Home

Amendementen van het Europees Parlement aangenomen op 22 juni 2022 op het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie, Besluit (EU) 2015/1814 betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en Verordening (EU) 2015/757 (COM(2021)0551 — C9-0318/2021 — 2021/0211(COD))

Amendementen van het Europees Parlement aangenomen op 22 juni 2022 op het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie, Besluit (EU) 2015/1814 betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en Verordening (EU) 2015/757 (COM(2021)0551 — C9-0318/2021 — 2021/0211(COD))

27.1.2023

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 32/108


P9_TA(2022)0246

Wijziging van het systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie ***I

Amendementen van het Europees Parlement aangenomen op 22 juni 2022 op het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie, Besluit (EU) 2015/1814 betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en Verordening (EU) 2015/757 (COM(2021)0551 — C9-0318/2021 — 2021/0211(COD)) (1)

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

(2023/C 32/11)

Amendement 406

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(1)

De Overeenkomst van Parijs, die in december 2015 in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) is ondertekend, is in november 2016 in werking getreden(3). De partijen kwamen overeen de stijging van de wereldwijde gemiddelde temperatuur ruim onder 2 oC boven het pre-industriële niveau te houden, en ernaar te blijven streven de temperatuurstijging tot 1,5 oC boven het pre-industriële niveau te beperken.

(1)

De Overeenkomst van Parijs, die in december 2015 in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) is ondertekend, is in november 2016 in werking getreden(3). De partijen kwamen overeen de stijging van de wereldwijde gemiddelde temperatuur ruim onder 2 oC boven het pre-industriële niveau te houden, en ernaar te blijven streven de temperatuurstijging tot 1,5 oC boven het pre-industriële niveau te beperken. Door het klimaatpact van Glasgow te onderschrijven, hebben de partijen bij de Overeenkomst van Parijs erkend dat de beperking van de stijging van de wereldwijde gemiddelde temperatuur tot maximaal 1,5 oC boven het pre-industriële niveau de risico’s en gevolgen van de klimaatverandering aanzienlijk zou verminderen, en hebben zij zich ertoe verbonden om hun doelstellingen voor 2030 tegen eind 2022 aan te scherpen om de ambitiekloof te dichten, overeenkomstig de bevindingen van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC). Dit moet worden gedaan op een rechtvaardige manier en met inachtneming van het beginsel van gezamenlijke, doch verschillende verantwoordelijkheden en onderscheiden mogelijkheden in het licht vanuiteenlopende nationale omstandigheden. De herziening van het emissiehandelssysteem van de Europese Unie (EU-ETS), met inbegrip van de marktstabiliteitsreserve, biedt een unieke kans.

Amendement 407

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(1 bis)

De noodzaak om de doelstelling van 1,5 oC klimaatopwarming — zoals vastgelegd in de Overeenkomst van Parijs — te handhaven, is eens te meer onderstreept door de bevindingen van de IPCC in haar verslag van 7 augustus 2021 getiteld “Climate Change 2021: The Physical Science Basis”. Volgens de IPCC zal de mondiale temperatuur de drempel van 1,5 oC eerder dan verwacht bereiken of overschrijden, namelijk binnen de komende twintig jaar. Tevens constateert de IPCC dat het, tenzij we erin slagen de emissies van broeikasgassen onmiddellijk en aanzienlijk terug te dringen, niet langer mogelijk zal zijn de mondiale klimaatopwarming tot ongeveer 1,5 oC of zelfs 2 oC te beperken. Daarnaast stelt de IPCC in haar verslag van 28 februari 2022 getiteld “Climate Change 2022: Impacts, Adaptation and Vulnerability” dat de klimaatverandering zeer zeker een bedreiging vormt voor het welzijn van de mens en de gezondheid van de planeet. Zij voegt daaraan toe dat de weinige tijd die wij nog hebben om een leefbare en duurzame toekomst voor iedereen te garanderen snel verstrijkt en dat daarom elk verder uitstel van gecoördineerde, anticiperende, mondiale aanpassings- en beperkingsmaatregelen voorkomen moet worden.

Amendement 408

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 1 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(1 ter)

De noodzaak om snel te handelen, wordt bovendien ingegeven door de toename van de frequentie en de intensiteit van extreme weersverschijnselen als direct gevolg van de klimaatverandering. Volgens het Bureau van de Verenigde Naties voor rampenrisicovermindering is het aantal in de wereld geregistreerde rampen en de omvang van de wereldwijde economische schade de afgelopen twintig jaar bijna verdubbeld, en is een groot deel daarvan toe te schrijven aan de aanzienlijke stijging van het aantal klimaatgerelateerde rampen.

Amendement 409

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 1 quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(1 quater)

De Unie moet deze noodsituatie derhalve het hoofd bieden door haar inspanningen op te voeren en zich op te werpen als internationale leider in de strijd tegen klimaatverandering, met inachtneming van de beginselen van billijkheid en het beginsel van gezamenlijke, doch verschillende, verantwoordelijkheden en onderscheiden mogelijkheden, zoals vastgelegd in artikel 2, lid 2, van de Overeenkomst van Parijs.

Amendement 410

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 1 quinquies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(1 quinquies)

In zijn resolutie van 28 november 2019 over de noodsituatie op het gebied van klimaat en milieu(1bis)heeft het Europees Parlement er bij de Commissie op aangedrongen onmiddellijke en ambitieuze actie te ondernemen om de opwarming van de aarde onder 1,5 oC te houden en een enorm verlies aan biodiversiteit te vermijden, onder meer door tegenstrijdigheden van het huidige EU-beleid met betrekking tot de noodsituatie op het gebied van klimaat en milieu weg te werken en te waarborgen dat alle relevante wetgevings- en begrotingsvoorstellen volledig in overeenstemming zijn met de doelstelling om de opwarming van de aarde onder 1,5 oC te houden en niet bijdragen aan het verlies aan biodiversiteit.

Amendement 411

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(2)

Het aanpakken van uitdagingen met betrekking tot het klimaat en het milieu en het behalen van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs staan centraal in de mededeling over de Europese Green Deal, die de Commissie op 11 december 2019(4) heeft goedgekeurd.

(2)

Het aanpakken van uitdagingen met betrekking tot het klimaat en het milieu en het behalen van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs staan daarom centraal in de mededeling over de Europese Green Deal, die de Commissie op 11 december 2019(4) heeft goedgekeurd.

Amendement 412

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(3)

De Europese Green Deal omvat een uitgebreide reeks elkaar versterkende maatregelen en initiatieven die gericht zijn op het bereiken van klimaatneutraliteit in de EU tegen 2050, en er wordt een nieuwe groeistrategie in vastgesteld die tot doel heeft de Unie om te vormen tot een eerlijke en welvarende samenleving, met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie waarin economische groei is losgekoppeld van het gebruik van hulpbronnen. De Green Deal moet het natuurlijk kapitaal van de Unie beschermen, behouden en verbeteren, en de gezondheid en het welzijn van de burgers beschermen tegen milieugerelateerde risico’s en effecten. Tegelijkertijd treft deze overgang vrouwen en mannen anders en heeft deze een bijzonder effect op bepaalde achtergestelde groepen, zoals ouderen, personen met een handicap en personen die tot een raciale of etnische minderheid behoren. Daarom moet ervoor worden gezorgd dat de transitie rechtvaardig en inclusief is en niemand aan zijn lot wordt overgelaten.

(3)

De Europese Green Deal vormt het uitgangspunt voor de verwezenlijking van de doelstelling van de Unie om uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit en vervolgens negatieve emissies te bereiken, zoals vastgelegd in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad(1bis). Er wordt een nieuwe groeistrategie in vastgesteld die tot doel heeft de Unie om te vormen tot een eerlijke en welvarende samenleving, met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie, en daarbij in het kader van een rechtvaardige transitie, waarmee tevens de energiearmoede wordt aanpakt, niemand aan zijn lot over te laten. De Green Deal moet het natuurlijk kapitaal van de Unie beschermen, behouden en verbeteren, en de gezondheid en het welzijn van de burgers beschermen tegen milieugerelateerde risico’s en effecten. De gevolgen van deze transitie voor werknemers in diverse sectoren en voor elk gender lopen uiteen, waarbij de transitie een bijzonder effect heeft op bepaalde achtergestelde en kwetsbare groepen, zoals ouderen, personen met een handicap, personen die tot een raciale of etnische minderheid behoren, en personen en huishoudens met een laag en gemiddeld inkomen. De transitie brengt ook grotere uitdagingen mee voor bepaalde regio’s, met name voor regio’s met een structurele achterstand en perifere regio’s, alsook voor eilanden. Daarom moet ervoor worden gezorgd dat de transitie rechtvaardig en inclusief is.

Amendement 413

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 3 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(3 bis)

Het EU-ETS is een hoeksteen van het klimaatbeleid van de Unie en vormt het centrale instrument ervan om broeikasgasemissies op kosteneffectieve wijze te verminderen. In overeenstemming met de verbintenissen die tijdens de COP26 in Glasgow zijn aangegaan om de nationaal bepaalde bijdragen jaarlijks te herzien, moet de Commissie haar nationaal bepaalde bijdrage herzien om rekening te houden met alle sectoren die bij deze herziening van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad(1bis)in het EU-ETS zijn opgenomen.

Amendement 414

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(4)

In het licht van de zeer ernstige gevolgen van de COVID-19-pandemie voor de gezondheid, de levens- en arbeidsomstandigheden en het welzijn van de burgers van de Unie, waardoor is gebleken dat onze samenleving en onze economie hun weerbaarheid tegen externe schokken moeten verbeteren en vroegtijdig moeten optreden om deze te voorkomen of te beperken, zijn de noodzaak en de waarde van de Europese Green Deal alleen maar toegenomen. De Europese burgers zijn nog steeds duidelijk van mening dat dit met name van toepassing is op de klimaatverandering(5).

(4)

De noodzaak en de waarde van een goed uitgevoerde Europese Green Deal zijn alleen maar toegenomen in het licht van de zeer ernstige gevolgen van de COVID-19-pandemie voor de gezondheid, de levens- en arbeidsomstandigheden en het welzijn van de burgers van de Unie, waaruit is gebleken dat onze samenleving en onze economie weerbaarder moeten worden tegen externe schokken en vroegtijdig moeten optreden om deze te voorkomen of te beperken, en wel op een rechtvaardige manier waarbij niemand aan zijn lot wordt overgelaten, ook niet de burgers die door energiearmoede worden bedreigd. De Europese burgers zijn nog steeds duidelijk van mening dat dit met name van toepassing is op de klimaatverandering(5).

Amendement 415

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 4 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(4 bis)

De uitvoering van de Europese Green Deal moet ervoor zorgen dat er voor iedereen hoogwaardige banen worden gecreëerd en sociale vooruitgang wordt geboekt. De in deze richtlijn voorgestelde klimaatambitie moet, om sociaal aanvaardbaar te zijn, gepaard gaan met een gelijkwaardige sociale ambitie, in overeenstemming met de Europese pijler van sociale rechten. De agenda voor de Europese Green Deal moet als een mogelijkheid gezien worden om hoogwaardige banen in stand te houden en te creëren, om fatsoenlijk werk te bevorderen, om de arbeidsvoorwaarden te verbeteren en de sociale dialoog en collectieve onderhandelingen te versterken, om discriminatie op het werk aan te pakken en om de gendergelijkheid te bevorderen. Om deze doelstellingen te bereiken, moeten rechtvaardige overgangsmechanismen een aanvulling vormen op alle voorgestelde acties in het kader van de Europese Green Deal en het “Fit for 55”-pakket.

Amendement 416

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 4 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(4 ter)

Aangezien de overgang naar een duurzame economie gepaard moet gaan met het behoud van het concurrentievermogen van Europa en het scheppen van banen, is het voor het welslagen van de Europese Green Deal van cruciaal belang dat de eengemaakte markt niet wordt overbelast met extra kosten voor bedrijven voortkomend uit het feit dat zij zich moeten aanpassen aan een nieuw regelgevingskader.

Amendement 417

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(6)

Bij Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad(7) heeft de Unie de doelstelling om uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit in de hele economie te bereiken, vastgelegd in wetgeving. Bij die verordening is ook de bindende toezegging van de Unie inzake een reductie in de EU van de nettobroeikasgasemissies (emissies na aftrek van verwijderingen) tegen 2030 vastgesteld van ten minste 55 % ten opzichte van de niveaus van 1990.

(6)

Bij Verordening (EU) 2021/1119 heeft de Unie de doelstelling om uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit in de hele economie en vervolgens negatieve emissies te verwezenlijken in wetgeving vastgelegd. Bij die verordening is ook de bindende toezegging van de Unie inzake een reductie in de EU van de nettobroeikasgasemissies (emissies na aftrek van verwijderingen) tegen 2030 vastgesteld van ten minste 55 % ten opzichte van de niveaus van 1990.

Amendement 418

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 7

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(7)

Alle sectoren van de economie moeten een bijdrage leveren om die emissiereductie te verwezenlijken. Daarom moet de ambitie van het EU-emissiehandelssysteem (EU-ETS), dat is vastgesteld bij Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad(8) om de uitstoot van broeikasgassen op een kosteneffectieve en economisch efficiënte wijze te verminderen, worden verhoogd op een wijze die is afgestemd op deze voor de gehele economie geldende nettodoelstelling voor de reductie van broeikasgasemissies voor 2030.

(7)

Alle sectoren van de economie moeten een bijdrage leveren om die emissiereductie te verwezenlijken. Daarom moet de ambitie van het emissiehandelssysteem van de EU (EU-ETS), dat is vastgesteld bij Richtlijn 2003/87/EG om de uitstoot van broeikasgassen op een kosteneffectieve en economisch efficiënte wijze te verminderen, worden verhoogd op een wijze die is afgestemd op deze voor de gehele economie geldende nettodoelstelling voor de reductie van broeikasgasemissies voor 2030, alsook op de doelstelling van de Unie om uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit en vervolgens negatieve emissies te bereiken, zoals vastgelegd in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119.

Amendement 419

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 8

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(8)

Het EU-ETS moet de productie stimuleren van installaties die de broeikasgasemissies geheel of gedeeltelijk verminderen. Om een gelijke behandeling van installaties in de betrokken sectoren te waarborgen moet daarom de beschrijving van bepaalde categorieën activiteiten in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG worden gewijzigd. Bovendien moet de kosteloze toewijzing voor de productie van een product onafhankelijk zijn van de aard van het productieproces. Om te zorgen voor een gelijk speelveld voor nieuwe en bestaande technologieën moet voor bepaalde benchmarks daarom de definitie van de producten en van de processen en emissies worden gewijzigd. Ook moet de actualisering van de benchmarkwaarden voor waterstof worden losgekoppeld van die voor raffinaderijen om rekening te houden met het toenemende belang van de productie van waterstof buiten de sector raffinaderijen.

(8)

Het EU-ETS moet de productie stimuleren van installaties die de broeikasgasemissies geheel of gedeeltelijk verminderen. Om een gelijke behandeling van installaties in de betrokken sectoren te waarborgen moet daarom de beschrijving van bepaalde categorieën activiteiten in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG worden gewijzigd. Bovendien moet de kosteloze toewijzing voor de productie van een product onafhankelijk zijn van de aard van het productieproces. Om te zorgen voor een gelijk speelveld voor nieuwe en bestaande technologieën moet voor bepaalde benchmarks daarom de definitie van de producten en van de processen en emissies worden gewijzigd. Ook moet de actualisering van de benchmarkwaarden voor waterstof worden losgekoppeld van die voor raffinaderijen om rekening te houden met het toenemende belang van de productie van groene waterstof buiten de sector raffinaderijen.

Amendement 420

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 8 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(8 bis)

De Commissie moet bij de definitie van de beginselen voor de vaststelling van de ex-antebenchmarks in individuele sectoren en subsectoren de relevante belanghebbenden raadplegen, onder meer in de betrokken sectoren en subsectoren, alsmede vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en de in artikel 3 van Verordening (EU) 2021/1119 bedoelde Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering.

Amendement 421

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 13

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(13)

Broeikasgassen die niet rechtstreeks in de atmosfeer worden uitgestoten, moeten in het kader van het EU-ETS als emissies worden beschouwd en voor die emissies moeten emissierechten worden ingeleverd, tenzij die emissies worden opgeslagen in een opslaglocatie overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad(13), of zij permanent chemisch in een product gebonden zijn zodat zij bij normaal gebruik niet in de atmosfeer terechtkomen. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om uitvoeringshandelingen vast te stellen ter nadere bepaling van de voorwaarden op grond waarvan broeikasgassen als permanent chemisch in een product gebonden moeten worden beschouwd zodat zij bij normaal gebruik niet in de atmosfeer terechtkomen, indien van toepassing met inbegrip van het verkrijgen van een koolstofverwijderingscertificaat met het oog op ontwikkelingen in de regelgeving met betrekking tot de certificering van koolstofverwijdering.

(13)

Broeikasgassen die niet rechtstreeks in de atmosfeer worden uitgestoten, moeten in het kader van het EU-ETS als emissies worden beschouwd en voor die emissies moeten emissierechten worden ingeleverd, tenzij die emissies worden opgeslagen in een opslaglocatie overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad(13), of zij permanent chemisch in een product gebonden zijn zodat zij bij normaal gebruik en bij verwijdering niet in de atmosfeer terechtkomen. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om gedelegeerde handelingen vast te stellen ter nadere bepaling van de voorwaarden op grond waarvan broeikasgassen als permanent chemisch in een product gebonden moeten worden beschouwd zodat zij bij normaal gebruik en bij verwijdering niet in de atmosfeer terechtkomen, indien van toepassing met inbegrip van het verkrijgen van een koolstofverwijderingscertificaat met het oog op ontwikkelingen in de regelgeving met betrekking tot de certificering van koolstofverwijdering.

Amendement 422

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 13 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(13 bis)

In het EU-ETS moeten onterechte vrijstellingen en verstorende maatregelen zoveel mogelijk worden vermeden. Op de lange termijn moeten alle sectoren een rol spelen bij en bijdragen aan de verwezenlijking, uiterlijk in 2050, van klimaatneutraliteit in de Unie, en moeten alle CO2-emissies onder passende beleidsinstrumenten van de Unie vallen. De opneming van verbrandingsinstallaties voor huishoudelijk afval in het EU-ETS zou bijdragen aan de circulaire economie door recycling, hergebruik en reparatie van producten aan te moedigen, en tevens aan het koolstofvrij maken van de hele economie. Aangezien recycling- en regeneratieactiviteiten reeds onder het EU-ETS vallen, zou de opneming van verbrandingsinstallaties voor huishoudelijk afval de stimulansen voor duurzaam afvalbeheer versterken in overeenstemming met de afvalhiërarchie. Zij zou een aanvulling vormen op andere elementen van de afvalwetgeving van de Unie. Bovendien zou de integratie van afvalverbranding in het EU-ETS een gelijk speelveld creëren tussen de regio’s die de verbranding van huishoudelijk afval in het toepassingsgebied hebben opgenomen, waardoor het risico van belastingconcurrentie tussen de regio’s wordt verminderd. Om te voorkomen dat afval van verbrandingsinstallaties voor huishoudelijk afval afwijkt van stortplaatsen in de Unie, die methaan uitstoten, en uitvoer van afval naar derde landen, wat mogelijk gevaarlijke gevolgen heeft voor het milieu, moet de opname van verbrandingsinstallaties voor huishoudelijk afval in het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/87/EG met ingang van 1 januari 2026 echter worden voorafgegaan door een effectbeoordeling op 31 december 2024, die in voorkomend geval gepaard moet gaan met een wetgevingsvoorstel ter voorkoming van een deze afwijking van afval en uitvoer.

Amendement 423

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 13 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(13 ter)

Alle broeikasgasemissies die door middel van processen voor koolstofafvang en -gebruik (CCU) worden afgevangen en overgedragen voor gebruik die niet permanent chemisch gebonden zijn in een product en daardoor bij normaal gebruik en bij normale verwijdering niet tot de atmosfeer doordringen, moeten in aanmerking worden genomen. Zolang niet alle fasen van het proces, en met name de emissies van afvalverbrandingsinstallaties, in koolstofbeprijzingsmechanismen worden meegenomen, zou vertrouwen op het in aanmerking nemen van emissies op het moment van lozing in de atmosfeer ertoe leiden dat er te weinig emissies worden meegerekend. Om de afvang van koolstof zodanig te reguleren dat de netto-emissies worden verminderd, dat ervoor wordt gezorgd dat alle emissies in aanmerking worden genomen, dat dubbeltelling wordt vermeden en dat daarbij economische stimulansen tot stand komen, moet de Commissie nagaan hoe broeikasgasemissies in aanmerking kunnen worden genomen waarvan verondersteld wordt dat ze zijn afgevangen en gebruikt om chemisch gebonden te worden in een product op basis van een levenscyclusbeoordeling van het desbetreffende product, bijvoorbeeld wanneer ze gebruikt worden voor de vervaardiging van een product of indien deze evenredige vermindering bijdraagt aan innovatieve nationale beleidsmaatregelen die door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat zijn goedgekeurd, om samenwerking tussen sectoren te waarborgen en te stimuleren. De Commissie moet bovendien waar passend met een wetgevingsvoorstel komen voor de toevoeging van een transparante, vergelijkbare en betrouwbare methodologie.

Amendement 424

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 13 quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(13 quater)

In overeenstemming met Verordening (EU) 2021/1119 moet de prioriteit worden gegeven aan directe emissiereducties, die zullen moeten worden aangevuld met CO2-verwijderingen om klimaatneutraliteit te bereiken. Op de middellange termijn kunnen CO2-verwijderingen reeds helpen de ambitie te verhogen tot boven de klimaatdoelstelling van de Unie voor 2030, als neergelegd in Verordening (EU) 2021/1119. De Commissie moet daarom nagaan hoe negatieve emissies die voortvloeien uit de verwijdering van broeikasgassen uit de atmosfeer en de veilige en permanente opslag ervan, bijvoorbeeld door deze rechtstreeks uit de lucht te halen, in aanmerking kunnen worden genomen en hoe deze praktijk in de emissiehandel kan worden gestimuleerd, onder meer door een helder toepassingsgebied en strenge criteria en waarborgen voor te stellen om ervoor te zorgen dat deze verwijderingen niet louter de noodzakelijke emissiereducties compenseren, maar daadwerkelijk permanente verwijderingen zijn.

Amendement 425

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 13 quinquies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(13 quinquies)

Volgens de mededeling van de Commissie van 14 oktober 2020 over een EU-strategie om methaanemissies terug te dringen, is 26 % van de methaanemissies van het continent afkomstig van afval. Wereldwijd zullen stortplaatsen naar verwachting in 2025 8 tot 10 % van alle antropogene broeikasgasemissies produceren. De Unie moet ernaar streven het storten van afval in de Unie aanzienlijk terug te dringen en moet in ieder geval voorkomen dat de toekomstige opneming van afvalverbranding in het EU-ETS een ongelijk speelveld creëert en leidt tot meer afvalstortplaatsen. Daarom moet de Commissie ook nagaan of het mogelijk en haalbaar is alle afvalbeheersprocessen, zoals het storten, vergisten, composteren en mechanisch-biologisch behandelen, in het EU-ETS op te nemen.

Amendement 426

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 14

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(14)

Internationale maritieme vervoersactiviteiten die bestaan uit reizen tussen havens die onder de jurisdictie van twee verschillende lidstaten vallen of tussen een haven onder de jurisdictie van een lidstaat en een haven buiten de jurisdictie van een lidstaat, zijn de enige vormen van transport waarop de eerdere toezeggingen van de Unie om broeikasgasemissies te verminderen niet van toepassing waren. De emissies van brandstof die in de Unie wordt verkocht voor reizen die in één lidstaat beginnen en in een andere lidstaat of in een derde land eindigen, zijn sinds 1990 met ongeveer 36 % toegenomen. Deze emissies vertegenwoordigen bijna 90 % van alle navigatie-emissies in de Unie, aangezien de emissies van brandstof die in de Unie wordt verkocht voor reizen die beginnen en eindigen in dezelfde lidstaat sinds 1990 met 26 % zijn verminderd. Als het beleid niet wordt gewijzigd zullen de emissies van internationale maritieme vervoersactiviteiten naar verwachting tussen 2015 en 2030 met ongeveer 14 % toenemen en tussen 2015 en 2050 met 34 %. Als de klimaatveranderingseffecten van maritieme vervoersactiviteiten zoals verwacht toenemen, zouden hierdoor de reducties die andere sectoren realiseren om de klimaatverandering te bestrijden, aanzienlijk worden ondermijnd.

(14)

Internationale maritieme vervoersactiviteiten die bestaan uit reizen tussen havens die onder de jurisdictie van twee verschillende lidstaten vallen of tussen een haven onder de jurisdictie van een lidstaat en een haven buiten de jurisdictie van een lidstaat, zijn de enige vormen van transport waarop de eerdere toezeggingen van de Unie om broeikasgasemissies te verminderen niet van toepassing waren. De emissies van brandstof die in de Unie wordt verkocht voor reizen die in één lidstaat beginnen en in een andere lidstaat of in een derde land eindigen, zijn sinds 1990 met ongeveer 36 % toegenomen. Deze emissies vertegenwoordigen bijna 90 % van alle navigatie-emissies in de Unie, aangezien de emissies van brandstof die in de Unie wordt verkocht voor reizen die beginnen en eindigen in dezelfde lidstaat sinds 1990 met 26 % zijn verminderd. Als het beleid niet wordt gewijzigd zullen de emissies van internationale maritieme vervoersactiviteiten naar verwachting tussen 2015 en 2030 met ongeveer 14 % toenemen en tussen 2015 en 2050 met 34 %. Als de klimaatveranderingseffecten van maritieme vervoersactiviteiten zoals verwacht toenemen, zouden hierdoor de reducties die andere sectoren realiseren om de klimaatverandering te bestrijden, aanzienlijk worden ondermijnd, en daarmee ook de verwezenlijking van de doelstelling om uiterlijk in 2030 de nettobroeikasgasemissies in de hele economie te verminderen, het streven om uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit en vervolgens negatieve emissies in de Unie te bereiken, zoals uiteengezet in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119 en de doelstelling van de Overeenkomst van Parijs.

Amendement 427

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 14 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(14 bis)

Internationaal zeevervoer is de enige vorm van vervoer die niet is opgenomen in de verbintenis van de Unie om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, ondanks het feit dat het Europees Parlement er herhaaldelijk op heeft aangedrongen dat alle sectoren van de economie bijdragen aan de gezamenlijke inspanning om zo snel mogelijk en uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit te bereiken, in overeenstemming met de verbintenissen van de Unie in het kader van de Overeenkomst van Parijs. CO2 is nog altijd de belangrijkste oorzaak van het klimaateffect van het zeevervoer en is, berekend op basis van het opwarmingsvermogen over honderd jaar, goed voor 98 %, of, indien zwarte koolstof wordt meegerekend, 91 %, van de totale internationale uitstoot van broeikasgassen in CO2-equivalenten. Volgens een verslag van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) van 2020 getiteld “Fourth IMO Greenhouse Gas Study” is de uitstoot van methaan (CH4) in de periode van 2012 tot 2018 echter met 87 % toegenomen. Om die reden, en in overeenstemming met de amendementen die op 16 september 2020 door het Europees Parlement zijn aangenomen over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) 2015/757 om op gepaste wijze rekening te houden met het wereldwijde systeem voor de verzameling van gegevens inzake stookolieverbruik door schepen, moeten zowel de CO2- als de CH4-emissies, alsook distikstofoxiden (N2O), worden opgenomen in de uitbreiding van het EU-ETS naar maritieme vervoersactiviteiten. Er moet dus door een administrerende autoriteit voor worden gezorgd dat scheepvaartmaatschappijen geaggregeerde emissiegegevens monitoren en hierover verslag uitbrengen, onder meer over de uitstoot van CO2, CH4 en N2O, om te waarborgen dat deze in overeenstemming zijn met Verordening (EU) …/… [FuelEU Zeevaart]. Voorts moet de Commissie uiterlijk op 31 december 2024 een beoordeling uitvoeren van en aan het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengen over de gevolgen voor het mondiale klimaat van andere broeikasgasemissies dan CO2, N2O en CH4, en van deeltjes die voor opwarming van de aarde kunnen zorgen. In voorkomend geval moet de Commissie bovendien met een wetgevingsvoorstel komen voor de opname van deze emissies en deeltjes van maritieme vervoersactiviteiten in het toepassingsgebied van het EU-ETS.

Amendement 428

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 15

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(15)

De Commissie heeft in 2013 een strategie aangenomen om maritieme emissies geleidelijk in het beleid van de Unie voor de vermindering van broeikasgasemissies te integreren. Als eerste stap in deze aanpak heeft de Unie bij Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad(14) een systeem ingevoerd om emissies van maritiem vervoer te monitoren, rapporteren en verifiëren; die eerste stap moet worden gevolgd door vaststelling van reductiedoelstellingen voor de maritieme sector en de toepassing van een marktgebaseerde maatregel. In overeenstemming met de toezegging van de medewetgevers die in Richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en de Raad(15) is geformuleerd, dient de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) of de Unie vanaf 2023 actie te ondernemen, hetgeen onder meer voorbereidende werkzaamheden inzake vaststelling en uitvoering van een maatregel behelst die ervoor zorgt dat de sector naar behoren bijdraagt aan de inspanningen die nodig zijn om de in het kader van de Overeenkomst van Parijs overeengekomen doelstellingen te verwezenlijken, en passend beraad ter zake door alle stakeholders.

