdrachten grote hoeveelheden niet-persoonsgebonden gegevens genereren, die voor commercieel hergebruik en qua nut voor de samenleving een aanzienlijke waarde vertegenwoodigen; verzoekt de Commissie en de lidstaten dergelijke gegevens ruimer beschikbaar te maken voor hergebruik in het algemeen belang, voor het verwezenlijken van de doelstellingen van de richtlijn inzake open data;

26.

brengt in herinnering dat we een data-economie nodig hebben die ten goede komt aan de gehele EU, aangezien een dergelijke economie een belangrijke drijfveer van digitalisering is; meent dat een hoog niveau van gegevensbescherming voor betrouwbare AI kan helpen om het consumentenvertrouwen te verbeteren; acht het belangrijk dat de EU klanten en, in voorkomend geval, consumenten een hoge mate van controle over hun gegevens waarborgt, en voor het hoogste niveau van bescherming van persoonsgegevens zorgt, met duidelijke en evenwichtige regels inzake de intellectuele-eigendomsrechten, maar vindt het essentieel om de openheid jegens derde landen te behouden en meent dat een vrije uitwisseling van niet-persoonsgebonden gegevens over grenzen heen belangrijk is;

27.

neemt kennis van de wet inzake digitale diensten en de wet inzake digitale markten, en is van oordeel dat zij moeten bijdragen tot het ondersteunen van innovatie, het waarborgen van een hoog niveau van consumentenbescherming, en het verbeteren van de rechten, het vertrouwen en de veiligheid van gebruikers online; benadrukt dat ervoor moet worden gezorgd dat de Europese markt actief en in hoge mate concurrerend blijft;

28.

merkt op dat consumentenbescherming een belangrijke rol moet spelen in de wet inzake digitale diensten en is ervan overtuigd dat grotere transparantie en strengere zorgvuldigheidseisen voor onlinemarktplaatsen de veiligheid van producten zouden vergroten en zo het vertrouwen van consumenten in onlinemarktplaatsen zouden versterken;

29.

benadrukt daarom dat de verantwoordelijkheden van onlineverkoopsites duidelijk moeten worden vastgelegd en dat hierbij het evenredigheidsbeginsel voorop moet staan; is van oordeel dat de aansprakelijkheid van contenthostingplatforms voor goederen die via deze platforms verkocht of aangeprezen worden, verduidelijkt moet worden, teneinde de juridische kloof te dichten die ervoor zorgt dat kopers de rechten waar zij op grond van de wet of de overeenkomst tot levering van goederen aanspraak op kunnen maken, niet kunnen doen gelden, bijvoorbeeld doordat zij niet weten wie de primaire verkoper is, bijvoorbeeld het “ken-uw-klant”-beginsel;

30.

is ingenomen met de door de Commissie voorgestelde nieuwe consumentenagenda en moedigt de Commissie aan de wetgeving inzake consumentenbescherming in voorkomend geval te actualiseren om beter rekening te houden met de impact van nieuwe technologieën en de mogelijke schade voor consumenten, met name voor de meest kwetsbare groepen en rekening houdend met de gevolgen van de COVID-19-pandemie; is van oordeel dat Europese consumenten in staat moeten worden gesteld een actieve rol te spelen bij de digitale transitie, en dat het vertrouwen van consumenten en de acceptatie van digitale technologieën staat of valt met het feit of hun rechten in alle omstandigheden beschermd zijn;

31.

herinnert eraan dat het op oneigenlijke gronden geoblocken van onlinediensten een belangrijke belemmering vormt voor de eengemaakte markt, en neerkomt op ongerechtvaardigde discriminatie tussen Europese consumenten; neemt kennis van de eerste beoordeling — op korte termijn — van de verordening inzake geoblocking door de Commissie en spoort haar aan hiermee door te gaan en de dialoog te voeren met de belanghebbenden, rekening houdend met de toenemende vraag naar grensoverschrijdende toegang tot audiovisuele diensten, teneinde het verkeer van hoogwaardige inhoud door de hele EU te bevorderen;

32.

wijst eens te meer op het recht op privacy (een EU-grondrecht), en op het recht van bescherming van persoonsgegevens, waaronder de uitdrukkelijke geïnformeerde toestemming, zoals bedoeld in de AVG; geeft aan dat de toestemming moet stoelen op begrijpelijke en laagdrempelig toegankelijke informatie over het gebruik en de verwerking van de persoonsgegevens, en dat dit ook geldt in het geval dat algoritmen worden gebruikt;

33.

is ingenomen met de nieuwe EU-strategie inzake cyberbeveiliging voor het digitale tijdperk, die onontbeerlijk is om het vertrouwen van de burgers te waarborgen en ten volle de vruchten te plukken van innovatie, connectiviteit en automatisering tijdens de digitale transformatie en tegelijkertijd de grondrechten te waarborgen, en vraagt dat de beschreven maatregelen snel en doeltreffend worden uitgevoerd;

34.

verzoekt de lidstaten onverwijld de Europese toegankelijkheidswet ten uitvoer te leggen, om belemmeringen voor burgers met een handicap doeltreffend uit de weg te ruimen en de beschikbaarheid van toegankelijke digitale diensten te garanderen, alsook de geschiktheid van de voorwaarden waaronder deze worden aangeboden, met het oog op de verwezenlijking van een volledig inclusieve en toegankelijke digitale eengemaakte markt die de gelijke behandeling en de inclusie van personen met een handicap waarborgt; moedigt de lidstaten aan de toepassing van de richtlijn inzake de toegankelijkheid van de websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties uit te breiden tot gebieden die openstaan voor het publiek, met name in de gezondheids-, vervoers-, post- of telecommunicatiesector (23), en moedigt de lidstaten aan van deze mogelijkheid gebruik te maken;

Deel 2: het gebruik van AI voor Europese consumenten verbeteren

35.

