Home

Mededeling van de Commissie Aanvragen van duplicaten van vergunningen voor het in de handel brengen voor geneesmiddelen op grond van artikel 82, lid 1, van Verordening (EG) nr. 726/2004 2021/C 76/01

Mededeling van de Commissie Aanvragen van duplicaten van vergunningen voor het in de handel brengen voor geneesmiddelen op grond van artikel 82, lid 1, van Verordening (EG) nr. 726/2004 2021/C 76/01

5.3.2021

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 76/1


Mededeling van de Commissie

Aanvragen van duplicaten van vergunningen voor het in de handel brengen voor geneesmiddelen op grond van artikel 82, lid 1, van Verordening (EG) nr. 726/2004

(2021/C 76/01)

Voorwoord

Het aantal aanvragen van duplicaten van vergunningen voor het in de handel brengen op grond van artikel 82, lid 1, van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (1) is gestaag toegenomen en deze tendens zal zich waarschijnlijk voortzetten naarmate het gebruik van de gecentraliseerde procedure toeneemt.

Omwille van een vlotte toepassing van artikel 82, lid 1, en meer transparantie en voorspelbaarheid voor de betrokken belanghebbenden heeft de Commissie in maart 2010 een document gepubliceerd (bijgewerkt in 2011 (2)) over de criteria die zij hanteert bij de beoordeling van een verzoek voor een aanvraag voor een duplicaat van een vergunning voor het in de handel brengen. De Commissie zal dit document blijven actualiseren op basis van nieuwe vragen over de uitlegging van artikel 82, lid 1. Die actualiseringen worden met datum en inhoud weergegeven in deel III van de bijlage.

Deze mededeling is bedoeld als richtsnoer voor degenen die een aanvraag voor een duplicaat van een vergunning voor het in de handel brengen willen indienen. Hoewel richtsnoeren juridisch niet bindend zijn, is deze mededeling gebaseerd op de uitlegging die de Commissie aan artikel 82, lid 1, van Verordening (EG) nr. 726/2004 geeft. In geval van twijfel moet worden verwezen naar de desbetreffende EU-richtlijnen en -verordeningen. Bovendien kan alleen het Europees Hof van Justitie een authentieke uitlegging van het EU-recht geven.

1. Algemene overwegingen

Met een krachtens Verordening (EG) nr. 726/2004 verleende vergunning voor het in de handel brengen kan de houder ervan het betreffende geneesmiddel in de hele Unie in de handel te brengen. Gezien de unieke aard en de EU-dimensie van vergunningen voor het in de handel brengen die in het kader van de gecentraliseerde procedure worden verleend, mag op grond van Verordening (EG) nr. 726/2004 een geneesmiddel waarvoor in het kader van de gecentraliseerde procedure een vergunning wordt verleend, slechts met een enkele naam identificeerbaar zijn (3). De verordening beperkt ook de mogelijkheid voor aanvragers/houders om per geneesmiddel meer dan één vergunning voor in de handel brengen te verkrijgen (“duplicaat van vergunningen voor het in de handel brengen”). Met name in artikel 82, lid 1, van Verordening (EG) nr. 726/2004 is het volgende bepaald:

“Voor eenzelfde geneesmiddel kan aan eenzelfde houder slechts één vergunning worden verleend.

De Commissie stemt er evenwel mee in dat eenzelfde aanvrager meer dan één aanvraag voor dat geneesmiddel bij het bureau indient om objectieve en gewettigde redenen in verband met de volksgezondheid betreffende de beschikbaarstelling van het geneesmiddel aan beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg en/of patiënten of met het oog op comarketing.”

Of aan de voorwaarden van artikel 82, lid 1, is voldaan, moet per geval worden beoordeeld, waarbij de feiten van elke aanvraag moeten worden onderzocht. Niettemin worden de kandidaat-aanvragers erop gewezen dat artikel 82, lid 1, tweede alinea, een uitzondering vormt op de algemene regel van de eerste alinea en derhalve restrictief moet worden uitgelegd. Ook de algemene doelstellingen van bescherming van de volksgezondheid en harmonisatie van centraal toegelaten producten moeten een belangrijke rol spelen.

2. Aanvragen van vergunningen voor het in de handel brengen in het kader van artikel 82, lid 1

Artikel 82, lid 1, van Verordening (EG) nr. 726/2004 heeft betrekking op door een aanvrager ingediende aanvragen van een vergunning voor het in de handel brengen van een geneesmiddel waarvoor reeds in het kader van de gecentraliseerde procedure een vergunning voor het in de handel brengen is verleend.

