Home

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over democratie op het werk (verkennend advies op verzoek van het Spaanse voorzitterschap van de Raad)

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over democratie op het werk (verkennend advies op verzoek van het Spaanse voorzitterschap van de Raad)

29.6.2023

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 228/43


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over democratie op het werk

(verkennend advies op verzoek van het Spaanse voorzitterschap van de Raad)

(2023/C 228/06)

Rapporteur:

Reiner HOFFMANN

Corapporteur:

Krzysztof BALON

Raadpleging door het Spaanse voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie

Brief van 27.7.2022

Rechtsgrond

Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Verkennend advies

Bevoegde afdeling

Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap

Goedkeuring door de afdeling

3.4.2023

Goedgekeurd door de voltallige vergadering

27.4.2023

Zitting nr.

578

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

175/69/13

1. Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Gedurende tientallen jaren heeft zich in Europese rechtshandelingen een solide systeem van werknemersparticipatie op het werk ontwikkeld, met als basis de wetgeving en praktijken van de lidstaten en de fundamentele vrijheden van de EU. Een democratische arbeidswereld is een bouwsteen voor de verdere ontwikkeling van het Europese sociale model in een duurzame en concurrerende omgeving.

1.2.

De afgelopen crises hebben aangetoond dat burgerrechten en werknemersrechten die actief worden uitgeoefend elkaar versterken. De sociale cohesie wordt versterkt, de democratische structuur van onze samenlevingen is stabieler en de samenleving is minder kwetsbaar voor populisme en autoritarisme.

1.3.

Mechanismen en rechtsinstrumenten die in dienst staan van de democratie op het werk maken bedrijven veerkrachtiger, economisch succesvoller en tegelijkertijd beter toegerust om voor werkgelegenheid en fatsoenlijk werk te zorgen. Democratie op het werk moet als uitgangspunt alle werknemers en soorten werk omvatten, alsook alle werkplekken, ongeacht of het om particuliere, publieke of sociale arbeidsplaatsen gaat, ongeacht de omvang, sector of andere organisatorische aspecten. Er moet rekening worden gehouden met de situatie van kmo’s. Uit empirisch bewijs blijkt dat de stem van werknemers de flexibiliteit en manoeuvreerruimte biedt die op het werk nodig is om zich aan te passen aan structurele veranderingen.

1.4.

De snel veranderende arbeidswereld biedt ook een kans voor meer democratie. Het publiek moet zich beter bewust worden van werknemersparticipatie en de sociale dialoog, en om dat mogelijk te maken moeten deze zaken, ook over de grenzen heen, worden versterkt. Een betrouwbaar Europees juridisch kader dat als richtsnoer fungeert voor nationale informatie-, raadplegings- en participatiesystemen en deze effectiever maakt, en ondersteund wordt door actieprogramma’s met een betrouwbare terugkoppeling naar het nationale niveau, is hiervoor absoluut noodzakelijk.

1.5.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is ingenomen met de recente mededeling van de Europese Commissie over de versterking van de sociale dialoog als basis voor meer democratie op het werk. De sociale dialoog gedijt bij een levendige cultuur van vertrouwen die gebaseerd is op de specifieke rol van de sociale partners, terwijl de maatschappelijke dialoog, die als een afzonderlijk proces wordt erkend, organisaties van het maatschappelijk middenveld betrekt bij een breder scala aan onderwerpen en transformatieprocessen gestalte geeft. Er moet echter worden onderkend dat de arbeidsmarkt ingrijpend is veranderd. Veel werknemers zijn bijvoorbeeld in dienst zijn bij kleine en micro-ondernemingen, terwijl in de Europese Unie ook ongeveer 13,6 miljoen (1) werknemers werkzaam zijn in entiteiten van de sociale economie In de institutionele sociale dialoog moet volledig rekening worden gehouden met al deze werknemers en hun werkgevers.

1.6.

Europese ondernemingsraden leveren al decennialang een positieve bijdrage aan de economische, sociale en ecologische langetermijndoelstellingen van ondernemingen. Om hun potentieel en doeltreffendheid te vergroten, moeten hun participatierechten en middelen aanzienlijk worden verbeterd. Ontduiking of schending van de medezeggenschapsrechten van de Europese Ondernemingsraad (EOR) moet bijvoorbeeld doeltreffend worden bestraft en de toegang tot de rechter moet worden vergemakkelijkt. In dit verband is het EESC ingenomen met de recente resolutie van het Europees Parlement over de herziening van de EOR-richtlijn en roept het de Commissie op spoedig juridische maatregelen te nemen.

1.7.

In aanvulling op de democratie op het werk op basis van de wetgeving of de sociale dialoog bestaan er andere succesvolle vormen van democratische participatie van werknemers die springlevend zijn in de sociale economie, en dan vooral in coöperaties.

1.8.

Technologische innovaties hebben geleid tot nieuwe bedrijfsmodellen in de platformeconomie, die vaak hand in hand gaan met onzekere banen, met name voor beginnende en migrerende werknemers. Van toegang tot collectieve belangenvertegenwoordiging is meestal geen sprake, of er wordt te weinig gebruik van gemaakt. Het EESC vindt het zinvol dat de huidige ontwerprichtlijn inzake platformwerk tot doel heeft schijnzelfstandigheid te voorkomen, waarbij het met name gaat om de definitie van werkgevers en werknemers en de omkering van de bewijslast. Dit zou het ook gemakkelijker moeten maken om werknemers een stem te geven in de platformeconomie wanneer aan passende criteria voor arbeidsstatus is voldaan. Het EESC neemt nota van de richtsnoeren van de Commissie voor de toepassing van het EU-mededingingsrecht op collectieve overeenkomsten met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden van zelfstandigen zonder werknemers. Het EESC zou graag zien dat het Spaanse voorzitterschap van de Raad bij de goedkeuring van de richtlijn vooral dit aspect benadrukt, en ook dat het zich buigt over de potentiële toegang van deze werknemers tot collectieve dekking in overeenstemming met de richtlijn betreffende minimumlonen.

1.9.

De zeer snelle ontwikkeling van artificiële intelligentie (AI) is een ongekende uitdaging voor de democratische normen in de wereld van het werk. Algoritmisch gegevensbeheer heeft enorme gevolgen voor de organisatie van het werk, de arbeidsomstandigheden en de gegevensbeveiliging. De Europese sociale partners zijn het erover eens dat het van cruciaal belang is dat bij de invoering van digitale technologie tijdig overleg wordt gevoerd met de werknemers en hun vertegenwoordigers, in de context van de stelsels van arbeidsverhoudingen (met name de sociale dialoog en collectieve onderhandelingen), zodat vertrouwen in het proces kan worden opgebouwd. Het is zaak om de rechten van werknemers op het gebied van gegevensbescherming zo te versterken dat hun collectieve rechten worden gewaarborgd. Daarbij moeten vakbonden adequate digitale toegang krijgen tot bedrijven en hun werknemers, zodat een doeltreffende sociale dialoog over AI-toepassingen op de werkplek tot stand gebracht en bevorderd wordt.