(15)

De Commissie heeft in 2013 een strategie aangenomen om maritieme emissies geleidelijk in het beleid van de Unie voor de vermindering van broeikasgasemissies te integreren. Als eerste stap in deze aanpak heeft de Unie bij Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad(14) een systeem ingevoerd om emissies van maritiem vervoer te monitoren, rapporteren en verifiëren; die eerste stap moet worden gevolgd door vaststelling van reductiedoelstellingen voor de maritieme sector en de toepassing van een marktgebaseerde maatregel. In overeenstemming met de toezegging van de medewetgevers die in Richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en de Raad(15) is geformuleerd, dient de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) of de Unie vanaf 2023 actie te ondernemen, hetgeen onder meer voorbereidende werkzaamheden inzake vaststelling en uitvoering van een maatregel behelst die ervoor zorgt dat de sector naar behoren bijdraagt aan de inspanningen die nodig zijn om de in het kader van de Overeenkomst van Parijs overeengekomen doelstellingen te verwezenlijken, en passend beraad ter zake door alle stakeholders. Om de milieueffectiviteit van maatregelen van de Unie te vergroten en oneerlijke concurrentie en stimulansen voor ontduiking te voorkomen, moet het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2015/757 worden gewijzigd zodat met ingang van 1 januari 2024 ook schepen met een brutotonnage van 400 ton of meer eronder vallen. Om ervoor te zorgen dat de administratieve lasten evenredig zijn, moeten de exploitanten van schepen met een brutotonnage van minder dan 5 000 ton worden toegestaan enkel verslag uit te brengen over de informatie die van belang is voor de opname van deze schepen in het toepassingsgebied van het EU-ETS met ingang van 1 januari 2027, en met name over de soort brandstof die erin wordt gebruikt en de koolstoffactor en de energiedichtheid ervan.

Amendement 429

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 16

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(16)

Krachtens Richtlijn (EU) 2018/410 moet de Commissie verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad over de vorderingen die de IMO heeft gemaakt in de richting van een ambitieus emissiereductiestreefcijfer, en over bijbehorende maatregelen met het oog op een billijke bijdrage van de sector maritiem vervoer aan de inspanningen die nodig zijn om de in het kader van de Overeenkomst van Parijs overeengekomen doelstellingen te verwezenlijken. De inspanningen die via de IMO worden geleverd om mondiale maritieme emissies te beperken, moeten worden aangemoedigd. Hoewel de recente vooruitgang die via de IMO is geboekt, welkom is, zullen deze maatregelen niet volstaan om de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs te verwezenlijken.

(16)

Krachtens Richtlijn (EU) 2018/410 moet de Commissie verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad over de vorderingen die de IMO heeft gemaakt in de richting van een ambitieus emissiereductiestreefcijfer, en over bijbehorende maatregelen met het oog op een billijke bijdrage van de sector maritiem vervoer aan de inspanningen die nodig zijn om de in het kader van de Overeenkomst van Parijs overeengekomen doelstellingen te verwezenlijken. De inspanningen die via de IMO worden geleverd om mondiale maritieme emissies te beperken, moeten worden aangemoedigd. De recente ontwikkelingen in het kader van de IMO volstaan echter niet om de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs te verwezenlijken. Met het oog op de internationale aard van de scheepvaart moet de Commissie samen met de lidstaten de diplomatieke inspanningen opvoeren om op het niveau van de IMO vooruitgang te boeken bij de ontwikkeling van een mondiale marktgebaseerde aanpak.

Amendement 430

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 16 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(16 bis)

Schepen die EU-havens vermijden en voor anker gaan in derde landen kunnen een ernstige bedreiging vormen voor de doeltreffendheid van het EU-ETS wat zeevervoer betreft, omdat de totale scheepvaartemissies op deze wijze niet worden verminderd. Deze praktijk kan zelfs een toename van de totale emissies veroorzaken, met name wanneer dit vermijdend gedrag tot langere reizen naar en vanuit derde landen leidt die minder strenge emissienormen hanteren. De Commissie moet daarom vanaf … [jaar na de inwerkingtreding van deze wijzigingsrichtlijn] tweejaarlijks toezicht houden op en verslag uitbrengen over de tenuitvoerlegging van het hoofdstuk over zeevervoer en mogelijke trends met betrekking tot bedrijven die trachten de vereisten van deze richtlijn te omzeilen, en moet in voorkomend geval met een wetgevingsvoorstel komen voor het aan de orde stellen van bewijs van dergelijk vermijdend gedrag.

Amendement 431

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 17

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(17)

De Commissie heeft in de Europese Green Deal verklaard voornemens te zijn aanvullende maatregelen te nemen om de broeikasgasemissies van de sector maritiem vervoer aan te pakken door middel van een pakket maatregelen die de Unie in staat stellen haar emissiereductiedoelstellingen te halen. Richtlijn 2003/87/EG moet in dit verband worden gewijzigd om de sector maritiem vervoer in het EU-ETS op te nemen om ervoor te zorgen dat deze sector bijdraagt aan de verhoogde klimaatdoelstellingen van de Unie en aan de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs, die de ontwikkelde landen ertoe verplicht het voortouw te nemen door emissiereductiedoelstellingen voor de gehele economie vast te stellen, terwijl ontwikkelingslanden worden aangemoedigd om geleidelijk over te stappen op emissiereductie- of emissiebeperkingsdoelstellingen voor de gehele economie(16). Het is passend dat het EU-ETS een deel van de emissies dekt van reizen tussen havens onder de jurisdictie van een lidstaat en havens onder de jurisdictie van een derde land, waarbij het derde land kan beslissen over passende maatregelen met betrekking tot het andere aandeel van emissies, aangezien emissies van de internationale luchtvaart buiten Europa vanaf januari 2021 door wereldwijde marktgebaseerde maatregelen moeten worden geplafonneerd, terwijl er geen maatregelen zijn om de emissies van maritiem vervoer te plafonneren of te beprijzen. De uitbreiding van het EU-ETS tot de sector maritiem vervoer moet dus de helft van de emissies van schepen die reizen uitvoeren en aankomen in een haven onder de jurisdictie van een lidstaat vanuit een haven buiten de jurisdictie van een lidstaat, de helft van de emissies van schepen die reizen uitvoeren vanuit een haven onder de jurisdictie van een lidstaat en aankomen in een haven buiten de jurisdictie van een lidstaat, de emissies van schepen die reizen uitvoeren en aankomen in een haven onder de jurisdictie van een lidstaat vanuit een haven onder de jurisdictie van een lidstaat, en de emissies van schepen die zijn afgemeerd in een haven onder de jurisdictie van een lidstaat, omvatten. Deze aanpak is naar voren gekomen als een praktische oplossing voor de kwestie van gemeenschappelijke maar onderscheiden verantwoordelijkheden en capaciteiten, die in de UNFCCC-context al geruime tijd een uitdaging vormt. De dekking van een deel van de emissies van zowel inkomende als uitgaande reizen tussen de Unie en derde landen waarborgt de doeltreffendheid van het EU-ETS, met name door het milieueffect van de maatregel in vergelijking met een geografisch toepassingsgebied dat beperkt is tot reizen binnen de EU te vergroten, terwijl de risico’s op havenontwijkend gedrag en verplaatsing van overladingsactiviteiten buiten de Unie worden beperkt. Met het oog op een soepele opneming van de sector in het EU-ETS moet de inlevering van emissierechten door scheepvaartmaatschappijen geleidelijk ten opzichte van geverifieerde emissies die voor de periode 2023-2025 zijn gerapporteerd, worden verhoogd. Om de milieu-integriteit van het systeem te beschermen, moet, zodra elk jaar het verschil tussen geverifieerde emissies en ingeleverde emissierechten is vastgesteld, een overeenkomstig aantal emissierechten worden geannuleerd, voor zover er in die jaren met betrekking tot geverifieerde emissies voor maritiem vervoer minder emissierechten worden ingeleverd. Scheepvaartmaatschappijen moeten vanaf 2026 het aantal emissierechten inleveren dat overeenkomt met alle geverifieerde emissies die zij in het voorgaande jaar hebben gerapporteerd.

(17)

De broeikasgasemissies uit de maritieme sector bedragen ongeveer 2,5 % van de emissies van de Unie. Het gebrek aan doortastend optreden in het kader van de IMO heeft de innovatie en de invoering van de nodige maatregelen om de emissies in de sector terug te dringen, vertraagd. De Commissie heeft in de Europese Green Deal verklaard voornemens te zijn aanvullende maatregelen te nemen om de broeikasgasemissies van de sector maritiem vervoer aan te pakken door middel van een pakket maatregelen die de Unie in staat stellen haar emissiereductiedoelstellingen te halen. Richtlijn 2003/87/EG moet in dit verband worden gewijzigd om de sector maritiem vervoer in het EU-ETS op te nemen om ervoor te zorgen dat deze sector zijn deel bijdraagt aan de verhoogde klimaatdoelstellingen van de Unie en aan de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs, die de ontwikkelde landen ertoe verplicht het voortouw te nemen door emissiereductiedoelstellingen voor de gehele economie vast te stellen, terwijl ontwikkelingslanden worden aangemoedigd om geleidelijk over te stappen op emissiereductie- of emissiebeperkingsdoelstellingen voor de gehele economie(16). De inlevering van emissierechten door scheepvaartmaatschappijen moet volledig zijn ingevoerd in 2024 en scheepvaartmaatschappijen moeten het aantal emissierechten inleveren dat overeenkomt met alle geverifieerde emissies die zij in het voorgaande jaar hebben gerapporteerd. Het is passend dat het EU-ETS dergelijke emissies dekt en onder strenge voorwaarden afwijkingen toestaat indien derde landen de verantwoordelijkheid voor deze emissies nemen of indien er een marktgebaseerde maatregel van de IMO bestaat om een deel van de emissies te dekken van reizen tussen havens onder de jurisdictie van een lidstaat en havens onder de jurisdictie van een derde land, waarbij het derde land kan beslissen over passende maatregelen met betrekking tot het andere aandeel van emissies, aangezien emissies van de internationale luchtvaart buiten Europa vanaf januari 2021 door wereldwijde marktgebaseerde maatregelen moeten worden geplafonneerd, terwijl er geen maatregelen zijn om de emissies van maritiem vervoer te plafonneren of te beprijzen. Vanaf 2027 moet de uitbreiding van het EU-ETS tot de sector maritiem vervoer dus de emissies van reizen van en naar derde landen omvatten en daarbij onder strenge voorwaarden voorzien in afwijkingen met betrekking tot de helft van de emissies van schepen die reizen uitvoeren en aankomen in een haven onder de jurisdictie van een lidstaat vanuit een haven buiten de jurisdictie van een lidstaat, de helft van de emissies van schepen die reizen uitvoeren vanuit een haven onder de jurisdictie van een lidstaat en aankomen in een haven buiten de jurisdictie van een lidstaat, met name wanneer in een derde land een koolstofbeprijzingsmechanisme bestaat of door middel van een bilaterale of multilaterale overeenkomst tussen de Unie en een of meerdere derde landen een koolstofbeprijzingsmechanisme is vastgesteld dat krachtens artikel 25 van Richtlijn 2003/87/EGgekoppeld is aan het EU-ETS, om de emissies te plafonneren en te verminderen tot een niveau dat ten minste gelijk is aan het EU-ETS, oftewel een bindend mechanisme voor de plafonnering, vermindering en beprijzing van broeikasgasemissies uit de zeevaart, hetgeen leidt tot een absolute vermindering van de emissies die ten minste gelijk is aan het geval waarbij 100 % van deze emissies onder het EU-ETS zou vallen of waarbij een derde land een minst ontwikkeld land of een kleine eilandstaat in ontwikkeling is dat een bbp per hoofd heeft dat niet gelijk is aan of hoger is dan het gemiddelde van de Unie en deze emissies onderbrengt in zijn nationaal bepaalde bijdragen in het kader van de Overeenkomst van Parijs.

Amendement 432

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 17 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(17 bis)

De negatieve gevolgen van de klimaatverandering leiden tot aantasting van de mensenrechten, zoals het recht op voedsel, water, sanitaire voorzieningen, gezondheid, fatsoenlijke huisvesting en leven. Binnen de Overeenkomst van Parijs vormen schade en verlies met onevenredig grote gevolgen voor mensen die in omstandigheden leven die hen kwetsbaar maken, inheemse volkeren, vrouwen, kinderen en mensen met een handicap, het onderwerp van de derde pijler van klimaatactie. De laaginkomenslanden, lagermiddeninkomenslanden en minst ontwikkelde landen zijn het kwetsbaarst voor de gevolgen van de klimaatverandering. Zij leveren een zeer kleine of zelfs verwaarloosbare bijdrage aan de hoeveelheid broeikasgassen in de atmosfeer, maar zijn doorgaans sterker blootgesteld aan de gevolgen van de klimaatverandering, met name vanwege de staat waarin hun infrastructuur verkeert en vanwege de levensomstandigheden van hun bevolking. Deze landen bevinden zich nu in een rampzalige situatie, enerzijds omdat men er niet in slaagt de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen omlaag te brengen, waardoor de aanpassingsbehoeften en -kosten van deze landen nog verder toenemen en anderzijds omdat de COVID-19-pandemie en de daarmee gepaard gaande “schuldenpandemie” ertoe hebben geleid dat overheden in financiële moeilijkheden verkeren.

Amendement 433

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 17 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(17 ter)

De Commissie, de Raad en het Europees Parlement moeten samenwerken met derde landen om de aanvaarding van de bepalingen van Richtlijn 2003/87/EG met betrekking tot maritieme vervoersactiviteiten te vergemakkelijken en de internationale samenwerking op dit gebied te versterken. Tegelijkertijd moeten de Commissie, de Raad en het Europees Parlement via de IMO werken aan de versterking van wereldwijde maatregelen.

Amendement 434

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 17 quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(17 quater)

Er moeten aanzienlijke financiële middelen worden vrijgemaakt om uitvoering te geven aan de Overeenkomst van Parijs, en de Unie is nog steeds vastberaden om bij te dragen aan de verwezenlijking van de doelstelling van de ontwikkelde landen om per 2020 gezamenlijk 100 miljard USD per jaar uit verschillende bronnen te mobiliseren om de ontwikkelingslanden te ondersteunen. Het besluit dat tijdens de COP24 werd genomen om de doelstelling nog verder aan te scherpen en voor de periode na 2025 een nog ambitieuzere doelstelling vast te stellen dan de huidige, is een stap in de goede richting. De concrete toezeggingen van de ontwikkelde landen zijn echter nog lang niet voldoende om het collectieve doel te bereiken, en de hieruit voortvloeiende kloof moet worden gedicht. De Unie en haar lidstaten moeten meer inspanningen leveren om internationale klimaatfinanciering voor ontwikkelingslanden te mobiliseren en een internationaal stappenplan opstellen waarin wordt aangegeven welk deel van de toegezegde 100 miljard USD elk ontwikkeld land wordt geacht bij te dragen, alsook mechanismen om ervoor te zorgen dat de toezeggingen ook daadwerkelijk in daden worden omgezet. Opkomende economieën moeten vanaf 2025 een bijdrage leveren aan het hogere bedrag van de internationale klimaatfinanciering in de toekomst.

Amendement 435

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 17 quinquies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(17 quinquies)

De Commissie moet ontwikkelingslanden bijstaan en haar steun voor deze landen verhogen, onder meer via het EU-ETS, om hen beter in staat te stellen zich aan te passen en weerstand te bieden aan klimaatverandering. Een collectieve toezegging door de Unie om klimaatactie in ontwikkelingslanden te steunen, zou de invloed van de Unie tijdens de UNFCCC-onderhandelingen doen toenemen, en financiering via het Groen Klimaatfonds zou ook andere landen stimuleren om een deel van hun eigen koolstofbeprijzingsregelingen aan het fonds bij te dragen. De Commissie moet bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indienen waarin zij de noodzaak tot decarbonisatie in ontwikkelingslanden onderzoekt door een evaluatie uit te voeren van de broeikasgasemissies in sectoren die overeenstemmen met de sectoren die onder het EU-ETS en CBAM vallen.

Amendement 436

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 17 sexies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(17 sexies)

De Unie en haar lidstaten zijn de grootste verstrekkers van publieke klimaatfinanciering. Financiering van klimaatactie is essentieel omdat veel ontwikkelingslanden voorwaardelijke nationaal bepaalde bijdragen hebben, waarvan de verwezenlijking afhankelijk is van financiële steun. De Commissie moet ontwikkelingslanden ondersteunen bij het koolstofvrij maken van hun industrieën, met name in de sectoren die overeenkomen met de sectoren die onder het EU-ETS en het CBAM vallen, om ertoe bij te dragen dat deze landen de emissiereductiedoelstellingen voor de gehele economie bereiken, in overeenstemming met de Overeenkomst van Parijs. Er moet bijzondere prioriteit worden gegeven aan de behoeften van de minst ontwikkelde landen door EU-ETS-rechten te gebruiken ter financiering van klimaatmaatregelen, in het bijzonder voor de aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering.

Amendement 437

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 17 septies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(17 septies)

Vernieuwing van de vloot van schepen met een ijsklasse en ontwikkeling van innovatieve technologie om de emissies van deze schepen tijdens het varen in winterse omstandigheden te verminderen, zullen tijd kosten en financiële steun vergen. Op dit moment produceren schepen met een ijsklasse, vanwege het model dat de schepen in staat stelt in ijsomstandigheden te varen, zowel in open water als wanneer zij in ijsomstandigheden varen meer emissies dan schepen van vergelijkbare grootte die ontworpen zijn om alleen in open water te varen. Gemiddeld verbruiken schepen met een ijsklasse, wanneer zij in open water varen, ongeveer 2 tot 5 % meer brandstof dan schepen van vergelijkbare grootte die uitsluitend voor de vaart in open water zijn ontworpen. Daarom moet in het kader van deze richtlijn een vlagneutrale methode worden ingevoerd, waarbij rekening wordt gehouden met de ijsomstandigheden in het noordelijke deel van de Unie, zodat de hoeveelheid emissierechten die door scheepvaartmaatschappijen moeten worden ingeleverd op basis van de ijsklasse van hun schepen of de scheepvaart in ijsomstandigheden tot 31 december 2029 kan worden verminderd. Bijgevolg moeten scheepvaartmaatschappijen vanaf 2030 worden verplicht emissierechten in te leveren die overeenkomen met honderd procent (100 %) van de geverifieerde emissies die voor het desbetreffende jaar ondanks de ijsklasse en scheepvaart in ijsomstandigheden zijn gerapporteerd. Daarnaast moet er via een oceaanfonds specifieke steun worden verleend voor innovaties met betrekking tot het koolstofvrij maken van schepen met een ijsklasse.

Amendement 438

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 18

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(18)

De bepalingen van Richtlijn 2003/87/EG wat betreft maritieme vervoersactiviteiten moeten regelmatig worden herzien in het licht van de internationale ontwikkelingen en de inspanningen die ter verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs zijn geleverd, waaronder de tweede algemene inventarisatie in 2028 en de vijfjaarlijkse algemene inventarisaties daarna, die zijn bedoeld om opeenvolgende nationaal vastgestelde bijdragen met kennis van zaken te kunnen vaststellen. In het bijzonder moet de Commissie op enig moment vóór de tweede algemene inventarisatie in 2028 — en dus uiterlijk op 30 september 2028 — verslag aan het Europees Parlement en de Raad uitbrengen over de voortgang van de IMO-onderhandelingen over een wereldwijde marktgebaseerde maatregel. De Commissie moet in haar verslag de instrumenten van de Internationale Maritieme Organisatie analyseren en naar gelang het geval beoordelen op welke manier deze instrumenten door middel van een herziening van Richtlijn 2003/87/EG in het recht van de Unie kunnen worden omgezet. In haar verslag moet de Commissie indien van toepassing voorstellen opnemen.

(18)

De bepalingen van Richtlijn 2003/87/EG wat betreft maritieme vervoersactiviteiten moeten regelmatig worden herzien in het licht van de internationale ontwikkelingen en de inspanningen die ter verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs zijn geleverd, waaronder de tweede algemene inventarisatie in 2028 en de vijfjaarlijkse algemene inventarisaties daarna, die zijn bedoeld om opeenvolgende nationaal vastgestelde bijdragen met kennis van zaken te kunnen vaststellen. In het bijzonder moet de Commissie op enig moment vóór de tweede algemene inventarisatie in 2028 — en dus uiterlijk op 30 september 2028 — verslag aan het Europees Parlement en de Raad uitbrengen over de voortgang van de IMO-onderhandelingen over een wereldwijde marktgebaseerde maatregel. De Commissie moet in haar verslag de instrumenten van de Internationale Maritieme Organisatie analyseren en naar gelang het geval beoordelen op welke manier deze instrumenten door middel van een herziening van Richtlijn 2003/87/EG in het recht van de Unie kunnen worden omgezet. Indien er op IMO-niveau een wereldwijde marktgebaseerde maatregel is vastgesteld die leidt tot broeikasgasemissiereducties die in overeenstemming zijn met de Overeenkomst van Parijs en die ten minste vergelijkbaar zijn met de emissiereducties die voortvloeien uit de maatregelen van de Unie, moet de Commissie overwegen het toepassingsgebied van de maatregelen van de Unie dienovereenkomstig in te perken om dubbele lasten te voorkomen, en moet zij daarbij in het toepassingsgebied van het EU-ETS ten minste vijftig procent (50 %) van de emissies behouden van schepen die reizen uitvoeren vanuit een haven onder de jurisdictie van een lidstaat en aankomen in een haven buiten de jurisdictie van een lidstaat en vijftig procent (50 %) van de emissies van schepen die reizen uitvoeren vanuit een haven buiten de jurisdictie van een lidstaat en aankomen in een haven onder de jurisdictie van een lidstaat, waarbij zij bovendien de soevereiniteit van de Unie moet erkennen om haar deel van de emissies van internationale scheepsreizen te reguleren in overeenstemming met de verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs. Indien er echter onvoldoende vooruitgang is geboekt op IMO-niveau of er op IMO-niveau wereldwijde maatregelen zijn genomen die niet in overeenstemming zijn met de Overeenkomst van Parijs en die niet op zijn minst vergelijkbare emissiereducties opleveren als de maatregelen van de Unie, moet de Commissie door middel van een wijziging van Richtlijn 2003/87/EG de maatregelen van de Unie behouden om honderd procent (100 %) van de emissies te dekken van schepen die reizen uitvoeren vanuit een haven onder de jurisdictie van een lidstaat en aankomen in een haven buiten de jurisdictie van een lidstaat, en honderd procent (100 %) van de emissies van schepen die reizen uitvoeren vanuit een haven buiten de jurisdictie van een lidstaat en aankomen in een haven onder de jurisdictie van een lidstaat.

Amendement 439

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 19

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(19)

De Commissie moet de werking van Richtlijn 2003/87/EG evalueren met betrekking tot maritieme vervoersactiviteiten in het licht van de ervaring met de toepassing ervan, onder meer met betrekking tot mogelijke ontwijkingspraktijken, en vervolgens maatregelen voorstellen om de effectiviteit van deze richtlijn te waarborgen.

(19)

De Commissie moet de werking van Richtlijn 2003/87/EG evalueren met betrekking tot maritieme vervoersactiviteiten in het licht van de ervaring met de toepassing ervan, onder meer met betrekking tot mogelijke ontwijkingspraktijken, en vervolgens maatregelen voorstellen om de effectiviteit van deze richtlijn te waarborgen, afgestemd op de doelstelling van de Unie om tegen 2050 klimaatneutraliteit en vervolgens negatieve emissies te bereiken, zoals is neergelegd in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119, en de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs.

Amendement 440

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 20

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(20)

De persoon of organisatie die verantwoordelijk is voor de naleving van het EU-ETS moet de scheepvaartmaatschappij zijn, die is gedefinieerd als de scheepseigenaar of als een andere organisatie of persoon, zoals de manager of de rompbevrachter, die de verantwoordelijkheid voor de exploitatie van het schip van de scheepseigenaar heeft overgenomen en die er, bij het aangaan van die verantwoordelijkheid, mee heeft ingestemd alle door de Internationale Veiligheidsmanagementcode voor de veilige exploitatie van schepen en voor verontreinigingspreventie voorgeschreven taken en verantwoordelijkheden over te nemen. Deze definitie is gebaseerd op de definitie van “maatschappij” in artikel 3, punt d), van Verordening (EU) 2015/757 en is in overeenstemming met het wereldwijde systeem voor gegevensverzameling dat in 2016 door de IMO is opgezet. Overeenkomstig het beginsel dat de vervuiler betaalt, kan de scheepvaartmaatschappij door middel van een contractuele regeling de entiteit die rechtstreeks verantwoordelijk is voor de besluiten die van invloed zijn op de CO2-emissies van het schip, aansprakelijk stellen voor de nalevingskosten uit hoofde van deze richtlijn. Deze entiteit zou normaliter de entiteit zijn die verantwoordelijk is voor de keuze van brandstof, route en snelheid van het schip.

(20)

De persoon of organisatie die verantwoordelijk is voor de naleving van het EU-ETS moet de scheepvaartmaatschappij zijn, die is gedefinieerd als de scheepseigenaar of als een andere organisatie of persoon, zoals de manager of de rompbevrachter, die de verantwoordelijkheid voor de exploitatie van het schip van de scheepseigenaar heeft overgenomen en die er, bij het aangaan van die verantwoordelijkheid, mee heeft ingestemd alle door de Internationale Veiligheidsmanagementcode voor de veilige exploitatie van schepen en voor verontreinigingspreventie voorgeschreven taken en verantwoordelijkheden over te nemen. Deze definitie is gebaseerd op de definitie van “maatschappij” in artikel 3, punt d), van Verordening (EU) 2015/757 en is in overeenstemming met het wereldwijde systeem voor gegevensverzameling dat in 2016 door de IMO is opgezet. De scheepvaartmaatschappij is echter niet altijd verantwoordelijk voor de inkoop van de brandstof of het nemen van operationele beslissingen die van invloed zijn op de broeikasgasemissies van het schip. Die verantwoordelijkheden kunnen op grond van een contractuele regeling worden overgenomen door een andere entiteit dan de scheepvaartmaatschappij. Om ervoor te zorgen dat het beginsel dat de vervuiler betaalt volledig wordt geëerbiedigd en om de invoering van efficiëntiemaatregelen en schonere brandstoffen aan te moedigen, moet in dat geval in dergelijke regelingen een bindende clausule worden opgenomen voor het doorberekenen van de kosten, zodat de entiteit die uiteindelijk verantwoordelijk is voor de besluiten die van invloed zijn op de broeikasgasemissies van het schip, aansprakelijk wordt gesteld voor de dekking van de nalevingskosten die door de scheepvaartmaatschappij uit hoofde van deze richtlijn zijn betaald. Deze entiteit zou normaliter de entiteit zijn die verantwoordelijk is voor de keuze en de aankoop van de brandstof die door het schip wordt verbruikt, of voor de exploitatie van het schip, bijvoorbeeld wat betreft de keuze van de lading die met het schip wordt vervoerd of de route en de snelheid van het schip.

Amendement 441

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 20 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(20 bis)

De succesvolle transitie naar een emissievrije scheepvaart vereist een geïntegreerde benadering en de juiste randvoorwaarden voor het stimuleren van innovatie, zowel met betrekking tot schepen als tot havens. Tot die randvoorwaarden behoren publieke en particuliere investeringen in onderzoek en innovatie, technologische en operationele maatregelen voor het verbeteren van de energie-efficiëntie van schepen en havens, en de ontwikkeling van duurzame alternatieve brandstoffen, zoals waterstof en ammoniak, die worden geproduceerd uit hernieuwbare energiebronnen, waaronder door middel van carbon contracts for difference (CCD’s), en van emissievrije aandrijvingstechnologieën, inclusief de noodzakelijke infrastructuurvoorzieningen voor tanken en opladen in havens. Er moet een oceaanfonds worden opgericht uit inkomsten die worden gegenereerd door de veiling van emissierechten voor maritieme vervoersactiviteiten in het kader van de EU-ETS om de energie-efficiëntie van schepen te verbeteren en investeringen te ondersteunen die gericht zijn op het vergemakkelijken van het koolstofvrij maken van het zeevervoer, ook wat betreft de korte vaart en de havens, alsmede de opleiding en omscholing van arbeidskrachten. Bovendien moeten de inkomsten uit krachtens Verordening (EU) …/… [FuelEU Zeevaart] opgelegde sancties overeenkomstig artikel 21, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad(1bis)en artikel 3 octies bis ter, lid 1, van Richtlijn 2003/87/EG aan het oceaanfonds worden toegewezen als externe bestemmingsontvangsten. De Commissie moet ervoor zorgen dat de nodige aandacht wordt besteed aan de ondersteuning van innovatieve projecten die bijdragen tot de uitrol en tenuitvoerlegging van Verordening (EU) …/… [FuelEU Zeevaart] en projecten die een positief effect hebben op de biodiversiteit en het risico op geluidshinder en lucht- en zeeverontreiniging helpen verminderen.