is ervan overtuigd dat AI, mits ontwikkeld met inachtneming van de toepasselijke wetgeving, het potentieel heeft om op meerdere gebieden verbeteringen te genereren voor de Europese burgers, en aanzienlijke voordelen en waarde te creëren voor de economie, de veiligheid, de beveiliging, het onderwijs, de gezondheidszorg, het vervoer en het milieu; is van oordeel dat de veiligheid, de beveiliging, het inclusieve en niet-discriminerende karakter, de toegankelijkheid en de billijkheid van op AI gebaseerde producten en diensten moeten worden gegarandeerd, met name voor groepen consumenten die kwetsbaar worden geacht, teneinde niemand in de kou te laten staan en te bewerkstelligen dat de voordelen daarvan aan de hele samenleving ten goede komen;

36.

erkent dat de Commissie, de lidstaten, de particuliere sector, het maatschappelijk middenveld en de wetenschappelijke gemeenschap om van AI te kunnen profiteren doeltreffend moeten samenwerken om een klimaat te creëren voor veilige, mensgerichte AI die voordelen oplevert voor de hele samenleving;

37.

merkt op dat AI weliswaar goede mogelijkheden biedt, maar ook hoge risico’s kan opleveren in verband met bijvoorbeeld vooringenomenheid en ondoorzichtigheid; is van mening dat deze risico’s zich kunnen voordoen al naargelang de specifieke context en het specifieke gebruik van AI; dringt er derhalve op aan dat de processen voor traceerbaarheid van AI-systemen transparant zijn en kunnen worden herzien in het geval van aangetoonde ernstige schade;

38.

is van mening dat naast een aantal van de belemmeringen voor de ontwikkeling, uitrol en doeltreffende regulering van digitale technologieën in de EU, ook een gebrek aan consumentenvertrouwen de brede uitrol van AI kan belemmeren; vestigt de aandacht op het feit dat burgers onvoldoende inzicht hebben in de manier waarop geavanceerde algoritmische en artificiële-intelligentiesystemen beslissingen nemen;

39.

merkt op dat consumenten in het geval van een defect aan een product een duidelijk en voorspelbaar rechtskader nodig hebben;

40.

verzoekt de Commissie en de lidstaten het deel van het openbaar bestuur dat verantwoordelijk is voor het ten uitvoer leggen van toekomstige wetgeving inzake AI voortdurend te verbeteren;

41.

is ingenomen met het witboek van de Commissie inzake AI en verzoekt de Commissie een gemeenschappelijk EU-regelgevingskader voor AI te creëren dat de mens centraal stelt, en risicogebaseerd, duidelijk en toekomstbestendig is; is van oordeel dat dit nodig is om toezicht uit te oefenen op geautomatiseerde besluitvormingssystemen, en dat dit een aanvulling moet vormen op bestaande wetgeving inzake AI en dat voor evenredigheid met het risiconiveau moet worden gezorgd;

42.

benadrukt dat te allen tijde voor een adequaat niveau van menselijke controle over algoritmische besluitvormingsprocessen moet worden gezorgd, alsook voor geëigende en doeltreffende rechtsmiddelen;

43.

beklemtoont dat het belangrijk is dat consumenten worden uitgerust met basisvorming en basisvaardigheden op het gebied van AI, zodat zij in staat worden gesteld meer vruchten te plukken van deze technologieën en zich tegelijk te beschermen tegen mogelijke dreigingen;

44.

merkt op dat AI nu al — zij het in wisselende mate — aan bestaande Europese wetgeving onderworpen is, maar tegelijkertijd nieuwe, vooralsnog onopgeloste, juridische vraagstukken opwerpt die gevolgen hebben voor de consument, en verzoekt de Commissie derhalve duidelijke richtsnoeren op te stellen over de werking van en de synergie tussen de huidige toepasselijke wetgeving en eventuele voorstellen voor nieuwe maatregelen, teneinde de bestaande wettelijke kloof te dichten en een evenredig en consistent wettelijk kader tot stand te brengen; acht samenwerking tussen de lidstaten van belang met het oog op de versterking van de digitale eengemaakte markt;

45.

verzoekt de Commissie en de lidstaten bij de handhaving van het regelgevingskader te zorgen voor nauwe samenwerking teneinde fragmentatie van de interne markt te vermijden;

46.

meent dat AI een snel veranderende technologie is waarvoor niet alleen richtsnoeren, maar ook doeltreffende wetgeving vereist is, op basis van beginselen en evenredigheid; is van oordeel dat AI daartoe ruim moet worden gedefinieerd, zodat eventuele regelgevingsmaatregelen in verschillende sectoren flexibel en aanpasbaar kunnen blijven om rekening te houden met toekomstige ontwikkelingen, en adequaat kunnen inspelen op de verschillende risiconiveaus van AI-toepassingen, die binnen de sectorale kaders nader moeten worden gedefinieerd; is van mening dat in de toekomstige regelgeving voldoende rekening moet worden gehouden met de mate waarin de waargenomen risico’s van AI zich in de praktijk voordoen bij de verschillende wijzen waarop AI wordt gebruikt en toegepast;

47.

wijst erop dat het gebruik van zelflerende algoritmen ondernemingen in staat stelt zich een volledig beeld te vormen van de persoonlijke omstandigheden en gedragspatronen van consumenten; verzoekt de Commissie daarom AI-technologieën aan een alomvattende regelgeving te onderwerpen om oneerlijk gebruik of misbruik van dergelijke systemen te voorkomen;

48.

is van mening dat een regelgevingskader voor AI tot doel moet hebben een eengemaakte markt voor betrouwbare en veilige op AI gebaseerde producten, toepassingen en diensten te creëren, en dat dit gebaseerd moet zijn op artikel 114, Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

49.

onderstreept het recht van de consument om tijdig en op een gemakkelijk toegankelijke manier adequaat te worden geïnformeerd over het bestaan en de mogelijke uitkomst van AI-systemen, en over de wijze waarop beslissingen van het systeem kunnen worden gecontroleerd, op zinvolle wijze kunnen worden aangevochten en kunnen worden gecorrigeerd;

50.

dringt aan op verplichte informatieverstrekking om aan te geven of consumenten in interactie zijn met AI-systemen;

51.