Er zij op gewezen dat een vergunning voor het in de handel brengen van een geneesmiddel dat verschilt van een eerder toegelaten geneesmiddel, niet als een duplicaat wordt beschouwd en derhalve niet in het kader van artikel 82, lid 1, hoeft te worden beoordeeld. Dit impliceert ook dat een dergelijke aanvraag niet in aanmerking komt voor een eventuele lagere vergoeding die voor duplicaten geldt.

Een aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen van een geneesmiddel waarvoor in het kader van de gecentraliseerde procedure reeds een vergunning voor het in de handel brengen is verleend, valt daarentegen wel onder artikel 82, lid 1, wanneer de aanvrager dezelfde is (4) als degene die houder is van de oorspronkelijke vergunning voor het in de handel brengen. Een dergelijke aanvraag zou in aanmerking kunnen komen voor een eventuele lagere vergoeding die voor duplicaten geldt, maar kan op haar beurt alleen worden ingewilligd indien aan de voorwaarden van artikel 82, lid 1, is voldaan.

Bij de beoordeling of een aanvraag betrekking heeft op een specifiek geneesmiddel waarvoor reeds een vergunning voor het in de handel brengen is verleend en derhalve onder het toepassingsgebied van artikel 82, lid 1, valt, zal de Commissie de samenstelling ten aanzien van werkzame stof(fen) en de farmaceutische vorm in aanmerking nemen. Dit is in overeenstemming met de mededeling over de communautaire procedures voor vergunningen om geneesmiddelen in de handel te brengen (5), waarin staat dat elk geneesmiddel met dezelfde kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling ten aanzien van de werkzame stoffen (dat wil zeggen dezelfde sterkte) en dezelfde farmaceutische vorm als hetzelfde geneesmiddel moet worden beschouwd.

Bovendien wordt in artikel 10, lid 2, onder b), van Richtlijn 2001/83 van het Europees Parlement en de Raad (6) bepaald dat de verschillende zouten, esters, ethers, isomeren, mengsels van isomeren, complexen en derivaten van een werkzame stof als dezelfde werkzame stof worden beschouwd, tenzij de eigenschappen daarvan aanzienlijk afwijken wat betreft veiligheid of werkzaamheid. Hoewel artikel 10 betrekking heeft op de beoordeling van aanvragen voor generieke geneesmiddelen, is het passend hetzelfde beginsel op de beoordeling van verschillen op grond van artikel 82, lid 1, toe te passen.

Wanneer een afzonderlijke aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen wettelijk vereist is, valt deze buiten het toepassingsgebied van artikel 82, lid 1, en hoeft de aanvrager bij de Commissie geen verzoek om een duplicaat van een vergunning voor het in de handel brengen in te dienen.

In de punten 2.1 en 2.2 worden praktische gevallen beschreven die respectievelijk buiten en binnen het toepassingsgebied van artikel 82, lid 1, vallen.

2.1 Aanvragen buiten het toepassingsgebied van artikel 82, lid 1

Aanvragen vallen buiten het toepassingsgebied van artikel 82, lid 1, indien:

de werkzame stof(fen) niet dezelfde is/zijn;

de werkzame stof een ander(e) zout, ester, ether, isomeer, mengsel van isomeren, complex of derivaat is dat of die wat betreft veiligheid en werkzaamheid aanzienlijk verschilt;

het geneesmiddel verschillende hulpstoffen bevat die leiden tot aanzienlijke verschillen in veiligheid of werkzaamheid;

de fabrikant of productie-inrichting verschilt, wat, als gevolg van de kenmerken van het product (met name in het geval van biologische geneesmiddelen), kan leiden tot aanzienlijke verschillen in veiligheid of werkzaamheid;

aanvragen op grond van artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 141/2000 worden ingediend: in deze bepaling is bepaald dat eenzelfde vergunning voor het in de handel brengen niet betrekking kan hebben op de indicaties van een weesgeneesmiddel en van een niet-weesgeneesmiddel;

aanvragen op grond van artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1901/2006 worden ingediend, of aanvragen van vergunningen voor het in de handel brengen voor andere indicaties indien de oorspronkelijke vergunning voor het in de handel brengen overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1901/2006 is ingediend. Artikel 30 voorziet in een nieuwe, op zichzelf staande vergunning voor het in de handel brengen, met name de “vergunning voor het in de handel brengen voor pediatrisch gebruik”.

