Home

Advies van het Europees Comité van de Regio’s — Daadwerkelijke betrokkenheid van de lokale en regionale overheden bij de voorbereiding van de partnerschapsovereenkomsten en operationele programma’s voor de periode 2021-2027

Advies van het Europees Comité van de Regio’s — Daadwerkelijke betrokkenheid van de lokale en regionale overheden bij de voorbereiding van de partnerschapsovereenkomsten en operationele programma’s voor de periode 2021-2027

4.2.2022

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 61/15


Advies van het Europees Comité van de Regio’s — Daadwerkelijke betrokkenheid van de lokale en regionale overheden bij de voorbereiding van de partnerschapsovereenkomsten en operationele programma’s voor de periode 2021-2027

(2022/C 61/04)

Rapporteur:

Juraj DROBA (SK/ECR), voorzitter van het regiobestuur van Bratislava

BELEIDSAANBEVELINGEN

HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S

1.

wijst erop dat het cohesiebeleid, als het belangrijkste investeringsinstrument van de EU, in de eerste plaats erop gericht is de economische, sociale en territoriale verschillen tussen EU-regio’s terug te dringen en de structurele uitdagingen aan te pakken, zoals het scheppen van banen, bescherming van de bestaande banen, concurrentievermogen, economische groei en het aanpakken van de klimaatverandering, duurzame mobiliteit en sociale uitsluiting. Het benadrukt tegelijkertijd dat regio’s, steden en gemeenten verantwoordelijk zijn voor de algehele en duurzame ontwikkeling van hun grondgebied, en derhalve over de nodige financiële middelen moeten kunnen beschikken om deze taak tot een goed einde te brengen.

2.

De toegevoegde waarde van het cohesiebeleid van de EU gaat verder dan de aangetoonde positieve economische, sociale en territoriale impact, in de zin dat het beleid ook impliceert dat de lidstaten en de regio’s toegewijd zijn aan de versterking van Europese integratie.

3.

De EU-wetgeving inzake het cohesiebeleid vereist dat de lokale en regionale overheden bij alle fasen van de programmeringsperiode worden betrokken, van planning en uitvoering tot toezicht en evaluatie. Het CvdR is van mening dat deze overheden in het kader van de programmeringsprocedure volledig moeten worden betrokken bij het analyseren van de behoeften en het vaststellen van maatregelen ter voorbereiding van de partnerschapsovereenkomsten en de thematische operationele programma’s, teneinde de specifieke uitdagingen in de regio’s aan te pakken en de doelstellingen van het cohesiebeleid te verwezenlijken. Anders bestaat het gevaar dat de wijze waarop deze documenten worden samengesteld, niet beantwoordt aan de behoeften ter plaatse.

4.

De belangrijkste regels voor het betrekken van partners zijn vastgelegd in de Europese gedragscode inzake partnerschap in het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen (1) (Europese code), die geldig blijft voor de nieuwe programmeringsperiode.

5.

Strategische planning vormt de basis voor een succesvolle uitvoering van het cohesiebeleid. De belangrijkste documenten van dat beleid zijn de partnerschapsovereenkomsten en operationele programma’s waarin de strategische prioriteiten worden vastgelegd, met inbegrip van de financiële toewijzing en de voorgestelde maatregelen, die een sterke impact zullen hebben op de ontwikkeling van de regio’s in het komende decennium.

6.

Het CvdR dringt erop aan dat de belangrijkste strategische documenten voor de nieuwe programmeringsperiode onverwijld worden goedgekeurd, zodat de tenuitvoerlegging zo spoedig mogelijk van start kan gaan.

7.

Het CvdR is ingenomen met de belangstelling van het Sloveense voorzitterschap van de Raad van de EU om het thema partnerschap in de ESIF verder te verkennen met als doel de toepassing ervan te verbeteren, en is bereid tot samenwerking.

Toepassing van de beginselen van partnerschap en multilevel governance

8.