Amendement 442

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 21

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(21)

Om de administratieve lasten voor scheepvaartmaatschappijen te verminderen, moet voor elke scheepvaartmaatschappij één lidstaat verantwoordelijk zijn. De Commissie moet een eerste lijst van scheepvaartmaatschappijen publiceren die een maritieme activiteit hebben verricht die binnen het toepassingsgebied van het EU-ETS valt, waarin de administrerende autoriteit van elke scheepvaartmaatschappij wordt vermeld. De lijst moet ten minste om de twee jaar worden bijgewerkt om scheepvaartmaatschappijen naar gelang het geval over te dragen aan een andere administrerende autoriteit. Voor in een lidstaat geregistreerde scheepvaartmaatschappijen moet de administrerende autoriteit die lidstaat zijn. Voor in een derde land geregistreerde scheepvaartmaatschappijen moet de administrerende autoriteit de lidstaat zijn waar de scheepvaartmaatschappij in de afgelopen twee monitoringjaren naar schatting het grootste aantal havens heeft aangedaan bij reizen die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/87/EG vallen. Voor in een derde land geregistreerde scheepvaartmaatschappijen die in de laatste twee monitoringjaren geen enkele reis hebben uitgevoerd die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/87/EG valt, moet de administrerende autoriteit de lidstaat zijn van waaruit de scheepvaartmaatschappij haar eerste reis die binnen het toepassingsgebied van die richtlijn valt, is begonnen. De Commissie moet om de twee jaar een lijst van scheepvaartmaatschappijen die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/87/EG vallen en waarin de administrerende autoriteit van elke scheepvaartmaatschappij wordt vermeld, publiceren en actualiseren. Om een gelijke behandeling van scheepvaartmaatschappijen te waarborgen, moeten de lidstaten voor het beheer van scheepvaartmaatschappijen waarvoor zij verantwoordelijk zijn geharmoniseerde regels toepassen, overeenkomstig door de Commissie vast te stellen gedetailleerde regels.

(21)

Om de administratieve lasten voor scheepvaartmaatschappijen te verminderen, moet voor elke scheepvaartmaatschappij één lidstaat verantwoordelijk zijn. De Commissie moet een eerste lijst van scheepvaartmaatschappijen publiceren die een maritieme activiteit hebben verricht die binnen het toepassingsgebied van het EU-ETS valt, waarin de administrerende autoriteit van elke scheepvaartmaatschappij wordt vermeld. De lijst moet regelmatig en ten minste elk jaar worden bijgewerkt om scheepvaartmaatschappijen naar gelang het geval over te dragen aan een andere administrerende autoriteit. Voor in een lidstaat geregistreerde scheepvaartmaatschappijen moet de administrerende autoriteit die lidstaat zijn. Voor in een derde land geregistreerde scheepvaartmaatschappijen moet de administrerende autoriteit de lidstaat zijn waar de scheepvaartmaatschappij in de afgelopen twee monitoringjaren naar schatting het grootste aantal havens heeft aangedaan bij reizen die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/87/EG vallen. Voor in een derde land geregistreerde scheepvaartmaatschappijen die in de laatste twee monitoringjaren geen enkele reis hebben uitgevoerd die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/87/EG valt, moet de administrerende autoriteit de lidstaat zijn van waaruit de scheepvaartmaatschappij haar eerste reis die binnen het toepassingsgebied van die richtlijn valt, is begonnen. De Commissie moet elk jaar een lijst van scheepvaartmaatschappijen die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/87/EG vallen en waarin de administrerende autoriteit van elke scheepvaartmaatschappij wordt vermeld, publiceren en actualiseren. Om een gelijke behandeling van scheepvaartmaatschappijen te waarborgen, moeten de lidstaten voor het beheer van scheepvaartmaatschappijen waarvoor zij verantwoordelijk zijn geharmoniseerde regels toepassen, overeenkomstig door de Commissie vast te stellen gedetailleerde regels.

Amendement 443

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 24

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(24)

Het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA) of een andere relevante organisatie moet op basis van ervaring met soortgelijke taken op het gebied van milieubescherming, in voorkomend geval en in overeenstemming met zijn mandaat, de Commissie en de administrerende autoriteiten bijstaan bij de uitvoering van Richtlijn 2003/87/EG. Het EMSA zou — gezien zijn ervaring met de uitvoering van Verordening (EU) 2015/757 en zijn IT-instrumenten — de administrerende autoriteiten kunnen bijstaan, met name op het gebied van de monitoring, de rapportage en de verificatie van emissies die door maritieme activiteiten die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, worden gegenereerd, door de uitwisseling van informatie te vergemakkelijken of door richtsnoeren en criteria te ontwikkelen.

(24)

Het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA) of een andere relevante organisatie moet op basis van ervaring met soortgelijke taken op het gebied van milieubescherming, in voorkomend geval en in overeenstemming met zijn mandaat, de Commissie en de administrerende autoriteiten bijstaan bij de uitvoering van Richtlijn 2003/87/EG. Het EMSA moet – gezien zijn ervaring met de uitvoering van Verordening (EU) 2015/757 en zijn IT-instrumenten — de administrerende autoriteiten bijstaan, met name op het gebied van de monitoring, de rapportage en de verificatie van emissies die door maritieme activiteiten die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, worden gegenereerd, door de uitwisseling van informatie te vergemakkelijken of door richtsnoeren en criteria te ontwikkelen.

Amendement 444

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 26

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(26)

Om de emissiereductiedoelstelling van de Unie voor 2030 te halen, is een reductie van de emissies van de onder het EU-ETS vallende sectoren nodig van 61 % ten opzichte van 2005. De hoeveelheid emissierechten voor de hele Unie in het kader van het EU-ETS moet worden verminderd om het duurzame koolstofprijssignaal en -stimulering te creëren die nodig is om deze mate van decarbonisatie te verwezenlijken. Om dit te realiseren moet de lineaire verminderingsfactor worden verhoogd, waarbij rekening wordt gehouden met de opneming van emissies van maritiem vervoer. Die emissies moeten worden afgeleid uit de emissies van maritieme vervoersactiviteiten die overeenkomstig Verordening (EU) 2015/757 voor 2018 en 2019 in de Unie zijn gerapporteerd, en die met ingang van 2021 aan de hand van de lineaire verminderingsfactor worden aangepast.

(26)

Om de emissiereductiedoelstelling van de Unie voor 2030 te halen en tegelijk de doelstelling van de Overeenkomst van Parijs om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5 oC na te streven, is een aanzienlijke reductie van de emissies van de van de onder het EU-ETS vallende sectoren nodig. De hoeveelheid emissierechten voor de hele Unie in het kader van het EU-ETS moet geleidelijk worden verminderd om het duurzame koolstofprijssignaal en -stimulering te creëren die nodig is om deze mate van decarbonisatie te verwezenlijken. Om dit te realiseren moet de jaarlijkse verminderingsfactor worden verhoogd, waarbij rekening wordt gehouden met de opneming van emissies van maritiem vervoer. Die emissies moeten worden afgeleid uit de emissies van maritieme vervoersactiviteiten die overeenkomstig Verordening (EU) 2015/757 voor 2018 en 2019 in de Unie zijn gerapporteerd, en die met ingang van 2021 aan de hand van de lineaire verminderingsfactor worden aangepast.

Amendement 445

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 27

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(27)

Gezien het feit dat Richtlijn 2003/87/EG met betrekking tot een uitvoeringsperiode die reeds op 1 januari 2021 van start is gegaan, bij deze richtlijn wordt gewijzigd, moet omwille van de voorspelbaarheid, de milieueffectiviteit en de eenvoud het steilere lineaire verminderingstraject van het EU-ETS van 2021 tot 2030 een rechte lijn zijn, zodat tegen 2030 emissiereducties van 61 % in het EU-ETS worden bereikt, als passende tussenstap naar klimaatneutraliteit in de gehele economie in de Unie in 2050. Aangezien de verhoogde lineaire verminderingsfactor pas vanaf het jaar volgend op de inwerkingtreding van deze richtlijn kan worden toegepast, moet de totale hoeveelheid emissierechten eenmalig worden verminderd, zodat deze totale hoeveelheid vanaf 2021 in overeenstemming is met dit niveau van jaarlijkse vermindering.

(27)

Gezien het feit dat Richtlijn 2003/87/EG met betrekking tot een uitvoeringsperiode die reeds op 1 januari 2021 van start is gegaan, bij deze richtlijn wordt gewijzigd, moet het steilere verminderingstraject van het EU-ETS omwille van de voorspelbaarheid, de milieueffectiviteit en de eenvoud een duidelijke richting aangeven naar de verwezenlijking van de doelstelling van de Overeenkomst van Parijs en klimaatneutraliteit in de gehele economie in de Unie, uiterlijk in 2050. Aangezien de verhoogde verminderingsfactor pas vanaf het jaar volgend op de inwerkingtreding van deze richtlijn kan worden toegepast, moet de totale hoeveelheid emissierechten eenmalig worden verminderd zodat deze totale hoeveelheid vanaf 2021 in overeenstemming is met dit niveau van jaarlijkse vermindering.

Amendement 446

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 28

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(28)

Er zullen aanzienlijke publieke middelen van de EU en van nationale begrotingen aan de klimaattransitie moeten worden besteed om de verhoogde klimaatambitie te verwezenlijken. Alle veilingopbrengsten die niet aan de Unie-begroting zijn toegewezen, moeten voor klimaatgerelateerde doeleinden worden gebruikt om de aanzienlijke klimaatgerelateerde uitgaven in de EU-begroting aan te vullen en te versterken. Hieronder valt ook het gebruik van financiële steun om sociale aspecten in huishoudens met een laag en middeninkomen op te vangen door verstorende belastingen te verlagen. Voorts moet een extra hoeveelheid van 2,5 % van de hoeveelheid emissierechten voor de hele Unie vanaf [jaar van inwerkingtreding van de richtlijn] tot en met 2030 worden gebruikt voor de financiering van de energietransitie van de lidstaten met een bruto binnenlands product (bbp) per hoofd van de bevolking van minder dan 65 % van het gemiddelde van de Unie in 2016-2018 om via het moderniseringsfonds als bedoeld in artikel 10 quinquies van Richtlijn 2003/87/EG de sociale en verdelingseffecten van de transitie in lidstaten met een laag inkomen op te vangen.

(28)

Er zullen aanzienlijke publieke en particuliere middelen van de EU en van nationale begrotingen aan de klimaattransitie moeten worden besteed om de verhoogde klimaatambitie te verwezenlijken. Alle veilingopbrengsten die niet in de vorm van eigen middelen aan de Unie-begroting zijn toegewezen, moeten voor klimaatgerelateerde doeleinden worden gebruikt om de aanzienlijke klimaatgerelateerde uitgaven in de EU-begroting aan te vullen en te versterken, waarbij een rechtvaardige transitie en de milieu-integriteit van de genomen maatregelen moeten worden gewaarborgd. Hieronder valt ook het gebruik van financiële steun om sociale aspecten in huishoudens met een laag en middeninkomen op te vangen door verstorende belastingen te verlagen. Met het oog op naleving en publiek toezicht moeten de lidstaten vooraf plannen vaststellen over de wijze waarop zij de EU-ETS-opbrengsten willen gebruiken in overeenstemming met hun respectieve klimaat- en energiedoelstellingen, en moeten zij jaarlijks verslag uitbrengen over het gebruik van veilingopbrengsten overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad(1bis). Voorts moet een extra hoeveelheid van 2,5 % van de hoeveelheid emissierechten voor de hele Unie vanaf [jaar van inwerkingtreding van de richtlijn] tot en met 2030 worden gebruikt voor de financiering van de energietransitie van de lidstaten met een bruto binnenlands product (bbp) per hoofd van de bevolking van minder dan 65 % van het gemiddelde van de Unie in 2016-2018 om via het moderniseringsfonds als bedoeld in artikel 10 quinquies van Richtlijn 2003/87/EG de sociale en verdelingseffecten van de transitie in de sterkst getroffen gebieden op te vangen.

Amendement 447

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 28 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(28 bis)

Sinds 2013 zijn elektriciteitsproducenten verplicht om alle emissierechten aan te kopen die ze nodig hebben om elektriciteit op te wekken. Sommige lidstaten hebben echter de mogelijkheid behouden om in de perioden van 2013 tot 2020 en van 2021 tot 2030 te kunnen blijven voorzien in tijdelijke kosteloze toewijzing voor de modernisering van de energiesector. Voor de periode 2021-2030 behouden slechts drie lidstaten die mogelijkheid. In speciaal verslag 18/2020 getiteld “Het emissiehandelssysteem van de EU: gerichtere toewijzing van kosteloze rechten noodzakelijk”, constateerde de Europese Rekenkamer dat die tijdelijke kosteloze toewijzing niet heeft bijgedragen aan de vermindering van de koolstofintensiteit in de energiesector voor landen die in aanmerking kwamen voor een dergelijke kosteloze toewijzing van emissierechten in de periode van 2013 tot 2020. Omdat snel koolstofvrij maken noodzakelijk is, met name in de energiesector, en gezien de beperkte effectiviteit van die tijdelijke kosteloze toewijzing, lijkt de mogelijkheid van tijdelijke kosteloze toewijzing voor de modernisering van de energiesector niet langer geschikt voor het beoogde doel. Derhalve moet die mogelijkheid niet langer beschikbaar zijn en moeten alle emissierechten die uit de uitoefening van die mogelijkheid voortvloeien en die uiterlijk op 31 december 2023 niet aan exploitanten in de betrokken lidstaten zijn toegewezen, worden opgeteld bij de totale hoeveelheid emissierechten die de betrokken lidstaat ontvangt voor veilingen, of moeten ze worden gebruikt ter ondersteuning van investeringen in het kader van het moderniseringsfonds.

Amendement 448

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 28 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(28 ter)

Een duidelijk gedefinieerd deel van de in het kader van het hervormde en uitgebreide EU-ETS gegenereerde veilingopbrengsten moet als eigen middelen worden gebruikt voor het financieren van de begroting van de Unie als algemene inkomsten, overeenkomstig het juridisch bindende Interinstitutionele Akkoord van 16 december 2020 betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen(1bis), dat een routekaart bevat voor de invoering van een pakket nieuwe eigen middelen, waaronder eigen middelen op basis van het EU-ETS en op basis van het koolstofgrenscorrectiemechanisme (CBAM) en pijler 1 van de OESO/G20-overeenkomst. Krachtens dat akkoord zouden dergelijke nieuwe eigen middelen per 1 januari 2023 kunnen worden ingevoerd. Nieuwe eigen middelen zouden de begroting van de Unie koppelen aan de beleidsprioriteiten van de Unie, zoals de Europese Green Deal en de bijdrage van de Unie aan billijke belastingen, waarmee ze voor een meerwaarde zouden zorgen en zouden bijdragen aan mainstreaming van de klimaatdoelstellingen, de afbetaling van NextGenerationEU-schulden, en de veerkracht van de begroting van de Unie als instrument voor investeringen en garanties die het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” en de fundamentele waarden als bedoeld in artikel 2 van het Verdrag betreffende Europese Unie eerbiedigen.

Amendement 449

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 28 quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(28 quater)

Overeenkomstig Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van het Europees Parlement en de Raad(1bis)is de Unie wettelijk verplicht alle schulden die zijn gemaakt op grond van de buitengewone en tijdelijke bevoegdheid om geld te lenen in het kader van NextGenerationEU ten laatste op 31 december 2058 terug te betalen. Daarom moet, ter eerbiediging van het juridisch bindend Interinstitutioneel Akkoord en de bijbehorende routekaart voor de invoering van een pakket nieuwe eigen middelen voor het terugbetalen van de schulden van de Unie, een deel van de met het EU-ETS gegenereerde inkomsten naar de begroting van de Unie vloeien ter dekking van de leningkosten als verankerd in [Besluit (EU, Euratom) …/… van de Raad tot wijziging van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie] en om aanzienlijke verlagingen te voorkomen, die een gevaar zouden vormen voor de programma’s van de Unie in toekomstige meerjarige financiële kaders.

Amendement 450

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 28 quinquies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(28 quinquies)

De aanzienlijke bedragen aan inkomsten die met het versterkte EU-ETS worden gegenereerd die de lidstaten, afgezien van het deel dat naar de begroting van de Unie vloeit, behouden, moeten voor de klimaattransitie worden gebruikt. Het bredere toepassingsgebied van en de diversere waaier aan interventies mogen evenwel niet ten koste gaan van de eenheid, de doeltreffendheid, de integriteit en de democratische controle van de begroting van de Unie.

Amendement 451

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 29

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(29)

Er moet worden voorzien in verdere stimulansen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen door gebruik te maken van kostenefficiënte technieken. Daartoe moet de kosteloze toewijzing van emissierechten aan vaste installaties vanaf 2026 afhankelijk worden gesteld van investeringen in technieken om de energie-efficiëntie te verhogen en de emissies te verminderen. Als ervoor wordt gezorgd dat dit gericht is op grotere energieverbruikers, zou het leiden tot een aanzienlijke lastenverlichting voor bedrijven met een lager energieverbruik, die mogelijk eigendom zijn van kleine en middelgrote ondernemingen of micro-ondernemingen. [Verwijzing te bevestigen bij de herziene EED]. De desbetreffende gedelegeerde handelingen moeten dienovereenkomstig worden aangepast.

(29)

Er moet worden voorzien in verdere stimulansen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen door gebruik te maken van kostenefficiënte technieken. Daartoe moet voor het bepalen van het aandeel kosteloze toewijzing een bonus-malussysteem worden ingevoerd. Voor installaties waarvan de uitstoot van broeikasgassen boven de relevante benchmarkwaarden ligt, moet de hoeveelheid kosteloze toewijzing van emissierechten vanaf 2026 variëren in overeenstemming met de tenuitvoerlegging van een naar behoren opgesteld decarbonisatieplan. Omgekeerd moeten installaties waarvan de uitstoot van broeikasgassen onder de desbetreffende benchmarkwaarden ligt, een stimulans krijgen in de vorm van een extra kosteloze toewijzing.

Amendement 676

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 30

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(30)

Het koolstofgrenscorrectiemechanisme (CBAM), dat is vastgesteld bij Verordening (EU) […/..] van het Europees Parlement en de Raad(51), is een alternatief voor kosteloze toewijzing om het risico op koolstoflekkage aan te pakken. Voor zover die sectoren en subsectoren onder die maatregel vallen, mogen zij daarom geen kosteloze toewijzing ontvangen. Er is echter een overgangsperiode voor de afbouw van gratis emissierechten nodig om producenten, importeurs en handelaren in staat te stellen zich aan de nieuwe regeling aan te passen. De vermindering van de kosteloze toewijzing moet ten uitvoer worden gelegd door tijdens de geleidelijke invoering van het CBAM een factor op de kosteloze toewijzing voor CBAM-sectoren toe te passen. Dit percentage (CBAM-factor) moet tijdens de overgangsperiode tussen de inwerkingtreding van de [CBAM-verordening] en 2025 gelijk zijn aan 100 %, in 2026 aan 90 %, en moet met 10 procentpunten per jaar worden verlaagd tot 0 % is bereikt en de kosteloze toewijzing tegen het tiende jaar afgeschaft is. De desbetreffende gedelegeerde handelingen inzake kosteloze toewijzing moeten voor de sectoren en subsectoren die onder het CBAM vallen, dienovereenkomstig worden aangepast. De kosteloze toewijzingen die op basis van deze berekening niet langer aan de CBAM-sectoren worden verstrekt (CBAM-vraag), moeten worden geveild en de opbrengsten zullen aan het innovatiefonds toekomen, om innovatie op het gebied van koolstofarme technologieën, koolstofafvang en -gebruik (CCU), koolstofafvang en geologische opslag (CCS), hernieuwbare energie en energieopslag op een wijze die bijdraagt tot de beperking van de klimaatverandering, te ondersteunen. Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan projecten in CBAM-sectoren. Om het aandeel van de kosteloze toewijzing dat beschikbaar is voor de niet-CBAM-sectoren, in acht te nemen, moet de definitieve hoeveelheid die van de kosteloze toewijzing moet worden afgetrokken en die moet worden geveild, worden berekend op basis van het aandeel dat door de CBAM-vraag met betrekking tot de behoeften aan kosteloze toewijzing van alle sectoren die kosteloze toewijzingen ontvangen, wordt vertegenwoordigd.

(30)

Het koolstofgrenscorrectiemechanisme (CBAM), dat is vastgesteld bij Verordening (EU) […/..] van het Europees Parlement en de Raad(51), is bedoeld om in toenemende mate een alternatief te bieden voor kosteloze toewijzing om het risico op koolstoflekkage aan te pakken zonder dat dit ten koste gaat van het concurrentievermogen van de Unie. Voor zover die sectoren en subsectoren onder die maatregel vallen, mogen zij daarom geen kosteloze toewijzing ontvangen. Er is echter een overgangsperiode voor de afbouw van gratis emissierechten nodig om producenten, importeurs en handelaren in staat te stellen zich aan de nieuwe regeling aan te passen. De vermindering van de kosteloze toewijzing moet ten uitvoer worden gelegd door tijdens de geleidelijke invoering van het CBAM een factor op de kosteloze toewijzing voor CBAM-sectoren toe te passen. Dit percentage (CBAM-factor) moet tijdens de overgangsperiode tussen de inwerkingtreding van de [CBAM-verordening] en eind 2026 gelijk zijn aan 100 %, en moet afhankelijk van de toepassing van artikel 36, lid 3, punt d), van Verordening (EU) …/… [CBAM-verordening] in 2027 met 7 procentpunten worden verminderd, in 2028 met 9 procentpunten, in 2029 met 15 procentpunten, in 2030 met 19 procentpunten, in 2031 met 25 procentpunten en in 2032 met 25 procentpunten, zodat de kosteloze toewijzing tegen 2032 afgeschaft is. Om het concurrentievermogen van de uitvoer van de Unie te beschermen, moet voor de productie in de Unie van in bijlage I bij Verordening [CBAM] vermelde producten een kosteloze toewijzing van toepassing blijven, mits deze producten bestemd zijn voor uitvoer naar derde landen waar geen met het EU-ETS vergelijkbare koolstofbeprijzingsmechanismen gelden. Uiterlijk … [éénjaar voor het einde van de overgangsperiode zoals vastgelegd in Verordening [CBAM]] moet de Commissie met een verslag komen waarin zij een beoordeling geeft van de effecten van het EU-ETS en het CBAM op de productie in de Unie van in bijlage I bij Verordening [CBAM] vermelde producten die bestemd zijn voor uitvoer naar derde landen en op de ontwikkeling van wereldwijde emissies, alsmede een beoordeling van de vraag of de afwijking voor uitvoer verenigbaar is met de WTO-regels, waarbij met name eventuele correctiemechanismen voor de uitvoer voor installaties die behoren tot de 10 % meest efficiënte installaties worden beoordeeld op verenigbaarheid met de WTO-regels, evenals eventuele andere voorstellen die de Commissie passend acht, en moet zij in voorkomend geval een voorstel indienen voor passende en WTO-conforme wetgeving en maatregelen die de CO2-kosten gelijktrekken met de verschillende beprijzingsregelingen van die derde landen. De desbetreffende gedelegeerde handelingen inzake kosteloze toewijzing moeten voor de sectoren en subsectoren die onder het CBAM vallen, dienovereenkomstig worden aangepast. De kosteloze toewijzingen die op basis van deze berekening niet langer aan de CBAM-sectoren worden verstrekt (CBAM-vraag), moeten worden geveild en de opbrengsten zullen aan het klimaatinvesteringsfonds toekomen, om innovatie op het gebied van koolstofarme technologieën, koolstofafvang en -gebruik (CCU), koolstofafvang en geologische opslag (CCS), hernieuwbare energie en energieopslag op een wijze die bijdraagt tot de beperking van de klimaatverandering, te ondersteunen. Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan projecten in CBAM-sectoren. Om het aandeel van de kosteloze toewijzing dat beschikbaar is voor de niet-CBAM-sectoren, in acht te nemen, moet de definitieve hoeveelheid die van de kosteloze toewijzing moet worden afgetrokken en die moet worden geveild, worden berekend op basis van het aandeel dat door de CBAM-vraag met betrekking tot de behoeften aan kosteloze toewijzing van alle sectoren die kosteloze toewijzingen ontvangen, wordt vertegenwoordigd.

Amendement 454

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 30 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(30 bis)

Het koolstofgrenscorrectiemechanisme (CBAM) is een mechanisme dat het risico van koolstoflekkage aanpakt door een uniforme prijs toe te passen op emissies die zijn ingebed in goederen die in het douanegebied van de Unie worden ingevoerd. Het is belangrijk om het risico dat goederen die in de Unie zijn geproduceerd en bestemd zijn voor uitvoer naar derde landen op de wereldmarkt worden vervangen door koolstofintensievere goederen, te monitoren, te voorkomen en aan te pakken. Daarom moet de Commissie de doeltreffendheid van het CBAM voortdurend bewaken en beoordelen in het licht van het risico van koolstoflekkage op de uitvoermarkten, alsook de ontwikkeling van de uitvoer uit de Unie in CBAM-sectoren en de ontwikkelingen met betrekking tot de handelsstromen en ingebedde emissies van deze goederen op de wereldmarkt. Wanneer een risico van koolstoflekkage wordt vastgesteld, moet de Commissie waar passend met een wetgevingsvoorstel komen om het risico van koolstoflekkage op de uitvoermarkten aan te pakken op een wijze die strookt met de regels van de WTO. Daarnaast moet de Unie zich actief inzetten voor de oprichting van een internationale “koolstofclub” en moet zij tegelijkertijd inzetten op internationale samenwerking met het oog op invoering van koolstofbeprijzingsmechanismen. Het welslagen van de Europese koolstofmarkt is vanuit mondiaal oogpunt van kritiek belang en zal andere landen aansporen om over te gaan tot marktgedreven koolstofbeprijzing. De Commissie moet nader onderzoeken hoe er koppelingen met andere koolstofmarkten tot stand kunnen worden gebracht en er daarbij voor zorgen dat de eigen doelstelling van de Unie inzake de klimaatneutraliteit van de hele economie wordt verwezenlijkt.

Amendement 455

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 31

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(31)

De maximale aanpassing van de benchmarkwaarden moet worden verhoogd van 1,6 % tot 2,5 % per jaar om de technologische vooruitgang beter weer te geven en de overeenkomstige benchmarkwaarden aan de relevante toewijzingsperiode aan te passen en tegelijkertijd stimulansen voor emissiereductie te waarborgen en innovatie naar behoren te belonen. Voor de periode van 2026 tot 2030 moeten de benchmarkwaarden dus binnen een bereik van 4 % tot 50 % worden aangepast ten opzichte van de waarde voor de periode van 2013 tot 2020.

(31)

De maximale aanpassing van de benchmarkwaarden moet worden verhoogd van 1,6 % tot 2,5 % per jaar om de technologische vooruitgang beter weer te geven en de overeenkomstige benchmarkwaarden aan de relevante toewijzingsperiode aan te passen en tegelijkertijd stimulansen voor emissiereductie te waarborgen en innovatie naar behoren te belonen. Voor de periode van 2026 tot 2030 moeten de benchmarkwaarden dus binnen een bereik van 8 % tot 50 % worden aangepast ten opzichte van de waarde voor de periode van 2013 tot 2020. De aangepaste benchmarkwaarden moeten worden bekendgemaakt zodra de benodigde informatie beschikbaar is en niet later dan … [zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze wijzigingsrichtlijn], zodat die benchmarkwaarden vanaf 2026 van toepassing zijn.

Amendement 456

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 31 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(31 bis)

De aanzienlijke indirecte kosten die voortvloeien uit de kosten van broeikasgasemissies die in de elektriciteitsprijzen worden doorberekend, veroorzaken een risico van koolstoflekkage naar bepaalde sectoren. Om dat risico te beperken, moeten de lidstaten financiële maatregelen nemen om de indirecte kosten te compenseren. De maatregelen moeten stroken met de regels inzake staatssteun en mogen geen onnodige verstoringen van de mededinging op de interne markt veroorzaken.

Amendement 457

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 32

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(32)

Een uitgebreide aanpak van innovatie is essentieel om de doelstellingen van de Europese Green Deal te verwezenlijken. De nodige onderzoeks- en innovatie-inspanningen worden op EU-niveau onder meer via Horizon Europa ondersteund, dat aanzienlijke financiering en nieuwe instrumenten omvat voor de sectoren die onder het ETS vallen. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de nationale omzettingsbepalingen innovaties niet belemmeren en technologisch neutraal zijn.

(32)

Een uitgebreide aanpak van innovatie is essentieel om de doelstellingen van de Europese Green Deal te verwezenlijken. De nodige onderzoeks- en innovatie-inspanningen worden op EU-niveau onder meer via Horizon Europa ondersteund, dat aanzienlijke financiering en nieuwe instrumenten omvat voor de sectoren die onder het ETS vallen. Daarom moet in het kader van het klimaatinvesteringsfonds worden gestreefd naar synergieën met Horizon Europa en, waar relevant, met andere financieringsprogramma’s van de Unie. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de nationale omzettingsbepalingen innovaties niet belemmeren en technologisch neutraal zijn en moeten het in praktijk brengen van innovatieve wetenschappelijke bevindingen vergemakkelijken. De Commissie moet daarbij de beschikbaarheid en efficiëntie van de nodige technische bijstand en het nodige advies waarborgen.