2.2 Aanvragen binnen het toepassingsgebied van artikel 82, lid 1

Aanvragen vallen binnen het toepassingsgebied van artikel 82, lid 1, indien:

de werkzame stof een ander(e) zout, ester, ether, isomeer, mengsel van isomeren, complex of derivaat is dat of die wat betreft veiligheid en werkzaamheid niet aanzienlijk verschilt;

het geneesmiddel verschillende hulpstoffen bevat die niet leiden tot aanzienlijke verschillen in veiligheid of werkzaamheid;

de fabrikant of productie-inrichting verschilt, tenzij dit tot aanzienlijke verschillen in veiligheid of werkzaamheid leidt;

er verschillen zijn in de gegevens die samen met de aanvraag van een vergunning voor het in de handel brengen van een geneesmiddel met dezelfde samenstelling ten aanzien van de werkzame stof(fen) en de farmaceutische vorm zijn ingediend (bv. gegevens om bio-equivalentie aan te tonen), mits het geneesmiddel wat betreft veiligheid en werkzaamheid niet aanzienlijk verschilt.

Bovendien is het feit dat één aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen overeenkomstig artikel 8, lid 3, van Richtlijn 2001/83/EG wordt ingediend en de andere aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen volgens een verkorte procedure (bv. een aanvraag voor een generiek, biosimilair of hybride geneesmiddel, geïnformeerde toestemming) (7) wordt ingediend, irrelevant, mits beide aanvragen betrekking hebben op een geneesmiddel met dezelfde kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling ten aanzien van werkzame stoffen en dezelfde farmaceutische vorm.

Een duplicaataanvraag kan minder indicaties of farmaceutische vormen bevatten dan de oorspronkelijke aanvraag/vergunning voor het in de handel brengen wanneer dit noodzakelijk is om het geneesmiddel in de handel te brengen in lidstaten waar een specifieke indicatie of farmaceutische vorm door het octrooirecht is beschermd.

Om de harmonisatie van de samenvattingen van de productkenmerken te handhaven, moet de aanvrager echter een toezeggingsbrief verstrekken waarin hij zich ertoe verbindt de indicatie(s)/farmaceutische vorm(en) van het duplicaat van de vergunning voor het in de handel brengen uit te breiden wanneer de octrooibeperkingen worden opgeheven. Bij wijze van alternatief kan de aanvrager zich er ook toe verbinden de vergunning voor het in de handel brengen met beperkte indicaties/farmaceutische vormen in te trekken wanneer de desbetreffende octrooien niet langer van kracht zijn. Aangezien de harmonisatie van de samenvattingen van de productkenmerken in de hele EU een van de basispijlers van de gecentraliseerde procedure is, mogen aanvragers van duplicaten van vergunningen voor het in de handel brengen de twee producten met verschillende indicaties/sterkten/farmaceutische vormen niet in hetzelfde land in de handel te brengen. De toezeggingsbrief moet bij het aanvraagdossier van de vergunning voor het in de handel brengen worden gevoegd.

De Commissie acht het noodzakelijk te benadrukken dat aanvragen die binnen het toepassingsgebied van artikel 82, lid 1, vallen, alleen kunnen leiden tot de verlening van een vergunning voor het in de handel brengen indien aan de voorwaarden van dat artikel is voldaan. Kandidaat-aanvragers wordt daarom aangeraden het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) op de hoogte te brengen wanneer een aanvraag onder artikel 82, lid 1, valt en advies in te winnen in geval van twijfel (bv. wanneer een andere productie-inrichting wordt gebruikt voor een biologisch geneesmiddel).

Ter verduidelijking: de inhoud van de van het EMA verlangde wetenschappelijke beoordeling en eventuele gevolgen in termen van vergoedingen vallen buiten het toepassingsgebied van dit document.