is van mening dat verklaarbaarheid en transparantie van cruciaal belang zijn om het vertrouwen van de gebruikers in AI-systemen te winnen en te behouden; is van mening dat dit betekent dat de processen transparant moeten zijn, dat de mogelijkheden en het doel van AI-systemen openlijk moeten worden gecommuniceerd en dat besluiten aan de direct betrokkenen moeten kunnen worden uitgelegd;

52.

is van mening dat het regelgevingskader de ontwikkeling van betrouwbare AI-systemen moet ondersteunen en hoge normen inzake consumentenbescherming moet garanderen om het vertrouwen van de consument in op AI gebaseerde producten te versterken; is van mening dat er behoefte is aan een meer geleidelijke vaststelling van risico’s en overeenkomstige wettelijke voorschriften en waarborgen tegen schade voor de consument; meent voorts dat het regelgevingskader moet zorgen voor transparantie en verantwoordingsplicht, moet voorzien in duidelijke communicatie van de relevante voorschriften aan zowel de consumenten als de regelgevende instanties, en de ontwikkelaars en exploitanten van AI moet stimuleren om proactief voor betrouwbare AI te kiezen;

53.

verzoekt de Commissie de uitwisseling van informatie over algoritmische systemen tussen de autoriteiten van de lidstaten te bevorderen en de ontwikkeling van een gemeenschappelijk begrip van algoritmische systemen in de interne markt te ondersteunen door richtsnoeren, adviezen en expertise te verstrekken;

54.

meent dat een dergelijk kader moet berusten op een ethische, mensgerichte, op de grondrechten gebaseerde aanpak tijdens de ontwerp- en ontwikkelingsfase en gedurende de hele levenscyclus van AI-producten, op basis van de bescherming van de grondrechten, de beginselen van transparantie, verklaarbaarheid (in voorkomend geval) en verantwoordingsplicht, en de rechten en plichten van de AVG, met inbegrip van gegevensminimalisering, doelbinding en gegevensbescherming door ontwerp en door standaardinstellingen;

55.

meent dat het toepassingsgebied van nieuwe regelgevingsvoorschriften getrapt moet zijn, zodat AI-toepassingen in hun specifieke context die geacht worden het grootste risico in te houden, onderworpen worden aan de strengste regelgevingsvoorschriften en controles, met inbegrip van de mogelijkheid om schadelijke of discriminerende praktijken te verbieden; verzoekt de Commissie een objectieve methode te ontwikkelen voor de beoordeling van het risico op schade, in aanvulling op de bestaande instrumenten van de huidige consumentenwetgeving; meent dat een dergelijke methode niet gebaseerd mag zijn op een restrictieve, binaire aanpak die al snel achterhaald kan zijn, en dat de focus moet liggen op de context, de toepassing en het specifieke gebruik van AI;

56.

benadrukt dat een EU-brede normering van AI innovatie en interoperabiliteit moet bevorderen alsook het hoogste niveau van consumentenbescherming moet waarborgen; erkent dat er weliswaar reeds een aanzienlijk aantal normen bestaat, maar meent dat verdere bevordering en ontwikkeling van gemeenschappelijke normen voor AI, zoals die voor onderdelen en volledige toepassingen, noodzakelijk is;

57.

meent dat er, als er eenmaal duidelijke rechtsregels en handhavingsmechanismen zijn, kan worden nagedacht over de rol van een vrijwillig betrouwbaar label voor AI, maar dat tegelijk niet uit het oog mag worden verloren dat de rol van labelregelingen zeer complex is door de informatieasymmetrie die inherent is aan algoritmische leersystemen; is van mening dat een dergelijk label de transparantie van op AI gebaseerde technologie zou kunnen verbeteren; onderstreept dat een dergelijke labelregeling bevattelijk moet zijn voor de consumenten en hen aantoonbaar en meetbaar beter bewust moet maken van AI-toepassingen die aan de eisen voldoen, zodat ze met kennis van zaken een keuze kunnen maken, anders zal het label in de praktijk niet voldoende worden gebruikt;

58.

is er stellig van overtuigd dat nieuwe regelgevingsvoorschriften en beoordelingen zowel begrijpelijk als uitvoerbaar moeten zijn en waar mogelijk moeten worden ingepast in bestaande sectorspecifieke voorschriften, en dat de administratieve lasten evenredig moeten blijven;

59.

verzoekt de Commissie en de lidstaten gebruik te maken van innovatieve regelgevingsinstrumenten zoals testomgevingen voor regelgeving die stroken met het voorzorgsbeginsel, om startende en kleine bedrijven een duidelijk traject naar opschaling te helpen bieden; is van mening dat deze instrumenten, als ze in een gecontroleerde omgeving worden toegepast, innovatie zullen helpen aanmoedigen; wijst erop dat de totstandbrenging van een coherente omgeving voor het innovatief testen en valideren van op technologieën zoals AI gebaseerde producten, Europese bedrijven zal helpen om de versnippering van de interne markt te ondervangen en het groeipotentieel in de hele EU te benutten;

60.

wijst erop dat de meest efficiënte manier om vooringenomenheid te verminderen, erin bestaat de kwaliteit te waarborgen van de datasets die worden gebruikt om AI-systemen te trainen;

61.

is van mening dat het gebruik van AI in een context met een hoog risico beperkt moet blijven tot specifieke doeleinden, met volledige inachtneming van de toepasselijke wetgeving, en aan transparantieverplichtingen moet worden onderworpen; onderstreept dat alleen een duidelijk wetgevingskader dat rechtszekerheid biedt, doorslaggevend zal zijn om te zorgen voor veiligheid en beveiliging, gegevens- en consumentenbescherming, vertrouwen onder het publiek en steun voor de noodzaak en evenredigheid van de toepassing van dergelijke technologieën; verzoekt de Commissie zorgvuldig na te gaan of er bepaalde soorten gebruik, situaties of praktijken zijn waarvoor specifieke technische normen, met inbegrip van onderliggende algoritmen, moeten worden vastgesteld; acht het noodzakelijk dat, indien dergelijke technische normen worden vastgesteld, deze regelmatig door de bevoegde autoriteiten worden herzien en opnieuw worden geëvalueerd, gezien het snelle tempo van de technologische ontwikkeling;