Amendement 458

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 32 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(32 bis)

Om uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit te bereiken, zoals bepaald in Verordening (EU) 2021/1119, moet de Unie een aanzienlijke investeringskloof dichten, zoals bepaald in de mededeling van de Commissie van 6 juli 2021, getiteld “Strategie voor de financiering van de transitie naar een duurzame economie”. Om de decarbonisatiedoelstelling te halen, zijn baanbrekende innovatie, opschaling van reeds bestaande relevante technologieën en gecertificeerde natuurlijke koolstofverwijdering nodig. Om de decarbonisatie van de hele economie in de Unie te ondersteunen, moet elk van deze drie pijlers worden aangepakt door het innovatiefonds, dat moet worden omgedoopt tot het klimaatinvesteringsfonds.

Amendement 459

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 33

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(33)

Het toepassingsgebied van het in artikel 10 bis, lid 8, van Richtlijn 2003/87/EG bedoelde innovatiefonds moet worden uitgebreid om innovatie op het gebied van koolstofarme technologieën en processen die betrekking hebben op het brandstofverbruik in de sectoren gebouwen en wegvervoer, te ondersteunen. Daarnaast moet het innovatiefonds ter ondersteuning dienen van investeringen om de sector maritiem vervoer koolstofvrij te maken, met inbegrip van investeringen in duurzame alternatieve brandstoffen, zoals waterstof en ammoniak, die worden geproduceerd uit hernieuwbare energiebronnen, alsook in emissievrije aandrijftechnologieën zoals windtechnologieën. Aangezien de opbrengsten van de in Verordening xxxx/xxxx [FuelEU Zeevaart](19)geïnde sancties overeenkomstig artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement als externe bestemmingsontvangsten aan het innovatiefonds worden toegewezen, moet de Commissie ervoor zorgen dat voldoende aandacht wordt besteed aan steun voor innovatieve projecten die gericht zijn op het versnellen van de ontwikkeling en toepassing van hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen in de maritieme sector, zoals bepaald in artikel 21, lid 1, van Verordening xxxx/xxxx [FuelEU Zeevaart]. Om ervoor te zorgen dat binnen dit uitgebreide toepassingsgebied voldoende financiering beschikbaar is voor innovatie, moet het innovatiefonds worden aangevuld met 50 miljoen emissierechten die deels afkomstig zijn van de emissierechten die anders zouden kunnen worden geveild, en deels van de rechten die anders gratis zouden kunnen worden toegewezen, overeenkomstig het huidige aandeel van de financiering aan het innovatiefonds uit elke bron.

(33)

Het toepassingsgebied van het in artikel 10 bis, lid 8, van Richtlijn 2003/87/EG bedoelde klimaatinvesteringsfonds moet worden uitgebreid ter ondersteuning van de installatie van niet-baanbrekende technologieën in industriële processen die een groot potentieel hebben voor broeikasgasemissiereducties maar nog niet klaar zijn om op de markt te worden gebracht enerzijds, en van innovatie op het gebied van koolstofarme technologieën en processen die betrekking hebben op het brandstofverbruik in de sectoren gebouwen en wegvervoer, met inbegrip van collectieve vervoermiddelen, anderzijds. Daarnaast moet het mogelijk zijn om het klimaatinvesteringsfonds te gebruiken voor steun aan baanbrekende innovatieve technologieën in de afvalsector. Om ervoor te zorgen dat binnen dit uitgebreide toepassingsgebied voldoende financiering beschikbaar is voor innovatie, moet het klimaatinvesteringsfonds worden aangevuld met 50 miljoen emissierechten die deels afkomstig zijn van de emissierechten die anders zouden kunnen worden geveild, en deels van de rechten die anders gratis zouden kunnen worden toegewezen, overeenkomstig het huidige aandeel van de financiering aan het klimaatinvesteringsfonds uit elke bron. Om innovaties in baanbrekende technologieën op een zo kort mogelijke termijn te bevorderen, moet de Commissie ervoor zorgen dat een deel van de financiële middelen die via het klimaatinvesteringsfonds beschikbaar zijn tijdens de eerste jaren van de uitvoering van deze richtlijn zoveel mogelijk “naar voren” wordt gehaald.

Amendement 460

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 33 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(33 bis)

De bespoediging van de uitrol van binnenlandse duurzame hernieuwbare energiebronnen speelt een belangrijke rol in het plan van de Unie om ruim voor 2030 onafhankelijk te worden van Russische fossiele brandstoffen. Bovendien moeten er grote hoeveelheden duurzame hernieuwbare energie beschikbaar zijn om broeikasgasemissiereducties in industriële processen en in de economie als geheel te waarborgen. Zowel het streefcijfer van de Unie voor hernieuwbare energie voor 2030 als de bijbehorende nationale bijdragen moeten aanzienlijk worden verhoogd. Ten minste 12 % van de emissierechten die beschikbaar worden gesteld voor het klimaatinvesteringsfonds moeten daarom worden gebruikt voor de verdere ontwikkeling en uitrol van duurzame hernieuwbare energiebronnen in de Unie, overeenkomstig het energie-efficiëntie-eerstbeginsel. Daarbij moet voorrang worden gegeven aan de ontwikkeling van lokale zelfproductie, -opslag en -deling, met name via hernieuwbare-energiegemeenschappen.

Amendement 461

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 33 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(33 ter)

Door projecten via overheidsfinanciering te ondersteunen, zou het klimaatinvesteringsfonds aanzienlijke voordelen bieden aan ondernemingen om hun producten of diensten te ontwikkelen. Daarom moet in het kader van projecten die uit het klimaatinvesteringsfonds gefinancierd worden kennis worden uitgewisseld met andere relevante projecten, evenals met onderzoekers in de Unie die daar een rechtmatig belang bij hebben.

Amendement 462

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 35

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(35)

Carbon contracts for difference (CCD’s) zijn een belangrijk element om emissiereducties in de industrie teweeg te brengen en bieden de kans om investeerders in innovatieve klimaatvriendelijke technologieën een prijs te garanderen waarmee de CO2-emissiereducties boven die welke door het huidige prijsniveau in het EU-ETS worden veroorzaakt, worden beloond. De reeks maatregelen die door het innovatiefonds kunnen worden ondersteund, moet worden uitgebreid om projecten door middel van concurrerende aanbestedingsmechanismen zoals CCD’s te ondersteunen. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om gedelegeerde handelingen met betrekking tot de precieze regels voor dit soort steun vast te stellen.

(35)

CCD’s zijn een belangrijk element om emissiereducties in de industrie teweeg te brengen door nieuwe technologieën op te schalen en bieden de kans om investeerders in innovatieve klimaatvriendelijke technologieën een prijs te garanderen waarmee de CO2-emissiereducties boven die welke door het huidige prijsniveau in het EU-ETS worden veroorzaakt, worden beloond. De reeks maatregelen die door het klimaatinvesteringsfonds kunnen worden ondersteund, moet worden uitgebreid om projecten door middel van technologieneutrale, concurrerende aanbestedingsmechanismen zoals CCD’s te ondersteunen, en moet het beginsel van geografisch evenwicht eerbiedigen. CCD’s zouden een belangrijk mechanisme zijn voor het ondersteunen van de ontwikkeling van decarbonisatietechnologieën, zoals CCS en CCU, en het optimaliseren van het gebruik van de beschikbare middelen. CCD’s zouden investeerders in technologieën, zoals technologieën voor koolstofafvang, tevens zekerheid bieden. De Commissie moet een effectbeoordeling uitvoeren, met name van de mogelijkheden voor het verlenen van steun door middel van openbare aanbestedingen, met inbegrip van de hoogte van de verstrekte financiering. Op basis van de resultaten van die beoordeling moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om gedelegeerde handelingen met betrekking tot de precieze regels voor dit soort steun vast te stellen.

Amendement 463

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 38

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(38)

Het toepassingsgebied van het moderniseringsfonds moet op de meest recente klimaatdoelstellingen van de Unie worden afgestemd door te eisen dat investeringen in overeenstemming zijn met de doelstellingen van de Europese Green Deal en Verordening (EU) 2021/1119, en door de steun voor investeringen die verband houden met fossiele brandstoffen af te schaffen. Bovendien moet het percentage van het moderniseringsfonds dat aan prioritaire investeringen moet worden besteed, tot 80 % worden verhoogd; energie-efficiëntie moet voorrang krijgen aan de vraagzijde; en steun voor huishoudens om energiearmoede te verlichten, ook in landelijke en afgelegen gebieden, moet worden opgenomen in het toepassingsgebied van de prioritaire investeringen.

(38)

Het toepassingsgebied van het moderniseringsfonds moet op de meest recente klimaatdoelstellingen van de Unie worden afgestemd door te eisen dat investeringen in overeenstemming zijn met de doelstellingen van de Europese Green Deal en Verordening (EU) 2021/1119, en door de steun voor investeringen die verband houden met fossiele brandstoffen af te schaffen. Steun uit het moderniseringsfonds mag alleen worden verleend aan lidstaten die wettelijk bindende streefcijfers hebben vastgesteld voor de verwezenlijking, uiterlijk in 2050, van klimaatneutraliteit, en maatregelen voor de geleidelijke afschaffing van alle fossiele brandstoffen binnen een tijdsbestek dat in overeenstemming is met de in Verordening (EU) 2021/1119 vastgestelde streefcijfers. Om een efficiënt gebruik van de middelen van de Unie te waarborgen, moet de toegang tot het moderniseringsfonds afhankelijk worden gesteld van de eerbiediging van de rechtsstaat. Bovendien moet het percentage van het moderniseringsfonds dat aan prioritaire investeringen moet worden besteed, tot 100 % worden verhoogd; energie-efficiëntie moet voorrang krijgen aan de vraagzijde; en steun voor huishoudens om energiearmoede te verlichten, ook in landelijke en afgelegen gebieden, moet worden opgenomen in het toepassingsgebied van de prioritaire investeringen.

Amendement 464

Voorstel voor een richtlijn

Overweg 38 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(38 bis)

Met de stijging van de EU-ETS-prijzen zijn de inkomsten uit het EU-ETS voor de lidstaten en de Unie aanzienlijk gestegen. Als erkenning voor de bijdrage van de EU-ETS-inkomsten aan de omschakeling van de industrie in de Unie, alsook voor de verlening van steun aan kwetsbare personen in de Unie om hen in staat te stellen over te schakelen op milieuvriendelijke alternatieven, moet een EU-ETS-etiket worden ingevoerd. De lidstaten en de Commissie moeten ervoor zorgen dat duidelijk wordt aangegeven dat financiering afkomstig is uit EU-ETS-inkomsten door een passend etiket aan te brengen op alle projecten en activiteiten die op nationaal niveau of via fondsen van de Unie worden ondersteund.

Amendement 465

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 39

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(39)

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 van de Commissie(21) bevat voorschriften voor de monitoring van emissies uit biomassa die in overeenstemming zijn met de regels inzake het gebruik van biomassa die zijn vastgesteld in de wetgeving van de Unie inzake hernieuwbare energie. Naarmate de wetgeving gedetailleerder wordt over de duurzaamheidscriteria voor biomassa met de recentste regels die zijn vastgesteld in Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad(22), moeten de uitvoeringsbevoegdheden van artikel 14, lid 1, van Richtlijn 2003/87/EG uitdrukkelijk worden uitgebreid met de bevoegdheid tot vaststelling van de nodige aanpassingen voor de toepassing van duurzaamheidscriteria voor biomassa, met inbegrip van biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen in het EU-ETS. Daarnaast moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om uitvoeringshandelingen vast te stellen om te specificeren op welke manier rekening moet worden gehouden met de opslag van emissies uit mengsels van biomassa waarvoor het nultarief geldt, en biomassa die niet afkomstig is van bronnen waarvoor het nultarief geldt.

(39)

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 van de Commissie(21) bevat voorschriften voor de monitoring van emissies uit biomassa die in overeenstemming zijn met de regels inzake het gebruik van biomassa die zijn vastgesteld in de wetgeving van de Unie inzake hernieuwbare energie. Naarmate de wetgeving gedetailleerder wordt over de duurzaamheidscriteria voor biomassa met de recentste regels die zijn vastgesteld in Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad(22), moeten de uitvoeringsbevoegdheden van artikel 14, lid 1, van Richtlijn 2003/87/EG uitdrukkelijk worden uitgebreid met de bevoegdheid tot vaststelling van de nodige aanpassingen voor de toepassing van duurzaamheidscriteria voor biomassa, met inbegrip van biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen in het EU-ETS. Daarnaast moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om gedelegeerde handelingen vast te stellen om te specificeren op welke manier rekening moet worden gehouden met de opslag van emissies uit mengsels van biomassa waarvoor het nultarief geldt, en biomassa die niet afkomstig is van bronnen waarvoor het nultarief geldt.

Amendement 466

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 40

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(40)

Hernieuwbare vloeibare en gasvormige brandstoffen van niet-biologische oorsprong en brandstoffen op basis van herbruikte koolstof kunnen belangrijk zijn om broeikasgasemissies te verminderen in sectoren die moeilijk koolstofvrij te maken zijn. Wanneer brandstoffen op basis van herbruikte koolstof en hernieuwbare vloeibare en gasvormige brandstoffen van niet-biologische oorsprong worden geproduceerd uit afgevangen kooldioxide in het kader van een activiteit die onder deze richtlijn valt, moeten de emissies onder die activiteit worden geboekt. Om ervoor te zorgen dat hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong en brandstoffen op basis van herbruikte koolstof bijdragen tot broeikasgasemissiereducties en om dubbeltelling voor brandstoffen die dat doen te voorkomen, is het passend de bevoegdheid van de Commissie in artikel 14, lid 1, expliciet uit te breiden met de vaststelling van uitvoeringshandelingen waarin de nodige aanpassingen worden vastgesteld voor de wijze waarop rekening wordt gehouden met de eventuele uitstoot van kooldioxide en waarmee dubbeltelling wordt voorkomen om ervoor te zorgen dat er passende stimulansen zijn, waarbij ook rekening wordt gehouden met de behandeling van deze brandstoffen in het kader van Richtlijn (EU) 2018/2001.

(40)

Hernieuwbare vloeibare en gasvormige brandstoffen van niet-biologische oorsprong en brandstoffen op basis van herbruikte koolstof kunnen belangrijk zijn om broeikasgasemissies te verminderen in sectoren die moeilijk koolstofvrij te maken zijn. Om ervoor te zorgen dat hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong en brandstoffen op basis van herbruikte koolstof bijdragen tot broeikasgasemissiereducties en om dubbeltelling voor brandstoffen die dat doen te voorkomen, is het passend de bevoegdheid van de Commissie in artikel 14, lid 1, expliciet uit te breiden met de vaststelling van gedelegeerde handelingen waarin de nodige aanpassingen worden vastgesteld voor de wijze waarop rekening wordt gehouden met de eventuele uitstoot van kooldioxide, waarbij wordt gewaarborgd dat alle emissies in aanmerking worden genomen, met inbegrip van emissies die vrijkomen uit buiten de Unie afgevangen kooldioxide en gebruikt worden voor activiteiten die onder deze richtlijn vallen, en waarbij dubbeltelling wordt voorkomen en ervoor wordt gezorgd dat er passende stimulansen zijn voor de afvang van emissies, waarbij ook rekening wordt gehouden met de behandeling van deze brandstoffen in het kader van Richtlijn (EU) 2018/2001.

Amendement 467

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 42

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(42)

Het van het EU-ETS uitsluiten van installaties die uitsluitend biomassa gebruiken, heeft geleid tot situaties waarin installaties die een groot aandeel aan biomassa verbranden, door gratis emissierechten te ontvangen die veel hoger liggen dan de werkelijke emissies, uitzonderlijke winsten hebben behaald. Daarom moet een drempelwaarde voor de verbranding van biomassa waarvoor het nultarief geldt, worden ingevoerd, waarboven installaties van het EU-ETS worden uitgesloten. De drempelwaarde van 95 % is in overeenstemming met de onzekerheidsparameter van artikel 2, lid 16, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 van de Commissie(23).

Schrappen

Amendement 468

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 42 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(42 bis)

Stijgende energieprijzen zijn een zeer grote zorg voor de burgers, en met name voor gezinnen met een laag inkomen en voor bedrijven, met name kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s). De voornaamste oorzaak van de stijgende energieprijzen is onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. Het “Fit for 55”-pakket is bedoeld om dergelijke afhankelijkheden aan te pakken en deze te verminderen, onder meer door de vormgeving van het EU-ETS te verbeteren. Ook de versterking van de integriteit en transparantie van de markt kan een rol spelen bij de beperking van de volatiliteit van de EU-ETS-marktprijzen.

Amendement 469

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 42 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(42 ter)

De Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) heeft op 28 maart 2022 haar eindverslag over emissierechten en daaraan gerelateerde derivaten gepubliceerd. De Commissie moet waar passend en zo spoedig mogelijk met een wetgevingsvoorstel komen om gevolg te geven aan de aanbevelingen uit dit verslag, teneinde de transparantie, monitoring en rapportage met betrekking tot de Europese markten voor emissierechten en de daaraan gerelateerde derivatenmarkten te verbeteren. Om de integriteit en transparantie van de markt echter voortdurend te monitoren, desinformatie te voorkomen en richting te geven aan eventuele snelle maatregelen, moet de ESMA regelmatig een verslag publiceren over de integriteit en transparantie van deze markten en in voorkomend geval nadere aanbevelingen doen voor gerichte verbeteringen. De ESMA moet met name de werking van de markten onderzoeken in het licht van een eventuele volatiliteit en van de prijsontwikkeling, de werking van de veilingen en de handelstransacties op de markten, de liquiditeit en de verhandelde volumes, alsmede de categorieën en het handelsgedrag van de marktdeelnemers. Gerichte maatregelen kunnen bijvoorbeeld maatregelen omvatten ter verbetering van de voor marktdeelnemers en het grote publiek beschikbare informatie over de werking van de emissierechtenmarkten en de daaraan gerelateerde derivatenmarkten, ter verbetering van de wettelijk voorgeschreven rapportage en het markttoezicht op de markten voor emissierechten en de daaraan gerelateerde derivatenmarkten, onder meer door individuele transacties openbaar te maken, ter verplichting van alle marktdeelnemers om hun deelnemingen en posities openbaar te maken, uitgesplitst naar motief en horizon, ter bevordering van de preventie en opsporing van marktmisbruik en ter instandhouding van ordelijke markten voor emissierechten en daaraan gerelateerde derivaten, bijvoorbeeld door middel van een fluctuerende sanctie op basis van de gemiddelde veilingprijs van het voorgaande jaar, het niet leveren van emissierechten, de aanpassing van de hoeveelheid van latere veilingen, of een combinatie daarvan. De Commissie moet de aanbevelingen van de ESMA binnen zes maanden na de publicatie van het verslag van de ESMA beoordelen en moet waar passend met een wetgevingsvoorstel komen om deze aanbevelingen aan de orde te stellen.

Amendement 470

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 42 quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(42 quater)

Onverwachte of plotse marktvolatiliteit of buitensporige prijsschokken op de koolstofmarkt van de Unie, bijvoorbeeld als gevolg van plotse veranderingen in het marktgedrag of buitensporige speculatie, hebben een negatieve invloed op de voorspelbaarheid van de markt en op het stabiele investeringsklimaat dat essentieel is voor de planning van investeringen in decarbonisatie en innovatie. Daarom moeten de maatregelen die in geval van buitensporige prijsschommelingen van toepassing zijn, voorzichtig worden aangescherpt om de beoordeling van en de reactie op ongerechtvaardigde prijsontwikkelingen te verbeteren. Deze gerichte verbeteringen moeten zorgen voor de aanhoudende goede werking van de koolstofmarkt, met inbegrip van de rol van tussenpersonen en financiële actoren bij het verschaffen van liquiditeit aan de markt en markttoegang voor nalevingsactoren, met name kmo’s, waarbij onverwachte of plotse volatiliteit of prijsschokken die geen verband houden met fundamentele marktkenmerken moeten worden aangepakt.

Amendement 471

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 43 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(43 bis)

Om ervoor te zorgen dat er een gelijk speelveld bestaat en om eventuele resterende lacunes tussen het bestaande EU-ETS en het nieuwe emissiehandelssysteem te dichten, moet het nieuwe emissiehandelssysteem ook betrekking hebben op andere tot verbruik uitgeslagen brandstoffen, zoals brandstoffen die worden gebruikt voor procesverwarming bij activiteiten die niet onder bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG vallen, en moeten dubbeltellingen daarbij worden vermeden of aangepakt. Bovendien zou een dergelijke aanpak de uitvoering, monitoring, verslaglegging en verificatie van het nieuwe emissiehandelssysteem voor gereguleerde entiteiten vereenvoudigen.

Amendement 472

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 44

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(44)

Om het noodzakelijke uitvoeringskader tot stand te brengen en een redelijk tijdsbestek te bieden om de doelstelling voor 2030 te halen, moet de emissiehandel in de twee nieuwe sectoren in 2025 van start gaan. In het eerste jaar moeten de gereglementeerde entiteiten beschikken over een vergunning voor broeikasgasemissies en moeten zij hun emissies voor de jaren 2024 en 2025 rapporteren. De verlening van emissierechten en de nalevingsverplichtingen voor deze entiteiten moeten met ingang van 2026 van toepassing zijn. Dankzij deze volgorde zal het mogelijk worden om op ordelijke en efficiënte wijze met de handel in emissierechten in de sectoren te beginnen. Hierdoor zou het ook mogelijk worden om de EU-financiering en de maatregelen van de lidstaten in te voeren en zo te zorgen voor een sociaal rechtvaardige invoering van de EU-emissiehandel in de twee sectoren, teneinde de gevolgen van de koolstofprijs voor kwetsbare huishoudens en vervoersgebruikers te beperken.

(44)

Om het noodzakelijke uitvoeringskader tot stand te brengen en een redelijk tijdsbestek te bieden om de doelstelling voor 2030 te halen, moet de emissiehandel in de nieuwe sectoren in 2025 van start gaan. In het eerste jaar moeten de gereglementeerde entiteiten beschikken over een vergunning voor broeikasgasemissies en moeten zij hun emissies voor de jaren 2023 en 2024 rapporteren. De verlening van emissierechten en de nalevingsverplichtingen voor deze entiteiten moeten met ingang van 2025 van toepassing zijn voor brandstoffen die worden uitgeslagen voor verbruik in commerciële toepassingen en andere brandstoffen, onder meer voor procesverwarming die niet onder het bestaande EU-ETS valt. Onder voorbehoud van een beoordeling die voor 1 januari 2026 moet worden uitgevoerd en indien de voorwaarden juist zijn, moet de Commissie ernaar streven dit met ingang van 1 januari 2029 uit te breiden tot brandstoffen die worden uitgeslagen voor verbruik in particulier wegvervoer en verwarming en koeling van particuliere woningen, en moet zij hiertoe waar passend een gerichte herziening voorleggen. Dankzij deze volgorde zal het mogelijk worden om op ordelijke en efficiënte wijze met de handel in emissierechten in de sectoren te beginnen. Hierdoor zou het ook mogelijk worden om de EU-financiering en de maatregelen van de lidstaten in te voeren en zo te zorgen voor een sociaal rechtvaardige invoering van de EU-emissiehandel in de twee sectoren, teneinde de gevolgen van de koolstofprijs voor kwetsbare huishoudens en vervoersgebruikers te beperken.

Amendement 473

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 46

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(46)

De gereglementeerde entiteiten in de twee nieuwe sectoren en het punt van regulering moeten, met de noodzakelijke aanpassingen, in overeenstemming met het accijnsstelsel dat is ingesteld bij Richtlijn (EU) 2020/262 van de Raad(25) worden gedefinieerd, aangezien die richtlijn reeds voorziet in een robuust controlesysteem voor alle hoeveelheden tot verbruik uitgeslagen brandstoffen met het oog op de betaling van accijnzen. De eindgebruikers van brandstoffen in die sectoren dienen niet aan verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2003/87/EG te worden onderworpen.

(46)

De gereglementeerde entiteiten in de nieuwe sectoren en het punt van regulering moeten, met de noodzakelijke aanpassingen, in overeenstemming met het accijnsstelsel dat is ingesteld bij Richtlijn (EU) 2020/262 van de Raad(25) worden gedefinieerd, aangezien die richtlijn reeds voorziet in een robuust controlesysteem voor alle hoeveelheden tot verbruik uitgeslagen brandstoffen met het oog op de betaling van accijnzen. De eindgebruikers van brandstoffen in die sectoren dienen niet aan verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2003/87/EG te worden onderworpen.

Amendement 474

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 47

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(47)

De gereglementeerde entiteiten die binnen het toepassingsgebied van de emissiehandel in de sectoren gebouwen en wegvervoer vallen, moeten worden onderworpen aan vergunningsvereisten voor broeikasgasemissies die vergelijkbaar zijn met die waaraan de exploitanten van vaste installaties worden onderworpen. Er moeten regels worden vastgesteld voor vergunningsaanvragen, voorwaarden voor de afgifte, inhoud en evaluatie van vergunningen, en alle wijzigingen met betrekking tot de gereglementeerde entiteit. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat gereglementeerde entiteiten die binnen het toepassingsgebied van de nieuwe emissiehandel vallen, vanaf de aanvang van het systeem in 2025 over een geldige vergunning beschikken, zodat het nieuwe systeem ordelijk van start kan gaan.

(47)

De gereglementeerde entiteiten die binnen het toepassingsgebied van de emissiehandel in de nieuwe sectoren vallen, moeten worden onderworpen aan vergunningsvereisten voor broeikasgasemissies die vergelijkbaar zijn met die waaraan de exploitanten van vaste installaties worden onderworpen. Er moeten regels worden vastgesteld voor vergunningsaanvragen, voorwaarden voor de afgifte, inhoud en evaluatie van vergunningen, en alle wijzigingen met betrekking tot de gereglementeerde entiteit. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat gereglementeerde entiteiten die binnen het toepassingsgebied van de nieuwe emissiehandel vallen, vanaf de aanvang van het systeem in 2024 over een geldige vergunning beschikken, zodat het nieuwe systeem ordelijk van start kan gaan.

Amendement 475

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 48

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(48)

De totale hoeveelheid emissierechten voor de nieuwe emissiehandel moet een lineair traject volgen om de emissiereductiedoelstelling van 2030 te halen, rekening houdend met een kostenefficiënte bijdrage van gebouwen en wegvervoer van 43 % emissiereducties ten opzichte van 2005 tegen 2030. De totale hoeveelheid emissierechten moet in 2026 voor het eerst worden vastgesteld om vanaf 2024 een traject te volgen op basis van de waarde van de emissiegrenswaarden voor 2024 (1 109 304 000 CO2 t), die op basis van de referentie-emissies voor deze sectoren voor de periode van 2016 tot en met 2018 overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad(26) zijn berekend. De lineaire verminderingsfactor moet dienovereenkomstig worden vastgesteld op 5,15 %. Vanaf 2028 moet de totale hoeveelheid emissierechten op basis van de gemiddelde gerapporteerde emissies voor de jaren 2024, 2025 en 2026 worden vastgesteld, en deze totale hoeveelheid moet met dezelfde absolute jaarlijkse vermindering als vastgesteld vanaf 2024, afnemen, hetgeen overeenkomt met een lineaire verminderingsfactor van 5,43 % ten opzichte van de vergelijkbare waarde voor 2025 van het hierboven gedefinieerde traject. Als die emissies aanzienlijk hoger zijn dan deze trajectwaarde en deze afwijking niet het gevolg is van kleinschalige verschillen in emissiemeetmethoden, moet — om de vereiste emissiereductie in 2030 te bereiken — de lineaire verminderingsfactor worden aangepast.

(48)

De totale hoeveelheid emissierechten voor de nieuwe emissiehandel moet een lineair traject volgen om de emissiereductiedoelstelling van 2030 te halen, rekening houdend met een kostenefficiënte bijdrage van gebouwen en wegvervoer van 43 % emissiereducties ten opzichte van 2005 tegen 2030. De totale hoeveelheid emissierechten moet in 2025 voor het eerst worden vastgesteld om vanaf 2024 een traject te volgen op basis van de waarde van de emissiegrenswaarden voor 2024 (1 109 304 000 CO2 t), die op basis van de referentie-emissies voor deze sectoren voor de periode van 2016 tot en met 2018 overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad(26) zijn berekend. De lineaire verminderingsfactor moet dienovereenkomstig worden vastgesteld op 5,15 %. Vanaf 2028 moet de totale hoeveelheid emissierechten op basis van de gemiddelde gerapporteerde emissies voor de jaren 2024, 2025 en 2026 worden vastgesteld, en deze totale hoeveelheid moet met dezelfde absolute jaarlijkse vermindering als vastgesteld vanaf 2024, afnemen, hetgeen overeenkomt met een lineaire verminderingsfactor van 5,43 % ten opzichte van de vergelijkbare waarde voor 2025 van het hierboven gedefinieerde traject. Als die emissies aanzienlijk hoger zijn dan deze trajectwaarde en deze afwijking niet het gevolg is van kleinschalige verschillen in emissiemeetmethoden, moet — om de vereiste emissiereductie in 2030 te bereiken — de lineaire verminderingsfactor worden aangepast.