3. Validering van aanvragen van duplicaten van vergunningen voor het in de handel brengen brengen door het EMA

Aanvragen van vergunningen voor het in de handel brengen, met inbegrip van duplicaten, worden bij het EMA ingediend. Voor de validering van een duplicaat van een vergunning voor het in de handel brengen verifieert het EMA:

dat de aanvraag van het duplicaat is ingediend door de dezelfde aanvrager als de aanvrager die de vergunning voor het in de handel brengen/aanvraag die wordt gedupliceerd (de “oorspronkelijke vergunning voor het in de handel brengen/aanvraag”), heeft ingediend. Zie punt 5.1 voor verdere verduidelijkingen;

dat de oorspronkelijke vergunning voor het in de handel brengen geldig is. Zie punt 5.2 voor verdere verduidelijkingen; Deze stap is niet van toepassing op aanvragen van duplicaten die tegelijk met de oorspronkelijke aanvraag van een vergunning voor het in de handel brengen zijn ingediend (d.w.z. in gevallen waarin de aanvraag van de oorspronkelijke vergunning voor het in de handel brengen nog hangende is);

wanneer de aanvraag van het duplicaat van de vergunning voor het in de handel brengen op basis van een geïnformeerde toestemming wordt ingediend, dat er een toestemmingsbrief is van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen die eigenaar is van het genoemde dossier, zoals het geval is voor aanvragen die overeenkomstig artikel 10 quater van Richtlijn 2001/83/EG worden ingediend. Zie punt 5.3 voor verdere verduidelijkingen;

dat de Commissie instemt met het indienen van een aanvraag van een duplicaat van een vergunning voor het in de handel brengen. Zie punt 5.3 voor verdere verduidelijkingen.

4. De instemming van de Commissie om een duplicaat van een vergunning voor het in de handel brengen aan te vragen

Alvorens in te stemmen met het indienen van een aanvraag van een duplicaat van een vergunning voor het in de handel brengen overeenkomstig artikel 82, lid 1, moet de Commissie zich ervan vergewissen dat aan de desbetreffende voorwaarden is voldaan. Zij moet derhalve verifiëren dat:

de aanvrager “dezelfde aanvrager” is, zoals uiteengezet in punt 5.1, en

er daadwerkelijk redenen in verband met de volksgezondheid of comarketing zijn (zie de criteria in de bijlage bij deze mededeling).

In de instemmingsbrief moet het volgende worden vermeld:

de naam van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen die relevant is voor de duplicaataanvraag;

de naam van het geneesmiddel in de duplicaataanvraag (8);

dat, indien redenen in verband met comarketing worden aangevoerd, het bewijs van een dergelijke comarketing (contract of akkoordverklaring tussen de ondernemingen) aan de Commissie moet worden verstrekt, uiterlijk één maand voordat het Comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik (CHMP) advies uitbrengt over de aanvraag van een duplicaat van een vergunning voor het in de handel brengen, en

dat, indien duplicaten worden aangevraagd op grond van het bestaan van octrooien die bepaalde therapeutische indicaties of farmaceutische vormen beschermen, de aanvrager een toezeggingsbrief moet verstrekken waarin hij zich ertoe verbindt de indicatie(s)/farmaceutische vorm(en) van het duplicaat van de vergunning voor het in de handel brengen uit te breiden zodra de octrooibeperkingen zijn opgeheven. Bij wijze van alternatief kan de aanvrager zich ertoe verbinden de vergunning voor het in de handel brengen met beperkte indicaties/farmaceutische vormen in te trekken wanneer de desbetreffende octrooien niet langer van kracht zijn. Aangezien de harmonisatie van de samenvattingen van de productkenmerken in de hele EU een van de basispijlers van de gecentraliseerde procedure is, mogen aanvragers van duplicaatvergunningen voor het in de handel brengen de twee producten met verschillende indicaties/sterkten/farmaceutische vormen niet in hetzelfde land in de handel te brengen. De toezeggingsbrief moet bij het aanvraagdossier van de vergunning voor het in de handel brengen worden gevoegd.

5. Te controleren eisen voor alle aanvragen van duplicaten van een vergunningen voor het in de handel brengen

5.1 “Dezelfde aanvrager”

Wanneer het EMA een aanvraag van een vergunning voor het in de handel brengen ontvangt, moet het nagaan of de aanvrager reeds een vergunning voor het in de handel brengen voor dat geneesmiddel heeft aangevraagd of verleend heeft gekregen. Indien dat het geval is, behandelt het EMA de aanvraag als een duplicaataanvraag overeenkomstig artikel 82, lid 1. De Commissie moet, voordat zij op grond van artikel 82, lid 1, een instemmingsbrief afgeeft, ook nagaan of de aanvrager van het duplicaat van de vergunning voor het in de handel brengen dezelfde aanvrager is als de aanvrager of de houder van de oorspronkelijke vergunning voor het in de handel brengen. In beide gevallen kan de aanvrager worden verzocht het passende bewijsmateriaal over te leggen.