62.

is van mening dat het nuttig kan zijn als organisaties en bedrijven toetsingscommissies voor AI-producten en -diensten instellen om de potentiële voordelen en potentiële schade te beoordelen, met name de potentiële sociale gevolgen van risicovolle AI-projecten met een grote impact, teneinde organisaties te helpen verantwoorde beslissingen over AI-producten en -diensten te nemen, met name wanneer de belanghebbenden erbij worden betrokken;

63.

wijst erop hoe belangrijk onderwijs en onderzoek zijn voor AI; onderstreept dat de EU haar digitale capaciteiten moet opbouwen door meer mensen ertoe aan te moedigen voor een loopbaan in ICT-gerelateerde sectoren te kiezen en door meer gegevensprofessionals op het gebied van AI en professionals op aanverwante nieuwe gebieden, zoals AI-investeringen en AI-veiligheid, op te leiden; vraagt dat er aanzienlijk wordt geïnvesteerd in het Europees netwerk van kenniscentra voor kunstmatige intelligentie en dat er pan-Europese universitaire en onderzoeksnetwerken worden opgezet die op AI focussen; is van mening dat dit netwerk moet helpen om meer kennis over AI uit te wisselen, AI-gerelateerd talent binnen de EU te ondersteunen en nieuw talent aan te trekken, de samenwerking tussen innoverende bedrijven, hoger onderwijs, onderzoeksinstellingen en AI-ontwikkelaars te bevorderen en gespecialiseerde opleiding en ontwikkeling voor regelgevende instanties aan te bieden, met als doel het correcte gebruik van deze technologieën te waarborgen en de Europese burgers te beschermen tegen potentiële risico’s en aantasting van hun grondrechten; benadrukt voorts het belang van maatregelen en informatiekanalen om kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) en start-ups te helpen om effectief te digitaliseren en deel te gaan uitmaken van de vijfde industriële revolutie; erkent dat het delen en hergebruiken van de componenten van AI-applicaties bevorderlijk is voor het gebruik en de verspreiding van AI-oplossingen; wijst op het belang van fundamenteel onderzoek naar de grondslagen van AI; benadrukt dat alomvattend onderzoek naar alle AI-toepassingen en -technologieën mogelijk moet worden gemaakt;

64.

vraagt dat er effectbeoordelingen worden verricht van de gevolgen van de digitale kloof voor mensen en dat er concrete maatregelen worden genomen om die kloof te dichten; vraagt dat de negatieve gevolgen worden verzacht door middel van onderwijs, omscholing en bijscholing; onderstreept dat rekening moet worden gehouden met de genderdimensie, gezien de ondervertegenwoordiging van vrouwen in STEM en digitale bedrijven; is van mening dat er bijzondere aandacht moet worden uitgaan naar programma’s voor AI-geletterdheid;

65.

verzoekt de Commissie het bestaande kader voor productveiligheid en -aansprakelijkheid te actualiseren om in te spelen op nieuwe uitdagingen in verband met opkomende digitale technologieën zoals AI; dringt er bij de Commissie op aan om onder meer de richtlijn inzake algemene productveiligheid en de richtlijn inzake productaansprakelijkheid te actualiseren, met name door te overwegen om, in duidelijk omschreven gevallen en na een behoorlijke beoordeling, de bewijslast voor door opkomende digitale technologieën veroorzaakte schade om te keren, en de termen “product”, “schade” en “defect” aan te passen zodat ze rekening houden met de complexiteit van opkomende technologieën met inbegrip van producten met ingebouwde AI, IoT en robotica, standalone software en software of updates die een substantiële wijziging van het product met zich meebrengen en de facto tot een nieuw product leiden;

66.

benadrukt dat voor de toepassing van AI, alsook van elke nieuwe technologie, adequate connectiviteit moet worden ontwikkeld, ook in regio’s met demografische of economische uitdagingen; vraagt dat rekening wordt gehouden met de ongelijke toegang tot technologie in plattelandsgebieden, met name wanneer middelen van de Unie worden gebruikt voor de uitrol van 5G-netwerken, om witte vlekken weg te werken en voor connectiviteitsinfrastructuur in het algemeen; vraagt om een EU-communicatiestrategie die de EU-burgers betrouwbare informatie verschaft, en om bewustmakingscampagnes over 5G;

67.

verzoekt de Commissie onderzoek te doen naar de ontwikkeling en het gebruik van “distributed ledger”-technologieën, waaronder blockchain, en met name naar slimme contracten in de digitale eengemaakte markt, duidelijkheid te verschaffen en na te denken over de ontwikkeling van een passend rechtskader om de rechtszekerheid voor ondernemingen en consumenten te bevorderen, met name wat betreft rechtmatigheid, handhaving van slimme contracten in grensoverschrijdende situaties en vereisten inzake notariële bekrachtiging, indien nodig;

68.

dringt erop aan dat de plurilaterale onderhandelingen in de Wereldhandelsorganisatie (WTO) over e-handel worden afgerond met een evenwichtig resultaat; verzoekt de Commissie zorgvuldig te beoordelen welke gevolgen de broncodeclausule, waarover momenteel wordt gesproken in de onderhandelingen op WTO-niveau over e-handel, zal hebben voor de toekomstige EU-wetgeving inzake AI, ook wat de impact op de consumentenrechten betreft, en vraagt dat het Europees Parlement daarbij betrokken wordt; betreurt dat EU-bedrijven, bij gebrek aan mondiale regels, te maken kunnen krijgen met niet-tarifaire belemmeringen in de digitale handel, zoals ongerechtvaardigde geoblocking, gegevenslokalisatie en verplichte vereisten inzake technologieoverdracht; wijst erop dat deze belemmeringen met name voor kmo’s een probleem kunnen zijn; benadrukt dat mondiale regels voor digitale handel de consumentenbescherming nog verder kunnen verbeteren; pleit ervoor het WTO-moratorium op elektronische transmissies permanent te maken, en benadrukt dat duidelijkheid moet worden verschaft over de definitie van elektronische transmissies; dringt erop aan dat de Informatietechnologieovereenkomst van de WTO, de uitbreiding daarvan en het referentiedocument van de WTO inzake telecommunicatiediensten volledig worden uitgevoerd en breder worden ingevoerd;