Amendement 476

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 50

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(50)

Om een soepele start van de emissiehandel in de sectoren gebouwen en wegvervoer te waarborgen en rekening te houden met de behoefte van de gereglementeerde entiteiten om emissierechten van te voren te kopen of af te dekken en zich zo in te dekken tegen prijs- en liquiditeitsrisico’s, moet een hoger aantal rechten in een vroeg stadium worden geveild. In 2026 moet de hoeveelheid te veilen emissierechten daarom 30 % groter zijn dan de totale hoeveelheid emissierechten voor 2026. Deze hoeveelheid zou voldoende zijn om liquiditeit te verschaffen, zowel indien de emissies in overeenstemming met de reductiebehoeften dalen, als in het geval dat emissiereducties slechts geleidelijk tot stand komen. De nadere regels voor de hoeveelheid emissierechten die bij vooruitgeschoven veilingen worden verhandeld, moeten worden vastgesteld in een overeenkomstig artikel 10, lid 4, van Richtlijn 2003/87/EG vastgestelde gedelegeerde handeling inzake veilingen.

(50)

Om een soepele start van de emissiehandel in de nieuwe sectoren te waarborgen en rekening te houden met de behoefte van de gereglementeerde entiteiten om emissierechten van te voren te kopen of af te dekken en zich zo in te dekken tegen prijs- en liquiditeitsrisico’s, moet een hoger aantal rechten in een vroeg stadium worden geveild. In 2025 moet de hoeveelheid te veilen emissierechten daarom 30 % groter zijn dan de totale hoeveelheid emissierechten voor 2025. Deze hoeveelheid zou voldoende zijn om liquiditeit te verschaffen, zowel indien de emissies in overeenstemming met de reductiebehoeften dalen, als in het geval dat emissiereducties slechts geleidelijk tot stand komen. De nadere regels voor de hoeveelheid emissierechten die bij vooruitgeschoven veilingen worden verhandeld, moeten worden vastgesteld in een overeenkomstig artikel 10, lid 4, van Richtlijn 2003/87/EG vastgestelde gedelegeerde handeling inzake veilingen.

Amendement 477

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 52

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(52)

De invoering van de koolstofprijs voor gebouwen en wegvervoer moet gepaard gaan met effectieve sociale compensatie, vooral gezien de reeds aanwezige niveaus van energiearmoede. Ongeveer 34 miljoen Europeanen hebben aangegeven dat zij in 2018 niet in staat waren hun woning voldoende te verwarmen, en 6,9 % van de bevolking van de Unie heeft in een EU-brede enquête in 2019(27) aangegeven voldoende verwarming van hun woning niet te kunnen betalen. Om de sociale en verdelingseffecten effectief te kunnen compenseren, moeten de lidstaten worden verplicht de veilingopbrengsten te besteden aan klimaat- en energiegerelateerde doeleinden die reeds voor de bestaande emissiehandel zijn gespecificeerd, maar ook aan maatregelen die specifiek zijn toegevoegd om de daarmee samenhangende problemen voor de nieuwe sectoren gebouwen en wegvervoer aan te pakken, met inbegrip van daarmee verband houdende beleidsmaatregelen in het kader van Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad(28). Veilingopbrengsten moeten worden gebruikt om de sociale aspecten van de emissiehandel voor de nieuwe sectoren op te vangen, waarbij bijzondere nadruk op kwetsbare huishoudens, micro-ondernemingen en transportgebruikers moet worden gelegd. In deze geest zal een nieuw sociaal klimaatfonds specifieke financiering verstrekken aan de lidstaten om de Europese burgers die het zwaarst worden getroffen of die het grootste risico lopen op energie- of mobiliteitsarmoede, te steunen. Dit fonds zal de eerlijkheid en solidariteit tussen en binnen de lidstaten bevorderen en tegelijkertijd het risico van energie- en mobiliteitsarmoede tijdens de transitie verminderen. Het zal voortbouwen op bestaande solidariteitsmechanismen en deze aanvullen. De middelen van het nieuwe fonds zullen in beginsel overeenkomen met 25 % van de verwachte opbrengsten van de nieuwe handel in emissierechten in de periode 2026-2032, en zullen worden toegekend op basis van de sociale klimaatplannen die de lidstaten moeten voorstellen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 20…/nn van het Europees Parlement en de Raad(29). Daarnaast moet elke lidstaat zijn veilingopbrengsten onder meer gebruiken om een deel van de kosten van hun sociale klimaatplannen te financieren.

(52)

De invoering van de koolstofprijs voor gebouwen en wegvervoer moet gepaard gaan met effectieve sociale compensatie, vooral gezien de reeds aanwezige niveaus van energiearmoede. Ongeveer 34 miljoen Europeanen hebben aangegeven dat zij in 2018 niet in staat waren hun woning voldoende te verwarmen, en 6,9 % van de bevolking van de Unie heeft in een EU-brede enquête in 2019(27) aangegeven voldoende verwarming van hun woning niet te kunnen betalen. Om de sociale en verdelingseffecten effectief te kunnen compenseren, moeten de lidstaten worden verplicht de veilingopbrengsten te besteden aan klimaat- en energiegerelateerde doeleinden die reeds voor de bestaande emissiehandel zijn gespecificeerd, maar ook aan maatregelen die specifiek zijn toegevoegd om de daarmee samenhangende problemen voor de nieuwe sectoren gebouwen en wegvervoer aan te pakken, met inbegrip van daarmee verband houdende beleidsmaatregelen in het kader van Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad(28). Veilingopbrengsten moeten worden gebruikt om de sociale aspecten van de emissiehandel voor de nieuwe sectoren op te vangen, waarbij bijzondere nadruk op kwetsbare huishoudens, micro-ondernemingen en transportgebruikers moet worden gelegd. In deze geest zal een nieuw sociaal klimaatfonds specifieke financiering verstrekken aan de lidstaten om de Europese burgers die het zwaarst worden getroffen of die het grootste risico lopen op energie- of mobiliteitsarmoede, te steunen. Het sociaal klimaatfonds moet een integraal onderdeel van de begroting van de Unie vormen om de eenheid van debegroting en de samenhang met het beleid van de Unie te behouden, en om ervoor te zorgen dat de begrotingsautoriteit, die bestaat uit het Europees Parlement en de Raad, doeltreffend toezicht kan uitoefenen. Dit fonds zal de eerlijkheid en solidariteit tussen en binnen de lidstaten bevorderen en tegelijkertijd het risico van energie- en mobiliteitsarmoede tijdens de transitie verminderen. Het zal voortbouwen op bestaande solidariteitsmechanismen en deze aanvullen. De middelen van het nieuwe fonds zullen in beginsel overeenkomen met 25 % van de verwachte opbrengsten van de nieuwe handel in emissierechten in de periode 2026-2032, en zullen worden toegekend op basis van de sociale klimaatplannen die de lidstaten moeten voorstellen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 20…/nn van het Europees Parlement en de Raad(29). De geplande basistoewijzing in de begroting van de Unie moet jaarlijks worden verhoogd met een extra aanvulling indien de koolstofprijs meer stijgt dan voorzien, aangezien dit de lasten voor kwetsbare huishoudens en verkeersdeelnemers zou verhogen. Teneinde ervoor te zorgen dat de gevolgen van de stijgingen van de prijs voor koolstof voor de meest kwetsbare groepen passend en billijk worden beperkt, moeten dergelijke jaarlijkse aanvullingen binnen het meerjarig financieel kader (MFK) worden opgevangen door middel van een automatische “aanpassing op basis van de verandering van de koolstofprijzen” van het plafond van rubriek 3 en het betalingsplafond, waarbij in de MFK-verordening overeenkomstig artikel 312 VWEU moet worden bepaald welk mechanisme hiervoor wordt gebruikt. Daarnaast moet elke lidstaat zijn veilingopbrengsten onder meer gebruiken om een deel van de kosten van hun sociale klimaatplannen te financieren.

Amendement 478

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 52 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(52 bis)

Aangezien de vervoerssector momenteel de enige sector is die er niet in is geslaagd de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, is een aanzienlijk niveau van investeringen in duurzame vervoersmogelijkheden vereist om de klimaatdoelstellingen van de Unie te halen en een modal shift naar milieuvriendelijke vervoerswijzen te ondersteunen. Derhalve moeten ten minste 10 % van de verwachte inkomsten uit de toegenomen handel in emissierechten die voortvloeien uit de uitbreiding van het toepassingsgebied van het EU-ETS en de invoering van een nieuw EU-ETS voor verwarming, vervoer en andere brandstoffen op grond van deze richtlijn, 10 % van de nationale inkomsten die door de lidstaten worden toegewezen, alsmede 10 % van de inkomsten uit het klimaatinvesteringsfonds worden toegewezen aan de verdere ontwikkeling van het openbaar vervoer, en met name klimaatvriendelijke spoorweg- en bussystemen.

Amendement 479

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 52 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(52 ter)

Om meer samenhang en efficiëntie te verwezenlijken bij het beheer en gebruik van de fondsen en middelen van de Unie, moet de Commissie een beoordeling uitvoeren en, waar passend, in 2030 met een wetgevingsvoorstel komen voor de opname van het klimaatinvesteringsfonds en het moderniseringsfonds in de begroting van de Unie, dat in het kader van het volgend meerjarig financieel kader kan worden voorgelegd.

Amendement 480

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 54

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(54)

Innovatie en ontwikkeling van nieuwe koolstofarme technologieën in de sectoren gebouwen en wegvervoer zijn van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat deze sectoren op een kostenefficiënte manier bijdragen aan de verwachte emissiereducties. Daarom moeten ook 150 miljoen emissierechten uit de handel in emissierechten in de sectoren gebouwen en wegvervoer ter beschikking worden gesteld van het innovatiefonds om kostenefficiënte emissiereducties te stimuleren.

(54)

Er moeten ook 150 miljoen emissierechten uit de handel in emissierechten in de sectoren gebouwen en wegvervoer ter beschikking worden gesteld van het sociaal klimaatfonds om sociale klimaatmaatregelen te ondersteunen.

Amendement 481

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 55

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(55)

Gereglementeerde entiteiten die onder de emissiehandel in gebouwen en het wegvervoer vallen, moeten voor hun geverifieerde emissies de emissierechten inleveren die overeenstemmen met de hoeveelheid brandstof die zij tot verbruik hebben uitgeslagen. Zij moeten in 2026 voor het eerst emissierechten inleveren voor hun geverifieerde emissies. Om de administratieve lasten tot een minimum te beperken, moet een aantal regels die van toepassing zijn op het bestaande emissiehandelssysteem voor vaste installaties en de luchtvaart, met de nodige aanpassingen van toepassing worden verklaard op de handel in emissierechten voor gebouwen en wegvervoer. Hiertoe behoren met name regels voor de overdracht, inlevering en annulering van emissierechten, alsmede regels inzake de geldigheid van emissierechten, sancties, bevoegde autoriteiten en rapportageverplichtingen van de lidstaten.

(55)

Gereglementeerde entiteiten die onder de nieuwe emissiehandel vallen, moeten voor hun geverifieerde emissies de emissierechten inleveren die overeenstemmen met de hoeveelheid brandstof die zij tot verbruik hebben uitgeslagen. Zij moeten in 2025 voor het eerst emissierechten inleveren voor hun geverifieerde emissies. Om de administratieve lasten tot een minimum te beperken, moet een aantal regels die van toepassing zijn op het bestaande emissiehandelssysteem voor vaste installaties en de luchtvaart, met de nodige aanpassingen van toepassing worden verklaard op de handel in de nieuwe emissierechten. Hiertoe behoren met name regels voor de overdracht, inlevering en annulering van emissierechten, alsmede regels inzake de geldigheid van emissierechten, sancties, bevoegde autoriteiten en rapportageverplichtingen van de lidstaten.

Amendement 482

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 59 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(59 bis)

Om de in deze richtlijn en andere Uniewetgeving neergelegde doelstellingen, en met name de in Verordening (EU) 2021/1119 neergelegde doelstellingen, te verwezenlijken moeten de Unie en de lidstaten bij de uitvoering van hun beleid gebruikmaken van de recentste wetenschappelijke bevindingen. De adviezen van de Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering moeten bij de tenuitvoerlegging van deze richtlijn daarom te allen tijde in aanmerking worden genomen. De Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering moet bovendien in staat zijn om op eigen initiatief wetenschappelijk advies met betrekking tot deze richtlijn te verstrekken om te waarborgen dat het beleid wordt afgestemd op de doelstellingen van Verordening (EU) 2021/1119 en de Overeenkomst van Parijs.

Amendement 483

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 59 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(59 ter)

Met het oog op de vaststelling van een langetermijnvisie moet de Commissie, daarbij ondersteund door de Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering, indicatieve routekaarten voor de in bijlage I van deze richtlijn opgenomen activiteiten opstellen die gericht is op de verwezenlijking, uiterlijk in 2050, van klimaatneutraliteit in de Unie, met als doel vervolgens tot negatieve emissies te komen, als bepaald in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119. Deze routekaarten moeten op transparante wijze worden opgesteld in nauwe samenwerking met belanghebbenden, waaronder individuele personen, maatschappelijke organisaties, sociale partners, wetenschappelijke instellingen, het bedrijfsleven en beleidsmakers. De routekaarten zijn een cruciaal instrument om te voorzien in inzichten op de lange termijn en stabiliteit voor belanghebbenden en voor het vaststellen van gemeenschappelijke belangen, mogelijke inconsistenties en conflicten bij de ontwikkeling van beleid. De routekaarten moeten om de vijf jaar worden geactualiseerd in nauwe samenwerking met de belanghebbenden om rekening te houden met de recentste wetenschappelijke ontwikkelingen.

Amendement 484

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 61

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(61)

Een goed functionerend en hervormd EU-ETS dat bestaat uit een instrument om de markt te stabiliseren, is voor de Unie van cruciaal belang om de doelstellingen voor 2030 te bereiken en de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te eerbiedigen. De marktstabiliteitsreserve heeft tot doel het gebrek aan evenwicht tussen vraag en aanbod van emissierechten op de markt op te vangen. In artikel 3 van Besluit (EU) 2015/1814 is bepaald dat de reserve drie jaar na de inwerkingtreding ervan moet worden geëvalueerd, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan het percentage voor de vaststelling van het aantal emissierechten dat in de marktstabiliteitsreserve wordt opgenomen, alsook aan de drempel voor het totale aantal in omloop zijnde emissierechten (TNAC) dat bepalend is voor de opname van emissierechten, en aan het aantal uit de reserve vrij te geven emissierechten.

(61)

Een goed functionerend en hervormd EU-ETS dat bestaat uit een instrument om de markt te stabiliseren, is voor de Unie van cruciaal belang om de doelstellingen voor 2030 te bereiken, haar doelstelling te verwezenlijken om uiterlijk in 2050 klimaatneutraal te zijn en vervolgens tot negatieve emissies te komen, zoals neergelegd in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119, en de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te eerbiedigen. De marktstabiliteitsreserve heeft tot doel het gebrek aan evenwicht tussen vraag en aanbod van emissierechten op de markt op te vangen. In artikel 3 van Besluit (EU) 2015/1814 is bepaald dat de reserve drie jaar na de inwerkingtreding ervan moet worden geëvalueerd, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan het percentage voor de vaststelling van het aantal emissierechten dat in de marktstabiliteitsreserve wordt opgenomen, alsook aan de drempel voor het totale aantal in omloop zijnde emissierechten (TNAC) dat bepalend is voor de opname van emissierechten, en aan het aantal uit de reserve vrij te geven emissierechten.

Amendement 485

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 62

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(62)

Gelet op de noodzaak een sterker investeringssignaal af te geven om emissies op een kosteneffectieve manier terug te dringen, en met het oog op de aanscherping van het EU-ETS moet Besluit (EU) 2015/1814 zodanig worden gewijzigd dat het percentage voor de vaststelling van het aantal emissierechten dat elk jaar in de marktstabiliteitsreserve moet worden opgenomen, wordt verhoogd. Bovendien moet de opname voor lagere niveaus van het TNAC gelijk zijn aan het verschil tussen het TNAC en de drempel die bepalend is voor de opname van emissierechten. Hiermee zou de aanzienlijke onzekerheid over de hoeveelheid te veilen emissierechten die ontstaat wanneer het TNAC dicht bij de drempel ligt, worden voorkomen, en er tegelijkertijd voor worden gezorgd dat het overschot de bandbreedte bereikt waarbinnen de koolstofmarkt wordt geacht op evenwichtige wijze te functioneren.

(62)

Gelet op de noodzaak een sterker investeringssignaal af te geven om emissies op een kosteneffectieve manier terug te dringen, en met het oog op de aanscherping van het EU-ETS moet Besluit (EU) 2015/1814 zodanig worden gewijzigd dat het percentage voor de vaststelling van het aantal emissierechten dat elk jaar in de marktstabiliteitsreserve moet worden opgenomen, wordt verhoogd. Bovendien moet de opname voor lagere niveaus van het TNAC gelijk zijn aan het verschil tussen het TNAC en de drempel die bepalend is voor de opname van emissierechten. Hiermee zou de aanzienlijke onzekerheid over de hoeveelheid te veilen emissierechten die ontstaat wanneer het TNAC dicht bij de drempel ligt, worden voorkomen, en er tegelijkertijd voor worden gezorgd dat het overschot de bandbreedte bereikt waarbinnen de koolstofmarkt wordt geacht op evenwichtige wijze te functioneren. Een dergelijke bijstelling moet plaatsvinden zonder dat het ambitieniveau met betrekking tot de huidige marktstabiliteitsreserve hierdoor wordt verlaagd.

Amendement 486

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 66 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(66 bis)

Om ervoor te zorgen dat er voorspelbaarheid bestaat voor exploitanten en om te voorkomen dat de best presterende bedrijven en innovatie worden ontmoedigd als gevolg van extra en onvoorziene kosten, is het van cruciaal belang om de toepassing van de transsectorale correctiefactor voor koplopers te voorkomen.

Amendement 487

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 67

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(67)

Om rekening te houden met de opneming van de sector maritiem vervoer in het EU-ETS, moet Verordening (EU) 2015/757 worden gewijzigd. Verordening (EU) 2015/757 moet worden gewijzigd om bedrijven te verplichten op bedrijfsniveau geaggregeerde emissiegegevens te rapporteren en hun geverifieerde monitoringplannen en op bedrijfsniveau geaggregeerde emissiegegevens ter goedkeuring aan de verantwoordelijke administrerende autoriteit voor te leggen. Daarnaast moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de methoden voor het monitoren van de CO2-emissies en van de regels inzake monitoring, alsook van alle andere relevante informatie die is vastgesteld in Verordening (EU) 2015/757 om de doeltreffende werking van het EU-ETS op administratief niveau te waarborgen, en om Verordening (EU) 2015/757 aan te vullen met de regels voor de goedkeuring van monitoringplannen en wijzigingen daarvan door de administrerende autoriteiten, de regels voor de monitoring, rapportage en indiening van de op bedrijfsniveau geaggregeerde emissiegegevens en met de regels voor de verificatie van de op bedrijfsniveau geaggregeerde emissiegegevens en de regels voor uitgifte van een verificatierapport betreffende de op bedrijfsniveau geaggregeerde emissiegegevens. De uit hoofde van Verordening (EU) 2015/757 gemonitorde, gerapporteerde en geverifieerde gegevens zouden ook kunnen worden gebruikt voor de naleving van andere wetgeving van de Unie die de monitoring, rapportage en verificatie van dezelfde scheepsinformatie voorschrijft.

(67)

Om rekening te houden met de opneming van de sector maritiem vervoer in het EU-ETS, moet Verordening (EU) 2015/757 worden gewijzigd. Verordening (EU) 2015/757 moet worden gewijzigd om bedrijven te verplichten op bedrijfsniveau geaggregeerde emissiegegevens te rapporteren en hun geverifieerde monitoringplannen en op bedrijfsniveau geaggregeerde emissiegegevens ter goedkeuring aan de verantwoordelijke administrerende autoriteit voor te leggen. Daarnaast moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de methoden voor het monitoren van de emissies van CO2, CH4 en N2O en van de regels inzake monitoring, alsook van alle andere relevante informatie die is vastgesteld in Verordening (EU) 2015/757 om de doeltreffende werking van het EU-ETS op administratief niveau te waarborgen, en om Verordening (EU) 2015/757 aan te vullen met de regels voor de goedkeuring van monitoringplannen en wijzigingen daarvan door de administrerende autoriteiten, de regels voor de monitoring, rapportage en indiening van de op bedrijfsniveau geaggregeerde emissiegegevens en met de regels voor de verificatie van de op bedrijfsniveau geaggregeerde emissiegegevens en de regels voor uitgifte van een verificatierapport betreffende de op bedrijfsniveau geaggregeerde emissiegegevens. De uit hoofde van Verordening (EU) 2015/757 gemonitorde, gerapporteerde en geverifieerde gegevens zouden ook kunnen worden gebruikt voor de naleving van andere wetgeving van de Unie die de monitoring, rapportage en verificatie van dezelfde scheepsinformatie voorschrijft.

Amendement 488

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 67 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(67 bis)

Behalve doeltreffende koolstofbeprijzing op basis van een goed werkend EU-ETS is markttransparantie van groot belang om snelle en kostenefficiënte emissiereducties in alle sectoren van de economie mogelijk te maken. Om consumenten en alle deelnemers aan toeleveringsketens in staat te stellen geïnformeerde keuzes te maken op basis van de ingebedde emissies van producten, moet er een degelijk Europees systeem voor de etikettering van de koolstofvoetafdruk van producten worden ontwikkeld.

Amendement 489

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt - 1 (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 1 — lid 2

Bestaande tekst

Amendement

(-1)

In artikel 1 wordt de tweede alinea vervangen door:

Deze richtlijn voorziet tevens in een sterkere verlaging van de emissies van broeikasgassen teneinde bij te dragen tot het reductieniveau dat op wetenschappelijke gronden nodig wordt geacht om een gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen.

“Deze richtlijn voorziet tevens in een sterkere verlaging van de emissies van broeikasgassen teneinde bij te dragen tot het reductieniveau dat op wetenschappelijke gronden nodig wordt geacht om een gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen, alsook teneinde de doelstelling van de Unie te verwezenlijken om uiterlijk in 2050 klimaatneutraal te zijn en vervolgens tot negatieve emissies te komen, zoals neergelegd in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad(*1), en om de toezeggingen van de Unie en de lidstaten in het kader van de Overeenkomst van Parijs na te komen en daarbij het beginsel van billijkheid en de gemeenschappelijke, maar gedifferentieerde verantwoordelijkheid van naties, rekening houdend met hun respectieve capaciteiten, te eerbiedigen.

Amendement 490

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 1

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 2 — lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Deze richtlijn is van toepassing op de in de bijlagen I en III genoemde activiteiten en op de in bijlage II genoemde broeikasgassen. Wanneer een installatie die als gevolg van de exploitatie van verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW onder het toepassingsgebied van het EU-ETS valt, haar productieprocessen wijzigt om haar broeikasgasemissies te verminderen en niet langer aan die drempel voldoet, blijft zij tot het einde van de desbetreffende periode van vijf jaar na de wijziging van het productieproces als bedoeld in artikel 11, lid 1, tweede alinea, binnen het toepassingsgebied van het EU-ETS vallen.

1. Deze richtlijn is van toepassing op de in de bijlagen I en III genoemde activiteiten en op de in bijlage II genoemde broeikasgassen. Wanneer een installatie die als gevolg van de exploitatie van verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW onder het toepassingsgebied van het EU-ETS valt, haar productieprocessen wijzigt om haar broeikasgasemissies te verminderen en niet langer aan die drempel voldoet of niet langer broeikasgassen uitstoot, kan de exploitant van de desbetreffende installatie besluiten dat de installatie tot het einde van de volgende periode van vijf jaar na de wijziging van het productieproces als bedoeld in artikel 11, lid 1, tweede alinea, binnen het toepassingsgebied van het EU-ETS blijft vallen.

Uiterlijk op 31 december 2025 voert de Commissie een beoordeling uit van en doet zij het Europees Parlement en de Raad een verslag toekomen over de opname van installaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van minder dan 20 MW in het toepassingsgebied van het EU-ETS in de volgende periode. Dit verslag gaat in voorkomend geval vergezeld van een wetgevingsvoorstel voor de opname van deze installaties.

Amendement 491

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 2 — d

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 3 — alinea 1 — punt v bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

v bis)

“reis”: een reis als gedefinieerd in artikel 3, punt c), van Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad(*2);

Amendement 492

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 2 — d

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 3 — alinea 1 — punt w bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

w bis)

“haven van overlading van een niet-EU-land”: een haven van overlading in een naburig niet-EU-land op een afstand van minder dan 300 zeemijl van een haven onder de jurisdictie van een lidstaat, waar de verplaatsing van een bepaalde soort vracht door middel van overlading meer dan 60 % van het totale verkeer van die haven bedraagt;

Amendement 493

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 2 — d

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 3 — alinea 1 — punt w ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

w ter)

“overslagactiviteit”: een activiteit waarbij vracht, containers of goederen van een schip in de haven worden gelost met als enig doel ze op een ander schip te laden;

Amendement 494

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 2 — d

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 3 — alinea 1 — punt w quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

w quater)

“aanloophaven”: de haven waar een schip stopt om vracht te laden of te lossen of om passagiers aan of van boord te laten gaan; stops die uitsluitend bedoeld zijn voor bijtanken, het inslaan van voorraden, het aflossen van de bemanning, indokken of het verrichten van herstellingen aan het schip of de uitrusting ervan, stops in een haven omdat het schip bijstand nodig heeft of in nood is, buiten een haven verrichte overdrachten tussen schepen, stops in een haven van overlading van een niet-EU-land en stops die uitsluitend bedoeld zijn voor het schuilen bij noodweer of die noodzakelijk zijn voor opsporings- en reddingsactiviteiten vallen bijgevolg niet onder deze definitie;

Amendement 495

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 2 — d

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 3 — alinea 1 — punt y

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

y)

“brandstof” in de zin van hoofdstuk IV bis: elke brandstof die is vermeld in tabel A en tabel C van bijlage I bij Richtlijn 2003/96/EG, alsmede elk ander product dat als motor- of verwarmingsbrandstof te koop wordt aangeboden als bedoeld in artikel 2, lid 3, van die richtlijn;

y)

“brandstof” in de zin van hoofdstuk IV bis: elke brandstof die is vermeld in tabel A en tabel C van bijlage I bij Richtlijn 2003/96/EG, alsmede elk ander product dat voor gebruik bedoeld is en als motor- of verwarmingsbrandstof te koop wordt aangeboden of wordt gebruikt als bedoeld in artikel 2, lid 3, van die richtlijn;

Amendement 496

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 2 bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel - 3 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(2 bis)

het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel - 3 bis

De Commissie brengt samen met het uitvoerend comité van het internationaal mechanisme van Warschau voor verlies en schade door klimaatverandering en andere internationale organisaties mogelijke compensatiemaatregelen in kaart die de Unie als geheel ten uitvoer zou kunnen leggen ten behoeve van kwetsbare landen en ontwikkelingslanden, en brengt hierover uiterlijk eind 2022 verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad.”;

Amendement 497

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 4

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 3 bis — alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De artikelen 3 ter tot en met 3 septies zijn van toepassing op de toewijzing en verlening van emissierechten voor de in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteiten. De artikelen 3 octies tot en met 3 octies sexies zijn van toepassing op de in bijlage I vermelde maritieme vervoersactiviteiten.

De artikelen 3 ter tot en met 3 septies zijn van toepassing op de toewijzing en verlening van emissierechten voor de in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteiten. De artikelen 3 octies tot en met 3 octies sexies ter zijn van toepassing op de toewijzing en verlening van emissierechten voor de in bijlage I vermelde maritieme vervoersactiviteiten die worden uitgevoerd door schepen met een brutotonnage van 5 000 ton of meer.

De artikelen 3 octies tot en met 3 octies sexies ter zijn met ingang van 1 januari 2027 van toepassing op de toewijzing en verlening van emissierechten voor de in bijlage I genoemde maritieme vervoersactiviteiten die worden uitgevoerd door schepen met een brutotonnage van 400 ton of meer. De Commissie voert voor deze datum een beoordeling uit van het gelijke speelveld voor alle schepen en van de vermijding van mogelijke ongewenste negatieve effecten op broeikasgasemissies als gevolg van de mogelijke vervanging van schepen met een brutotonnage van 5 000 ton of meer door meerdere schepen met een brutotonnage dat onder deze drempel ligt, indien de drempel niet wordt verlaagd. De Commissie laat deze beoordeling in voorkomend geval vergezeld gaan van een wetgevingsvoorstel tot wijziging van deze richtlijn.

Uiterlijk op 31 december 2024 en met de steun van de in artikel 3 van Verordening (EU) 2021/1119 bedoelde Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering voert de Commissie een beoordeling uit van en brengt zij aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de gevolgen voor het mondiale klimaat van andere broeikasgasemissies dan CO2, N2O en CH4, en van deeltjes die voor opwarming van de aarde kunnen zorgen, afkomstig van schepen die aankomen bij of in, of vertrekken uit havens onder de jurisdictie van een lidstaat. Dit verslag gaat in voorkomend geval vergezeld van een wetgevingsvoorstel waarin aan de orde wordt gesteld hoe met deze emissies en deeltjes moet worden omgegaan.

