Home

Resolutie van het Europees Parlement van 10 juni 2021 over de schending van het VN-Verdrag voor de rechten van het kind en het inzetten van minderjarigen door de Marokkaanse autoriteiten in de migratiecrisis in Ceuta (2021/2747(RSP))

Resolutie van het Europees Parlement van 10 juni 2021 over de schending van het VN-Verdrag voor de rechten van het kind en het inzetten van minderjarigen door de Marokkaanse autoriteiten in de migratiecrisis in Ceuta (2021/2747(RSP))

8.2.2022

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 67/99


P9_TA(2021)0289

Schending van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind en gebruik van minderjarigen door de Marokkaanse autoriteiten in de context van de migratiecrisis in Ceuta

Resolutie van het Europees Parlement van 10 juni 2021 over de schending van het VN-Verdrag voor de rechten van het kind en het inzetten van minderjarigen door de Marokkaanse autoriteiten in de migratiecrisis in Ceuta (2021/2747(RSP))

(2022/C 67/11)

Het Europees Parlement,

gezien zijn eerdere resoluties over Marokko, met name die van 16 januari 2019 over de overeenkomst EU-Marokko (1), en die van 26 november 2019 over kinderrechten naar aanleiding van het dertigjarig bestaan van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind (2),

gezien het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind van 20 november 1989, met name het beginsel van het belang van het kind (artikelen 3 en 18),

gezien de algemene opmerkingen van het VN-Comité voor de rechten van het kind, met name nr. 14,

gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

gezien de verklaring van Marokko van 1 juni 2021 over de kwestie van niet-begeleide Marokkaanse minderjarigen in een illegale situatie in bepaalde Europese landen,

gezien de twee verklaringen van het Marokkaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken, Afrikaanse samenwerking en Marokkaanse diaspora van 31 mei 2021 over de Spaans-Marokkaanse crisis,

gezien de Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds (3), die in 2000 in werking is getreden, en het mobiliteitspartnerschap 2013,

gezien de persverklaringen van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid na afloop van de Raad Buitenlandse Zaken van 18 mei 2021,

gezien de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 9 februari 2021, getiteld “Hernieuwd partnerschap met het Zuidelijk Nabuurschap: een nieuwe agenda voor het Middellandse Zeegebied”, met name hoofdstuk vier over migratie en mobiliteit (JOIN(2021)0002),

gezien de Overeenkomst tussen het Koninkrijk Spanje en het Koninkrijk Marokko over samenwerking op het gebied van illegale emigratie van niet-begeleide minderjarigen, de bescherming van deze minderjarigen en hun geplande terugkeer, die op 6 maart 2007 is ondertekend in Rabat en op 2 oktober 2012 in werking is getreden,

gezien de verklaring van 27 maart 2021 van de Internationale Organisatie voor Migratie over onlangs aangekomen mensen in Ceuta, Spanje,

gezien artikel 144, lid 5, en artikel 132, lid 4, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat de associatieovereenkomst van 2000 de rechtsgrondslag vormt voor de betrekkingen tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko; overwegende dat Marokko, als naaste buur, een bevoorrechte partner van de EU is in termen van politieke en economische samenwerking, evenals op het gebied van handel en technische en ontwikkelingssamenwerking, zoals blijkt uit de desbetreffende instrumenten, waaronder de meerjarige actieprogramma’s, het EU-noodtrustfonds voor Afrika, het Europees nabuurschapsinstrument en het programma Europa als wereldspeler, alsook uit de deelname van Marokko aan Erasmus+ en zijn geavanceerde status in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid, die het in 2008 kreeg toegekend; overwegende dat Marokko de op twee na grootste begunstigde is van EU-financiering in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid;

B.