Bij de beoordeling van instemmingsaanvragen op grond van artikel 82, lid 1, moeten dezelfde criteria worden gehanteerd als:

de mededeling van 1998 over de communautaire procedures voor vergunningen om geneesmiddelen in de handel te brengen voor de definitie van “dezelfde entiteit”, en

hoofdstuk 2 van de kennisgeving aan aanvragers voor de definitie van “dezelfde aanvrager”.

Concreet betekent dit dat een onderneming die tot dezelfde groep van ondernemingen behoort, of ondernemingen die met de aanvrager van de oorspronkelijke vergunning voor het in de handel brengen een licentieovereenkomst hebben gesloten of anderszins met die aanvrager zijn overeengekomen wat betreft het in de handel brengen van het betrokken geneesmiddel, een duplicaat kunnen aanvragen.

Scenario

Binnen het toepassingsgebied van artikel 82, lid 1?

Aanvrager is dezelfde als die welke de oorspronkelijke vergunning voor het in de handel brengen heeft aangevraagd.

ja

Aanvrager behoort tot dezelfde groep van ondernemingen als de aanvrager van de oorspronkelijke vergunning voor het in de handel brengen.

ja(9)

Aanvrager is een onafhankelijke onderneming die met de aanvrager van de oorspronkelijke vergunning voor het in de handel brengen (via een licentieovereenkomst of andere overeenkomst die kan worden bewezen) is overeengekomen het geneesmiddel in de handel te brengen.

ja

Aanvrager is een onafhankelijke onderneming. Aanvrager heeft licentieovereenkomsten met de houder van de vergunning voor het in de handel brengen van het geneesmiddel waarvoor het duplicaat wordt gevraagd, maar niet om dat geneesmiddel in de handel te brengen (bv. ondernemingen A en B hebben een overeenkomst om de geneesmiddelen x1 en x2 in de handel te brengen, maar het gevraagde duplicaat is voor geneesmiddel x3).

nee(10)

Aanvrager is een onafhankelijke onderneming die een overeenkomst heeft gesloten om de gegevens te kopen en/of te gebruiken van de onderneming die als eerste een vergunning voor het in de handel brengen van het geneesmiddel heeft aangevraagd. Er is echter geen overeenkomst om het geneesmiddel in de handel te brengen.

nee(10)

5.2. De oorspronkelijke vergunning voor het in de handel brengen is geldig

De duplicaataanvraag moet betrekking hebben op een oorspronkelijke vergunning voor het in de handel brengen die nog geldig is. Het is niet mogelijk een duplicaataanvraag in te dienen voor een vergunning voor het in de handel brengen die: i) niet is vernieuwd; ii) is ingetrokken of geschorst, of iii) overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Richtlijn 2001/83/EG niet langer geldig is. Het EMA kan de aanvrager verzoeken het bewijs te leveren dat de oorspronkelijke vergunning voor het in de handel brengen geldig is.

5.3. Toestemmingsbrief in het geval van een “aanvraag op basis van een geïnformeerde toestemming”

Een duplicaataanvraag die de vorm aanneemt van een aanvraag op basis van een geïnformeerde toestemming in overeenstemming van artikel 10 quater van Richtlijn 2001/83/EG moet vergezeld gaan van een toestemmingsbrief van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen die eigenaar is van het genoemde dossier, zoals het geval is voor elke aanvraag die overeenkomstig artikel 10 quater wordt ingediend.

5.4. Instemming van de Commissie om een duplicaat van een vergunning voor het in de handel brengen aan te vragen

Ondernemingen die om een duplicaat van een vergunning voor het in de handel brengen verzoeken, kunnen, vóór zij de instemming van de Commissie hebben zoals vereist uit hoofde van artikel 82, lid 1, reeds vóór de indiening activiteiten met het EMA starten. Zij worden er echter op gewezen dat het duplicaat van de vergunning voor het in de handel brengen niet kan worden verleend als de Commissie vóór het advies van het CHMP geen instemmingsbrief heeft afgegeven of indien vóór het advies van het CHMP niet aan de in de brief vermelde eisen is voldaan.

Daarom is het uiterst belangrijk dat aanvragers onmiddellijk en uiterlijk één maand vóór het advies van het CHMP om een instemmingsbrief verzoeken en alle eventuele vereiste relevante informatie verstrekken.

Aanvragers moeten ook het in deel II van de bijlage bij deze mededeling opgenomen model met informatie invullen en samen met hun verzoek indienen. Het model moet worden gebruikt voor alle aanvragen die na 1 april 2021 worden ingediend.