Amendement 498

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 5

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 3 octies — lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De toewijzing van emissierechten en de toepassing van afdrachtsvereisten ten aanzien van de sector maritiem vervoer moet van toepassing zijn op 50 % van de emissies van schepen die reizen uitvoeren vanuit een haven onder de jurisdictie van een lidstaat en aankomen in een haven buiten de jurisdictie van een lidstaat, op 50 % van de emissies van schepen die reizen uitvoeren vanuit een haven buiten de jurisdictie van een lidstaat en aankomen in een haven onder de jurisdictie van een lidstaat, op 100 % van de emissies van schepen die reizen uitvoeren vanuit een haven onder de jurisdictie van een lidstaat en aankomen in een haven onder de jurisdictie van een lidstaat, en 100 % van de emissies van schepen die zijn afgemeerd in een haven onder de jurisdictie van een lidstaat.

1. De toewijzing van emissierechten en de toepassing van afdrachtsvereisten ten aanzien van de sector maritiem vervoer is van toepassing op honderd procent (100 %) van de emissies van schepen die reizen uitvoeren vanuit een haven onder de jurisdictie van een lidstaat en aankomen in een haven onder de jurisdictie van een lidstaat, en op honderd procent (100 %) van de emissies van schepen die zijn afgemeerd in een haven onder de jurisdictie van een lidstaat.

De toewijzing van emissierechten en de toepassing van afdrachtsvereisten ten aanzien van de sector maritiem vervoer is tot en met 31 december 2026 van toepassing op vijftig procent (50 %) van de emissies van schepen die reizen uitvoeren vanuit een haven onder de jurisdictie van een lidstaat en aankomen in een haven buiten de jurisdictie van een lidstaat, en op vijftig procent (50 %) van de emissies van schepen die reizen uitvoeren vanuit een haven buiten de jurisdictie van een lidstaat en aankomen in een haven onder de jurisdictie van een lidstaat.

De toewijzing van emissierechten en de toepassing van afdrachtsvereisten ten aanzien van de sector maritiem vervoer is met ingang van 1 januari 2027 en onder voorbehoud van de in artikel 3 octies bis bis genoemde afwijkingen van toepassing op honderd procent (100 %) van de emissies van schepen die reizen uitvoeren vanuit een haven onder de jurisdictie van een lidstaat en aankomen in een haven buiten de jurisdictie van een lidstaat, en op honderd (100 %) van de emissies van schepen die reizen uitvoeren vanuit een haven buiten de jurisdictie van een lidstaat en aankomen in een haven onder de jurisdictie van een lidstaat.

Amendement 499

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 6

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 3 octies bis

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Artikel 3 octies bis

Artikel 3 octies bis

Geleidelijke invoering van voorschriften voor maritiem vervoer

Voorschriften voor maritiem vervoer

Scheepvaartmaatschappijen zijn verplicht overeenkomstig het volgende schema emissierechten in te leveren:

Met ingang van 1 januari 2024 en elk daaropvolgend jaar zijn scheepvaartmaatschappijen verplicht emissierechten in te leveren die overeenkomen met honderd procent (100 %) van de geverifieerde emissies die voor het desbetreffende jaar zijn gerapporteerd.

a)

20 % van de voor 2023 gerapporteerde geverifieerde emissies;

b)

45 % van de voor 2024 gerapporteerde geverifieerde emissies;

c)

70 % van de voor 2025 gerapporteerde geverifieerde emissies;

d)

100 % van de geverifieerde emissies die zijn gerapporteerd voor 2026 en elk daaropvolgend jaar.

Voor zover in vergelijking met de geverifieerde emissies van maritiem vervoer voor de jaren 2023, 2024 en 2025 minder emissierechten worden ingeleverd, wordt een overeenkomstige hoeveelheid emissierechten geannuleerd in plaats van geveild overeenkomstig artikel 10, zodra het verschil tussen geverifieerde emissies en ingeleverde emissierechten voor elk jaar is vastgesteld.

Amendement 500

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 6

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 3 octies bis bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Artikel 3 octies bis bis

Afwijkingen afhankelijk van de invoering door derde landen en internationale organisaties van maatregelen om de gevolgen van het zeevervoer voor het klimaat aan te pakken

1.De Commissie werkt samen met derde landen om bilaterale of multilaterale overeenkomsten tot stand te brengen voor acties en maatregelen om de broeikasgasemissies die afkomstig zijn van zeevervoer te verminderen in overeenstemming met de doelstelling om de mondiale temperatuurstijging tot 1,5 oC boven het pre-industriële niveau te beperken, in overeenstemming met de Overeenkomst van Parijs. De Commissie houdt het Europees Parlement en de Raad op de hoogte van de ontwikkelingen in dit verband.

2.De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze richtlijn door het toepassingsgebied van de maatregelen van de Unie evenredig te beperken en daarbij in het toepassingsgebied van het EU-ETS ten minste vijftig procent (50 %) van de emissies behouden van schepen die reizen uitvoeren vanuit een haven onder de jurisdictie van een lidstaat en aankomen in een haven buiten de jurisdictie van een lidstaat en vijftig procent (50 %) van de emissies van schepen die reizen uitvoeren vanuit een haven buiten de jurisdictie van een lidstaat en aankomen in een haven onder de jurisdictie van een lidstaat, indien:

a)

in een derde land een koolstofbeprijzingsmechanisme is vastgesteld voor de plafonnering en vermindering van emissies dat ten minste gelijk is aan het mechanisme van het EU-ETS;

b)

door middel van een bilaterale of multilaterale overeenkomst tussen de Unie en een of meerdere derde landen een koolstofbeprijzingsmechanisme is vastgesteld voor de plafonnering en vermindering van emissies dat ten minste gelijk is aan het mechanisme van het EU-ETS, en indien besloten is dit mechanisme overeenkomstig artikel 25 te koppelen aan het EU-ETS; of

c)

een derde land een minst ontwikkeld land of een kleine eilandstaat in ontwikkeling is dat een bbp per hoofd heeft dat niet gelijk is aan of hoger is dan het gemiddelde van de Unie en emissies onderbrengt in zijn nationaal bepaalde bijdragen in het kader van de Overeenkomst van Parijs.

Amendement 501

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 6

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 3 octies bis ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Artikel 3 octies bis ter

Oceaanfonds

1.Er wordt een fonds (het “oceaanfonds”) opgericht om de in lid 4 bedoelde projecten en investeringen te ondersteunen. 75 % van de inkomsten uit de in artikel 3 octies bedoelde veiling van emissierechten wordt gebruikt via het oceaanfonds. Voorts worden de in artikel 21, lid 2, van Verordening (EU) …/… [FuelEU Zeevaart] bedoelde externe bestemmingsontvangsten toegewezen aan het oceaanfonds en gebruikt overeenkomstig lid 4.

2.Scheepvaartmaatschappijen kunnen een jaarlijkse lidmaatschapsbijdrage aan het oceaanfonds betalen in overeenstemming met al hun tijdens het voorgaande jaar uit hoofde van Verordening (EU) 2015/757 gerapporteerde emissies, ter beperking van de administratieve lasten voor scheepvaartmaatschappijen, waaronder kleine en middelgrote ondernemingen en/of ondernemingen die niet regelmatig aan deze richtlijn onderworpen activiteiten verrichten. Het oceaanfonds levert rechten collectief in namens scheepvaartmaatschappijen die lid zijn van het oceaanfonds. De lidmaatschapsbijdrage per ton emissies worden jaarlijks uiterlijk op 28 februari door het oceaanfonds vastgesteld, en wel ten minste op het niveau van de hoogste genoteerde primaire of secundaire afwikkelingsprijs voor rechten tijdens het voorgaande jaar.

3.Het oceaanfonds wordt centraal beheerd door een orgaan van de Unie. De beheersstructuur van het oceaanfonds is vergelijkbaar met en zorgt voor synergie met de beheersstructuur van het krachtens artikel 10 bis, lid 8, opgerichte klimaatinvesteringsfonds en past in voorkomend geval de in dat artikel neergelegde beheers- en steunregels toe. De beheersstructuur en het besluitvormingsproces van het oceaanfonds zijn transparant en inclusief, met name bij de vaststelling van prioritaire gebieden, criteria en procedures voor de toekenning van subsidies. Belanghebbenden vervullen een passende adviserende rol. Alle informatie over de projecten en investeringen die door het oceaanfonds worden ondersteund en alle andere relevante informatie over de werking van het oceaanfonds wordt openbaar gemaakt.

4.In het kader van het oceaanfonds verstrekte middelen ondersteunen de transitie naar een energie-efficiënte en klimaatbestendige sector maritiem vervoer van de Unie en worden gebruikt om projecten en investeringen te ondersteunen die betrekking hebben op:

a)

de verbetering van de energie-efficiëntie van schepen en havens;

b)

innovatieve technologieën en infrastructuur om de sector maritiem vervoer te decarboniseren, ook wat de korte zeevaart en havens betreft, met inbegrip van verbindingen met elektriciteitsnetwerken in havens;

c)

de uitrol van duurzame alternatieve brandstoffen, zoals waterstof, e-brandstoffen en ammoniak, die geproduceerd worden uit hernieuwbare energiebronnen, onder meer via carbon contracts for difference (CCD’s);

d)

emissievrije aandrijftechnologieën, met inbegrip van windtechnologieën;

e)

onderzoek en ontwikkeling en de eerste industriële toepassingen van technologieën en ontwerpen voor de beperking van broeikasgasemissies, met inbegrip van innovatieve technologieën en brandstoffen voor schepen met een ijsklasse en voor varen in ijsomstandigheden;

f)

de toekenning van prioriteit aan projecten die innovatie in de sector stimuleren, zoals technologieën die niet alleen tot decarbonisatie leiden, maar bijvoorbeeld ook het risico op geluidshinder en lucht- en zeeverontreiniging verminderen;

g)

de levering van een bijdrage aan een rechtvaardige transitie in de maritieme sector door middel van de scholing, bijscholing en herscholing van de huidige arbeidskrachten en de opleiding van de volgende generatie arbeidskrachten.

15 % van de inkomsten van het oceaanfonds wordt gebruikt om bij te dragen aan de bescherming, het herstel en een beter beheer van mariene ecosystemen die gevolgen ondervinden van de opwarming van de aarde, zoals beschermde mariene gebieden, en om een horizontale, duurzame blauwe economie, zoals hernieuwbare mariene energie, te bevorderen.

Alle door het oceaanfonds ondersteunde investeringen worden openbaar gemaakt en zijn in overeenstemming met de doelstellingen van deze richtlijn.

5.Alle financiering die uit het oceaanfonds wordt verstrekt, vindt plaats in overeenstemming met:

a)

het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” als omschreven in artikel 17 van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad(*);

b)

minimumwaarborgen als omschreven in artikel 18 van Verordening (EU) 2020/852.

6.De Commissie gaat samen met derde landen na op welke manieren ook zij gebruik kunnen maken van het oceaanfonds. Er wordt een overeenkomstig deel van het oceaanfonds beschikbaar gesteld voor landen buiten de Unie, en met name voor minst ontwikkelde landen en kleine eilandstaten in ontwikkeling, wier reizen vanuit of naar een haven buiten de jurisdictie van een lidstaat voor honderd procent (100 %) onder maatregelen voor aanpassing aan de klimaatverandering en vermindering van hun emissies in de maritieme sector vallen.

7.De Commissie is bevoegd om ter aanvulling van deze richtlijn overeenkomstig artikel 23 gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende de uitvoering van dit artikel. Bij de uitvoering van het oceaanfonds neemt de Commissie alle passende maatregelen in overeenstemming met Verordening (EU, Euratom) 2020/2092 van het Europees Parlement en de Raad(**)om in geval van niet-naleving van de rechtsstaat in de lidstaten de bescherming van middelen te waarborgen in verband met maatregelen en investeringen die door het oceaanfonds worden ondersteund. Daartoe zorgt de Commissie voor een doeltreffend en efficiënt internecontrolesysteem en streeft zij naar de terugvordering van ten onrechte betaalde of onjuist bestede bedragen.

Amendement 502

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 6

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 3 octies quinquies bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Artikel 3 octies quinquies bis

Contractuele overeenkomsten

Indien de eindverantwoordelijkheid voor de aankoop van de brandstof of de exploitatie van het schip krachtens een contractuele overeenkomst wordt gedragen door een andere entiteit dan de scheepvaartmaatschappij, is die entiteit op grond van de contractuele overeenkomst verantwoordelijk voor het dekken van de kosten die voortvloeien uit de naleving van de verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn.

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder “exploitatie van het schip” verstaan, het bepalen van de door het schip vervoerde lading of van de route en de snelheid van het schip.

De lidstaten nemen de noodzakelijke maatregelen om te waarborgen dat de scheepvaartmaatschappij over passende en doeltreffende middelen beschikt om de in het eerste lid van dit artikel bedoelde kosten overeenkomstig artikel 16 te verhalen.

Amendement 503

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 6

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 3 octies sexies — lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De Commissie overweegt mogelijke wijzigingen in verband met de vaststelling door de Internationale Maritieme Organisatie van een wereldwijde marktgebaseerde maatregel om broeikasgasemissies door maritiem vervoer te verminderen. Indien een dergelijke maatregel wordt vastgesteld, en in ieder geval vóór de algemene inventarisatie van 2028 en uiterlijk op 30 september 2028, dient de Commissie een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad waarin zij een dergelijke maatregel onderzoekt. In voorkomend geval kan de Commissie na het verslag een wetgevingsvoorstel indienen bij het Europees Parlement en de Raad om deze richtlijn zo nodig te wijzigen.

1. De Commissie overweegt mogelijke wijzigingen in verband met de vaststelling door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) van een wereldwijde marktgebaseerde maatregel om broeikasgasemissies door maritiem vervoer te verminderen. Indien een dergelijke maatregel wordt vastgesteld, en in ieder geval vóór de algemene inventarisatie van 2028 en uiterlijk op 30 september 2028, dient de Commissie een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad waarin zij een dergelijke maatregel onderzoekt. In voorkomend geval kan de Commissie na het verslag een wetgevingsvoorstel indienen bij het Europees Parlement en de Raad om deze richtlijn zo nodig te wijzigen.

Binnen twaalf maanden na de vaststelling van een dergelijke maatregel en voordat de desbetreffende maatregel van kracht wordt, en in ieder geval vóór de algemene inventarisatie van 2028 en uiterlijk op 30 september 2028, legt de Commissie, met de steun van de Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering, een verslag voor aan het Europees Parlement en de Raad waarin zij een dergelijke maatregel onderzoekt.

In dit verslag wordt het ambitieniveau en de algehele milieu-integriteit van de door de IMO aangenomen maatregelen onderzocht, waaronder het algemene ambitieniveau met betrekking tot de doelstelling van de Overeenkomst van Parijs om de mondiale temperatuurstijging tot 1,5 oC boven het pre-industriële niveau te beperken, de voor 2030 geldende emissiereductiedoelstelling voor de gehele economie van de Unie en de doelstelling inzake klimaatneutraliteit als omschreven in Verordening (EU) 2021/1119, en wordt de algehele milieu-integriteit van deze maatregelen vergeleken met de algehele milieu-integriteit die komt kijken bij de toepassing van het EU-ETS overeenkomstig de in deze richtlijn vastgestelde regels.

In het verslag wordt rekening gehouden met de mate van deelname aan die wereldwijde maatregelen, hun afdwingbaarheid, de transparantie, de sancties voor niet-naleving, de processen voor inbreng van het publiek, de monitoring, rapportage en verificatie van de emissies, de registers en de verantwoordingsplicht.

De Commissie houdt toezicht op mogelijke negatieve gevolgen met betrekking tot, onder andere, mogelijke stijgingen van de vervoerskosten, marktverstoringen en veranderingen in het havenverkeer, waaronder het mijden van havens en de verplaatsing tussen overladingshubs en het algemene concurrentievermogen van de maritieme sector in de lidstaten, en met name de negatieve gevolgen voor scheepvaartdiensten die essentiële diensten van “territoriale continuïteit” verlenen.

Indien een dergelijke wereldwijde marktgebaseerde maatregel wordt vastgesteld om de broeikasgasemissies van de sector maritiem vervoer te verminderen in overeenstemming met de Overeenkomst van Parijs en ten minste tot een niveau dat vergelijkbaar is met het niveau dat voortvloeit uit de maatregelen van de Unie die krachtens deze richtlijn zijn genomen, kan de Commissie het verslag zo nodig vergezeld doen gaan van een wetgevingsvoorstel tot wijziging van deze richtlijn en tot afstemming ervan op de maatregelen die op mondiaal niveau zijn genomen, en erkent zij daarbij de soevereiniteit van de Unie om haar deel van de emissies van internationale scheepsreizen te reguleren in overeenstemming met de verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs.

Amendement 504

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 6

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 3 octies sexies — lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. De Commissie monitort de uitvoering van dit hoofdstuk en mogelijke trends met betrekking tot ondernemingen die trachten te vermijden dat zij aan de eisen van deze richtlijn worden gehouden. Indien nodig stelt de Commissie maatregelen voor om dergelijk gedrag te voorkomen.

2. De Commissie monitort vanaf … [jaar na de inwerkingtreding van deze wijzigingsrichtlijn] tweejaarlijks de uitvoering van dit hoofdstuk en mogelijke trends met betrekking tot ondernemingen die trachten te vermijden dat zij aan de eisen van deze richtlijn worden gehouden, en brengt hierover verslag uit. De Commissie houdt toezicht op mogelijke negatieve gevolgen met betrekking tot, onder andere, mogelijke stijgingen van de vervoerskosten, marktverstoringen en veranderingen in het havenverkeer, waaronder het mijden van havens en de verplaatsing tussen overladingshubs en het algemene concurrentievermogen van de maritieme sector in de lidstaten, en met name de negatieve gevolgen voor scheepvaartdiensten die essentiële diensten van “territoriale continuïteit” verlenen. Indien nodig stelt de Commissie maatregelen voor om mogelijke nadelige effecten of omzeiling van de vereisten van deze richtlijn te voorkomen.

Amendement 505

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 6

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 3 octies sexies bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Artikel 3 octies sexies bis

In afwijking van artikel 3 octies, lid 1, geldt, wanneer de afstand tussen een haven onder de jurisdictie van een lidstaat en een haven buiten de jurisdictie van een lidstaat minder dan 300 zeemijl bedraagt, de toewijzing van emissierechten en de toepassing van inleveringsvereisten met betrekking tot maritieme vervoersactiviteiten voor honderd procent (100 %) van de emissies van schepen die reizen uitvoeren vanuit een haven onder de jurisdictie van een lidstaat en aankomen in een haven buiten de jurisdictie van een lidstaat, met inbegrip van havens van overlading, en voor honderd procent (100 %) van de emissies van schepen die reizen uitvoeren vanuit een haven buiten de jurisdictie van een lidstaat, met inbegrip van overslaghavens, en aankomen in een haven onder de jurisdictie van een lidstaat.

Amendement 506/rev

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 7

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 3 nonies

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Artikel 3 nonies

Artikel 3 nonies

Toepassingsgebied

Toepassingsgebied

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op vergunningen voor broeikasgasemissies en het toewijzen en verlenen van emissierechten voor andere dan de in bijlage I genoemde luchtvaart- en maritieme transportactiviteiten.

1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op vergunningen voor broeikasgasemissies en het toewijzen en verlenen van emissierechten voor andere dan de in bijlage I genoemde luchtvaart- en maritieme transportactiviteiten.

1 bis.Onverminderd het bepaalde in artikel 4 van Richtlijn 2008/98/EG zijn met ingang van 1 januari 2026 de bepalingen van dit hoofdstuk van toepassing op vergunningen voor broeikasgasemissies en het toewijzen en verlenen van emissierechten met betrekking tot verbrandingsinstallaties voor huishoudelijk afval.

1 ter.De Commissie dient uiterlijk op 31 december 2024 een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad waarin zij onderzoekt wat de opname van verbrandingsinstallaties voor huishoudelijk afval in het EU-ETS voor mogelijke gevolgen heeft voor de uitwijking in de richting van de verwijdering van afval door storten in de Unie en voor de uitvoer van afval naar derde landen.

In dat verslag beoordeelt de Commissie ook of het mogelijk is om andere afvalbeheersprocessen, met name stortplaatsen die methaan- en stikstofemissies in de Unie veroorzaken, in het EU-ETS op te nemen.

De Commissie doet dat verslag in voorkomend geval vergezeld gaan van een wetgevingsvoorstel, met name wanneer er onvoldoende capaciteit is, om de in de eerste alinea bedoelde effecten te voorkomen en de in de tweede alinea bedoelde processen in het EU-ETS op te nemen.

Amendement 677

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 10

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 9 — alinea 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

In [het jaar na de inwerkingtreding van deze wijziging] wordt de hoeveelheid emissierechten voor de hele Unie verlaagd met [-- miljoen rechten (te bepalen afhankelijk van het jaar van inwerkingtreding)]. In hetzelfde jaar wordt de hoeveelheid emissierechten voor de hele Unie verhoogd met 79 miljoen emissierechten voor maritiem vervoer. Met ingang van [het jaar na de inwerkingtreding van deze wijziging] bedraagt de lineaire factor 4,2 %. De Commissie publiceert de hoeveelheid emissierechten voor de hele Unie binnen drie maanden na [datum van inwerkingtreding van de in te voegen wijziging].

In [het jaar na de inwerkingtreding van deze wijziging] wordt de hoeveelheid emissierechten voor de hele Unie verlaagd met 70 miljoen rechten. In 2026 wordt de hoeveelheid emissierechten voor de hele Unie verlaagd met 50 miljoen emissierechten. In [het jaar na de inwerkingtreding van deze wijziging] wordt de hoeveelheid emissierechten voor de hele Unie verhoogd met [het aantal emissierechten dat overeenkomt met het toepassingsgebied van het EU-ETS voor maritieme vervoersactiviteiten als bedoeld in artikel 3 octies] miljoen emissierechten voor maritiem vervoer. Met ingang van 2024 bedraagt de lineaire factor 4,4 % tot eind 2025. Met ingang van 2026 bedraagt de lineaire factor 4,5 %. Met ingang van 2029 bedraagt de lineaire factor 4,6 %. De Commissie publiceert de hoeveelheid emissierechten voor de hele Unie binnen drie maanden na [datum van inwerkingtreding van de in te voegen wijziging].

Amendement 508

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 10

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 9 — lid 3 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Met ingang van 1 januari 2026 wordt de hoeveelheid emissierechten voor de hele Unie verhoogd om rekening te houden met de opname van verbrandingsinstallaties voor huishoudelijk afval in het EU-ETS. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast waarin de omvang van de verhoging van de hoeveelheid emissierechten in de hele Unie wordt bepaald om rekening te houden met de opname van verbrandingsinstallaties voor huishoudelijk afval in het EU-ETS. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 22 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Amendement 509

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 11 — a

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 — lid 1 –alinea 3 bis

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Bovendien wordt tussen [jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn] en 2030 2,5 % van de totale hoeveelheid emissierechten voor het moderniseringsfonds geveild. De begunstigde lidstaten voor deze hoeveelheid emissierechten zijn de lidstaten waarvan het bbp per hoofd van de bevolking tegen marktprijzen in de periode 2016 tot 2018 minder dan 65 % van het EU-gemiddelde bedroeg. De middelen die overeenstemmen met deze hoeveelheid emissierechten, worden verdeeld overeenkomstig deel B van bijlage II ter.

Bovendien wordt tussen 2024 en 2030 2,5 % van de totale hoeveelheid emissierechten voor het moderniseringsfonds geveild. De begunstigde lidstaten voor deze hoeveelheid emissierechten zijn de lidstaten waarvan het bbp per hoofd van de bevolking tegen marktprijzen in de periode 2016 tot 2018 minder dan 65 % van het EU-gemiddelde bedroeg. De middelen die overeenstemmen met deze hoeveelheid emissierechten, worden verdeeld overeenkomstig deel B van bijlage II ter. De in deze alinea bedoelde bijkomende hoeveelheid emissierechten wordt in voorkomend geval ook gebruikt ter financiering van grensoverschrijdende projecten met de begunstigde lidstaten en de aangrenzende grensregio’s met een lage groei.

Bovendien wordt tussen … [jaar na de inwerkingtreding van deze wijzigingsrichtlijn] en 2030 0,5 % van de totale hoeveelheid emissierechten ter beschikking gesteld van het klimaatinvesteringsfonds dat is opgericht uit hoofde van artikel 10 bis, lid 8.

Amendement 510

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 11 — b

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 — lid 3 — alinea 1 — inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. De lidstaten bepalen hoe de opbrengsten van de veiling van emissierechten worden gebruikt, met uitzondering van de opbrengsten die overeenkomstig artikel 311, lid 3, VWEU als eigen middelen zijn vastgesteld en in de begroting van de Unie zijn opgenomen. De lidstaten gebruiken de opbrengsten uit de in lid 2 bedoelde veiling van emissierechten, met uitzondering van de opbrengsten die worden gebruikt voor de compensatie van indirecte koolstofkosten als bedoeld in artikel 10 bis, lid 6, voor een of meer van de volgende elementen:

3. De lidstaten bepalen hoe de opbrengsten van de veiling van emissierechten worden gebruikt, met uitzondering van de opbrengsten die overeenkomstig artikel 311, lid 3, VWEU als eigen middelen zijn vastgesteld en in de begroting van de Unie zijn opgenomen als algemene inkomsten. De inkomsten die naar de begroting van de Unie vloeien, eerbiedigen het beginsel van universaliteit, overeenkomstig artikel 7 van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad(*3). De lidstaten gebruiken de opbrengsten uit de in lid 2 bedoelde veiling van emissierechten [met uitzondering van de opbrengsten die worden gebruikt voor de compensatie van indirecte koolstofkosten als bedoeld in artikel 10 bis, lid 6] voor een of meer van de volgende elementen:

Amendement 511

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 11 — b bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 — lid 3 — alinea 1 — punten b tot en met f

Bestaande tekst

Amendement

b bis)

lid 3, eerste alinea, punten b) tot en met f), worden vervangen door:

b)

de ontwikkeling van hernieuwbare energie om te voldoen aan de doelstelling van de Unie inzake hernieuwbare energie, alsook de ontwikkeling van andere technologieën die bijdragen tot de overgang naar een veilige en duurzame, koolstofarme economie, en om te helpen voldoen aan de doelstelling van de Unie om de energie-efficiëntie op te voeren tot de niveaus waartoe is besloten in de toepasselijke wetgevingshandelingen

“b)

de ontwikkeling van hernieuwbare energie en netten voor elektriciteitstransmissie om te voldoen aan de doelstelling van de Unie inzake hernieuwbare energie en de streefcijfers van de Unie voor connectiviteit, alsook de ontwikkeling van andere technologieën die bijdragen tot de overgang naar een veilige en duurzame, koolstofarme economie, en om te helpen voldoen aan de doelstelling van de Unie om de energie-efficiëntie op te voeren tot de niveaus waartoe is besloten in de toepasselijke wetgevingshandelingen, met inbegrip van de productie van elektriciteit van zelfverbruikers van hernieuwbare energie en hernieuwbare-energiegemeenschappen;

b bis)

steun voor de grondige en gefaseerde grondige renovatie van gebouwen overeenkomstig artikel 2, punten 19 en 20, van Richtlijn (EU) …/… [herschikking richtlijn energieprestatie van gebouwen], te beginnen met de renovatie van de slechtst presterende gebouwen;

c)

maatregelen om ontbossing te voorkomen en bebossing en herbebossing te doen toenemen in ontwikkelingslanden die de internationale overeenkomst inzake klimaatverandering hebben geratificeerd, en om technologie over te dragen en de aanpassing aan de negatieve gevolgen van de klimaatverandering in deze landen te vergemakkelijken;

c)

maatregelen om ontbossing te voorkomen, de bescherming en het herstel van veengebieden, bossen en andere grond of marienegebaseerde ecosystemen te ondersteunen en biodiversiteitsvriendelijke bebossing en herbebossing te doen toenemen in ontwikkelingslanden die de internationale overeenkomst inzake klimaatverandering hebben geratificeerd, en om technologie over te dragen en de aanpassing aan de negatieve gevolgen van de klimaatverandering in deze landen te vergemakkelijken;

d)

bevordering van vastlegging door bosbouw in de Unie;

d)

bevordering van vastlegging door bosbouw en in de bodem in de Unie;

d bis)

aanpassing aan de klimaatverandering in de Unie;

e)

het milieutechnisch veilig afvangen en de geologische opslag van CO2, met name die welke afkomstig is van met vaste fossiele brandstoffen gestookte elektriciteitscentrales en van een reeks industriële bedrijfstakken en deeltakken, ook in derde landen;

e)

het milieutechnisch veilig afvangen en de geologische opslag van CO2, met name die welke afkomstig is van met vaste fossiele brandstoffen gestookte elektriciteitscentrales en van een reeks industriële bedrijfstakken en deeltakken, ook in derde landen, en innovatieve technologische methoden voor koolstofverwijdering, zoals het rechtstreeks uit de lucht halen (Direct Air Capture — DAC), en koolstofopslag;

f)

het aanmoedigen van het overschakelen op vervoersvormen met een lage emissie en op vormen van openbaar vervoer;

f)

het investeren in en bespoedigen van de overschakeling op vervoersvormen die aanzienlijk bijdragen tot de decarbonisatie van de sector, waaronder de ontwikkeling van klimaatvriendelijk passagiers- en goederenvervoer per spoor en busdiensten en -technologieën, en het financieren van maatregelen ter ondersteuning van het koolstofvrij maken van luchthavens overeenkomstig Verordening (EU) …/… [uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen] en Verordening (EU) …/… [waarborging van een gelijk speelveld voor duurzaam luchtvervoer];”

Amendement 512

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 11 — c

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 — lid 3 — alinea 1 — punt h

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

h)

maatregelen die tot doel hebben energie-efficiëntie, systemen voor stadsverwarming en isolatie te verbeteren, of financiële steun te verlenen voor de aanpak van maatschappelijke aspecten van huishoudens met een laag en gemiddeld inkomen, onder meer door de vermindering van verstorende belastingen;

h)

maatregelen die tot doel hebben energie-efficiëntie, systemen voor stadsverwarming en isolatie, efficiënte en hernieuwbare verwarmings- en koelingssystemen te verbeteren, of financiële steun te verlenen voor de aanpak van maatschappelijke aspecten van huishoudens met een laag en gemiddeld inkomen, onder meer door de vermindering van met name belastingen, heffingen en de kosten van hernieuwbare elektriciteit;

Amendement 513

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 11 — c bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 — lid 3 — alinea 1 — punt h bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

c bis)

in lid 3, eerste alinea, wordt het volgende punt ingevoegd:

“h bis)

ter financiering van nationale regelingen voor klimaatdividenden met een beproefd positief milieueffect, zoals gedocumenteerd in het in artikel 19, lid 2, van Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad(*4)bedoelde jaarverslag;

Amendement 514

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 11 — c ter (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 — lid 3 — alinea 1 — punt k

Bestaande tekst

Amendement

c ter)

lid 3, eerste alinea, punt k), wordt vervangen door:

k)

de bevordering van het verwerven van vaardigheden en het herverdelen van arbeid om bij te dragen aan een rechtvaardige overgang naar een koolstofarme economie, met name in regio’s die het meest te maken krijgen met de overgang naar andere banen, en dat in nauwe samenspraak met de sociale partners.