1.10.

Verantwoord ondernemingsbestuur houdt in dat ervoor wordt gezorgd dat de mensen- en werknemersrechten alsook de milieudoelstellingen in de hele toeleveringsketen worden nageleefd. Werkgevers moeten laten zien dat zij passende zorgvuldigheid als een verplicht onderdeel van het risicobeheer door de raad van bestuur beschouwen. Het wereldwijd creëren van fatsoenlijk werk moet een doel van duurzaam ondernemingsbestuur worden Het EESC pleit er daarom voor om de noodzaak van duurzame corporate governance in het Europese rechtskader vast te leggen. Werknemers en hun vertegenwoordigers, alsmede het maatschappelijk middenveld (milieuorganisaties, mensenrechten- en consumentenorganisaties), moeten daarin systematisch participeren.

1.11.

Helaas wordt werknemersparticipatie op bestuursniveau van ondernemingen niet gezien als een essentieel onderdeel van duurzaam ondernemingsbestuur. Daarom steunt het EESC passende maatregelen om een geharmoniseerd kader voor de medezeggenschap van werknemers in bestuursorganen tot stand te brengen waarin rekening wordt gehouden met de verschillen tussen de lidstaten, en om te voorkomen dat het Europese vennootschapsrecht leidt tot vermijding of uitholling van de medezeggenschap in ondernemingen in de lidstaten.

1.12.

Meer democratie in de wereld van het werk is niet alleen afhankelijk van de noodzakelijke en passende rechtsgrondslagen, maar ook van een op kennis gebaseerde samenwerking van alle actoren, vooral tegen de achtergrond van de uitdaging van de ecologische en digitale transformatie. Niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) die regionaal of lokaal werkzaam zijn op het gebied van voorlichting, onderwijs en empowerment, alsmede wetenschappelijke instellingen en deskundigen uit de vrije beroepen, kunnen deze samenwerking in overleg met de sociale partners en lokale overheden ook ondersteunen door middel van gerichte maatregelen die aan de plaatselijke omstandigheden zijn aangepast. Zulke activiteiten moeten ook door middel van de Europese structuurfondsen worden ondersteund.

1.13.

De educatieve rol van participatie op de werkplek zou de democratische praktijk in bredere politieke en maatschappelijke zin kunnen ondersteunen. Wat dit betreft, is het van cruciaal belang om jongeren bewust te maken van en voor te lichten over democratie op het werk, zelfs al voordat zij aan het werk gaan. Net als de sociale partners kunnen maatschappelijke organisaties die werkzaam zijn op het gebied van onderwijs een aanvullende rol spelen, en daarvoor moeten zij ondersteuning krijgen.

2. Democratie op het werk: sociaal-politieke relevantie in Europa

2.1.

Exogene crises en transformatieve uitdagingen zijn inmiddels permanent aanwezig. De EU-instellingen en de lidstaten moeten voortdurend doeltreffende oplossingsmechanismen ontwikkelen waarin economische doelmatigheid wordt gecombineerd met sociale, politieke en milieudoelstellingen.

2.2.

Er zijn talrijke normatieve en empirische redenen voor meer democratie in de wereld van het werk (2). Het EESC pleit daarom al geruime tijd voor een uitgebalanceerde invoering van het concept “democratie op het werk” en de belangrijkste onderdelen daarvan, zoals een levendige sociale dialoog, een eerlijk evenwicht tussen rechten en verantwoordelijkheden op de werkplek. Hiertoe behoort ook de bevordering van een cultuur van vertrouwen en samenwerking tussen werkgevers en werknemers, met inbegrip van werknemersparticipatie. Deze componenten moeten worden ondersteund door een wettelijk kader, een sociale dialoog op alle niveaus en goede bedrijfspraktijken.

2.3.

Democratie op het werk draagt niet alleen bij tot een veerkrachtige democratie, maar is ook een sleutel tot duurzaam economisch concurrentievermogen en welvaart. Mede dankzij participatie op de werkplek worden burgers onderwezen en opgeleid in democratische praktijken, waarden en politieke cultuur. Wie op het werk voelt dat hij of zij meetelt en inspraak heeft in de besluitvorming, neemt dat mee in de samenleving en staat ook positiever tegenover democratie.

2.4.

Het EESC heeft altijd benadrukt dat een solide Europees kader en goede praktijken voor werknemersparticipatie (workers’ voice) (3) als basis voor een op vertrouwen gebaseerde dialoog tussen management en werknemers op alle niveaus (grensoverschrijdend, nationaal, lokaal) deel uitmaken van het fundamentele rechtskader van de Europese democratie en een belangrijke wegwijzer zijn voor een concurrerende, sociale markteconomie. Een en ander moet voor alle werknemers en alle soorten werk op alle werkplekken gelden, of het nu om particuliere, publieke of sociale arbeidsplaatsen gaat en ongeacht de omvang, sector of andere organisatorische aspecten.

2.5.

Dankzij een politieke consensus tussen regeringen, sociale partners en maatschappelijke organisaties is de workers’ voice de afgelopen decennia in tal van Europese wetsteksten verankerd (4). Deze efficiënte hulpbron moet met het oog op economisch succes en sociale cohesie in Europa in alle landen en bedrijven als een waardevolle component volledig geïmplementeerd en verder versterkt en verbeterd worden, ook waar er lacunes in de wetgeving of in de uitvoering zijn, en verder worden ontwikkeld naargelang van de veranderingen in het werk. In het licht hiervan roept het EESC de lidstaten op om op nationaal niveau de stand van zaken te evalueren en initiatieven te ontwikkelen voor degelijke informatie- en raadplegingskaders.

2.6.

De workers’ voice in de EU-landen wordt gekenmerkt door een veelvoud aan instellingen, soms “functionele equivalenten” door verschillen tussen de stelsels van arbeidsverhoudingen, zoals sterke informatie-, raadplegings- en onderhandelingsrechten op het werk en in het bedrijf, deelname van werknemers aan bestuursorganen, collectieve overeenkomsten op bedrijfs-, sectoraal en sectoroverschrijdend niveau en/of bindende resultaten van de sociale dialoog, alsook bedrijfsculturen en het vermogen om veranderingen in goede banen te leiden.

2.7.

Het verzoek van het aanstaande Spaanse voorzitterschap om een verkennend EESC-advies past in een opmerkelijke trend waarbij “meer democratie op het werk” door EU-instellingen en regeringen in EU-landen steeds vaker wordt geformuleerd als beleidsdoelstelling voor de “toekomst van Europa”. Dit blijkt uit het volgende:

In de “Verklaring inzake sociaal engagement” ter gelegenheid van de sociale top van 2021 in Porto bevestigen de Europese regeringen en sociale partners dat zij de autonome sociale dialoog willen bevorderen en versterken op Europees, nationaal, regionaal, sectoraal en ondernemingsniveau (5).