(1) Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van procedures van de Unie voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1).

(2) https://ec.europa.eu/health/sites/health/files/files/latest_news/2011_09_duplicates_note_upd_01.pdf

(3) Artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) 726/2004.

(4) Zie punt 5.1 hieronder.

(5)PB C 229 van 22.7.1998, blz. 4https://ec.europa.eu/health/sites/health/files/files/eudralex/vol-1/com_1998/com_1998_nl.pdf

(6) Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67).

(7) De artikelen 10 en 10 quater van Richtlijn 2001/83/EG verwijzen naar verschillende soorten verkorte procedures, waarbij een onderneming kan verwijzen naar gegevens in andere dossiers betreffende vergunningen voor het in de handel brengen.

(8) Als de voorgestelde naam niet door de werkgroep naamsbeoordeling van het EMA wordt aanvaard, kan de instemmingsbrief zo nodig worden bijgewerkt.

(9) Tenzij de aanvraag voor het duplicaat van een vergunning voor het in de handel brengen om redenen van comarketing is ingediend (zie bijlage, deel I B).

(10) Deze aanvraag moet worden behandeld overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 726/2004.


BIJLAGE

AFDELING I

Beoordeling door de Commissie van redenen van volksgezondheid en comarketing

A. Redenen van volksgezondheid

Op grond van artikel 82, lid 1, van Verordening (EG) nr. 726/2004 kan de Commissie een duplicaat van een vergunning voor het in de handel brengen verlenen als er objectieve en gewettigde redenen in verband met de volksgezondheid zijn waaruit een grotere beschikbaarstelling van het geneesmiddel aan beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg en/of patiënten blijkt.

Het bezitten van meer dan één vergunning verhoogt niet noodzakelijkerwijs de beschikbaarheid van een bepaald geneesmiddel, aangezien dit het beginsel van artikel 82, lid 1, volgens hetwelk voor eenzelfde geneesmiddel aan eenzelfde houder slechts één vergunning voor het in de handel brengen kan worden verleend, irrelevant zou maken. Daarom moet elke bewering dat een duplicaat van een vergunning voor het in de handel brengen de beschikbaarheid van een geneesmiddel zou vergroten, per geval worden beoordeeld door de door de aanvrager verstrekte motivering en bewijzen te onderzoeken.

Het meest voorkomende geval waarin een duplicaat om redenen van volksgezondheid gerechtvaardigd is, is wanneer een indicatie of farmaceutische vorm in de samenvatting van productkenmerken van de oorspronkelijke aanvraag/vergunning voor het in de handel brengen in een of meer lidstaten door het octrooirecht wordt beschermd. In dit verband is het op grond van artikel 11 van Richtlijn 2001/83/EG mogelijk dat verschillende samenvattingen van productkenmerken worden ingediend om redenen die verband houden met het octrooirecht. Hoewel dit artikel betrekking heeft op aanvragen voor generieke geneesmiddelen, kunnen dezelfde overwegingen (namelijk de noodzaak om beschikbaarheid van het geneesmiddel te waarborgen in de lidstaten waar het door een octrooi wordt beschermd) ook gelden voor duplicaataanvragen.

In dergelijke gevallen en om de harmonisatie van de samenvattingen van de productkenmerken te handhaven, moet de aanvrager een toezeggingsbrief verstrekken waarin hij zich ertoe verbindt de indicatie/farmaceutische vorm van het duplicaat van de vergunning voor het in de handel brengen uit te breiden zodra de octrooibeperkingen zijn opgeheven. Bij wijze van alternatief kan de aanvrager er zich toe verbinden het duplicaat van de vergunning voor het in de handel brengen met beperkte indicaties/farmaceutische vormen in te trekken nadat de desbetreffende octrooien niet langer van kracht zijn. Aangezien de harmonisatie van de samenvattingen van de productkenmerken in de hele EU een van de basispijlers van de gecentraliseerde procedure is, mogen aanvragers van duplicaten van vergunningen voor het in de handel brengen de twee producten met verschillende indicaties/farmaceutische vormen niet in hetzelfde land in de handel te brengen.

De toezeggingsbrief moet bij het aanvraagdossier van de vergunning voor het in de handel brengen worden gevoegd.