Het partnerschapsbeginsel en het model van meerlagig bestuur, die gestoeld zijn op een versterkte coördinatie tussen publieke overheden, economische en sociale partners en maatschappelijke organisaties, kunnen effectief bijdragen tot een betere communicatie over de doelstellingen en resultaten van EU-beleid.

9.

De partnerschapsbenadering is een participatief en collectief proces waarbij overheidsinstanties op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau betrokken zijn, evenals relevante sociaaleconomische partners en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld.

10.

Toepassing van de beginselen van partnerschap en multilevel governance helpt om de behoeften beter in kaart te brengen en draagt bij tot een sterkere collectieve inzet voor de verwezenlijking van de doelstellingen, een grotere eigen verantwoordelijkheid van de betrokken partners en een betere complementariteit met andere instrumenten. Het helpt ook om de steun voor het gemeenschappelijke Europese project te versterken door te communiceren hoe het cohesiebeleid bijdraagt tot het oplossen van lokale problemen, de EU dichter bij de burgers brengt en het democratisch tekort verkleint.

11.

Een grondige analyse van het grondgebied door de lokale en regionale overheden vormt de basis voor een goede opzet van de programma’s. Bovendien draagt samenwerking tussen belanghebbenden op verschillende bestuursniveaus bij tot betere synergieën tussen hun beleid, en worden overlappingen of tegenstrijdige benaderingen in een bepaald gebied hiermee voorkomen.

12.

Regionale en lokale overheden beschikken reeds over een schat aan ervaring met de voorbereiding en uitvoering van verschillende programmeringsperiodes, waarop moet worden voortgebouwd of waarover tijdig overeenstemming moet worden bereikt overeenkomstig het partnerschapsbeginsel, om de nieuwe programmeringsperiode beter vorm te geven. Uit hun ervaring blijkt echter ook dat de naleving van de beginselen van partnerschap en multilevel governance van EU-lidstaat tot EU-lidstaat verschilt en dat de processen van de centrale overheidsdiensten niet altijd even inclusief zijn.

13.

In het algemeen wordt formeel partnerschap toegepast in gedecentraliseerde staten of deelstaten met reeds lang bestaande samenwerkingsmechanismen, maar er blijft ruimte voor verbetering; de rol van lokale en regionale overheden in kleinere unitaire staten is daarentegen vaak beperkt. Tegelijkertijd overheerst in veel landen het gevoel dat hoe verder regio’s, steden en gemeenten van de hoofdstad gelegen zijn, hoe zwakker hun rol is bij de voorbereiding van de programmeringsperiode. Het CvdR roept alle EU-lidstaten op ervoor te zorgen dat multilevel governance op de juiste wijze wordt toegepast, zodat alle lokale en regionale overheden er baat bij hebben.

14.

Het CvdR is uiterst bezorgd over het feit dat het partnerschapsbeginsel niet in alle lidstaten naar behoren kan worden toegepast. Uit de onderhandelingen over partnerschapsovereenkomsten en operationele programma’s is gebleken dat, hoewel de lokale en regionale overheden in de meeste gevallen werden geraadpleegd, hun betrokkenheid niet betekent dat er sprake was van een volwaardig partnerschap zoals vastgelegd in de Europese gedragscode inzake partnerschap.

15.

Het CvdR is bezorgd over de beperkte vooruitgang die sommige lidstaten hebben geboekt met het openstellen van ruimten voor dialoog en communicatie met het oog op de vaststelling van de regionale strategiedocumenten voor de programmeringsperiode 2021-2027; zij weten zelfs nog niet welke financiële middelen uit de structuurfondsen beschikbaar zullen zijn voor de uitvoering van operationele programma’s.

16.