In het recente EP-verslag over democratie op het werk wordt onderstreept dat grote transities als gevolg van de Europese Green Deal en digitalisering op een eerlijke manier hun beslag moeten krijgen en wordt gepleit voor de bevordering van wettelijke participatiemogelijkheden voor werknemers (6). In dezelfde geest heeft het Europees Parlement onlangs met een ruime meerderheid opgeroepen tot een herziening van de bestaande EU-richtlijn inzake de EOR (7).

De richtlijn betreffende toereikende minimumlonen in de EU verplicht alle lidstaten maatregelen te nemen — zoals de capaciteit van de sociale partners helpen opbouwen en versterken — om de dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen te vergroten.

In een recent voorstel voor een aanbeveling van de Raad ter versterking van de sociale dialoog schreef de Commissie dat de lidstaten de specifieke rol van sociale partners in de structuren en processen met betrekking tot de sociale dialoog ten volle moeten erkennen en eerbiedigen, en tegelijkertijd ook de civiele dialoog moeten erkennen als een afzonderlijk proces waarbij een bredere groep belanghebbenden bij een breder scala aan onderwerpen wordt betrokken (8).

Het in 2021 goedgekeurde actieplan voor de sociale economie verbindt zich er specifiek toe bedrijfsmodellen van de sociale economie te bevorderen die zich met name kenmerken door democratische en participatieve governance.

2.8.

In dat verband is het EESC van mening dat een betrouwbare en effectieve workers’ voice een essentiële voorwaarde kan zijn voor een “duurzame” en economisch succesvolle corporate governance op de interne markt.

2.9.

Het EESC geeft graag antwoord op de vragen van het Spaanse voorzitterschap, namelijk:

wat de participatie van werknemers en hun vertegenwoordigers in het bedrijfsbeheer kan bijdragen aan een rechtvaardige sociale en groene transformatie;

welke noodzaak er bestaat om het bestaande rechtskader voor werknemersparticipatie en hun medezeggenschap in ondernemingsbeslissingen verder te ontwikkelen, ook in multinationale ondernemingen;

hoe de medezeggenschapsrechten van werknemers in de loop van de digitalisering moeten worden versterkt, waarbij ook de platformeconomie en gegevensbeschermingskwesties aan de orde komen;

welke gevolgen de nieuwe technologieën hebben voor de democratische grondrechten, zoals die in verband met de participatie van werknemers.

2.10.

Daarnaast presenteert het EESC in dit advies overwegingen over andere vormen van democratie in de wereld van het werk.

2.11.

Het EESC is ingenomen met de resolutie over fatsoenlijk werk en de sociale en solidaire economie die de IAO op de Internationale Arbeidsconferentie van juni 2022 heeft aangenomen en waarin wordt gewezen op de fundamentele rol van organisaties van de sociale economie bij het “op waarde schatten van de bijdrage van de sociale en solidaire economie aan fatsoenlijk werk, inclusieve en duurzame economieën, sociale rechtvaardigheid, duurzame ontwikkeling en verbetering van de levensstandaard voor iedereen”, alsook met de resolutie van de Verenigde Naties van 18 april 2023 over de bevordering van de sociale en solidaire economie voor duurzame ontwikkeling (9). Uit deze belangrijke resoluties blijkt dat de organisaties van de sociale economie met hun significante bijdrage aan meer democratie en participatie in de economie en op de arbeidsmarkt een belangrijke rol spelen voor de ontwikkeling van de democratie op het werk. Met dit feit moet rekening worden gehouden, zodat de organisaties van de sociale economie ook op Europees niveau bij de institutionele sociale dialoog worden betrokken.

3. Standpunten van het EESC over democratie op het werk

3.1.

Het EESC is van mening dat de sociale betrokkenheid van alle belanghebbenden, met name ook de workers’ voice, als een belangrijke steunpilaar van het bedrijfsleven en de economie moet worden erkend en dient te worden bevorderd als een voorwaarde om bedrijven “socialer” en voor hun omgeving duurzamer en concurrerender te maken.

3.2.

In tal van adviezen die met grote meerderheid zijn goedgekeurd heeft het EESC reeds gewezen op de voordelen van instrumenten voor verplichte betrokkenheid van werknemers op nationaal en Europees niveau, waarbij het heeft benadrukt dat:

democratische structuren op het werk moeten worden gezien als een kernelement van het Europese sociale model (10);

de sociale dialoog op nationaal en EU-niveau de sleutel is tot een economisch, arbeids- en sociaal beleid dat de levens- en arbeidsomstandigheden van mensen en het concurrentievermogen van ondernemingen bevordert (11);

landen met gevestigde instellingen voor de sociale dialoog en doeltreffende systemen van arbeidsverhoudingen beter in staat zijn positieve economische, sociale en milieudoelstellingen te verwezenlijken;

effectieve participatie van werknemers in de besluitvorming van ondernemingen een positieve bijdrage levert aan zowel het succes van de onderneming als de uitvoering van digitale, milieu- en klimaatneutrale transitieprojecten;

het benutten van het volledige innovatiepotentieel de betrokkenheid en motivatie van de werknemers vereist (12); in dit verband draagt de workers’ voice binnen bedrijven bij aan positieve veranderingen;

de wereld van het werk ook een plaats is om te leren wat democratie inhoudt, met name voor jongeren en mensen die aan het begin van hun loopbaan staan, met de potentie dat deze groep in het transformatieproces niet aan zijn lot wordt overgelaten (13);

entiteiten van de sociale economie, zoals coöperaties, die werken aan de verwezenlijking van langetermijndoelstellingen en rechtstreeks ten dienste staan van hun werknemers en gemeenschappen, moeten worden ondersteund;

op alle mogelijke vormen van herstructurering beter kan worden geanticipeerd en dat deze beter kunnen worden beheerd door een vroegtijdige inbreng van georganiseerde werknemersvertegenwoordigingen (14) waar deze aanwezig zijn, ook in de bestuursorganen, zonder de noodzakelijke speelruimte in de besluitvorming bij ondernemingsveranderingen of veranderingen in de arbeidsorganisatie in de weg te staan;

de overdracht van ondernemingen die geen erfgenamen hebben of met insolvabiliteit kampen aan werknemers in de vorm van een coöperatie kan ook een mogelijkheid zijn om ze te herstructureren tot duurzame en democratisch beheerde ondernemingen (15);

vooral in tijden van transformatie en crisis de betrokkenheid van werknemers en het maatschappelijk middenveld op basis van een levendige cultuur van wederzijds vertrouwen ertoe bijdraagt dat structurele en organisatorische veranderingen geaccepteerd worden (16), wat ook goed is voor de veiligheid en de stabiliteit.

3.3.

Het is van groot belang dat werknemers bij innovatie op de werkplek worden betrokken. Initiatieven van de sociale partners om de productiviteit en het welzijn van werknemers op het werk te verhogen dienen in een ruimere Europese context te worden bevorderd. Het EESC is ingenomen met de initiatieven en onderzoeken van Eurofound (17) en het Europees netwerk voor innovatie op de werkplek en stelt voor dat de EU actie onderneemt om in de context van participatieve benaderingen de dialoog tussen de sociale partners en andere belanghebbenden op elk niveau te bevorderen.