“k)

de bevordering van het verwerven van vaardigheden en het herverdelen van arbeid om bij te dragen aan een rechtvaardige overgang naar een klimaatneutrale economie, met name in regio's die het meest te maken krijgen met de overgang naar andere banen, en dat in nauwe samenspraak met de sociale partners en investeren in het omscholen en bijscholen van mogelijk door de transitie getroffen werknemers.”;

Amendement 515

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 11 — c quater (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 — lid 3 — alinea’s 1 bis (nieuw) en 1 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

c quater)

in lid 3 worden de volgende alinea's ingevoegd na de eerste alinea:

“In afwijking van de eerste alinea gebruiken de lidstaten ten minste 10 % van de opbrengsten uit de veiling van emissierechten voor de ontwikkeling van openbaar vervoer, met name klimaatvriendelijk passagiers- en goederenvervoer per spoor en busdiensten en -technologieën, als bedoeld in punt f) van die alinea.

In afwijking van de eerste alinea gebruiken de lidstaten ten minste 10 % van de opbrengsten uit de veiling van emissierechten voor de financiering van klimaatacties in kwetsbare derde landen, als bedoeld in punt j) van die alinea.”

Amendement 516

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 11 — c quinquies (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 — lid 3 — alinea 2

Bestaande tekst

Amendement

c quinquies)

in lid 3 wordt de tweede alinea vervangen door:

De lidstaten voldoen aan het in dit lid bepaalde indien zij een fiscaal of financieel steunbeleid hebben en uitvoeren, waaronder met name in ontwikkelingslanden, of nationale reguleringsmaatregelen uitvoeren die financiële steunverlening in de hand werken, dat is opgezet om de in de eerste alinea vermelde doelstellingen te verwezenlijken en dat een waarde heeft die gelijk is aan ten minste 50 % van de opbrengsten uit de in lid 2 bedoelde veilingen van emissierechten, met inbegrip van alle opbrengsten uit de in lid 2, onder b) en c), bedoelde veilingen. De lidstaten stellen de Commissie in hun krachtens Beschikking nr. 280/2004/EG ingediende verslagen in kennis van het gebruik van opbrengsten en van de uit hoofde van dit lid ondernomen acties.

“De lidstaten voldoen aan het in dit lid bepaalde indien zij een fiscaal of financieel steunbeleid hebben en uitvoeren, waaronder met name in ontwikkelingslanden, of nationale reguleringsmaatregelen uitvoeren die financiële steunverlening in de hand werken, dat is opgezet om de in de eerste alinea vermelde doelstellingen te verwezenlijken en dat een waarde heeft die gelijk is aan ten minste 100 % van de opbrengsten uit de in lid 2 bedoelde veilingen van emissierechten, met inbegrip van alle opbrengsten uit de in lid 2, onder b) en c), bedoelde veilingen. De lidstaten stellen de Commissie in hun krachtens Beschikking nr. 280/2004/EG ingediende verslagen in kennis van het gebruik van opbrengsten en van de uit hoofde van dit lid ondernomen acties.”

Amendement 517

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 11 — c sexies (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 — leden 3 bis (nieuw) en 3 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

c sexies)

de volgende leden worden ingevoegd:

“3 bis.De lidstaten dienen bij de Commissie een plan in voor het gebruik van de opbrengsten samen met elke actualisering van het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan als bedoeld in artikel 14, leden 1 en 2, van Verordening (EU) 2018/1999. Overeenkomstig artikel 19 van die verordening brengen de lidstaten ook jaarlijks aan de Commissie verslag uit over de aanwending van de opbrengsten en de uit hoofde van lid 3 van dit artikel ondernomen acties. De lidstaten verstrekken volledige en consistente informatie van hoge kwaliteit. Met name definiëren zij in hun verslag de betekenis van “toegezegde” en “uitbetaalde” bedragen, en verstrekken zij nauwgezette financiële informatie. Als dit nodig is om de naleving van de genoemde rapportageverplichtingen te waarborgen, reserveren de lidstaten opbrengsten in hun nationale begroting.

De lidstaten zorgen ervoor dat de EU-ETS-opbrengsten worden besteed op een wijze die in overeenstemming is met de in lid 3 vastgelegde verplichtingen en dat deze traceerbaar blijven, en waarborgen dat zij een aanvulling vormen op de nationale klimaatuitgaven. De Commissie neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de lidstaten hun rapportageverplichtingen krachtens dit lid nakomen.

3 ter.De lidstaten gebruiken de opbrengsten van de in lid 2 van dit artikel bedoelde veiling van emissierechten die niet worden gebruikt als eigen middelen overeenkomstig:

a)

de criteria inzake “geen ernstige afbreuk doen” als bepaald in artikel 17 van Verordening (EU) 2020/852;

b)

minimumwaarborgen als bepaald in artikel 18 van Verordening (EU) 2020/852; alsmede

c)

het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan van de lidstaat dat is ingediend overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1999 en, indien van toepassing, het territoriale plan voor een rechtvaardige transitie dat is opgesteld overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EU) 2021/1056 van het Europees Parlement en de Raad(*5).

Amendement 518

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 11 — d bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 — lid 5

Bestaande tekst

Amendement

d bis)

lid 5 wordt vervangen door:

5. De Commissie houdt toezicht op de werking van de Europese koolstofmarkt. Elk jaar dient zij bij het Europees Parlement en bij de Raad een verslag in over de werking van de koolstofmarkt en over andere relevante onderdelen van het klimaat- en energiebeleid, met inbegrip van het verloop van de veilingen, liquiditeit en verhandelde hoeveelheden, waarin tevens de door de lidstaten verstrekte informatie over de in artikel 10 bis, lid 6, bedoelde financiële maatregelen wordt samengevat. Indien nodig, zorgen de lidstaten ervoor dat alle relevante informatie ten minste twee maanden voor de goedkeuring van het verslag door de Commissie, aan deze laatste wordt doorgegeven.

“5. De Commissie houdt toezicht op de werking van de Europese koolstofmarkt. Elk jaar dient zij bij het Europees Parlement en bij de Raad een verslag in over de werking van de koolstofmarkt en over andere relevante onderdelen van het klimaat- en energiebeleid, met inbegrip van het verloop van de veilingen, de rol en het effect van exploitanten die zich niet aan de regels houden, zoals financiële investeerders op de markt, liquiditeit en verhandelde hoeveelheden, waarin tevens de door de lidstaten verstrekte informatie over de in artikel 10 bis, lid 6, bedoelde financiële maatregelen wordt samengevat. Indien nodig, zorgen de lidstaten ervoor dat alle relevante informatie ten minste twee maanden voor de goedkeuring van het verslag door de Commissie, aan deze laatste wordt doorgegeven.”

Amendement 519

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 11 — d ter (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 — lid 5 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

d ter)

het volgende lid wordt toegevoegd:

“5 bis.Aansluitend bij het eindverslag van 28 maart 2022 van de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) over emissierechten en daaraan gerelateerde derivaten dient de Commissie in voorkomend geval uiterlijk … [zes maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn] een wetgevingsvoorstel in om gevolg te geven aan de aanbevelingen in dat verslag, teneinde de transparantie, monitoring en rapportage met betrekking tot de Europese markten voor emissierechten en de daaraan gerelateerde derivatenmarkten te verbeteren, rekening houdend met het feit dat deze markten de hele Unie bestrijken.”

Amendement 520

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 11 — d quater (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 — lid 5 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

d quater)

het volgende lid wordt toegevoegd:

“5 ter.De ESMA houdt regelmatig toezicht op de integriteit en transparantie van de Europese markten voor emissierechten en de daaraan gerelateerde derivatenmarkten. Zij publiceert op gezette tijden een verslag over de integriteit en transparantie van die markten, zo nodig op basis van de gegevens in het EU-register en de gegevens die zijn gerapporteerd of ter beschikking zijn gesteld van de bevoegde autoriteiten. In dat verslag onderzoekt de ESMA met name de werking van de markten in het licht van een eventuele marktvolatiliteit en van de prijsontwikkeling, de werking van de veilingen en de handelstransacties op de markten, de liquiditeit en de verhandelde volumes, alsmede de categorieën en het handelsgedrag van de marktdeelnemers. Dat verslag bevat, in voorkomend geval, aanbevelingen om de marktintegriteit te versterken en de markttransparantie te verbeteren. In die aanbevelingen wordt met name aandacht besteed aan maatregelen ter verbetering van de voor marktdeelnemers en het grote publiek beschikbare informatie over de werking van de emissierechtenmarkten en de daaraan gerelateerde derivatenmarkten, ter verbetering van de wettelijk voorgeschreven rapportage en het markttoezicht op de markten voor emissierechten en de daaraan gerelateerde derivatenmarkten, ter bevordering van de preventie en opsporing van marktmisbruik en voor het in stand houden van ordelijke markten voor emissierechten en daaraan gerelateerde derivaten.

De Commissie beoordeelt de in de eerste alinea van dit lid bedoelde aanbevelingen in het volgende verslag dat overeenkomstig lid 5 wordt ingediend na de publicatie van het verslag van de ESMA. De Commissie doet dat verslag in voorkomend geval vergezeld gaan van een wetgevingsvoorstel om de transparantie en integriteit van de markten voor emissierechten en de daaraan gerelateerde derivatenmarkten te verbeteren, rekening houdend met het feit dat deze markten de hele Unie bestrijken.”

Amendement 521

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 12 — a — -i (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis — lid 1 — alinea 2

Bestaande tekst

Amendement

-i)

de tweede alinea wordt vervangen door:

De in de eerste alinea bedoelde maatregelen bevatten voor zover mogelijk voor de hele Unie geldende ex ante benchmarks die waarborgen dat de toewijzing gebeurt op een wijze die de reductie van broeikasgasemissies en het gebruik van energie-efficiënte technieken stimuleert door rekening te houden met de meest efficiënte technieken, vervangingsproducten, alternatieve productieprocedés, hoogrenderende warmtekrachtkoppeling, energie-efficiënt hergebruik van rookgassen, het gebruik van biomassa en het afvangen en de opslag van CO2, indien de faciliteiten daarvoor beschikbaar zijn, en zetten niet aan tot een toename van de emissie. Er wordt geen kosteloze toewijzing gegeven voor elektriciteitsopwekking, behalve in gevallen als bedoeld in artikel 10 quater en voor met rookgassen geproduceerde elektriciteit.

“De in de eerste alinea bedoelde maatregelen bevatten voor zover mogelijk voor de hele Unie geldende ex ante benchmarks die waarborgen dat de toewijzing gebeurt op een wijze die de reductie van broeikasgasemissies en het gebruik van energie-efficiënte technieken stimuleert door rekening te houden met de meest efficiënte technieken, vervangingsproducten, alternatieve productieprocedés, hoogrenderende warmtekrachtkoppeling, energie-efficiënt hergebruik van rookgassen, het gebruik van biomassa en het afvangen en de opslag van CO2, indien de faciliteiten daarvoor beschikbaar zijn, en zetten niet aan tot een toename van de emissie. Er wordt geen kosteloze toewijzing beschikbaar gesteld voor elektriciteitsopwekking.”

Amendement 522

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 12 — a — i

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis — lid 1 — alinea 2 bis

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

In het geval van installaties waarvoor de verplichting geldt om een energie-audit uit te voeren op grond van artikel 8, lid 4, van Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad(*) [verwijzing naar artikel moet worden bijgewerkt met de herziene richtlijn], wordt de kosteloze toewijzing alleen volledig toegekend indien de aanbevelingen van het auditverslag worden uitgevoerd, voor zover de terugverdientijd voor de betrokken investeringen niet meer dan vijf jaar bedraagt en de kosten van die investeringen evenredig zijn. Anders wordt de hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten met 25 % verminderd. De hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten wordt niet verminderd als een exploitant aantoont dat hij andere maatregelen heeft uitgevoerd die resulteren in broeikasgasemissiereducties die gelijkwaardig zijn aan de in het auditverslag aanbevolen emissiereducties. De in de eerste alinea bedoelde maatregelen worden dienovereenkomstig aangepast.

In het geval van installaties waarvoor de verplichting geldt om een energie-audit uit te voeren of een gecertificeerd energiebeheersysteem ten uitvoer te leggen op grond van artikel 8, lid 4, van Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad(*) [verwijzing naar artikel moet worden bijgewerkt met de herziene richtlijn], wordt de kosteloze toewijzing alleen volledig toegekend indien de aanbevelingen van het auditverslag of het gecertificeerd energiebeheersysteem worden uitgevoerd, voor zover de terugverdientijd voor de betrokken investeringen niet meer dan acht jaar bedraagt en de kosten van die investeringen evenredig zijn. Anders wordt de hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten verminderd overeenkomstig de negende en tiende alinea van dit lid. De hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten wordt niet verminderd als een exploitant aantoont dat hij andere maatregelen heeft uitgevoerd die resulteren in broeikasgasemissiereducties die gelijkwaardig zijn aan de in het auditverslag voor de betrokken installatie aanbevolen emissiereducties. De in de eerste alinea van dit lid bedoelde maatregelen worden dienovereenkomstig aangepast.

In aanvulling op de voorschriften van de derde alinea van dit lid stellen exploitanten in sectoren of subsectoren die in aanmerking komen voor kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig de artikelen 10 bis en 10 ter, uiterlijk op 1 juli 2025 een decarbonisatieplan op voor elk van hun installaties voor hun onder deze richtlijn vallende activiteiten. Dat plan is in overeenstemming met de doelstelling van klimaatneutraliteit als bedoeld in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119 en met alle relevante sectorale routekaarten die overeenkomstig artikel 10 van die verordening zijn opgesteld, en bevat:

a)

maatregelen en daarmee samenhangende financiële en investeringsplannen om ervoor te zorgen dat voor elke installatie de emissieverminderingen worden gerealiseerd die vereist zijn voor het verwezenlijken van de doelstelling van klimaatneutraliteit als bedoeld in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119 en alle relevante sectorale routekaarten die overeenkomstig artikel 10 van die verordening zijn opgesteld, op het niveau van de installatie, met uitzondering van het gebruik van compensatiecredits;

b)

tussentijdse streefdoelen en mijlpalen om uiterlijk op 31 december 2025 en vervolgens uiterlijk op 31 december van elk jaar tot 2050 de vooruitgang te meten die is geboekt bij het bereiken van klimaatneutraliteit als bedoeld in punt a);

c)

een raming van het effect van elk van de in punt a) bedoelde maatregelen en daarmee samenhangende financiële en investeringsplannen met betrekking tot de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en de streefdoelen en mijlpalen als bedoeld in punt b);

d)

maatregelen om de gevolgen voor de om- en bijscholing van de beroepsbevolking aan te pakken, onder meer door middel van sociale dialoog, overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijk, teneinde een rechtvaardige transitie te waarborgen.

De lidstaten kunnen exploitanten financiële steun verlenen voor de uitvoering van de in de vierde alinea bedoelde decarbonisatieplannen. Deze steun wordt niet als onrechtmatige staatssteun beschouwd.

De verwezenlijking van de streefdoelen en mijlpalen als bedoeld in de vierde alinea, punt b), wordt geverifieerd uiterlijk op 31 december 2025 en vervolgens uiterlijk op 31 december van elk jaar tot 2050, volgens de verificatie- en accreditatieprocedures in artikel 15.

Indien geen decarbonisatieplan overeenkomstig de vierde alinea is opgesteld of de mijlpalen en streefdoelen van dat plan niet zijn verwezenlijkt, wordt de hoeveelheid kosteloze toewijzing verlaagd overeenkomstig de negende en tiende alinea.

De Commissie, ondersteund door de Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering, is bevoegd overeenkomstig artikel 23 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze richtlijn aan te vullen door de minimale inhoud en vorm van de in de vierde alinea van dit lid bedoelde decarbonisatieplannen vast te stellen, met name wat de benchmarks betreft voor de in punt b) van die alinea bedoelde streefdoelen en mijlpalen. Bij de opstelling en vaststelling van de gedelegeerde handelingen worden alle relevante belanghebbenden betrokken.

Indien niet aan de vereisten van de derde alinea of de vierde alinea is voldaan, wordt de kosteloze toewijzing verminderd met:

a)

50 % voor de installaties waarvan de broeikasgasemissieniveaus voor de betrokken productbenchmarks hoger zijn dan het gemiddelde van de 10 % minst efficiënte installaties in een sector of subsector in de Unie;

b)

30 % voor de installaties waarvan de broeikasgasemissieniveaus voor de betrokken productbenchmarks lager zijn dan het gemiddelde van de 10 % minst efficiënte installaties in een sector of subsector in de Unie en hoger dan het gemiddelde van de 50 % meest efficiënte installaties in die sector of subsector;

c)

25 % voor de installaties waarvan de broeikasgasemissieniveaus voor de betrokken productbenchmarks hoger zijn dan het gemiddelde van de 10 % meest efficiënte installaties in een sector of subsector in de Unie en lager dan het gemiddelde van de 50 % meest efficiënte installaties in die sector of subsector;

Indien noch aan de vereisten van de derde alinea, noch aan die van de vierde alinea is voldaan, worden de in de negende alinea, punt a), b) en c), vastgestelde percentages verdubbeld.

Een aanvullende kosteloze toewijzing van 10 % van de toepasselijke benchmarkwaarde wordt gegeven aan installaties waarvan de broeikasgasemissieniveaus voor de betreffende productbenchmarks lager zijn dan het gemiddelde van de 10 % meest efficiënte installaties in een sector of subsector in de Unie, mits emissierechten overeenkomstig de twaalfde alinea beschikbaar zijn.

Voor de toepassing van de in de elfde alinea bedoelde aanvullende kosteloze toewijzing worden emissierechten gebruikt die niet zijn toegewezen als gevolg van een vermindering van de kosteloze toewijzing overeenkomstig de negende en tiende alinea.

Amendement 523

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 12 — a — ii

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis — lid 1 — alinea 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Om verdere stimulansen te bieden voor het verminderen van broeikasgasemissies en het verbeteren van de energie-efficiëntie, worden de voor de hele Unie vastgestelde ex ante benchmarks vóór de periode van 2026 tot en met 2030 met het oog op een mogelijke wijziging van de definities en systeemgrenzen van bestaande productbenchmarks herzien.

Om verdere stimulansen te bieden voor het verminderen van broeikasgasemissies en het verbeteren van de energie-efficiëntie, worden de voor de hele Unie vastgestelde ex ante benchmarks zo snel mogelijk en uiterlijk … [zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] herzien met het oog op een mogelijke wijziging van de definities, reikwijdte en systeemgrenzen van bestaande productbenchmarks en een mogelijke opname van nieuwe benchmarks, om ervoor te zorgen dat de gratis toewijzing voor de vervaardiging van een product onafhankelijk is van de grondstof of het soort productieproces, als de productieprocessen hetzelfde doel hebben, en dat rekening wordt gehouden met het circulair gebruikspotentieel van materialen, of om te voorkomen dat installaties met gedeeltelijk of volledig koolstofvrije processen die producten met soortgelijke of gelijke kenmerken produceren als conventionele installaties in de benchmark, worden uitgesloten van of niet kunnen deelnemen aan het benchmarksysteem. De uit die herziening resulterende benchmarkwaarden worden openbaargemaakt zodra de benodigde informatie beschikbaar komt, zodat die benchmarkwaarden vanaf 2026 kunnen worden toegepast.

Amendement 678

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 12 — b

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis — lid 1 bis — alinea 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

In afwijking van de vorige alinea profiteert de productie van deze producten voor de eerste toepassingsjaren van Verordening [CBAM] van verminderde hoeveelheden kosteloos toegewezen emissierechten. Er moet een factor (CBAM-factor) worden toegepast waarmee de kosteloze toewijzing voor de productie van deze producten wordt verminderd. De CBAM-factor is gelijk aan 100 % voor de periode tijdens de inwerkingtreding van [CBAM-verordening] en tot eind 2025, en gelijk aan 90 % in 2026, en wordt jaarlijks met 10 procentpunten verminderd tot 0 % in het tiende jaar.

In afwijking van de eerste alinea profiteert de productie van de in bijlage I bij Verordening [CBAM] vermelde producten voor de eerste toepassingsjaren van die verordening van verminderde hoeveelheden kosteloos toegewezen emissierechten. Er moet een factor (CBAM-factor) worden toegepast waarmee de kosteloze toewijzing voor de productie van die producten wordt verminderd. De CBAM-factor is gelijk aan 100 % voor de periode tussen … [de datum van inwerkingtreding van [CBAM-verordening]] en eind 2026, en is, afhankelijk van de toepassing van artikel 36, lid 3, punt d), van Verordening (EU) …/… [CBAM-verordening], gelijk aan 93 % in 2027, 84 % in 2028, 69 % in 2029, 50 % in 2030 en 25 % in 2031, en bedraagt 0 % in 2032.

Amendement 679

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 12 — b

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis — lid 1 bis — alinea’s 2 bis (nieuw) en 2 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Om een gelijk speelveld te waarborgen, blijft in afwijking van de eerste en tweede alinea voor de productie in de Unie van in bijlage I bij Verordening [CBAM] vermelde producten een kosteloze toewijzing van toepassing, mits deze producten bestemd zijn voor uitvoer naar derde landen waar geen met het EU-ETS vergelijkbare koolstofbeprijzingsmechanismen gelden.

Uiterlijk … [één jaar voor het einde van de overgangsperiode zoals vastgelegd in Verordening [CBAM]] dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in waarin zij een gedetailleerde beoordeling geeft van de effecten van het EU-ETS en het CBAM op de productie in de Unie van in bijlage I bij Verordening [CBAM] vermelde producten die bestemd zijn voor uitvoer naar derde landen en op de ontwikkeling van wereldwijde emissies, alsmede een beoordeling van de vraag of de in de vorige alinea vastgestelde afwijking verenigbaar is met de WTO-regels, waarbij met name eventuele correctiemechanismen voor de uitvoer voor installaties die behoren tot de 10 % meest efficiënte installaties als vastgesteld in dit artikel worden beoordeeld op verenigbaarheid met de WTO-regels, evenals eventuele andere voorstellen die de Commissie passend acht. De Commissie doet dat verslag in voorkomend geval vergezeld gaan van een wetgevingsvoorstel waarin wordt voorzien in bescherming tegen het risico van koolstoflekkage door de koolstofbeprijzing voor de productie in de Unie van in bijlage I bij Verordening [CBAM] vermelde producten die bestemd zijn voor uitvoer naar derde landen waar geen met het EU-ETS vergelijkbare koolstofbeprijzingsmechanismen gelden, uiterlijk op … [einde van de overgangsperiode zoals vastgelegd in Verordening [CBAM]] en op een manier die verenigbaar is met de WTO-regels, gelijk te trekken.

Amendement 529

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 12 — b

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis — lid 1 bis — alinea 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Emissierechten die het resultaat zijn van de vermindering van de kosteloze toewijzing, worden beschikbaar gesteld om innovatie te ondersteunen overeenkomstig artikel 10 bis, lid 8.;

Emissierechten die het resultaat zijn van de vermindering van de kosteloze toewijzing, worden beschikbaar gesteld aan het Klimaatinvesteringsfonds overeenkomstig artikel 10 bis, lid 8.;

Amendement 530

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 12 — b bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis — lid 1 bis bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

b bis)

het volgende lid wordt ingevoegd:

“1 bis bis.In het kader van haar jaarverslag aan het Europees Parlement en de Raad overeenkomstig artikel 10, lid 5, beoordeelt de Commissie vanaf 2025 elk jaar de doeltreffendheid van het mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens (CBAM) voor het aanpakken van het koolstofweglekrisico voor in de Unie geproduceerde goederen voor uitvoer naar derde landen die het EU-ETS niet toepassen, noch een soortgelijk koolstofbeprijzingsmechanisme. Het verslag bevat met name een beoordeling van de ontwikkeling van de uitvoer van de Unie in CBAM-sectoren en de ontwikkelingen met betrekking tot handelsstromen en de ingebedde emissies van die goederen op de wereldmarkt. Wanneer in het verslag wordt geconcludeerd dat er een CO2-weglekrisico bestaat voor goederen die in de Unie worden geproduceerd voor uitvoer naar derde landen die het EU-ETS niet toepassen, noch een soortgelijk koolstofbeprijzingsmechanisme, dient de Commissie in voorkomend geval een wetgevingsvoorstel in om dat CO2-weglekrisico aan te pakken op een wijze die in overeenstemming is met de WTO-regels en rekening houdt met het koolstofvrij maken van installaties in de Unie.”

Amendement 531

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 12 — c –i

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis — lid 2 — alinea 3 — punt c

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

c)

Voor de periode van 2026 tot 2030 worden de benchmarkwaarden op dezelfde manier als in de punten a) en d) bepaald, op basis van uit hoofde van artikel 11 ingediende informatie voor de jaren 2021 en 2022 en op basis van de toepassing van het jaarlijkse verminderingspercentage dat van toepassing is voor elk jaar tussen 2008 en 2028.

c)

Voor de periode van 2026 tot 2030 worden de benchmarkwaarden op dezelfde manier als in de punten a) en d) bepaald, op basis van uit hoofde van artikel 11 ingediende informatie voor de jaren 2021 en 2022, zonder bij de bepaling van de benchmarkwaarden rekening te houden met gegevens van de drie minst emissie-intensieve installaties die na 2017 van start zijn gegaan of op basis van een andere benchmark een kosteloze toewijzing hebben ontvangen, en op basis van de toepassing van het jaarlijkse verminderingspercentage dat van toepassing is voor elk jaar tussen 2008 en 2028.

Amendement 532

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 12 — c –ii

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis — lid 2 — alinea 3 — punt d

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

d)

Indien het jaarlijkse verminderingspercentage hoger is dan 2,5 % of lager dan 0,2 %, zijn de benchmarkwaarden voor de periode van 2026 tot 2030 de benchmarkwaarden die van toepassing zijn in de periode van 2013 tot 2020, verminderd met een van beide percentages, naargelang welke van deze beide percentages relevant is, voor elk jaar tussen 2008 en 2028.

d)

Indien het jaarlijkse verminderingspercentage hoger is dan 2,5 % of lager dan 0,4 %, zijn de benchmarkwaarden voor de periode van 2026 tot 2030 de benchmarkwaarden die van toepassing zijn in de periode van 2013 tot 2020, verminderd met een van beide percentages, naargelang welke van deze beide percentages relevant is, voor elk jaar tussen 2008 en 2028.

Amendement 533

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 12 — d bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis — lid 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

d bis)

lid 5 wordt vervangen door:

5. Met het oog op de naleving van het in artikel 10 vastgestelde te veilen aandeel worden voor elk jaar waarin de som van de kosteloze toewijzingen de maximumhoeveelheid die het te veilen aandeel respecteert, niet bereikt, de resterende emissierechten tot aan de maximumhoeveelheid gebruikt ter voorkoming of beperking van de vermindering van de kosteloze toewijzingen om het te veilen aandeel in latere jaren te respecteren. Wanneer de maximumhoeveelheid echter is bereikt, worden de kosteloze toewijzingen dienovereenkomstig aangepast. Elke aanpassing wordt op een eenvormige wijze toegepast.