Het CvdR is bezorgd over de belangrijkste bevindingen van een studie (2) waaruit blijkt dat de betrokkenheid van de partners bij de voorbereiding van de nieuwe programmeringsperiode slechts licht is verbeterd ten opzichte van de programmeringsperiode 2014-2020, en dat de manier waarop het partnerschap wordt uitgevoerd slechts licht is veranderd, waardoor het potentieel ervan niet volledig wordt benut. Ook maakt het zich zorgen over de vaststelling dat te veel lokale en regionale overheden alleen maar bij openbare raadplegingen betrokken zijn en geen directere rol spelen bij het opstellen van strategische documenten. In landen waar partnerschappen niet echt van de grond komen en alleen maar voor de schijn worden aangegaan, zou de Commissie ook mee moeten helpen zoeken naar manieren om het partnerschapsbeginsel op de juiste wijze ten uitvoer te leggen.

17.

Het CvdR roept de Commissie en de lidstaten op om de aantrekkelijkheid van financiering in het kader van het EU-cohesiebeleid te vergroten via verdere vereenvoudiging en terugdringing van overregulering, en om te overwegen de complexiteit van verordeningen en richtsnoeren te verminderen en, waar passend, hun aantal terug te dringen.

18.

Het CvdR is van mening dat een volwaardig partnerschap niet kan worden opgelegd door een verordening of wetgevingshandeling, maar het resultaat moet zijn van een langetermijndialoog op basis van wederzijds vertrouwen en respect, de politieke cultuur en de oprechte wil van de betrokken partijen om de beste oplossingen te vinden voor het gebied in kwestie. Het wijst erop dat deze langdurige en op vertrouwen gebaseerde dialoog ook een duidelijk en betrouwbaar juridisch en operationeel kader vereist, waarvoor ook de Europese instellingen verantwoordelijkheid dragen.

19.

Het CvdR betreurt het dat de verordening inzake de faciliteit voor herstel en veerkracht niet de toepassing van de gedragscode vereist, maar alleen aanbeveelt dat de lokale en regionale overheden worden betrokken. Dit heeft ertoe geleid dat de nationale plannen voor herstel en veerkracht achter gesloten deuren en met een zeer geringe betrokkenheid en zonder een echte inbreng van lokale en regionale overheden zijn opgesteld, waardoor het absorptievermogen en de besteding van middelen in gevaar komt. Hierdoor worden lokale en regionale overheden de facto beschouwd als louter uitvoerende entiteiten van besluiten die door de lidstaten zijn genomen op gebieden waarvoor zij zelf bevoegd zijn.

20.

Het wijst erop dat het partnerschapspotentieel in een aantal landen onvoldoende wordt benut en niet in aanmerking wordt genomen, en dringt erop aan dat wordt gezocht naar voorbeelden van goede praktijken om belanghebbenden in staat te stellen een effectieve rol te spelen. Ook betreurt het dat regeringen in verschillende lidstaten niet openstaan voor nieuwe benaderingen om partners inspraak te geven en de vaste patronen uit het verleden blijven volgen, hetgeen de tenuitvoerlegging van een daadwerkelijk partnerschap belemmert. Wel is het ingenomen met het voornemen van de Europese Commissie om de Europese Groep voor partnerschapspraktijk (European Community for Practice on Partnership) nieuw leven in te blazen, met het oog op de uitwisseling van ervaringen en capaciteitsopbouw. Het is bereid actief bij te dragen aan dit initiatief.

21.

Het mobiliseren van belanghebbenden, het versterken van hun capaciteit en rekening houden met hun standpunten blijft de grootste uitdaging voor de tenuitvoerlegging van het partnerschap. Helaas zijn verschillende bezwaren die lokale en regionale overheden tijdens de vorige programmeringsperiode hebben geuit niet in aanmerking genomen, zodat de problemen om partners te mobiliseren blijven bestaan. Het CvdR verzoekt de Europese Commissie daarom de lidstaten te verplichten de redenen voor het niet in overweging nemen toe te lichten en concrete maatregelen voor te stellen om belanghebbenden in de nieuwe programmeringsperiode te mobiliseren en te versterken.

22.