3.4.

Het EESC is er bovendien van overtuigd dat duurzaam ondernemen vereist dat de verschillende belanghebbenden in ondernemingen samenwerken bij het zoeken naar een duurzaam bedrijfsperspectief, economisch concurrentievermogen, ecologische duurzaamheid en sociaal evenwicht. Vandaar het pleidooi van het EESC voor een model van corporate governance waarin het creëren van waarde op de lange termijn, door te kijken naar de langetermijnbelangen van de onderneming en haar stakeholders, tot de taken van het bestuur behoort (18).

3.5.

In het debat over de verdere ontwikkeling van een Europees rechtskader voor duurzaam ondernemingsbestuur (sustainable corporate governance) moeten de resoluties, adviezen en verslagen die reeds in het EESC en het Europees Parlement zijn aangenomen, en andere relevante bronnen zoals overeenkomsten met sociale partners, aan de orde komen. De Commissie zou dan ook moeten overwegen om in haar verdere werkprogramma’s een kader op te nemen dat als referentie dient voor een duurzamere en meer democratische corporate governance en dat werknemers en hun vertegenwoordigers uiteindelijk op alle niveaus een adequate stem geeft in het toezicht op en de leiding van ondernemingen.

3.6.

In het debat over de verdere ontwikkeling van een Europees rechtskader voor duurzaam ondernemingsbestuur (sustainable corporate governance) moeten de resoluties, adviezen en verslagen die reeds in het EESC en het Europees Parlement zijn aangenomen, en andere relevante bronnen zoals overeenkomsten met sociale partners, aan de orde komen.

3.7.

Bestaande competenties, wetenschappelijke en industriële infrastructuur en de activering van sociaal-economische culturen moeten het uitgangspunt vormen voor Europese steun voor democratische participatie bij het vormgeven van een toekomstgerichte transformatie. Op die manier kunnen lokale economieën met succes worden gekoppeld aan het mondiale concurrentievermogen van producten en diensten.

4. Bijzondere opmerkingen over de democratische ontwikkeling van de wereld van het werk

4.1. De bestaande normen inzake werknemersparticipatie waarborgen en versterken

4.1.1.

De bevordering van de democratie in de wereld van het werk moet verder gaan dan medezeggenschapsrechten op ondernemingsniveau en ook sectorale en sectoroverschrijdende systemen voor collectieve onderhandelingen en vertegenwoordiging omvatten, alsmede de sociale dialoog op alle niveaus en de dialoog met het maatschappelijk middenveld.

4.1.2.

Het EESC heeft zich gebogen over de vraag of het huidige rechtskader van de EU geëvalueerd moet worden en hoe het effectief in nationaal recht moet worden omgezet. Hiertoe hoort ook het streven om reeds bestaande bepalingen dienovereenkomstig te verbeteren.

4.1.3.

Zo heeft het EESC zich gebogen over de noodzaak van een geharmoniseerd kader op EU-niveau voor de medezeggenschap van werknemers in bestuursorganen over de strategische keuzes van ondernemingen, waarbij rekening wordt gehouden met de verschillen tussen de lidstaten en op ondernemingsniveau (19).

In het EP-verslag over democratie op het werk (20) wordt uiteengezet hoe een dergelijk Europees kader voor het recht van werknemers op informatie, raadpleging en vertegenwoordiging in bestuursorganen kan worden vormgegeven.

Voorts is het van cruciaal belang dat het regelgevingskader van de EU de bestaande nationale medezeggenschapsrechten waarborgt, met name de medezeggenschap van werknemers in ondernemingsorganen. Het EU-recht, dat voorschriften bevat voor de grensoverschrijdende verplaatsing van maatschappelijke zetels van ondernemingen en voor fusies alsmede Europese vennootschapsvormen creëert, mag niet leiden tot vermijding of uitholling van op nationaal niveau verworven rechten, zoals de vertegenwoordiging van werknemers in bestuursorganen.

4.1.4.

Het EESC heeft zich ook gebogen over de noodzaak om de bepalingen inzake de verplichte medezeggenschap van werknemers in de EU-wetgeving te consolideren op basis van al vastgestelde normen, en om de definities van informatie, raadpleging en medezeggenschap te harmoniseren (21).

4.1.5.

Het Europese Hof van Justitie heeft onlangs bevestigd dat reeds bestaande onderdelen van de participatie van werknemers op het niveau van de vennootschap, zoals de samenstelling van raden van bestuur. Ook bij de omzetting van vennootschappen in een Europese rechtsvorm, zoals een Europese vennootschap (SE), in acht moeten worden genomen (22). De EU-wetgeving moet ervoor zorgen dat dit element in de wetgeving van de EU-lidstaten op een functioneel vergelijkbare manier wordt geregeld. Dit zou voor alle betrokken partijen een betrouwbare en rechtszekere basis om te handelen creëren.

4.1.6.

Ter vergroting van de doeltreffendheid van de Europese ondernemingsraden heeft het EESC zich al gebogen over verbeteringen, met name wat betreft de medezeggenschapsrechten, de terbeschikkingstelling van de nodige middelen, de versterking van de handhavingsmaatregelen, de verduidelijking van de definities om ontwijking te voorkomen, alsmede doeltreffende sancties tegen ondernemingen die de desbetreffende bepalingen overtreden (23).

4.1.7.

Deze eisen komen ook tot uiting in de recente resolutie van het Europees Parlement over de richtlijn inzake Europese ondernemingsraden, waarin de Commissie wordt opgeroepen een voorstel in te dienen voor een herziening van de EOR-richtlijn teneinde de doelstellingen, definities en procedures ervan te verduidelijken en het recht van werknemersvertegenwoordigers en vakbonden op informatie en raadpleging, met name tijdens herstructureringsprocessen, kracht bij te zetten (24). Het EESC beschouwt de eisen van het Parlement dat de EOR-richtlijn verbeterd moet worden als zinvol. Het roept de Commissie op om tijdig wettelijke maatregelen te nemen en daarbij de nadruk te leggen op maatregelen die de effectieve handhaving van Europese rechten in de ondernemingspraktijk bevorderen.

4.2. Vereisten voor medezeggenschap in de platformeconomie

4.2.1.

De platformeconomie biedt kansen, uitdagingen en risico’s in verband met werk, in combinatie met onzekerheid en ongelijkheid (25), en kan een risico zijn voor de democratie op het werk. Dit geldt met name voor de mogelijkheden tot collectieve vertegenwoordiging en de bescherming van collectieve rechten (26), die tot dusver zijn voorbehouden aan personen die rechtstreeks in dienst zijn genomen. Werknemers in de platformeconomie — grotendeels jonge werknemers aan het begin van hun carrière en migrerende werknemers — staan vaak voor grotere uitdagingen dan anderen als het gaat om arbeidsomstandigheden en beloning, en daarom moeten als aan adequate criteria is voldaan ook aan hen werknemersrechten worden toegekend en moet hun stem deel uitmaken van de workers’ voice.

4.2.2.