69.

erkent de ambitie om van de EU een wereldleider op het gebied van ontwikkeling en toepassing van AI te maken; dringt er bij de EU op aan nauwer samen te werken met partners als de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) en de WTO om mondiale normen voor AI vast te stellen, met als doel handelsbelemmeringen weg te nemen en betrouwbare, met de waarden van de Unie in overeenstemming zijnde AI te bevorderen; steunt de samenwerking inzake internationale regelgeving alsook andere vormen van samenwerking tussen de OESO-landen op het gebied van digitale economie, zoals het Global Partnership on Artificial Intelligence; moedigt de EU aan om haar werkzaamheden in dit verband met de VN en internationale normalisatie-instellingen te intensiveren; wijst op de sluiting van de overeenkomst inzake het op regels gebaseerde Aziatisch regionaal alomvattend economisch partnerschap (de RCEP-overeenkomst), dat de weg heeft geëffend voor het grootste economische-integratieproject ter wereld; is van mening dat de EU digitale regels moet bevorderen die in overeenstemming zijn met democratische beginselen, de mensenrechten en duurzame ontwikkeling; steunt in dit verband het voorstel om een raad voor handel en technologie tussen de EU en de VS op te richten;

70.

steunt in dat verband de werkzaamheden voor een trans-Atlantische overeenkomst inzake AI, met als doel tot een sterkere en bredere consensus over de beginselen van ethische AI en gegevensbeheer te komen en, binnen het kader van die beginselen, innovatie en het delen van gegevens voor de ontwikkeling van AI te bevorderen, alsook de handel en de ontwikkeling van compatibele regels en gemeenschappelijke normen in de digitale handel te vergemakkelijken, zodat een centrale rol van de EU bij de bepaling van deze normen gewaarborgd is; benadrukt dat deze trans-Atlantische overeenkomst inzake AI eveneens een apart hoofdstuk over de beveiliging en bescherming van de gegevens van gebruikers en consumenten moet bevatten, teneinde de bescherming van EU-regels te waarborgen; verzoekt de Commissie zich samen met de VS, Japan en andere gelijkgezinde partners te blijven inspannen voor de hervorming van de WTO-regels inzake onder meer subsidies, gedwongen technologieoverdrachten en overheidsbedrijven; benadrukt het belang van de vrijhandelsovereenkomsten van de EU voor het bevorderen van de belangen en waarden van EU-ondernemingen, -consumenten en -werknemers in de mondiale digitale economie, en ziet die als complementair aan een concurrerende digitale eengemaakte markt; merkt op dat met name de samenwerking met het Verenigd Koninkrijk, dat een grote rol in de mondiale digitale economie speelt, van cruciaal belang is;

71.

verzoekt de lidstaten met klem om in hun herstelplannen projecten voor de digitalisering van het vervoer op te nemen; benadrukt dat moet worden gezorgd voor stabiele en toereikende financiering voor de aanleg van vervoers- en ICT-infrastructuur voor intelligente vervoerssystemen (ITS), met inbegrip van de veilige uitrol van 5G, de ontwikkeling van de 6G-netwerken en toekomstige draadloze netwerken, zodat het potentieel van gedigitaliseerd vervoer ten volle kan worden ontplooid en tegelijk hoge vervoersveiligheidsnormen worden gewaarborgd; wijst in dat verband op de noodzaak om zowel nieuwe infrastructuur te ontwikkelen als de bestaande infrastructuur te verbeteren; verzoekt de lidstaten te voorzien in veilige, veerkrachtige en hoogwaardige vervoersinfrastructuur die de uitrol van geconnecteerde en geautomatiseerde mobiliteitsdiensten vergemakkelijkt; wijst erop dat het moderniseren van relevante vervoers- en digitale infrastructuur in het trans-Europees vervoersnet (TEN-T) sneller moet verlopen; verzoekt de Commissie daarom bij de herziening van de TEN-T-verordening en de verordening inzake corridors voor goederenvervoer per spoor mechanismen voor te stellen om daarvoor te zorgen;

72.

benadrukt dat AI een enorm potentieel heeft in de vervoersector en de automatisering van het weg-, spoor-, water- en luchtvervoer in de hand kan werken; wijst op de rol die AI kan spelen bij het bevorderen van multimodaliteit en de modal shift, alsook bij de ontwikkeling van slimme steden, wat de reiservaring van alle burgers verbetert door vervoer, logistiek en verkeersstromen efficiënter, veiliger en milieuvriendelijker te maken, de reistijd te verkorten, congestie te verminderen, schadelijke emissies terug te dringen en de kosten te drukken; benadrukt het enorme potentieel van systemen die gebruikmaken van AI in de vervoerssector voor de verkeersveiligheid en voor de verwezenlijking van de doelstellingen van “Vision Zero”; beklemtoont dat AI zal bijdragen tot de verdere ontwikkeling van naadloze multimodaliteit, volgens het concept “mobiliteit als dienst” (MaaS); verzoekt de Commissie na te gaan hoe de evenwichtige ontwikkeling van MaaS, met name in stedelijke gebieden, kan worden bevorderd;

73.