Een doeltreffende opzet van multilevel governanceprocessen vereist niet alleen een verticale aanpak waarbij de verschillende bestuursniveaus betrokken zijn, maar ook een horizontale dimensie waarbij relevante sociaaleconomische partners, vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld of de academische wereld worden betrokken.

23.

Lokale overheden voelen zich vaak ondervertegenwoordigd en spelen een kleine rol of worden niet gehoord in de voorbereidingsprocessen. Gezien het grote aantal gemeenten worden zij tijdens de onderhandelingen meestal vertegenwoordigd door hun overkoepelende organisaties, die derhalve een belangrijke rol spelen in het voorbereidingsproces. Binnen deze structuren moet echter worden gezorgd voor voldoende capaciteit ten behoeve van een efficiënte informatiestroom naar steden en gemeenten, zodat zij voldoende op de hoogte zijn van de lopende processen en deze via hun verenigingen kunnen beïnvloeden.

24.

Het CvdR benadrukt dat lokale en regionale overheden een leidende rol moeten spelen in de toezichtcomités voor operationele programma’s en dringt er bij de beheersautoriteiten op aan om ook lokale en regionale overheden volledig te betrekken bij de voorbereiding van Interreg-programma’s.

25.

De partnerschapsbeginselen zouden ook volledig moeten worden toegepast op nieuwe instrumenten, zoals het mechanisme voor een rechtvaardige transitie, de faciliteit voor herstel en veerkracht en andere nieuwe instrumenten die in het kader van NextGenerationEU worden gefinancierd. Het CvdR wijst op de grote impact die de faciliteit voor herstel en veerkracht zal hebben op het cohesiebeleid en waarschuwt voor het gevaar van mogelijke overlappingen en inconsistenties tussen deze instrumenten.

26.

Het CvdR dringt erop aan dat het partnerschapsbeginsel ook in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) daadwerkelijk wordt toegepast tijdens de opstelling en uitvoering van strategische plannen; in dit verband moet worden gezorgd voor een intensieve betrokkenheid van de lokale en regionale overheden, met name als het gaat om maatregelen in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo). Het onderstreept de kansen die de toepassing van het partnerschapsbeginsel in het GLB biedt, met name voor het vinden van synergieën tussen projecten die worden gefinancierd uit het EFRO en de tweede pijler van het GLB.

27.

Het CvdR benadrukt het belang van parallelle diplomatie door regionale en lokale overheden op Europees niveau en verzoekt de Europese Commissie de lokale en regionale overheden te betrekken bij de onderhandelingen over de vorm van de partnerschapsovereenkomsten en operationele programma’s; door argumenten naar voren te brengen op basis van harde gegevens en hun kennis van lokale problemen, kunnen deze overheden bijdragen tot een doeltreffender en realistischer prioriteitenstelling in de strategische documenten.

28.

Lokale en regionale overheden kunnen hun operationele programma’s zodanig vormgeven dat gendermainstreaming een prominente plaats krijgt, overeenkomstig artikel 16, onder f), van het Interinstitutioneel Akkoord en het streven van de Europese Commissie om gendermainstreaming in EU-programma's op te nemen en het plan om uiterlijk 1 januari 2023 een methode in te voeren voor de beoordeling van het gendereffect in effectbeoordelingen. Het CvdR roept de lidstaten en de lokale en regionale overheden op om hier in alle fasen van de programmering rekening mee te houden.

29.

Verschillen in de timing van de opstelling van nationale plannen voor herstel en veerkracht en partnerschapsovereenkomsten kunnen in sommige gevallen een doeltreffende institutionele coördinatie belemmeren en het zoeken naar synergieën bemoeilijken. De mogelijke voorrang van RRF-financiering ten opzichte van het cohesiebeleid, vanwege de noodzaak van snelle uitvoering en benutting, kan leiden tot minder activiteiten in de programmering en uitvoering van het cohesiebeleid 2027, wat verdere vertragingen en problemen met de benutting van cohesiemiddelen in de hand kan werken. Het CvdR waarschuwt voor het gevaar dat het herstel ongelijkmatig verloopt tussen de verschillende gebieden in Europa en dat de ongelijkheden toenemen wegens het ontbreken van een ruimtelijke aanpak bij de opstelling van door het RRF gefinancierde plannen. Het roept de Europese en de nationale autoriteiten dan ook op de partnerschapsovereenkomsten en operationele programma’s sneller voor te bereiden en de synergieën tussen de partnerschapsovereenkomsten en de nationale plannen voor herstel en veerkracht te versterken.