In alle andere gevallen moet de aanvrager aantonen hoe het duplicaat van de vergunning voor het in de handel brengen de beschikbaarheid en de toegang voor patiënten vergroot, op basis van objectief en gewettigd bewijsmateriaal, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, de volgende informatie:

i)

de lidstaten waar het oorspronkelijke geneesmiddel daadwerkelijk in de handel wordt gebracht;

ii)

de lidstaten waar het duplicaat van het geneesmiddel in de handel zal worden gebracht;

iii)

de lidstaten waar het duplicaat niet in de handel zal worden gebracht: de aanvrager moet uitleggen waarom het geneesmiddel in deze landen niet in de handel wordt gebracht.

De Commissie heeft in het verleden duplicaten van vergunningen voor het in de handel brengen verleend aan de houder van een vergunning voor het in de handel brengen van het oorspronkelijke geneesmiddel om de beschikbaarheid te vergroten. De ervaring leert echter (1) dat er geen automatisch verband bestaat tussen de invoering van een duplicaat van een vergunning voor het in de handel brengen door de houder van het oorspronkelijke geneesmiddel (een chemisch of biologisch geneesmiddel) en een grotere beschikbaarheid. Rekening houdend met het feit dat een duplicaat van een vergunning voor het in de handel brengen slechts bij wijze van uitzondering kan worden verleend, moet de aanvrager de Commissie specifiek bewijsmateriaal verstrekken waaruit blijkt dat het duplicaat van de vergunning voor het in de handel brengen de beschikbaarheid waarschijnlijk zal vergroten.

Scenario

In overeenstemming met artikel 82, lid 1?

Octrooien op indicaties of farmaceutische vormen

ja

Overwegingen inzake prijsstelling en vergoeding

nee

Overwegingen met betrekking tot classificatie (recept/zonder recept)

nee

Overwegingen op basis van nationale wetgeving die onverenigbaar met het EU-recht wordt geacht (bv. namen)

nee

B. Comarketingredenen

Op grond van artikel 82, lid 1, kan de Commissie om redenen van comarketing een duplicaat van een vergunning voor het in de handel brengen verlenen wanneer de houder van de vergunning voor het in de handel brengen kan aantonen dat hij met een of meer ondernemingen een comarketingovereenkomst zal sluiten voor het geneesmiddel waarvoor het duplicaat wordt aangevraagd. Een comarketingovereenkomst wordt in het algemeen opgevat als een overeenkomst tussen twee partijen om een specifiek geneesmiddel onder verschillende handelsmerken in de handel te brengen.

Merk op dat om van comarketing te spreken er twee partijen nodig zijn en dat een verzoek om een vergunning op grond van artikel 82, lid 1, om redenen van comarketing dus niet zal worden ingewilligd wanneer de twee marketingentiteiten tot dezelfde groep van ondernemingen behoren. Een aanvraag voor een duplicaat kan evenmin worden ingewilligd indien de comarketingpartners het geneesmiddel al samen in de EU in de handel brengen (bv. geneesmiddel A wordt door de ondernemingen X en Y samen in de handel gebracht en onderneming Y vraagt een duplicaat van de vergunning voor het in de handel brengen van geneesmiddel A aan om redenen van comarketing met onderneming X).

Comarketing kan worden beperkt tot één of meer lidstaten of de hele EU bestrijken. Zij mag echter niet leiden tot een opdeling van de interne markt.

Om een duplicaat van een vergunning voor het in de handel brengen om redenen van comarketing te verlenen, moet de Commissie uiterlijk één maand voordat het CHMP advies uitbrengt, beschikken over het bewijs van een dergelijke comarketing (contract of akkoordverklaring tussen de ondernemingen).

Scenario

In overeenstemming met artikel 82, lid 1?

Comarketing met een onderneming van dezelfde groep?

nee

Comarketing met een andere onafhankelijke onderneming?

ja

Vereiste gegevens

Naam van de comarketingpartner en bewijs dat de beoogde comarketing voor dat geneesmiddel daadwerkelijk zal plaatsvinden (bv. contract of akkoordverklaring tussen de ondernemingen).

Het vereiste bewijs moet uiterlijk één maand voordat het CHMP zijn advies uitbrengt, zijn ontvangen.