is ingenomen met de resultaten die werden bereikt met de gemeenschappelijke onderneming SESAR (ATM-onderzoek voor het gemeenschappelijk Europees luchtruim) en pleit voor een intensivering van onderzoek en investeringen om het potentieel van AI in de luchtvaartsector ten aanzien van de consument te maximaliseren door verbeteringen in de marketing, de verkoop, de distributie en de prijsstelling van luchtvaartmaatschappijen, alsook in de grondafhandeling (veiligheidscontroles enz.); merkt op dat AI geautomatiseerde navigatie kan ontwikkelen voor de grote vaart, de korte vaart en de binnenvaart en in een context van toegenomen scheepsverkeer het maritiem toezicht kan verbeteren; dringt erop aan dat in alle Europese havens op grote schaal AI wordt uitgerold en meer wordt gedigitaliseerd om de efficiëntie en het concurrentievermogen te verbeteren; wijst op de cruciale rol die digitalisering, AI en robotica zullen spelen in de toeristische sector, waarmee ze zullen bijdragen tot de duurzaamheid van de sector op de lange termijn; merkt op dat toereikende financiering en stimuleringsmaatregelen voor toeristische ondernemingen nodig zijn, met name voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, om ze in staat te stellen de vruchten van de digitalisering te plukken en hun aanbod aan de consument te moderniseren; merkt op dat dit het digitale leiderschap van de EU op het gebied van duurzaam toerisme zal helpen bevorderen door middel van onderzoek en ontwikkeling, joint ventures en publiek-private partnerschappen;

74.

wijst erop dat AI vooroordelen en daarmee verschillende vormen van discriminatie met zich mee kan brengen, op basis van geslacht, ras, huidskleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuiging, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid; brengt in dit verband in herinnering dat de rechten van iedereen volledig moeten worden gewaarborgd en dat initiatieven op het gebied van AI op geen enkele wijze tot discriminatie mogen leiden; benadrukt dat dergelijke vooroordelen en discriminatie kunnen voortkomen uit reeds bevooroordeelde gegevensreeksen, waarin bestaande vormen van discriminatie die in de samenleving voorkomen tot uiting komen; benadrukt dat bij AI vooroordelen die leiden tot verboden discriminatie vermeden moeten worden, en dat AI discriminerende processen niet mag reproduceren; benadrukt dat bij het ontwerpen van technologieën op het gebied van AI rekening moet worden gehouden met deze risico’s, en dat het belangrijk is om samen te werken met aanbieders van deze technologieën om hardnekkige achterdeurtjes waardoor discriminatie erin kan sluipen, aan te pakken; pleit voor ontwerp- en ontwikkelingsteams van AI die net zo divers zijn als de samenleving;

75.

wijst erop dat de grondrechten uitsluitend ten volle beschermd kunnen worden als algoritmen transparant zijn; wijst erop dat wetgevers zich, gezien de belangrijke ethische en juridische implicaties, moeten buigen over de complexe kwestie van aansprakelijkheid, met name voor schade aan eigendommen en/of personen, en benadrukt dat bij alle AI-toepassingen de aansprakelijkheid moet berusten bij een natuurlijke persoon of een rechtspersoon;

76.

onderstreept dat AI ruimer beschikbaar moet zijn voor de culturele en creatieve sector in heel Europa om een gelijk speelveld en eerlijke concurrentie voor alle belanghebbenden en actoren in Europa te behouden; beklemtoont het potentieel van AI-technologieën voor de culturele en creatieve sector, gaande van beter publieksbeheer en -bereik en meer betrokkenheid van het publiek tot hulp bij de curatie van inhoud, de herwaardering van culturele archieven, evenals hulp bij feitenonderzoek en datajournalistiek; benadrukt dat leer- en opleidingsmogelijkheden moeten worden geboden om de Europese samenleving in staat te stellen inzicht te verwerven in het gebruik, de potentiële risico’s en de mogelijkheden van AI; herhaalt in dit verband zijn standpunt dat innovatie op het gebied van AI en robotica moet worden geïntegreerd in onderwijsplannen en opleidingsprogramma’s; herinnert aan de bijzondere vereisten van beroepsonderwijs en -opleiding met betrekking tot AI en dringt aan op samenwerking op Europees niveau om het potentieel van AI in beroepsonderwijs en -opleiding in heel Europa te vergroten; benadrukt dat de omzetting van de richtlijn audiovisuele mediadiensten (24) in nationaal recht van cruciaal belang is voor de totstandbrenging van een echte digitale eengemaakte markt die culturele diversiteit bevordert;

77.

wijst op het gebrek aan Europese durfkapitaalfinanciering, het gebrek aan toegang tot financiering en de gebrekkige beschikbaarheid van gegevens, en erkent voorts dat er externe en interne belemmeringen zijn voor de invoering van AI-technologieën, met name voor minder volgroeide sectoren en kmo’s; pleit voor een alomvattende aanpak in de Unie, gebaseerd op het bevorderen van ondernemerschap door middel van investeerdersvriendelijke regelgeving, om veelbelovende Europese start-ups in alle fasen van hun groei toegang te bieden tot financiering; vraagt om gezamenlijke inspanningen om de uittocht te voorkomen en te ontmoedigen van veelbelovende jonge Europese bedrijven, die vaak onmiddellijk nadat zij de markt hebben betreden, met een gebrek aan financiering kampen;

78.

herinnert eraan dat de huidige wetgeving van de Unie niet voorziet in verplichte cyberbeveiligingsvereisten voor producten en diensten in het algemeen; vraagt dat er dat essentiële vereisten worden opgenomen in de ontwerpfase (beveiliging door ontwerp) en dat er passende cyberbeveiligingsnormen en -processen worden toegepast, zowel tijdens de levenscyclus van producten en diensten als in de hele toeleveringsketen;

79.

wijst erop dat de vierde industriële revolutie onder meer zal afhangen van de toegang tot grondstoffen zoals lithium en zeldzame aardmetalen, en dat de Unie haar afhankelijkheid van de invoer daarvan moet verminderen door het absolute verbruik te beperken en door haar eigen ecologisch verantwoorde mijnbouw en circulaire economie; is van mening dat een sterker beleid inzake de circulaire economie dat wordt toegepast op digitale apparaten en halfgeleiders, tegelijk kan bijdragen tot de industriële soevereiniteit van de Unie en tot het voorkomen van de negatieve gevolgen van mijnbouwactiviteiten in verband met grondstoffen;

80.