30.

Het is zaak dat de relevante documenten ruim op tijd vóór werkvergaderingen aan de lokale en regionale overheden worden toegezonden. Het CvdR betreurt dat de partners vaak zeer weinig tijd hebben om commentaar te leveren op documenten, en dringt er dan ook op aan dat de partners een passende termijn krijgen die in verhouding staat tot het belang van de desbetreffende documenten. De betrokkenheid van regionale en lokale overheden mag niet louter een formaliteit zijn en er moet altijd feedback worden gegeven over de gemaakte opmerkingen.

31.

De Europese Commissie dient nauwlettend toe te zien op de toepassing van het partnerschapsbeginsel, zowel in informele onderhandelingen met de lidstaten als bij de beoordeling van ontwerpteksten voor partnerschapsovereenkomsten en operationele programma’s. Ook zou de Commissie aanbevelingen moeten doen aan de lidstaten en de betrokken overheden om de partnerschapsprocessen te verbeteren.

32.

Het CvdR stelt voor om in samenwerking met het Sloveense voorzitterschap van de Raad van de EU een gezamenlijke workshop te organiseren over de betrokkenheid van lokale en regionale overheden en rekening te houden met hun standpunten, teneinde de voorbereiding en uitvoering van de cohesiebeleidsprogramma’s doeltreffender te maken. Ook stelt het voor dat het thema partnerschap in de ESIF aan bod komt in de context van het initiatief “betere regelgeving”, en dat het op de agenda van Raadszittingen wordt geplaatst, om de voordelen van daadwerkelijk partnerschap en multilevel governance bij de voorbereiding en uitvoering van cohesiebeleidsprogramma’s te benadrukken, door te laten zien dat deze aanpak bijdraagt tot de verwezenlijking van gemeenschappelijke beleidsdoelstellingen van de EU en daarom ook op andere beleidsterreinen moet worden toegepast.

Europese gedragscode voor partnerschap in het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen

33.

Het CvdR benadrukt het belang van de Europese gedragscode inzake partnerschap en de rol van het partnerschapsbeginsel voor het versterken van de collectieve inspanningen voor en het vergroten van de betrokkenheid bij het cohesiebeleid.

34.

De Europese gedragscode bevat gedetailleerde aanbevelingen voor de daadwerkelijke uitvoering van het partnerschap, rekening houdend met de specifieke behoeften op lokaal en regionaal niveau.

35.

Artikel 6 van de gedelegeerde verordening van de Commissie schrijft voor dat de partners evenwichtig moeten worden betrokken bij de opstelling van partnerschapsovereenkomsten en operationele programma’s, en dat de Europese gedragscode moet worden nageleefd. Het CvdR dringt er daarom bij de beheersautoriteiten en de centrale coördinerende instanties op aan deze vereisten volledig ten uitvoer te leggen en ervoor te zorgen dat betrokkenheid van de partners bij het overleg niet louter een formaliteit is.

36.

Overeenkomstig zijn beleidsprioriteiten voor 2020-2025 (3) is het CvdR voornemens nauwlettend toe te zien op de toepassing van de Europese gedragscode bij de opstelling van de partnerschapsovereenkomsten en operationele programma’s. Het verzoekt de Commissie om vóór de goedkeuring van de nationale partnerschapsovereenkomsten en operationele programma’s na te gaan of het partnerschapsbeginsel daadwerkelijk wordt toegepast.

37.