Het EESC vindt het zinvol dat de huidige ontwerprichtlijn inzake platformwerk tot doel heeft schijnzelfstandigheid te voorkomen. Een en ander zou de bewijslast verschuiven van werknemers naar de platforms en platformwerkers bescherming bieden op grond van het arbeids- en sociaal recht, met inbegrip van vertegenwoordigingsrechten en betere toegang tot de rechter. Het EESC neemt nota van de richtsnoeren van de Commissie voor de toepassing van het EU-mededingingsrecht op collectieve overeenkomsten met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden van zelfstandigen zonder werknemers.

4.2.3.

Het EESC wijst er eens te meer op dat met name coöperaties kunnen zorgen voor democratie op het werk bij digitale platforms (27). Bovendien steunt het EESC het standpunt van het Europees Parlement dat coöperaties een belangrijk instrument kunnen zijn voor de bottom-uporganisatie van platformwerk (28).

4.2.4.

Aangezien jongeren met een kwetsbare achtergrond 55 % van de platformwerkers uitmaken, is het van cruciaal belang dat zij op het werk worden voorgelicht over democratie nog voordat zij aan de slag gaan, zodat zij hun rechten kunnen uitoefenen en zich tegen discriminatie kunnen verweren. Net als de sociale partners kunnen maatschappelijke organisaties die werkzaam zijn op het gebied van onderwijs een belangrijke rol spelen, en projecten in die richting moeten ondersteuning krijgen.

4.2.5.

Het EESC zal bepaalde aspecten van de workers’ voice in de platformeconomie in het oog houden en aandacht besteden aan de specifieke situatie van zelfstandige platformwerkers en de mate waarin zij gedekt worden door collectieve onderhandelingen.

4.3. De workers’ voice bij het gebruik van artificiële intelligentie (AI) en gegevensbescherming op het werk

4.3.1.

Aangezien AI aanzienlijke gevolgen kan hebben voor de grondrechten, non-discriminatie en arbeidsomstandigheden, moeten er solide afdwingbare regels om werknemers tegen negatieve gevolgen te beschermen aan het gebruik ervan ten grondslag liggen. AI brengt ook nieuwe uitdagingen met zich mee voor de democratische normen op het werk. Bescherming van de persoonlijke levenssfeer en handhaving van de desbetreffende wetgeving moeten centraal staan. Bovendien moeten het toezicht op, de traceerbaarheid van en de controle op de bij de werkzaamheden gebruikte AI-algoritmen worden gewaarborgd. Hier rijst bijvoorbeeld de vraag, op welke wijze de toegang van de betrokkenen tot informatie moet worden vormgegeven om inzicht te krijgen in de werking en de gevolgen van het algoritme voor de organisatie van het werk en de arbeidsomstandigheden (29).

4.3.2.

De sociale partners moeten worden betrokken bij alle stadia van invoering en gebruik van AI. In de kaderovereenkomst van de Europese sociale partners inzake digitalisering van juni 2020 wordt onder meer uitdrukkelijk gewezen op de noodzaak van een goede anticipatie en tijdige betrokkenheid van werknemers en hun vertegenwoordigers op strategisch niveau (30).

4.3.3.

Big data is een essentieel onderdeel van AI. Daarom moeten AI-systemen ook voldoen aan de beginselen van de Europese verordening gegevensbescherming (AVG). Artikel 88 van de AVG legt werkgevers bijzondere verplichtingen op om werknemersgegevens te beschermen. Volgens het EESC moet worden nagegaan of de bestaande bepalingen, gelet op de dynamische ontwikkelingen en de toenemende complexiteit van de gegevensverwerking, niet moeten worden verbeterd om de noodzakelijke beschermingsrechten te versterken.

4.3.4.

Vakbonden zouden adequate digitale toegang moeten krijgen tot bedrijven en hun werknemers, zodat een doeltreffende sociale dialoog over AI-toepassingen op de werkplek tot stand gebracht en bevorderd wordt. Er moet voor worden gezorgd dat de AVG in de praktijk niet wordt gebruikt als een belemmering voor de legitieme uitoefening van collectieve werknemersrechten. Misbruik moet worden voorkomen door passende sancties (31).

4.3.5.

Naast de reeds goedgekeurde adviezen zal het EESC zijn standpunt over de impact van AI op de arbeidswereld verder uitwerken en zich daarbij ook richten op de workers’ voice.

4.4. Participatie in de passende zorgvuldigheid van ondernemingen in de gehele toeleveringsketen

4.4.1.

De Europese Green Deal als duurzame groeistrategie voor de EU betekent dat niet alleen economisch succes, maar ook sociale en ecologische doelstellingen essentiële doelen zijn voor ondernemingen. Daarom moet in gemeenschappelijke regels die ervoor zorgen dat ondernemingen en hun eigenaren zich aan “goede corporate governance” houden, op evenwichtige wijze plaats worden ingeruimd voor de rol van alle relevante belanghebbenden, met inbegrip van de workers’ voice.

4.4.2.

Naleving van mensen- en werknemersrechten alsmede ecologische doelstellingen in de toeleveringsketen zijn belangrijke elementen van duurzaam ondernemingsbestuur. Wereldwijd “goed werk” creëren moet een erkende doelstelling worden voor ondernemingsbeslissingen (32). Het EESC heeft daarom al erkend dat er op EU-niveau behoefte is aan een uniform rechtskader voor bedrijven (33). Toeleveringsketens moeten een groter deel van het risicobeheer uitmaken, mede in het kader van de eerbiediging van de mensenrechten. Het is dan ook logisch dat de verantwoordelijkheid hiervoor bij de raad van bestuur komt te liggen.

4.4.3.

Niet alleen werknemers met hun vakbonden en vertegenwoordigende organen, maar ook de belangen van het maatschappelijk middenveld, zoals milieu- en mensenrechtenorganisaties en consumentenorganisaties, kunnen een doorslaggevende rol spelen bij het toezicht op passende zorgvuldigheid. Daarom is het EESC ingenomen met de voorgestelde invoering van mechanismen om de naleving van zorgvuldigheidsverplichtingen door ondernemingen te beoordelen en er toezicht op te houden. Het constateert echter met bezorgdheid dat hierbij niet is voorzien in een dialoog tussen de sociale partners.

4.4.4.

Het EESC heeft al een bindend rechtskader voorgesteld voor passende zorgvuldigheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen, waarbij de workers’ voice een belangrijke rol moet spelen (34). Het roept de Commissie op om, als onderdeel van het lopende besluitvormingsproces, in de voorgestelde wetstekst bepalingen op te nemen voor de verplichte en daadwerkelijke deelname van werknemers en belanghebbenden uit het maatschappelijk middenveld aan het proces van de zorgvuldigheidsplicht, al naargelang hun desbetreffende belangen.

4.5. Verdere overwegingen over democratie in de wereld van het werk en directe vormen van participatie

4.5.1.