vraagt om duidelijker strategie voor de Europese digitale-innovatiehubs om de grootschalige toepassing van nieuwe technologieën door kmo’s, midcaps en start-ups te stimuleren; wijst erop dat het netwerk van Europese digitale innovatiehubs moet zorgen voor een brede geografische dekking in heel Europa, met inbegrip van afgelegen, plattelands- en eilandgebieden, en een sectoroverschrijdende dialoog op gang moet brengen; verzoekt de Commissie een ambitieuze en alomvattende strategie uit te werken ter ondersteuning van de oprichting en groei van start-ups, met als doel binnen tien jaar een nieuwe generatie Europese digitale “eenhoorns” te hebben; in de strategie moet met name worden gekeken naar maatregelen zoals belastingstimulansen voor start-ups pas opgerichte kmo’s en de invoering van een EU-startup-visum;

81.

is ingenomen met de nieuwe cloudstrategie van de Commissie en het Europees cloudinitiatief;

82.

is verheugd over het positieve effect dat AI op de Europese arbeidsmarkten kan hebben, zoals banencreatie, veiligere en inclusievere werkplekken, de bestrijding van discriminatie bij aanwerving en beloning, en de bevordering van een betere afstemming van vaardigheden en werkstromen, mits de risico’s worden beperkt en de regelgevingskaders regelmatig worden geactualiseerd naarmate de digitale golf voortschrijdt;

83.

verzoekt de lidstaten te investeren in hoogwaardige, responsieve en inclusieve stelsels voor onderwijs, beroepsopleiding en een leven lang leren, alsook in om- en bijscholingsbeleid voor werknemers in sectoren die zwaar getroffen kunnen worden door AI, onder meer in de land- en bosbouw; benadrukt dat in dit verband bijzondere aandacht moet worden besteed aan de inclusie van kansarme groepen;

84.

neemt nota van de vaardighedenkloof op de Europese arbeidsmarkten; is ingenomen met de bijgewerkte Europese vaardighedenagenda en het nieuwe actieplan voor digitaal onderwijs (2021-2027) van de Commissie, die werknemers zullen helpen om hun digitale vaardigheden te verbeteren en de nodige kwalificaties voor de toekomstige arbeidswereld te verwerven, en zullen helpen om de aanpassing en de verwerving van kwalificaties en kennis met het oog op de digitale en de groene transitie in goede banen te leiden; onderstreept dat de ethische aspecten van AI en de ontwikkeling van vaardigheden voor ethische doeleinden integraal deel moeten gaan uitmaken van onderwijs- en opleidingsprogramma’s voor ontwikkelaars en mensen die met AI werken; herinnert eraan dat ontwikkelaars, programmeurs, besluitvormers en bedrijven die zich met AI bezighouden, zich bewust moeten zijn van hun ethische verantwoordelijkheid; benadrukt dat toegang tot de juiste vaardigheden en kennis op het gebied van AI de digitale kloof in de samenleving kan overbruggen en dat AI-oplossingen de integratie op de arbeidsmarkt van kwetsbare groepen, zoals personen met een handicap of personen die in afgelegen of plattelandsgebieden wonen, moeten ondersteunen;

85.

benadrukt dat gendergelijkheid een kernbeginsel van de Europese Unie is en in alle beleidsmaatregelen van de EU terug te vinden moet zijn; vraagt dat de fundamentele rol van vrouwen wordt erkend met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese digitale strategie overeenkomstig de doelstellingen inzake gendergelijkheid; herinnert eraan dat de deelname van vrouwen aan de digitale economie van cruciaal belang is om een bloeiende digitale samenleving vorm te geven en om de digitale eengemaakte markt van de EU te stimuleren; verzoekt de Commissie toe te zien op de uitvoering van de ministeriële toezeggingsverklaring “Women in Digital”; is van mening dat AI aanzienlijk kan bijdragen tot het overwinnen van genderdiscriminatie en het aanpakken van de uitdagingen waarmee vrouwen worden geconfronteerd teneinde gendergelijkheid te bevorderen, op voorwaarde dat een passend juridisch en ethisch kader wordt ontwikkeld, bewuste en onbewuste vooroordelen worden weggenomen en de beginselen van gendergelijkheid worden geëerbiedigd;

86.

benadrukt dat de landbouw een sector is waarin AI een sleutelrol zal spelen bij het oplossen van problemen en uitdagingen op het gebied van voedselproductie en -voorziening; benadrukt dat IoT-technologieën en AI in het bijzonder aanzienlijke kansen bieden voor de modernisering, automatisering en grotere efficiëntie en duurzaamheid van de agrovoedingssector en voor lokale ontwikkeling in plattelandsgebieden; is van mening dat het gebruik van digitale technologieën en AI alsook meer onderzoek en ontwikkeling in de agrovoedingssector noodzakelijk zijn om de duurzaamheid, de efficiëntie en de nauwkeurigheid te verbeteren en de productiviteit te sturen; benadrukt het potentieel van het IoT en AI in de precisielandbouw, met name voor de detectie van weersomstandigheden, bodemnutriënten en waterbehoeften en van plantenplagen en -ziekten; onderstreept dat monitoring met behulp van geautomatiseerde en digitale instrumenten kan helpen om de milieu- en klimaatvoetafdruk van de landbouw tot een minimum te beperken; verzoekt de Commissie en de lidstaten de middelen en investeringen die voor deze doeleinden aan de landbouwsector worden toegewezen, te verhogen, voldoende middelen ter beschikking te stellen en instrumenten te ontwikkelen voor onderzoek naar het gebruik van AI op deze gebieden, teneinde een beter gebruik van de beschikbare middelen door de betrokken landbouwers te vergemakkelijken, de efficiëntie en de productie te verhogen en de oprichting van innovatiehubs en start-ups op dit gebied te stimuleren;

87.