overwegende dat de huidige crisis heeft geleid tot ongekende diplomatieke spanningen tussen Marokko enerzijds en Spanje en de EU anderzijds; overwegende dat dit onverdedigbare incident, ongeacht de redenen achter de in Ceuta ontstane situatie, niet te verenigen valt met de reeds lang bestaande samenwerking en de op vertrouwen gebaseerde betrekkingen tussen beide partijen, met name op het gebied van migratie; overwegende dat de betrekkingen moeten worden gewaarborgd en hersteld tot het niveau voorafgaand aan de crisis via goede nabuurschapsbetrekkingen, en in dienst moeten staan van het bevorderen van de wederzijds voordelige relatie door uitvoering te geven aan de nieuwe, onlangs gepubliceerde agenda voor het Middellandse Zeegebied, in het kader van een hernieuwd partnerschap met het zuidelijk nabuurschap, waarbij Marokko wordt verzocht zijn partnerschap met de EU op diverse gebieden te versterken;

C.

overwegende dat vanaf 17 mei 2021 sprake is van een ongekende stijging van het aantal personen dat oversteekt naar Spaans grondgebied, waarbij zo’n 9000 mensen de autonome Spaanse stad Ceuta lopend of zwemmend zijn binnengekomen nadat de Marokkaanse politie de grenscontroles tijdelijk had versoepeld, de poorten van haar grensafsluiting had opengezet en niet optrad om een einde te maken aan de illegale binnenkomst; overwegende dat dankzij de humanitaire respons van de Spaanse veiligheidstroepen en strijdkrachten, ngo’s en de burgers van Ceuta een ware tragedie is voorkomen; overwegende dat de meeste illegaal overstekende migranten Marokkaanse onderdanen waren; overwegende dat een verplaatsing van zo’n groot aantal personen moeilijk als spontaan kan worden gezien; overwegende dat zich onder hen minstens 1200 niet-begeleide minderjarigen bevonden, en veel volledige gezinnen; overwegende dat sommige van de kinderen rechtstreeks van school kwamen en daarom geen papieren bij zich hadden op het moment van de oversteek;

D.

overwegende dat de Marokkaanse autoriteiten op 1 juni 2021 hebben besloten de terugkeer van alle opgespoorde niet-begeleide Marokkaanse kinderen die irregulier in de Europese Unie verblijven, te vergemakkelijken; overwegende dat velen van hen volgens de Internationale Organisatie voor Migratie al zijn teruggekeerd via bijstand voor gezinshereniging en tracering; overwegende dat de Spaanse autoriteiten in Ceuta een hotline hebben opgezet om kinderen en niet-begeleide minderjarigen te herenigen met hun familie; overwegende echter dat een groot deel van de kinderen zich nog bevindt in Spaanse faciliteiten, zoals de loods van Tarajal en de migrantenopvangcentra van Pinier en Santa Amelia, onder voogdij van de autonome stad Ceuta, zodat hun identiteit, persoonlijke omstandigheden, kwetsbaarheden en risico op vervolging en onherstelbare schade kunnen worden vastgesteld; overwegende dat gezinnen hopeloos op zoek zijn naar hun vermiste kinderen; overwegende dat dit verdere risico’s met zich kan meebrengen voor de lichamelijke, geestelijke, morele, spirituele en sociale ontwikkeling van de kinderen, zoals vastgelegd in het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind;

E.

overwegende dat de meeste kinderen was wijsgemaakt dat er stervoetballers zouden spelen in een gratis wedstrijd in de stad Ceuta, en dat ze op schoolexcursie waren;

F.

overwegende dat het belang van het kind voorop moet staan bij alle maatregelen en besluiten met betrekking tot niet-begeleide minderjarigen en hun lichamelijk en geestelijk welzijn; overwegende dat het daarom noodzakelijk is deze kinderen met medewerking van alle betrokken autoriteiten te erkennen en via behoorlijke en intensievere samenwerking hun ouders of naaste familieleden op te sporen en ze veilig terug te brengen naar hun familie zoals vereist op grond van het internationaal recht, aangezien zij hun familie niet opzettelijk hebben verlaten; overwegende dat de Commissie in de EU-strategie voor de rechten van het kind heeft aanbevolen dat de lidstaten hun voogdijstelsels voor niet-begeleide minderjarigen versterken, met name door deel te nemen aan de activiteiten van het Europees netwerk van voogdijinstellingen; overwegende dat gastlanden in het kader van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind alle rechten van migrantenkinderen moeten waarborgen, ook met betrekking tot grenscontroles en terugkeer;

G.