De participatieve managementbenadering is ook van belang op gebieden met zwak ontwikkelde vormen van werknemersvertegenwoordiging, zoals start-ups, freelancebedrijven en tal van kmo’s. Deze aanpak speelt nu al een belangrijke rol in ondernemingen van de sociale economie, met name in economisch actieve ngo’s en coöperaties. Het EESC zal de uitwisseling van ervaringen met beste praktijken op dit gebied bevorderen, in het bijzonder met betrekking tot de interactie tussen enerzijds de statutaire participatie van werknemers en hun participatie in vakbonden en anderzijds vormen van directe participatie als onderdeel van participatief management.

4.5.2.

In aanvulling op de democratie op het werk op basis van de wetgeving en/of de sociale dialoog bestaan er andere succesvolle vormen van democratische participatie van werknemers die springlevend zijn in de sociale economie, en dan vooral in coöperaties.

4.5.3.

Om de regionale structuurverandering in de zin van een “green and social deal” vorm te geven, rijst de vraag op welke wijze vormen van democratie op het werk kunnen worden gekoppeld aan vormen van participerende democratie buiten het werk, met de inbreng van maatschappelijke organisaties zoals milieu- en sociale organisaties in de regionale en lokale context.

4.5.4.

Voor de succesvolle omzetting van diverse vormen van democratie in de wereld van het werk is ook een op kennis gebaseerde samenwerking van alle stakeholders vereist. Organisaties van het maatschappelijk middenveld die regionaal of lokaal werkzaam zijn op het gebied van voorlichting, onderwijs en empowerment kunnen deze samenwerking in overleg met de sociale partners en lokale overheden ondersteunen door middel van gerichte maatregelen die aan de plaatselijke omstandigheden zijn aangepast. In dit verband kunnen deze organisaties, waaronder consumenten- en mensenrechtenorganisaties, in sommige lidstaten een aanvullende rol spelen om werknemers mondiger te maken en werkgevers aan te zetten tot sociaal verantwoord ondernemen. Zulke activiteiten moeten ook door middel van de Europese structuurfondsen worden ondersteund.

Brussel, 27 april 2023.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Oliver RÖPKE


(1) Commission presents Action Plan to boost the social economy and create jobs — 9.12.2021.

(2) Benchmarking Working Europe 2019, hoofdstuk 4.

(3) Rekening houdend met de verschillende vormen en processen van betrokkenheid van werknemers en hun vertegenwoordigers in de lidstaten, wordt in dit advies waar nodig de overkoepelende term “workers’ voice” gebruikt.

(4) Mede dankzij de sociale partners is het afgeleide recht uitgebreid met een corpus van bijna veertig richtlijnen, die een breed wettelijk kader vormen voor informatie, raadpleging en medezeggenschap van werknemers; ETUI — Facts & Figures.

(5) Verklaring van Porto over sociaal engagement 2021.

(6) Rapport A9-0331/2021 van het Europees Parlement.

(7) Resolutie P9_TA(2023)0028 van het Europees Parlement.

(8) Voorstel voor een aanbeveling van de Raad over de versterking van de sociale dialoog in de Europese Unie (COM(2023) 38 final, blz. 14).

(9) In deze resolutie staat het volgende: “erkenning van de bijdrage van de sociale en solidaire economie aan fatsoenlijk werk en inclusieve en duurzame economieën, aan de bevordering van internationale arbeidsnormen, met inbegrip van de grondrechten op het werk, aan de verbetering van de levensstandaard voor iedereen en aan sociale innovatie, onder meer op het gebied van omscholing en bijscholing”.

(10)PB C 229 van 31.7.2012, blz. 77.

(11)PB C 10 van 11.1.2021, blz. 14.

(12)PB C 159 van 10.5.2019, blz. 1, paragraaf 1.1.

(13) Resolutie van het EESC over het Europees Jaar van de Jeugd, goedgekeurd op 8.12.2021, punten 2.13 en 2.14 (PB C 100 van 16.3.2023, blz. 1).

(14)PB C 229 van 31.7.2012, blz. 77, paragraaf 1.4, en PB C 10 van 11.1.2021, blz. 14, paragraaf 5.5.2.

(15)PB C 286 van 16.7.2021, blz. 13, paragraaf 1.6.

(16)PB C 341 van 24.8.2021, blz. 23, paragraaf 2.6.

(17) Europese bedrijvenenquête 2019.

(18)PB C 229 van 31.7.2012, blz. 77, paragraaf 4.1; PB C 341 van 24.8.2021, blz. 23, paragraaf 1.11; PB C 10 van 11.1.2021, blz. 14, paragraaf 5.1; PB C 106 van 31.3.2020, blz. 1.

(19)PB C 341 van 24.8.2021, blz. 23, paragrafen 1.14 en 3; PB C 10 van 11.1.2021, blz. 14; PB C 161 van 6.6.2013, blz. 35, paragrafen 4.2.2 en 4.4.2.

(20) Rapport A9-0331/2021 van het Europees Parlement.

(21) Richtlijn 2009/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers (PB L 122 van 16.5.2009, blz. 28) en Richtlijn 2002/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 tot vaststelling van een algemeen kader betreffende de informatie en de raadpleging van de werknemers in de Europese Gemeenschap (PB L 80 van 23.3.2002, blz. 29) moeten hierbij als ijkpunt dienen; zie PB C 161 van 6.6.2013, blz. 35, paragrafen 1.6 en 4.4.2.

(22) Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 18 oktober 2022, C-677/20 (SAP), en van 18 juli 2017, C-566/15 (TUI).

(23)PB C 10 van 11.1.2021, blz. 14, paragraaf 1.10.

(24) Resolutie P9_TA(2023)0028 van het Europees Parlement.

(25) The platform economy and the disruption of the employment relationship.

(26)PB C 290 van 29.7.2022, blz. 95.

(27)PB C 152 van 6.4.2022, blz. 38.

(28) EP-verslag: Verslag richtlijn platformwerk, overweging 39 bis (nieuw).

(29) Labour in the age of AI: why regulation is needed to protect workers.

(30) Overeenkomst van de Europese sociale partners over digitalisering.

(31) ECA-studie (2021), Data Protection Law and the Exercise of Collective Labour Rights.

(32)PB C 486 van 21.12.2022, blz. 149, paragrafen 1.8 en 1.9.

(33)PB C 486 van 21.12.2022, blz. 149, paragraaf 1.11.

(34)PB C 443 van 22.11.2022, blz. 81, paragraaf 1.7, en PB C 341 van 24.8.2021, blz. 23, paragraaf 3.10.


BIJLAGE

De volgende wijzigingsvoorstellen, die minstens een kwart van de uitgebrachte stemmen kregen, werden tijdens de beraadslagingen verworpen (artikel 74, lid 3, van het reglement van orde):

WIJZIGINGSVOORSTEL 3

SOC/746

Democratie op het werk

Paragraaf 4.1.3

Als volgt wijzigen

Afdelingsadvies

Wijzigingsvoorstel

Zo heeft het EESC zich gebogen over de noodzaak van een geharmoniseerd kader op EU-niveau voor de medezeggenschap van werknemers in bestuursorganen over de strategische keuzes van ondernemingen, waarbij rekening wordt gehouden met de verschillen tussen de lidstaten en op ondernemingsniveau(1).