is van mening dat de toepassing van AI in de Unie en het daarmee gepaard gaande gebruik van persoonsgegevens van EU-burgers moeten stroken met onze waarden en grondrechten zoals die in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, zoals menselijke waardigheid, privacy, gegevensbescherming en veiligheid; benadrukt dat AI per definitie gegevensverwerking omvat en dat in het kader van AI derhalve het EU-recht inzake gegevensbescherming, en met name de algemene verordening gegevensbescherming (AVG), moet worden geëerbiedigd; herhaalt dat het belangrijk is om onafhankelijke openbare gegevensbeschermingsautoriteiten te voorzien van de nodige middelen om hen in staat te stellen toe te zien op de naleving van de wetgeving inzake gegevensbescherming en deze op doeltreffende wijze te handhaven;

88.

benadrukt dat investeringen in wetenschap, onderzoek en ontwikkeling, innovatie op het gebied van digitale technologie en AI, het bevorderen van betere toegang tot durfkapitaal, het ontwikkelen van een sterke cyberbeveiliging van kritieke infrastructuren en elektronische communicatienetwerken en toegang tot onbevooroordeelde gegevens van hoge kwaliteit de hoekstenen zijn om de digitale soevereiniteit van de Unie te waarborgen; verzoekt de Commissie onderzoek te doen naar de verschillende manieren waarop de Unie het risico loopt afhankelijk te worden van externe spelers; merkt op dat onduidelijke, buitensporige of versnipperde regelgeving de opkomst van innovatieve eenhoorns op hightechgebied, start-ups en kmo’s zal belemmeren of hen ertoe zal aanzetten om hun producten en diensten buiten Europa te ontwikkelen;

89.

benadrukt dat de totstandbrenging van een veilige en inclusieve Europese gigabitmaatschappij een voorwaarde is voor het succes van de digitale transitie van de Unie; wijst op de rol van connectiviteit, die met name wordt aangedreven door 5G en glasvezelinfrastructuur, bij de transformatie van werk- en onderwijsvormen, bedrijfsmodellen en hele sectoren zoals productie, vervoer en gezondheidszorg, met name in combinatie met andere technologieën zoals virtualisatie, cloudcomputing, edgecomputing, AI, netwerkslicing en -automatisering, en die kan leiden tot meer productiviteit en meer innovatie en gebruikerservaringen;

90.

verzoekt de Commissie Europese bedrijven te stimuleren om te beginnen met de ontwikkeling en opbouw van technologische capaciteiten voor mobiele netwerken van de volgende generatie; verzoekt de Commissie de gevolgen van ongelijke toegang tot digitale technologieën en verschillen in connectiviteit tussen de lidstaten te analyseren;

91.

stelt vast dat investeren in high-performance computing cruciaal is om de mogelijkheden van kunstmatige intelligentie en andere nieuwe technologieën optimaal te kunnen benutten; vraagt dat de investeringskloof met betrekking tot connectiviteit wordt gedicht met behulp van NextGenerationEU alsook nationale en particuliere financiering, teneinde de bezuinigingen op de EU-investeringen in toekomstige technologieën in het meerjarig financieel kader (MFK) 2021-2027 te compenseren;

92.

dringt aan op een maatschappijbrede aanpak van cyberbeveiliging; benadrukt dat nieuwe benaderingen van cyberbeveiliging moeten worden ontworpen op basis van veerkracht en aanpassingsvermogen ten aanzien van diverse vormen van stress en aanvallen; dringt aan op een holistische benadering van cyberveiligheid, waarbij rekening wordt gehouden met het hele systeem, van systeemontwerp en bruikbaarheid tot onderwijs en opleiding van burgers; benadrukt dat de digitale transformatie, met de snelle digitalisering van diensten en de grootschalige invoering van onderling verbonden apparaten, onze samenleving en economie noodzakelijkerwijs meer blootstelt aan cyberaanvallen; benadrukt dat vooruitgang op het gebied van kwantumcomputing de bestaande versleutelingstechnieken zal verstoren; verzoekt de Commissie onderzoek te ondersteunen dat Europa in staat zou stellen deze uitdaging aan te gaan, en wijst op de noodzaak van sterke, veilige eind-tot-eindversleuteling; verzoekt de Commissie onderzoek te doen naar het gebruik van cyberbeveiligingsprotocollen en -applicaties op basis van blockchain om de veerkracht, betrouwbaarheid en degelijkheid van AI-infrastructuur te verbeteren; benadrukt dat er in alle sectorale beleidsmaatregelen cyberbeveiligingscomponenten moeten worden geïntegreerd; onderstreept dat voor een doeltreffende bescherming samenwerking tussen de EU- en nationale instellingen vereist is, met ondersteuning van Enisa, om de veiligheid, integriteit, veerkracht en duurzaamheid van kritieke infrastructuur en elektronische-communicatienetwerken te waarborgen; is ingenomen met het voorstel van de Commissie voor een herziening van de NIS-richtlijn en haar voornemen om het toepassingsgebied ervan uit te breiden en de verschillen in toepassing door de lidstaten te verkleinen; dringt aan op een voorzichtige benadering van potentiële afhankelijkheid van leveranciers met een hoog risico, met name voor de uitrol van 5G-netwerken;

o

o o

93.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) https://ec.europa.eu/newsroom/dae/document.cfm?doc_id=64962

(2) https://europa.eu/eurobarometer/surveys/detail/2228

(3)PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1.

(4)PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4.

(5)PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37.

(6)PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22.

(7)PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36.

(8)PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64.

(9)PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1.

(10)PB C 11 van 12.1.2018, blz. 55.

(11)PB L 60 I van 2.3.2018, blz. 1.

(12)PB L 295 van 21.11.2018, blz. 1.

(13)PB L 328 van 18.12.2019, blz. 7.

(14)PB L 151 van 7.6.2019, blz. 70.

(15)PB L 130 van 17.5.2019, blz. 92.

(16)PB L 186 van 11.7.2019, blz. 57.

(17) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0032.

(18) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0272.

(19) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0277.

(20) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0275.

(21) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0276.

(22) Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0007.

(23) Richtlijn (EU) 2016/2102 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 inzake de toegankelijkheid van de websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties (PB L 327 van 2.12.2016, blz. 1), overweging 34.

(24) Richtlijn (EU) 2018/1808 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) in het licht van een veranderende marktsituatie (PB L 303 van 28.11.2018, blz. 69).