Het CvdR merkt op dat het partnerschapsbeginsel is vastgesteld in het kader van de Europese gedragscode voor de programmeringsperiode 2014-2020 en dus geen rekening houdt met de nieuwe instrumenten en de situatie sinds het uitbreken van de pandemie. Daarom dringt het er net als in eerdere adviezen op aan dat het partnerschapsbeginsel in de Europese gedragscode wordt versterkt.

38.

De regionale en lokale overheden moeten volledig worden betrokken bij de tussentijdse herziening van de programmeringsperiode 2021-2027. Dit omvat een CvdR-advies over de ervaringen met de uitvoering in de eerste jaren en de verwachtingen van de lokale en regionale overheden met betrekking tot de financiële middelen en de technische uitvoering voor de rest van de huidige programmeringsperiode. Verder zou dit kunnen resulteren in het opstellen van een studie naar de ervaringen met de toepassing van de aanbevelingen van de Europese gedragscode tien jaar na de invoering ervan, in 2024. Het CvdR moet worden betrokken bij het opstellen van de taakomschrijving van de studie. Ook moet het deze bespreken en worden betrokken bij het formuleren van aanbevelingen voor de follow-up van de conclusies ervan.

39.

De Europese Commissie zou de tenuitvoerlegging van de Europese gedragscode nauwlettend moeten volgen en evalueren en, indien het partnerschap onvoldoende wordt toegepast, deze moeten herzien op basis van voorbeelden van goede praktijken in de lidstaten. Het CvdR verzoekt de Europese Commissie rekening te houden met de aanbevelingen van dit advies en met de conclusies van de deskundigenworkshops, mocht de gedragscode worden herzien.

40.

Het CvdR beveelt aan dat de Europese Commissie, op basis van de verzamelde goede voorbeelden, de lidstaten verzoekt actieplannen op te stellen om de partnerschapsaanpak bij de uitvoering van en het toezicht op de lopende programmeringsperiode te verbeteren.

41.

Tegelijkertijd zou de Europese Commissie moeten overwegen een barometer voor de toepassing van partnerschappen op te zetten om het gebruik ervan te bevorderen.

Een plaatsgebonden aanpak

42.

Het CvdR benadrukt dat de betrokkenheid van lokale en regionale overheden bij het opstellen van partnerschapsovereenkomsten en operationele programma’s een essentiële voorwaarde is om strategisch te kunnen inspelen op de werkelijke behoeften van het betrokken gebied, en is van mening dat een doeltreffende uitvoering van partnerschappen en multilevel governance van essentieel belang is om beter te kunnen bepalen welke investeringsprioriteiten door de ESIF moeten worden gesteund. Voor een doeltreffende besteding van de investeringen is het van essentieel belang dat rekening wordt gehouden met de specifieke regionale en lokale kenmerken van het betrokken gebied, met inbegrip van de natuurlijke en demografische factoren die het gebied benadelen. Lokale en regionale overheden zouden ook moeten deelnemen aan de selectie van indicatoren en regionale toewijzingen, waarvan de omvang in overeenstemming moet zijn met de structurele problemen van het gebied. Vanwege de verschillen tussen en binnen de regio’s blijft het noodzakelijk te investeren in basisinfrastructuur die basisdiensten verleent op het gebied van milieu, vervoer, informatie- en communicatietechnologie, sociale diensten, gezondheidszorg en onderwijs.

43.

Regio’s, steden en gemeenten kennen hun grondgebied en hun belangrijkste uitdagingen om Europese doelstellingen zoals de Green Deal en mondiale agenda’s zoals de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken; zij zijn zich bewust van de sterke en zwakke punten van hun sociaaleconomische structuur (zoals problemen op het gebied van mobiliteit, milieu en duurzame transitie, klimaat, energietransitie, sociale inclusie en de bestrijding van ongelijkheid, onderwijs, digitalisering enz.) en zijn in staat om op basis van gegevens de verwachte impact van elke maatregel te meten en voorstellen te doen voor meer gerichte maatregelen of een herziening van bestaande maatregelen.