In het EP-verslag over democratie op het werk(2) wordt uiteengezet hoe een dergelijk Europees kader voor het recht van werknemers op informatie, raadpleging en vertegenwoordiging in bestuursorganen kan worden vormgegeven.

Voorts is het van cruciaal belang dat het regelgevingskader van de EU de bestaande nationale medezeggenschapsrechten waarborgt, met name de medezeggenschap van werknemers in ondernemingsorganen. Het EU-recht, dat voorschriften bevat voor de grensoverschrijdende verplaatsing van maatschappelijke zetels van ondernemingen en voor fusies alsmede Europese vennootschapsvormen creëert, mag niet leiden tot vermijding of uitholling van op nationaal niveau verworven rechten, zoals de vertegenwoordiging van werknemers in bestuursorganen.

Zo heeft het EESC zich gebogen over de noodzaak van een geharmoniseerd kader op EU-niveau voor de medezeggenschap van werknemers in bestuursorganen over de strategische keuzes van ondernemingen, waarbij rekening wordt gehouden met de verschillen tussen de lidstaten en op ondernemingsniveau(1).

In het EP-verslag over democratie op het werk(2) wordt uiteengezet hoe een dergelijk Europees kader voor het recht van werknemers op informatie, raadpleging en vertegenwoordiging in bestuursorganen kan worden vormgegeven.

Voorts is het van cruciaal belang dat het regelgevingskader van de EU de bestaande nationale medezeggenschapsrechten waarborgt, met name de medezeggenschap van werknemers in ondernemingsorganen.

Motivering

Aangezien de medezeggenschap in ondernemingen ongeacht de vorm ervan altijd gebaseerd is op nationale wetgeving of praktijken, zou het Europese vennootschapsrecht op zich geen gevolgen moeten hebben voor medezeggenschapsregelingen. Er is hoe dan ook geen nieuwe EU-regelgeving nodig om mogelijke problemen op te lossen.

Stemuitslag

Vóór:

98

Tegen:

130

Onthoudingen:

20

WIJZIGINGSVOORSTEL 4

SOC/746

Democratie op het werk

Paragraaf 4.1.5

Paragraaf schrappen

Afdelingsadvies

Wijzigingsvoorstel

Het Europese Hof van Justitie heeft onlangs bevestigd dat reeds bestaande onderdelen van de participatie van werknemers op het niveau van de vennootschap, zoals de samenstelling van raden van bestuur. ook bij de omzetting van vennootschappen in een Europese rechtsvorm, zoals een Europese vennootschap (SE), in acht moeten worden genomen(1). De EU-wetgeving moet ervoor zorgen dat dit element in de wetgeving van de EU-lidstaten op een functioneel vergelijkbare manier wordt geregeld. Dit zou voor alle betrokken partijen een betrouwbare en rechtszekere basis om te handelen creëren.

Motivering

Deze kwestie is in de studiegroep niet naar behoren behandeld, aangezien het om zeer complexe juridische materie gaat met een aantal landspecifieke aspecten. Wat dat betreft, is het niet aan het EESC om conclusies te trekken uit het arrest van het Hof van Justitie van de EU.

Stemuitslag

Vóór:

100

Tegen:

136

Onthoudingen:

15

WIJZIGINGSVOORSTEL 5

SOC/746

Democratie op het werk

Paragraaf 4.1.7

Als volgt wijzigen

Afdelingsadvies

Wijzigingsvoorstel

Deze eisen komen ook tot uiting in de recente resolutie van het Europees Parlement over de richtlijn inzake Europese ondernemingsraden, waarin de Commissie wordt opgeroepen een voorstel in te dienen voor een herziening van de EOR-richtlijn teneinde de doelstellingen, definities en procedures ervan te verduidelijken en het recht van werknemersvertegenwoordigers en vakbonden op informatie en raadpleging, met name tijdens herstructureringsprocessen, kracht bij te zetten(1). Het EESC beschouwt de eisen van het Parlement dat de EOR-richtlijn verbeterd moet worden als zinvol. Het roept de Commissie op om tijdig wettelijke maatregelen te nemen en daarbij de nadruk te leggen op maatregelen die de effectieve handhaving van Europese rechten in de ondernemingspraktijk bevorderen.

Deze eisen komen ook tot uiting in de recente resolutie van het Europees Parlement over de richtlijn inzake Europese ondernemingsraden, waarin de Commissie wordt opgeroepen een voorstel in te dienen voor een herziening van de EOR-richtlijn teneinde de doelstellingen, definities en procedures ervan te verduidelijken en het recht van werknemersvertegenwoordigers en vakbonden op informatie en raadpleging, met name tijdens herstructureringsprocessen, kracht bij te zetten(1). Het EESC neemt kennis van de eisen van het Parlement dat de EOR-richtlijn verbeterd moet worden. Het roept de Commissie op om tijdig maatregelen te nemen en daarbij de nadruk te leggen op maatregelen die de effectieve handhaving van Europese rechten in de ondernemingspraktijk bevorderen. Het EESC neemt er ook nota van dat de Commissie op 11 april de eerste fase van de raadpleging van de Europese sociale partners over een mogelijke herziening van de EOR-richtlijn heeft opgestart om een beeld te krijgen van hoe de Europese sociale partners aankijken tegen de noodzaak en de algemene oriëntatie van mogelijke EU-maatregelen ter verbetering van de EOR-richtlijn. De raadpleging loopt zes weken(2).

Motivering

De meningen over de steun voor en het nut van de resolutie van het Europees Parlement lopen duidelijk uiteen. Daarom zou, bij wijze van compromis, kunnen worden geschreven dat kennis wordt genomen van de resolutie van het EP. Ook zou vermeld moeten worden van dat de Commissie op 11 april de eerste fase van de raadpleging van de Europese sociale partners over een mogelijke herziening van de EOR-richtlijn heeft opgestart om een beeld te krijgen van hoe de Europese sociale partners aankijken tegen de noodzaak en de algemene oriëntatie van mogelijke EU-maatregelen ter verbetering van de EOR-richtlijn. De raadpleging loopt zes weken.

Stemuitslag

Vóór:

86

Tegen:

139

Onthoudingen:

18

WIJZIGINGSVOORSTEL 6

SOC/746

Democratie op het werk

Paragraaf 4.4.4

Als volgt wijzigen

Afdelingsadvies

Wijzigingsvoorstel

Het EESC heeft al een bindend rechtskader voorgesteld voor passende zorgvuldigheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen, waarbij de workers’ voice een belangrijke rol moet spelen(1). Het roept de Commissie op om, als onderdeel van het lopende besluitvormingsproces, in de voorgestelde wetstekst bepalingen op te nemen voor de verplichte en daadwerkelijke deelname van werknemers en belanghebbenden uit het maatschappelijk middenveld aan het proces van de zorgvuldigheidsplicht, al naargelang hun desbetreffende belangen.