overwegende dat Marokko het conflict heeft uitgelokt naar aanleiding van een politieke en diplomatieke crisis die ontstond nadat de leider van het Polisario Front, Brahim Ghali, om humanitaire redenen in een Spaans ziekenhuis was opgenomen vanwege zijn gezondheidstoestand na besmetting met het COVID-19-virus; overwegende dat de leider van het Polisario Front op 2 juni 2021 in Algerije is aangekomen;

H.

overwegende dat Marokko op 31 mei 2021 officiële verklaringen heeft doen uitgaan en daarin heeft benadrukt dat de bilaterale crisis geen verband houdt met het migratievraagstuk; overwegende dat de Marokkaanse minister van Buitenlandse Zaken in eerste instantie heeft erkend dat de verwelkoming van de leider van het Polisario Front in Spanje de oorzaak was van de crisis in verband met de massale toestroom van duizenden mensen, waaronder kinderen; overwegende dat de Marokkaanse autoriteiten in een andere, later afgelegde officiële verklaring hebben erkend dat de werkelijke reden het vermeend dubbelzinnige standpunt van Spanje ten aanzien van de Westelijke Sahara was;

I.

overwegende dat de EU-leiders tijdens de buitengewone bijeenkomst van de Europese Raad van 24 en 25 mei 2021 opnieuw hun volledige steun aan Spanje hebben betuigd en hebben benadrukt dat Spaanse grenzen de buitengrenzen van de EU zijn; overwegende dat de situatie in Ceuta ook is besproken tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 18 mei 2021, waarna de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV/VV) zich namens de EU heeft uitgesproken voor volledige solidariteit met en ondersteuning van Spanje; overwegende dat het internationaal recht en het beginsel van soevereiniteit, territoriale integriteit en onschendbaarheid van staatsgrenzen moeten worden geëerbiedigd;

J.

overwegende dat de Raad de Commissie in 2000 een onderhandelingsmandaat heeft verleend voor het sluiten van een overnameovereenkomst met Marokko; overwegende dat er tot op heden geen overnameovereenkomst is afgerond en goedgekeurd;

K.

overwegende dat de Marokkaanse autoriteiten de terugkeer moet faciliteren van de bijna 13 000 seizoenarbeiders die in Zuid-Spanje zijn gestrand en de komende weken zouden moeten terugkeren;

1.

verwerpt het feit dat Marokko gebruikmaakt van grenscontroles en migratie, en met name van niet-begeleide minderjarigen, als middel om politieke druk uit te oefenen op een lidstaat van de EU; betreurt met name het feit dat kinderen, niet-begeleide minderjarigen en gezinnen hebben deelgenomen aan de massale overschrijding van de grens tussen Marokko en de Spaanse stad Ceuta, waarmee zij duidelijk hun leven en veiligheid in gevaar hebben gebracht; betreurt het feit dat de politieke en diplomatieke crisis verergert en benadrukt dat deze crisis noch de strategische, multidimensionale en bevoorrechte nabuurschapsbetrekkingen tussen het Koninkrijk Marokko en de Europese Unie en haar lidstaten mag ondermijnen, noch de langdurige, op vertrouwen gebaseerde samenwerking op het gebied van terrorismebestrijding, mensen- en drugssmokkel, migratie en handelsbeleid; is van mening dat bilaterale geschillen tussen nauw samenwerkende partners moeten worden aangepakt door middel van een diplomatieke dialoog; roept op tot het afbouwen van de recente spanningen en tot terugkeer naar een constructief en betrouwbaar partnerschap tussen de EU en Marokko; spreekt nogmaals zijn steun uit voor verdere voortgang van deze betrekkingen op basis van wederzijds vertrouwen en respect; roept Marokko in dit verband nadrukkelijk op om vast te houden aan zijn reeds lang bestaande toezeggingen tot uitgebreidere samenwerking op het gebied van grensbeheer en migratiemobiliteit in een geest van samenwerking en dialoog; onderstreept tevens hoe belangrijk het is het partnerschap tussen de EU en Marokko te versterken, waarin op evenwichtige wijze en op voet van gelijkheid rekening wordt gehouden met de behoeften van beide partners;

2.