AFDELING II

Model

Informatie die de aanvrager aan de Europese Commissie moet verstrekken in het kader van een verzoek tot indiening van een aanvraag van een duplicaat van een vergunning voor het in de handel brengen overeenkomstig artikel 82, lid 1, van Verordening (EG) nr. 726/2004

Naam van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen(2) die relevant is voor de aanvraag van het duplicaat van de vergunning voor het in de handel brengen

Naam van het oorspronkelijke geneesmiddel waarvoor het duplicaat wordt aangevraagd

Naam/namen, voorgesteld aan de werkgroep naamsbeoordeling van het EMA, van het/de product(en) dat/die relevant is/zijn voor de aanvraag van het duplicaat van een vergunning voor het in de handel brengen

Redenen voor het verzoek (redenen van volksgezondheid in verband met de beschikbaarheid van het geneesmiddel of met het oog op comarketing)


In geval van comarketing, de naam van de comarketingpartner

In geval van comarketing, het bewijs dat de beoogde comarketing voor dat geneesmiddel daadwerkelijk zal plaatsvinden (bv. contract of akkoordverklaring tussen de ondernemingen).

In geval van redenen van volksgezondheid in verband met intellectuele eigendom die van invloed zijn op indicaties of farmaceutische vormen in de samenvatting van de productkenmerken van de oorspronkelijke aanvraag/vergunning voor het in de handel brengen:

het nummer en de naam/namen van de indicatie(s)/farmaceutische vormen van elk geneesmiddel waarvoor een duplicaat van een vergunning voor het in de handel brengen wordt aangevraagd;

de lijst van lidstaten waar het duplicaat in de handel zal worden gebracht, met verduidelijking van de (al dan niet van kracht zijnde) octrooisituatie en de vervaldatum van het octrooi per lidstaat voor elke door een octrooi beschermde indicatie/farmaceutische vorm. Deze informatie moet worden verstrekt in een tabel:

Lidstaat

Octrooisituatie

Vervaldatum octrooi

een toezeggingsbrief waarin wordt toegezegd:

de therapeutische indicatie(s)/farmaceutische vorm(en) van het duplicaat van de vergunning voor het in de handel brengen uit te breiden zodra de octrooibeperkingen zijn opgeheven, OF

de vergunning voor het in de handel brengen met beperkte indicatie(s)/farmaceutische vorm(en) in te trekken nadat het desbetreffende octrooi niet langer van kracht is;

een toezeggingsbrief waarin wordt toegezegd dat de aanvrager geen twee producten met verschillende indicaties/sterkten/farmaceutische vormen in hetzelfde land in de handel zal brengen.

In geval van redenen van volksgezondheid die geen verband houden met intellectuele eigendom, omvat het specifieke bewijsmateriaal waaruit blijkt dat het duplicaat van de vergunning voor het in de handel brengen waarschijnlijk de beschikbaarheid zal vergroten, onder meer de volgende informatie:

de lijst van lidstaten waar het oorspronkelijke geneesmiddel daadwerkelijk in de handel wordt gebracht, EN

de lidstaten van de lidstaten waar het duplicaat van het geneesmiddel in de handel zal worden gebracht, EN

de lijst van lidstaten waar het duplicaat niet in de handel wordt gebracht en de redenen waarom het geneesmiddel in deze landen niet in de handel wordt gebracht.

AFDELING III

Geschiedenis van het document

Versie

Belangrijkste wijzigingen

Datum

Eerste mededeling

Maart 2010

Actualisering 1

Toevoeging van de afdeling“Algemene overwegingen”.

Toevoeging van de afdeling betreffende de verduidelijking van het toepassingsgebied van artikel 82, lid 1.

Verduidelijking van de “redenen van volksgezondheid” die relevant zijn voor de instemming met de indiening van een duplicaataanvraag.

Oktober 2011

Actualisering 2 (huidige versie)

Verduidelijking van het toepassingsgebied van artikel 82, lid 1.

Verduidelijking van de “redenen van volksgezondheid” die relevant zijn voor de instemming met de indiening van een duplicaataanvraag.

Nieuwe bijlage “Model: Informatie die de aanvrager aan de Europese Commissie moet verstrekken in het kader van een verzoek tot indiening van een aanvraag van een duplicaat van een vergunning voor het in de handel brengen overeenkomstig artikel 82, lid 1, van Verordening (EG) nr. 726/2004”.

Februari 2021


(1) Gerichte raadpleging van belanghebbenden betreffende duplicaten van vergunningen voor het in de handel brengen van biologische geneesmiddelen (https://ec.europa.eu/health/human-use/consultations/20180518_biologicalmedicinalproducts_en).

(2) Indien de aanvrager van het duplicaat niet de aanvrager van de oorspronkelijke vergunning voor het in de handel brengen is, maar tot dezelfde groep van ondernemingen behoort, gelieve dit dan hier te verduidelijken.