44.

De COVID-19-pandemie heeft eens te meer de belangrijke rol van lokale en regionale overheden aangetoond bij de uitvoering van de structuur- en investeringsfondsen. Ook heeft de pandemie het gebrek aan financiële middelen bij veel lokale en regionale overheden aan het licht gebracht. Het CvdR verwelkomt in dit verband de flexibiliteitsmaatregelen die de Europese Commissie in de CRII- en CRII+-pakketten heeft geïntroduceerd. Het verzoekt de Commissie een voorstel in te dienen om het cofinancieringspercentage van 100 % met een jaar te verlengen, de N+3-regel te verlengen en de drempel voor de-minimissteun tijdelijk op te trekken, zodat lokale en regionale overheden in deze moeilijke tijden voldoende steun ontvangen.

45.

Een plaatsgebonden aanpak kan aanzienlijk bijdragen tot een duurzame groene en digitale transitie. Daarom beveelt het CvdR aan vaker territoriale effectbeoordelingen uit te voeren in het kader van de verschillende doelstellingen van het cohesiebeleid en die van de Europese Green Deal en de digitale strategie.

46.

Volgens het CvdR zou bij het aanpakken van territoriale uitdagingen een plaatsgebonden, geïntegreerde aanpak de voorkeur moeten krijgen boven een louter sectorale aanpak. Juist de nadelige gevolgen van de sectorale compartimentering en de verstikking van de belangen van de betrokkenen staan een alomvattende en geïntegreerde aanpak van probleemoplossing in de weg.

47.

Geïntegreerde territoriale strategieën voor regio’s en steden (gebaseerd op ITI’s en CLLD) bieden enorme mogelijkheden om de focus van nationale operationele programma’s positief te beïnvloeden, zodat zij rekening houden met de specifieke lokale en regionale uitdagingen. Het CvdR dringt er daarom op aan dat de operationele programma’s worden afgestemd op deze strategieën, zodat ze op de juiste doelstellingen zijn gericht. De regionale dimensie moet goed tot uiting komen in de relevante delen van de operationele programma’s, om inconsistenties tussen de verschillende strategische documenten te voorkomen.

48.

Het is een goede zaak dat in de programmeringsperiode 2021-2027 bij de uitvoering sterk de nadruk zal worden gelegd op geïntegreerde territoriale investeringen (ITI’s). De in de geïntegreerde strategieën voorgestelde maatregelen moeten in voorkomend geval vanzelfsprekend worden gesteund, zonder dat hier specifiek om moet worden gevraagd. De ITI-strategieën moeten alomvattend zijn en alle soorten maatregelen omvatten, ongeacht de bevoegdheden van de betrokken instanties (staat, regio, gemeente).

49.

Voor de tenuitvoerlegging van ITI’s beschikken de regio’s van de EU over reeds lang bestaande samenwerkingsplatforms die zijn gebaseerd op de beginselen van partnerschap en multilevel governance, die de belangrijkste uitdagingen goed in kaart kunnen brengen en de meest geschikte antwoorden kunnen vinden.

50.

Het CvdR dringt aan op de invoering van doeltreffende mechanismen om lokale en regionale overheden in staat te stellen deel te nemen aan de selectie van ITI-maatregelen op basis van het territorialiteitsbeginsel, ongeacht de bevoegdheden van de betrokken overheden. Het beveelt aan dat de Europese Commissie en de lidstaten de bestaande doeltreffende samenwerkingsmechanismen in de lidstaten analyseren, om als voorbeelden van goede praktijken te dienen.

51.

Het CvdR acht het nuttig om de vaststelling van prioriteiten aan te pakken binnen kleinere en dynamische thematische groepen die, op basis van verifieerbare territoriale gegevens, de uitdagingen analyseren en oplossingen voorstellen voor een bepaald sectoraal thema.

52.