is ingenomen met de maatregel van de Marokkaanse autoriteiten van 1 juni 2021 ter vergemakkelijking van de terugkeer van alle opgespoorde niet-begeleide kinderen die zich irregulier ophouden op het grondgebied van de Europese Unie; verzoekt Spanje en Marokko nauw samen te werken om de repatriëring van kinderen naar hun familie mogelijk te maken, waarbij het belang van het kind leidend moet zijn, alsmede het nationaal en internationaal recht, met name het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind, dat Marokko in 1990 heeft ondertekend en sindsdien tweemaal (in juni en juli 1993) geratificeerd, alsook de betreffende overeenkomsten tussen de EU en haar lidstaten en Marokko, met name de overeenkomst tussen het Koninkrijk Spanje en het Koninkrijk Marokko inzake samenwerking op het gebied van preventie van illegale migratie van niet-begeleide minderjarigen, hun bescherming en hun gecoördineerde terugkeer; herinnert eraan dat het beginsel van de eenheid van het gezin en het recht op gezinshereniging altijd moeten worden gewaarborgd; onderstreept dat nauwe samenwerking op het gebied van migratieproblemen in het wederzijdse belang van de EU en Marokko is; verzoekt het Koninkrijk Marokko zijn toezeggingen effectief na te komen, aangezien het van cruciaal belang is toe te zien op de veilige terugkeer van kinderen naar hun familie en daarbij hun rechten uit hoofde van het internationaal recht te waarborgen;

3.

herinnert eraan dat Ceuta een EU-buitengrens is waarvan de bescherming en veiligheid de volledige Europese Unie betreft; is verheugd over de snelle reactie van het Europees Grens- en kustwachtagentschap, waarbij het agentschap middelen ter beschikking heeft gesteld om de Spaanse regering te helpen het hoofd te bieden aan de migratieproblemen die als gevolg van deze crisis zijn ontstaan; verzoekt de Commissie noodfinanciering te verstrekken om de situatie in Ceuta aan te pakken, met inbegrip van financiering van aanvullende opvangcapaciteit voor niet-begeleide kinderen;

4.

betuigt zijn volledige solidariteit met de burgers van Ceuta en prijst de efficiënte en professionele reactie van de Spaanse veiligheidsinstanties en het leger in de autonome stad, alsook van de ngo’s en burgers van Ceuta bij het omgaan met de crisis en het redden van vele mensenlevens; is ingenomen met de bescherming die de Spaanse autoriteiten aan niet-begeleide kinderen bieden overeenkomstig het EU-recht en het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind;

5.

bekrachtigt het geconsolideerde standpunt van de EU inzake de Westelijke Sahara, dat berust op de volledige eerbiediging van het internationaal recht in overeenstemming met de resoluties van de VN-veiligheidsraad en het door de VN geleide politieke proces met het oog op het vinden van een rechtvaardige, bestendige, vreedzame en wederzijds aanvaardbare onderhandelingsoplossing door beide partijen;

6.

herinnert aan de onschendbaarheid van de nationale grenzen van EU-lidstaten en aan de volledige en niet-onderhandelbare eerbiediging van de territoriale integriteit van EU-lidstaten als grondbeginsel van het internationaal recht en als beginsel van Europese solidariteit; herinnert eraan dat het ondermijnen van de territoriale soevereiniteit van de lidstaten niet kan worden getolereerd;

7.

verzoekt de Commissie en het Koninkrijk Marokko samen te werken en zo spoedig mogelijk een formele overnameovereenkomst tussen de EU en Marokko te sluiten met de noodzakelijke juridische waarborgen; is ervan overtuigd dat de toekomstige samenwerking van de EU met de landen aan de zuidkust van de Middellandse Zee gebaseerd moet zijn op de langetermijndoelstelling om de diepere oorzaken van irreguliere migratie aan te pakken door versterking van de economische ontwikkeling, investeringen en het scheppen van nieuwe banen, en bevordering van goed onderwijs voor alle kinderen in de regio;

8.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, en de regering en het parlement van Marokko.

(1)PB C 411 van 27.11.2020, blz. 292.

(2) Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0066.

(3)PB L 70 van 18.3.2000, blz. 2.