Het EESC heeft al een bindend rechtskader voorgesteld voor passende zorgvuldigheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen, waarbij de workers’ voice een belangrijke rol zal spelen(1).

Motivering

Het wijzigingsvoorstel doet meer recht aan het doel van de adviezen van het EESC met betrekking tot duurzame zorgvuldigheid in het bedrijfsleven.

Omdat het voorstel van de Commissie inzake passende zorgvuldigheid zich nog in het wetgevingsproces bevindt, hebben reacties van het EESC geen nut. Wat de inhoud van de zin betreft kan het verzoek om wettelijke bepalingen inzake verplichte deelneming niet worden gesteund, omdat dit de verantwoordelijkheden van het management en de eigenaren van het bedrijf zou ondermijnen.

Stemuitslag

Vóór:

89

Tegen:

148

Onthoudingen:

11

WIJZIGINGSVOORSTEL 1

SOC/746

Democratie op het werk

Paragraaf 1.6

Als volgt wijzigen

Afdelingsadvies

Wijzigingsvoorstel

Europese ondernemingsraden leveren al decennialang een positieve bijdrage aan de economische, sociale en ecologische langetermijndoelstellingen van ondernemingen. Om hun potentieel en doeltreffendheid te vergroten moeten hun participatierechten en middelen aanzienlijk worden verbeterd. Ontduiking of schending van de medezeggenschapsrechten van de Europese ondernemingsraad (EOR) moet bijvoorbeeld doeltreffend worden bestraft en de toegang tot de rechter moet worden vergemakkelijkt. In dit verband is het EESC ingenomen met de recente resolutie van het Europees Parlement over de herziening van de EOR-richtlijn en roept het de Commissie op spoedig juridische maatregelen te nemen;

Europese ondernemingsraden leveren al decennialang een positieve bijdrage aan de economische, sociale en ecologische langetermijndoelstellingen van ondernemingen. Om hun potentieel en doeltreffendheid te vergroten, moeten goede handhaving en begeleiding op basis van praktische instrumenten zoals benchmarking met beste praktijken nog meer bevorderd worden. In dit verband neemt het EESC kennis van de recente resolutie van het Europees Parlement over de herziening van de EOR-richtlijn en roept het de Commissie op spoedig passende maatregelen te nemen om de correcte handhaving van de richtlijn te bevorderen. Het EESC neemt er ook nota van dat de Commissie op 11 april de eerste fase van de raadpleging van de Europese sociale partners over een mogelijke herziening van de EOR-richtlijn heeft opgestart om een beeld te krijgen van hoe de Europese sociale partners aankijken tegen de noodzaak en de algemene oriëntatie van mogelijke EU-maatregelen ter verbetering van de EOR-richtlijn. De raadpleging loopt zes weken(1).

Motivering

De richtlijn Europese ondernemingsraden, zoals herschikt in 2009, dient het beoogde doel en er is geen behoefte aan een langdurige en omslachtige juridische herziening. In plaats daarvan zou de handhaving van de richtlijn in een geest van goede samenwerking kunnen worden versterkt door gezamenlijke inspanningen van de sociale partners, zoals de ontwikkeling van een praktijkcode. Ook zou vermeld moeten worden van dat de Commissie op 11 april de eerste fase van de raadpleging van de Europese sociale partners over een mogelijke herziening van de EOR-richtlijn heeft opgestart om een beeld te krijgen van hoe de Europese sociale partners aankijken tegen de noodzaak en de algemene oriëntatie van mogelijke EU-maatregelen ter verbetering van de EOR-richtlijn. De raadpleging loopt zes weken.

Stemuitslag: houdt verband met wijzigingsvoorstel 5.

WIJZIGINGSVOORSTEL 2

SOC/746

Democratie op het werk

Paragraaf 1.11

Als volgt wijzigen

Afdelingsadvies

Wijzigingsvoorstel

Helaas wordt werknemersparticipatie op bestuursniveau van ondernemingen niet gezien als een essentieel onderdeel van duurzaam ondernemingsbestuur. Daarom steunt het EESC passende maatregelen om een geharmoniseerd kader voor de medezeggenschap van werknemers in bestuursorganen tot stand te brengen waarin rekening wordt gehouden met de verschillen tussen de lidstaten, en om te voorkomen dat het Europese vennootschapsrecht leidt tot vermijding of uitholling van de medezeggenschap in ondernemingen in de lidstaten.

Helaas wordt werknemersparticipatie op bestuursniveau van ondernemingen niet gezien als een essentieel onderdeel van duurzaam ondernemingsbestuur. Daarom steunt het EESC passende maatregelen om de medezeggenschap van werknemers in bestuursorganen te steunen, met inachtneming van de verschillen tussen de lidstaten.

Motivering

Op EU-niveau is er een alomvattend rechtskader voor het informeren en raadplegen van werknemers, maar de systemen voor medezeggenschap van werknemers zijn gebaseerd op nationale rechtskaders en diepgewortelde tradities. EU-regelgeving zou nationale ontwikkelingen ondermijnen en verstikken en in botsing komen met de nationale vennootschapsrechtstelsels. Regelgeving is hier niet de beste manier om vooruitgang te boeken. Wel kan gedacht worden aan de uitwisseling van goede praktijken en andere manieren om informatie te verspreiden.

Aangezien de medezeggenschap in ondernemingen ongeacht de vorm ervan altijd gebaseerd is op nationale wetgeving of praktijken, zou het Europese vennootschapsrecht op zich geen gevolgen moeten hebben voor medezeggenschapsregelingen. Er is hoe dan ook geen nieuwe EU-regelgeving nodig om mogelijke problemen op te lossen.

Stemuitslag: houdt verband met wijzigingsvoorstel 3.


(1)PB C 341 van 24.8.2021, blz. 23, par. 1.14 en par. 3, PB C 10 van 11.1.2021, blz. 14, PB C 161 van 6.6.2013, blz. 35, par. 4.2.2 en par. 4.4.2.

(2) Rapport A9-0331/2021 van het Europees Parlement

(1)PB C 341 van 24.8.2021, blz. 23, par. 1.14 en par. 3, PB C 10 van 11.1.2021, blz. 14, PB C 161 van 6.6.2013, blz. 35, par. 4.2.2 en par. 4.4.2.

(2) Rapport A9-0331/2021 van het Europees Parlement.

(1)Arrest van het HvJ-EU van 18 oktober 2022, C-677/20 (SAP), arrest van het HvJ-EU van 18 juli 2017, C-566/15 (TUI).

(1) Resolutie P9_TA(2023)0028 van het Europees Parlement

(1) Resolutie P9_TA(2023)0028 van het Europees Parlement.

(2)Eerste fase van de raadpleging van de sociale partners (europa.eu).

(1)PB C 443 van 22.11.2022, blz. 81, par. 1.7 en PB C 341 van 24.8.2021, blz. 23, par. 3.10.

(1)PB C 443 van 22.11.2022, blz. 81, par. 1.7 en PB C 341 van 24.8.2021, blz. 23, par. 3.10.

(1)Eerste fase van de raadpleging van de sociale partners (europa.eu).