Het ontbreken van gegevens op regionaal niveau en binnen grensoverschrijdende regio’s vormt een belemmering voor een doeltreffende afstemming van investeringen. Het CvdR verzoekt de Europese Commissie derhalve om meer in te zetten op het verzamelen van statistische gegevens (via Eurostat en ESPON) op NUTS 3-niveau in het kader van de verschillende sectorale beleidsmaatregelen die relevant zijn voor de doelstellingen van het cohesiebeleid. Deze gegevens zullen ook worden gebruikt om de op het grondgebied geboekte vooruitgang te meten. Ook de EU-index van sociale vooruitgang, waarvan de Europese Commissie eind 2020 een bijgewerkte versie heeft gepresenteerd, wordt als een geschikt instrument beschouwd.

53.

Het gebrek aan administratieve en analytische capaciteit wordt beschouwd als een belemmering voor de daadwerkelijke betrokkenheid van lokale en regionale overheden. Deze capaciteit zou in de nieuwe programmeringsperiode dan ook moeten worden versterkt.

Gebruik van digitale instrumenten en gevolgen van de pandemie

54.

Het CvdR betreurt dat de onderhandelingen over EU-programma’s door de wetgevende autoriteit en dus de voorbereiding van partnerschapsovereenkomsten en operationele programma's als gevolg van het uitbreken van de pandemie vertraging heeft opgelopen en niet tijdig voor het begin van de nieuwe programmeringsperiode is afgerond, en dringt aan op een onmiddellijke versnelling van de voorbereidende werkzaamheden en een intensivering van de besprekingen.

55.

Het betreurt tevens dat de maatregelen die zijn genomen om de verspreiding van de pandemie te beperken, ook de samenwerking met lokale en regionale overheden hebben vertraagd of opgeschort, in sommige gevallen zelfs met een paar maanden, wat negatieve gevolgen zal hebben voor de ontwikkeling van hun gebieden.

56.

Het CvdR waarschuwt voor tendensen tot centralisatie bij de programmering en uitvoering van de ESIF als gevolg van de pandemie en het feit dat de twee programmeringsperioden parallel lopen.

57.

De pandemische crisis heeft ook kansen geboden voor de betrokkenheid van de partners dankzij het toegenomen gebruik van digitale communicatiemiddelen, die de interactie tussen belanghebbenden tot op zekere hoogte hebben vergemakkelijkt en een positief effect kunnen hebben op de evenwichtige betrokkenheid van partners die anders niet aan de voorbereidingen zouden hebben kunnen deelnemen.

58.

De mogelijkheden voor interactie tussen de partners zijn tijdens onlinebijeenkomsten echter vaak beperkt. Daarom is het nodig de voorwaarden voor interactie tussen partners tijdens onlinevergaderingen voortdurend te verbeteren. Om onlinevergaderingen te faciliteren moeten verschillende technieken en benaderingen voor het voeren van discussies worden ingevoerd, en moet voor technische bijstand worden gezorgd.

59.

Het CvdR beveelt aan dat in de toekomst wordt voortgebouwd op voorbeelden van goede praktijken bij het gebruik van online- en interactieve communicatie-instrumenten, maar is van mening dat digitale oplossingen fysieke vergaderingen en raadplegingen niet kunnen vervangen, en alleen als aanvullend middel mogen worden gebruikt, rekening houdend met de vorm en de aard van de discussie.

Brussel, 12 oktober 2021.

De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

Apostolos TZITZIKOSTAS


(1) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 240/2014 van de Commissie van 7 januari 2014 betreffende de Europese gedragscode inzake partnerschap in het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen (PB L 74 van 14.3.2014, blz. 1).

(2)Application of the principles of partnership and multi-level governance in Cohesion Policy programming 2021-2027, https://op.europa.eu/en/publication-detail/-/publication/effcb753-a6ff-11eb-9585-01aa75ed71a1.

(3) https://cor.europa.eu/nl/our-work/Pages/cor-priorities.aspx