“5. Met het oog op de naleving van het in artikel 10 vastgestelde te veilen aandeel worden voor elk jaar waarin de som van de kosteloze toewijzingen de maximumhoeveelheid die het te veilen aandeel respecteert, niet bereikt, de resterende emissierechten tot aan de maximumhoeveelheid gebruikt ter voorkoming of beperking van de vermindering van de kosteloze toewijzingen om het te veilen aandeel in latere jaren te respecteren. Wanneer de maximumhoeveelheid echter is bereikt, worden de kosteloze toewijzingen dienovereenkomstig aangepast. Elke aanpassing wordt op een eenvormige wijze toegepast. Installaties waarvan het broeikasgasemissieniveau lager is dan het gemiddelde van de 10 % meest efficiënte installaties in een sector of subsector in de Unie voor de relevante benchmarks in een jaar waarin de aanpassing van toepassing is, worden echter van die aanpassing vrijgesteld.”

Amendement 534

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 12 — g

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis — lid 8 — alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

365 miljoen emissierechten van de hoeveelheid die anders kosteloos zou kunnen worden toegewezen uit hoofde van dit artikel, en 85 miljoen emissierechten van de hoeveelheid die anders zou kunnen worden geveild uit hoofde van artikel 10, alsook de emissierechten die het resultaat zijn van de in artikel 10 bis, lid 1 bis, bedoelde vermindering van de kosteloze toewijzing, worden ter beschikking gesteld van een fonds met als doel de innovatie in koolstofarme technologieën en processen te ondersteunen en bij te dragen tot de doelstellingen om alle verontreiniging tot nul terug te brengen (het “innovatiefonds”). Emissierechten die wegens sluiting van vliegtuigexploitanten niet aan vliegtuigexploitanten worden verleend en die niet nodig zijn om een tekort aan ingeleverde emissierechten door die exploitanten te dekken, worden ook voor innovatiesteun als bedoeld in de eerste alinea gebruikt.

390 miljoen emissierechten van de hoeveelheid die anders kosteloos zou kunnen worden toegewezen uit hoofde van dit artikel, en 110 miljoen emissierechten van de hoeveelheid die anders zou kunnen worden geveild uit hoofde van artikel 10, alsook de emissierechten in artikel 10, lid 1, vijfde alinea, worden ter beschikking gesteld van een fonds (het “Klimaatinvesteringsfonds”). Daarnaast worden emissierechten die het resultaat zijn van de in artikel 10 bis, lid 1 bis, bedoelde vermindering van de kosteloze toewijzing, ook ter beschikking gesteld van het Klimaatinvesteringsfonds. Het Klimaatinvesteringsfonds heeft tot doel innovatie te ondersteunen op het gebied van technieken, processen en technologieën die aanzienlijk bijdragen tot het koolstofvrij maken van de onder deze richtlijn vallende sectoren en bijdragen tot de doelstellingen om alle verontreiniging tot nul terug te brengen en circulariteit te verwezenlijken, alsook de opschaling van technieken, processen en technologieën die niet langer als innovatief kunnen worden beschouwd, maar toch een aanzienlijk potentieel voor broeikasgasemissiereductie hebben en bijdragen tot energie- en hulpbronnenbesparingen in overeenstemming met de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie voor 2030. Om innovatie in baanbrekende technologieën zo snel mogelijk te bevorderen, zorgt de Commissie ervoor dat een deel van de financiering die via het Klimaatinvesteringsfonds beschikbaar wordt gesteld, versneld wordt verstrekt in de periode van … tot … [de eerste vijf jaar van de uitvoering van deze wijzigingsrichtlijn]. Emissierechten die wegens sluiting van vliegtuigexploitanten niet aan vliegtuigexploitanten worden verleend en die niet nodig zijn om een tekort aan ingeleverde emissierechten door die exploitanten te dekken, worden ook voor innovatiesteun als bedoeld in de eerste alinea gebruikt.

Amendement 535

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 12 — g

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis — lid 8 — alinea 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Daarenboven worden 50 miljoen niet-toegewezen emissierechten uit de marktstabiliteitsreserve aangewend ter aanvulling van eventuele resterende opbrengsten uit de 300 miljoen emissierechten die uit hoofde van Besluit 2010/670/EU van de Commissie(*) in de periode van 2013 tot 2020 beschikbaar zijn, en te zijner tijd gebruikt ter ondersteuning van innovatie als bedoeld in de eerste alinea. Voorts worden de in artikel 21, lid 2, van Verordening (EU) [FuelEU Zeevaart] bedoelde externe bestemmingsontvangsten toegewezen aan het innovatiefonds en ingezet overeenkomstig dit lid.

Daarenboven worden 50 miljoen niet-toegewezen emissierechten uit de marktstabiliteitsreserve aangewend ter aanvulling van eventuele resterende opbrengsten uit de 300 miljoen emissierechten die uit hoofde van Besluit 2010/670/EU van de Commissie(*) in de periode van 2013 tot 2020 beschikbaar zijn, en te zijner tijd gebruikt ter ondersteuning van innovatie en decarbonisatie als bedoeld in de eerste alinea. Voorts worden de in artikel 5, lid 6, van Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad(**) bedoelde externe bestemmingsontvangsten toegewezen aan het krachtens artikel 3 octies bis ter opgerichte Oceaanfonds en ingezet overeenkomstig dit lid.

Amendement 536

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 12 — g

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis — lid 8 — alinea 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Het innovatiefonds bevat de sectoren die in bijlage I en III zijn opgenomen, met inbegrip van milieuveilige afvang en benutting van koolstof (carbon capture and utilisation, CCU) die in belangrijke mate bijdraagt tot het tegengaan van klimaatverandering, en producten ter vervanging van koolstofintensieve producten die in de in bijlage I opgenomen sectoren worden geproduceerd, en is bedoeld om het opzetten en exploiteren van projecten betreffende het milieutechnisch veilig afvangen en geologisch opslaan (CCS) van CO2alsook van innovatieve technologieën voor hernieuwbare energie en energieopslag te stimuleren op geografisch gezien evenwichtig gespreide locaties. Het innovatiefonds kan ook baanbrekende innovatieve technologieën en infrastructuur om de maritieme sector koolstofvrij te maken en de productie van koolstofarme en koolstofvrije brandstoffen in het lucht-, spoor- en wegvervoer ondersteunen. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan projecten in sectoren die onder de [CBAM-verordening] vallen, om innovatie op het gebied van koolstofarme technologieën, afvang en benutting van koolstof, koolstofafvang en –opslag, hernieuwbare energie en energieopslag te ondersteunen op een wijze die bijdraagt tot het tegengaan van klimaatverandering.

Het Klimaatinvesteringsfonds bevat de sectoren die in bijlage I en III zijn opgenomen, zoals innovatieve technologieën voor hernieuwbare energie en energieopslag, en producten en processen ter vervanging van koolstofintensieve producten die in de in bijlage I opgenomen sectoren worden geproduceerd, en is bedoeld om het opzetten en exploiteren van innovatieve projecten betreffende milieuveilige afvang en benutting van koolstof (carbon capture and utilisation, CCU) die in belangrijke mate bijdraagt tot het tegengaan van klimaatverandering, met name met betrekking tot onvermijdelijke emissies van industriële processen, het milieutechnisch veilig afvangen, vervoeren en permanentgeologisch opslaan (CCS) van CO2voor onvermijdelijke emissies van industriële processen, en het rechtstreeks afvangen van CO2 uit de atmosfeer met veilige, duurzame en permanente opslag (DACS). In voorkomend geval kunnen ook investeringen in technologieën voor hernieuwbare waterstof worden aangemoedigd. Het Klimaatinvesteringsfonds ondersteunt ook baanbrekende innovatieve technologieën en infrastructuur om het spoor- en wegvervoer koolstofvrij te maken, met inbegrip van collectieve vormen van vervoer zoals openbaar vervoer en occasionele touringcardiensten, waarbij wordt gestreefd naar synergieën met Horizon Europa, met name met Europese partnerschappen en, in voorkomend geval, met andere programma’s van de Unie. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan projecten, ook voor uitvoer, in sectoren die onder de [CBAM-verordening] vallen, ter ondersteuning van innovatie in en toepassing van technieken, processen en technologieën die een aanzienlijke bijdrage leveren aan het koolstofvrij maken van de sectoren die onder die verordening vallen, CCU, CCS, CO2-vervoer, hernieuwbare energie en energieopslag op een wijze die bijdraagt tot het tegengaan van klimaatverandering, overeenkomstig de streefcijfers en doelstellingen die in Verordening (EU) 2021/1119 zijn vastgesteld voor 2030 en 2050, en een rechtvaardige transitie, en die per verleende steun het grootste marginale voordeel oplevert wat emissiereducties betreft. Het Klimaatinvesteringsfonds kan ook baanbrekende innovatieve technologieën ondersteunen die gericht zijn op het verminderen van de emissies in de afvalsector.

Amendement 537

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 12 — g

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis — lid 8 — alinea 3 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Ten minste 12 % van de emissierechten die beschikbaar worden gesteld voor het Klimaatinvesteringsfonds worden gebruikt voor de verdere ontwikkeling en uitrol van hernieuwbare energiebronnen in de Unie overeenkomstig Richtlijn (EU) …/… [herziene richtlijn hernieuwbare energie].

Amendement 538

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 12 — g

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis — lid 8 — alinea 3 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Het Klimaatinvesteringsfonds kan ook koolstofcontracten ter verrekening van verschillen (carbon contracts for difference, CCD’s) ondersteunen ter ondersteuning van decarbonisatietechnologieën waarvoor de koolstofprijs mogelijk geen voldoende stimulans is. Uiterlijk op 31 december 2023 stelt de Commissie overeenkomstig artikel 23 gedelegeerde handelingen vast teneinde deze richtlijn aan te vullen met regels betreffende de werking van CCD’s.

De financiële steun uit het Klimaatinvesteringsfonds is evenredig met de in dit artikel uiteengezette beleidsdoelstellingen en mag niet leiden tot buitensporige verstoringen van de interne markt. Hiertoe worden alleen middelen verstrekt ter dekking van extra kosten of investeringsrisico’s die beleggers onder normale marktvoorwaarden niet kunnen dragen. Dienovereenkomstig leidt steun uit het Klimaatinvesteringsfonds niet tot oneerlijke discriminatie van concurrerende geïmporteerde producten, zoals vereist op grond van de WTO-regels.

Indien de EU ETS-prijs hoger is dan de uitoefenprijs waartegen het project is toegekend, betaalt de begunstigde het verschil terug aan het Klimaatinvesteringsfonds.

Amendement 539

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 12 — g

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis — lid 8 — alinea 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Projecten op het grondgebied van alle lidstaten, ook kleinschalige projecten, komen hiervoor in aanmerking. De technologieën die worden gesteund, zijn innovatief en zijn zonder ondersteuning nog niet op vergelijkbare schaal commercieel levensvatbaar, maar vormen baanbrekende oplossingen of zijn voldoende ontwikkeld voor toepassing op precommerciële schaal.

Projecten op het grondgebied van alle lidstaten, ook middelgrote en kleinschalige projecten, komen hiervoor in aanmerking. De technologieën die worden gesteund, zijn innovatief, vertonen potentieel voor grootschalige broeikasgasreductie en zijn zonder ondersteuning nog niet op vergelijkbare schaal commercieel levensvatbaar, maar vormen baanbrekende of commercieel nog niet uitvoerbare oplossingen of zijn technologisch voldoende ontwikkeld voor toepassing op (pre)commerciële schaal, of dragen op aanzienlijke wijze bij tot de doelstelling van klimaatneutraliteit en kunnen zonder ondersteuning niet op grote schaal worden ingezet.

Amendement 540

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 12 — g

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis — lid 8 — alinea 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De Commissie zorgt ervoor dat de voor het innovatiefonds bestemde emissierechten overeenkomstig de beginselen en modaliteiten van artikel 10, lid 4 worden geveild. De veilingopbrengsten worden aangemerkt als externe bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement. Vastleggingen in de begroting voor acties waarvan de uitvoering zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, mogen jaartranches worden verdeeld.

De Commissie zorgt ervoor dat de voor het Klimaatinvesteringsfonds bestemde emissierechten overeenkomstig de beginselen en modaliteiten van artikel 10, lid 4 worden geveild. De veilingopbrengsten worden aangemerkt als externe bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement. Vastleggingen in de begroting voor acties waarvan de uitvoering zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, mogen jaartranches worden verdeeld.

Amendement 541

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 12 — g

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis — lid 8 — alinea 6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Projecten worden geselecteerd op basis van objectieve en transparante criteria, in voorkomend geval rekening houdend met de mate waarin projecten bijdragen tot het behalen van emissiereducties ruim onder de in lid 2 bedoelde benchmarks. Projecten hebben het potentieel om op ruime schaal te worden toegepast of om de kosten van de overgang naar een koolstofarme economie in de betrokken sectoren aanzienlijk te verlagen. Projecten op het gebied van CCU leveren een nettoreductie van emissies op en zorgen ervoor dat CO2 wordt vermeden of permanent wordt opgeslagen. In het geval van subsidies die via oproepen tot het indienen van voorstellen worden toegekend, mag tot 60 % van de relevante kosten van de projecten worden gesubsidieerd, waarvan tot 40 % niet afhankelijk hoeft te zijn van geverifieerde vermijding van broeikasgasemissies, op voorwaarde dat vooraf bepaalde mijlpalen, rekening houdend met de ingezette technologie, worden bereikt. In het geval van steun die wordt verleend via concurrerende inschrijvingen en in het geval van steun voor technische bijstand, kan tot 100 % van de relevante projectkosten worden ondersteund.

Projecten worden geselecteerd door middel van een transparante selectieprocedure, op technologieneutrale wijze, in overeenstemming met de doelstellingen van het Klimaatinvesteringsfonds zoals uiteengezet in de eerste alinea van dit lid en op basis van objectieve en transparante criteria, rekening houdend met de mate waarin projecten een aanzienlijke bijdrage leveren aan de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie en tegelijkertijd bijdragen aan de doelstellingen om alle verontreiniging tot nul terug te brengen en circulariteit te verwezenlijken overeenkomstig de eerste alinea van dit lid, alsook met de noodzaak te zorgen voor een eerlijke geografische spreiding van projecten overeenkomstig alinea 6 bis van dit lid en, in voorkomend geval de mate waarin projecten bijdragen tot het behalen van emissiereducties ruim onder de in lid 2 bedoelde benchmarks. Projecten hebben het potentieel om op ruime schaal te worden toegepast of om de kosten van de overgang naar een klimaatneutrale economie in de betrokken sectoren aanzienlijk te verlagen. Er wordt prioriteit gegeven aan technologieën en processen die meerdere milieueffecten aanpakken. Projecten op het gebied van CCU leveren een nettoreductie van emissies op en zorgen ervoor dat CO2 wordt vermeden of permanent wordt opgeslagen. In het geval van subsidies die via oproepen tot het indienen van voorstellen worden toegekend, mag tot 60 % van de relevante kosten van de projecten worden gesubsidieerd, waarvan tot 40 % niet afhankelijk hoeft te zijn van geverifieerde vermijding van broeikasgasemissies, op voorwaarde dat vooraf bepaalde mijlpalen, rekening houdend met de ingezette technologie, worden bereikt. In het geval van steun die wordt verleend via concurrerende inschrijvingen en in het geval van steun voor technische bijstand, kan tot 100 % van de relevante projectkosten worden ondersteund. Projecten waarvan de emissiereductie ten goede komt aan het koolstofvrij maken van andere actoren in nabijgelegen geografische gebieden, krijgen een voorkeursbehandeling binnen de criteria die worden gebruikt voor de selectie van projecten.

Door het Klimaatinvesteringsfonds gefinancierde projecten zijn verplicht kennis te delen met andere relevante projecten en met in de Unie gevestigde onderzoekers die een rechtmatig belang hebben. De voorwaarden voor het delen van kennis worden door de Commissie in oproepen tot het indienen van voorstellen vastgesteld.

De oproepen tot het indienen van voorstellen moeten open en transparant zijn en er moet duidelijk in worden aangegeven welke soorten technologieën kunnen worden ondersteund. Bij de voorbereiding van de oproepen tot het indienen van voorstellen ziet de Commissie erop toe dat alle sectoren naar behoren aan bod komen. De Commissie neemt maatregelen om ervoor te zorgen dat de oproepen op zo ruim mogelijke schaal worden bekendgemaakt, en vooral aan kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s).

Amendement 542

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 12 — g

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis — lid 8 — alinea 6 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Het Klimaatinvesteringsfonds streeft naar een geografisch evenwichtige steun, voor steun in de vorm van CCD’s, en voor opschalingsprojecten, waarbij de hoogst mogelijke kwaliteit van de projecten wordt gewaarborgd en de in de zesde alinea van dit lid bedoelde selectiecriteria in acht worden genomen, rekening houdend met specifieke sectorale omstandigheden en investeringsbehoeften, met name in de sectoren die onder artikel 3 octies en hoofdstuk IV bis vallen.

Amendement 543

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 12 — g

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis — lid 8 — alinea 7

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 23 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze richtlijn met voorschriften voor de werking van het innovatiefonds, ook wat betreft de selectieprocedure en -criteria, de in aanmerking komende sectoren en de technologische vereisten voor de verschillende soorten steun.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 23 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze richtlijn met voorschriften voor de werking van het Klimaatinvesteringsfonds, ook wat betreft de selectieprocedure en -criteria, deelname van het midden- en kleinbedrijf, de in aanmerking komende sectoren en de technologische vereisten voor de verschillende soorten steun. De Commissie streeft naar een tijdschema dat een deel van de steun uit het Klimaatinvesteringsfonds vervroegt naar het begin van de periode. Bij de uitvoering van het Klimaatinvesteringsfonds neemt de Commissie alle passende maatregelen in overeenstemming met Verordening (EU, Euratom) 2020/2092 om in geval van niet-naleving van de rechtsstaat in de lidstaten de bescherming van middelen te waarborgen in verband met maatregelen en investeringen die door het Klimaatinvesteringsfonds worden ondersteund. Daartoe zorgt de Commissie voor een doeltreffend en efficiënt internecontrolesysteem en streeft zij naar de terugvordering van ten onrechte betaalde of onjuist bestede bedragen.

Om een eerlijke en rechtvaardige transitie te waarborgen, wordt bij de selectiecriteria rekening gehouden met ecologische en sociale waarborgen. Alle financiële middelen uit het Klimaatinvesteringsfonds worden gebruikt overeenkomstig:

a)

de criteria inzake “geen ernstige afbreuk doen” als bepaald in artikel 17 van Verordening (EU) 2020/852;

b)

minimumwaarborgen als omschreven in artikel 18 van Verordening (EU) 2020/852.

In het geval van steun via CCD’s maken die gedelegeerde handelingen technologieneutrale, concurrerende aanbestedingen mogelijk in overeenstemming met de doelstellingen van het Klimaatinvesteringsfonds zoals uiteengezet in de eerste alinea.

Amendement 544

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 12 — g

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 bis — lid 8 — alinea 7 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De Commissie dient om de twee jaar bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in met een beschrijving van de samenhang van de projecten die worden gefinancierd uit het Klimaatinvesteringsfonds en van de doelstelling van klimaatneutraliteit zoals vastgesteld in Verordening (EU) 2021/1119, van de geboekte vooruitgang ten opzichte van de inzet van de investeringen zoals beschreven in de industriële decarbonisatieplannen, en van haar actieplan voor de komende periode van twee jaar.

Amendement 545

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 13

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quater

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

13)

In artikel 10 quater wordt lid 7 vervangen door:

13)

Artikel 10 quater wordt geschrapt;

“De lidstaten eisen van begunstigde installaties voor elektriciteitsopwekking en netwerkexploitanten dat zij, uiterlijk op 28 februari van elk jaar, verslag uitbrengen over de uitvoering van hun geselecteerde investeringen, onder meer over de verhouding tussen de kosteloze toewijzing en de gemaakte investeringsuitgaven en de soorten gesteunde investeringen. De lidstaten brengen hierover verslag uit aan de Commissie en de Commissie maakt dit verslag openbaar.”

Amendement 546

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 13 bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quater bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(13 bis)

het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 10 quater bis

Tijdelijke kosteloze toewijzing voor de modernisering van de energiesector

Alle emissierechten voor tijdelijke kosteloze toewijzing voor de modernisering van de energiesector die niet uiterlijk op 31 december 2023 aan exploitanten in de betrokken lidstaten zijn toegewezen, worden opgeteld bij de totale hoeveelheid emissierechten die de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 10, lid 2, punt a) ontvangt om te veilen. Overeenkomstig artikel 10 quinquies mogen de lidstaten die emissierechten, of sommige van die emissierechten, echter gebruiken om investeringen in het kader van het moderniseringsfonds te ondersteunen.”

Amendement 547

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 14 — a

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quinquies — lid 1 — alinea’s 1 bis en 1 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Steun uit het Moderniseringsfonds wordt alleen verleend aan lidstaten die juridisch bindende streefcijfers hebben vastgesteld om uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit te bereiken, alsook maatregelen voor de uitfasering van alle fossiele brandstoffen binnen een tijdsbestek dat strookt met de in Verordening (EU) 2021/1119 vastgestelde streefcijfers.

Bovendien wordt in het kader van het moderniseringsfonds geen steun verleend ter ondersteuning van investeringen die zijn voorgesteld door een begunstigde lidstaat ten aanzien waarvan de procedure van artikel 6 van Verordening (EU, Euratom) 2020/2092 loopt of ten aanzien waarvan de Raad overeenkomstig dat artikel een uitvoeringsbesluit inzake passende maatregelen heeft vastgesteld.

Amendement 548

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 14 — a

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quinquies — lid 1 — alinea 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De ondersteunde investeringen zijn in overeenstemming met de doelstellingen van deze richtlijn, alsook met de doelstellingen van de mededeling van de Commissie van 11 december 2019 over de Europese Green Deal(*) en Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad(**) en de langetermijndoelstellingen van de Overeenkomst van Parijs. Uit het moderniseringsfonds wordt geen steun verleend aan faciliteiten voor de opwekking van energie met behulp van fossiele brandstoffen.

De ondersteunde investeringen zijn in overeenstemming met de doelstellingen van deze richtlijn, alsook met de doelstellingen van de mededeling van de Commissie van 11 december 2019 over de Europese Green Deal(*) en Verordening (EU) 2021/1119 en de langetermijndoelstellingen van de Overeenkomst van Parijs. Uit het moderniseringsfonds wordt geen steun verleend voor energiegerelateerde activiteiten waarbij gebruik wordt gemaakt van fossiele brandstoffen.

Amendement 549

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 14 — b

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quinquies — lid 2 — inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. Ten minste 80 % van de financiële middelen uit het moderniseringsfonds wordt gebruikt ter ondersteuning van investeringen in:

2. 100 % van de financiële middelen uit het moderniseringsfonds wordt gebruikt ter ondersteuning van investeringen in:

Amendement 550

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 14 — b

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quinquies –lid 2 — punt a bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

a bis)

de opwekking van energie door waterstofgeneratoren;

Amendement 551

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 14 — b

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quinquies — lid 2 — punt c

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

c)

de verbetering van energie-efficiëntie aan de vraagzijde, onder meer met betrekking tot vervoer, gebouwen, landbouw en afval;

c)

de vermindering van het totale energieverbruik door middel van beheer en energie-efficiëntie aan de vraagzijde, onder meer met betrekking tot vervoer, gebouwen, landbouw en afval, rekening houdend met de behoefte aan elektrificatie in verband met de klimaattransitie en de daarmee gepaard gaande toegenomen vraag naar hernieuwbare elektriciteit;

Amendement 552

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 14 — b

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quinquies — lid 2 — punt e

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

e)

de steun aan huishoudens met een laag inkomen, ook in landelijke en afgelegen gebieden, om energiearmoede te verlichten en de verwarmingssystemen van deze huishoudens te moderniseren; alsook

e)

de steun aan huishoudens met een laag inkomen, ook in landelijke en afgelegen gebieden, om energiearmoede te verlichten en de verwarmings- en koelingssystemen van deze huishoudens te moderniseren, en voor inspanningen op het gebied van energie-efficiëntie in gebouwen voor zowel residentieel als commercieel gebruik;

Amendement 553

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 14 — b

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quinquies — lid 2 — punt f

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

f)

een rechtvaardige transitie in koolstofafhankelijke regio’s in de begunstigde lidstaten, om zo de herplaatsing, omscholing en bijscholing van werknemers, en het onderwijs, de initiatieven voor het zoeken naar werk en startups in overleg met de sociale partners te ondersteunen.

f)

een rechtvaardige transitie in koolstofafhankelijke regio’s in de begunstigde lidstaten, om zo de herplaatsing, omscholing en bijscholing van werknemers, en het onderwijs, de initiatieven voor het zoeken naar werk en startups in overleg met het maatschappelijk middenveld en de sociale partners te ondersteunen, op een manier die consistent is met en een bijdrage levert aan de acties op dit gebied die de lidstaten hebben opgenomen in hun territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie overeenkomstig artikel 8, lid 2, punt k), van Verordening (EU) 2021/1056, indien van toepassing; alsook

Amendement 554

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 14 — b

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quinquies — lid 2 — punt f bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

f bis)

investeringen in de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen.

Amendement 555

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 14 — b bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quinquies — lid 2 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

b bis)

het volgende lid wordt ingevoegd:

“2 bis.Alle financiële middelen uit het Moderniseringsfonds worden gebruikt in overeenstemming met:

a)

de criteria inzake “geen ernstige afbreuk doen” als bepaald in artikel 17 van Verordening (EU) 2020/852;

b)

minimumwaarborgen als bepaald in artikel 18 van Verordening (EU) 2020/852;”

Amendement 556

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 14 — b ter (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quinquies — lid 5 — alinea 2 bis (nieuw)

Bestaande tekst

Amendement

b ter)

aan lid 5 wordt de volgende alinea toegevoegd:

“Het investeringscomité wint het advies in van de Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering om ervoor te zorgen dat investeringsbesluiten in overeenstemming zijn met de criteria van dit artikel en de verwezenlijking van de doelstellingen van Verordening (EU) 2021/1119 ondersteunen.”

Amendement 557

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 14 — b quater (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quinquies — lid 6

Bestaande tekst

Amendement

b quater)

lid 6 wordt vervangen door:

6. Voordat een begunstigde lidstaat besluit om uit zijn aandeel in het moderniseringsfonds een investering te financieren, legt hij het investeringsproject voor aan het investeringscomité en de EIB. Wanneer de EIB bevestigt dat een investering tot de in lid 2 genoemde gebieden behoort, kan de lidstaat het investeringsproject uit zijn aandeel financieren.

“6. Voordat een begunstigde lidstaat besluit om uit zijn aandeel in het moderniseringsfonds een investering te financieren, legt hij het investeringsproject voor aan het investeringscomité en de EIB.

Wanneer een investering in de modernisering van energiesystemen, waarvoor financiering uit het moderniseringsfonds wordt voorgesteld, niet tot de in lid 2 genoemde gebieden behoort, beoordeelt het investeringscomité de technische en financiële levensvatbaarheid van die investering, met inbegrip van de emissiereducties die zij oplevert, en doet het een aanbeveling inzake de financiering van de investering uit het moderniseringsfonds. Het investeringscomité zorgt ervoor dat alle investeringen in verband met stadsverwarming een aanzienlijke verbetering van energie-efficiëntie en emissiereducties opleveren.

Het investeringscomité beoordeelt de technische en financiële levensvatbaarheid van die investering, met inbegrip van de emissiereducties die zij oplevert, en doet het een aanbeveling inzake de financiering van de investering uit het Moderniseringsfonds. Het investeringscomité zorgt ervoor dat alle investeringen in verband met stadsverwarming een aanzienlijke verbetering van energie-efficiëntie en emissiereducties opleveren.

Die aanbeveling kan suggesties omvatten met betrekking tot passende financieringsinstrumenten. Tot 70 % van een investering die niet tot de in lid 2 genoemde gebieden behoort, kan worden gesteund met middelen uit het Moderniseringsfonds, mits de overblijvende kosten door particuliere juridische entiteiten worden gedragen.

Die aanbeveling kan suggesties omvatten met betrekking tot passende financieringsinstrumenten.”;

Amendement 558

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 1 — b quinquies (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 10 quinquies — lid 11

Bestaande tekst

Amendement

b quinquies)

lid 11 wordt als volgt gewijzigd:

11. Elk jaar brengt het investeringscomité bij de Commissie verslag uit over de ervaringen met de evaluatie van investeringen. Uiterlijk op 31 december 2024 evalueert de Commissie, rekening houdend met de bevindingen van het investeringscomité, de in lid 2 genoemde gebieden voor projecten en de grond waarop het investeringscomité zijn aanbevelingen baseert.

“11. Elk jaar brengt het investeringscomité bij de Commissie, het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de ervaringen met de evaluatie van investeringen. Dat verslag wordt openbaar gemaakt. Uiterlijk op 31 december 2024 evalueert de Commissie, rekening houdend met de bevindingen van het investeringscomité, de in lid 2 genoemde gebieden voor projecten en de grond waarop het investeringscomité zijn aanbevelingen baseert.”

Amendement 559

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 15 — -a (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 12 — lid 1

Bestaande tekst

Amendement

-a)

lid 1 wordt vervangen door:

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat emissierechten kunnen worden overgedragen tussen:

“1. De lidstaten dragen er zorg voor dat emissierechten kunnen worden overgedragen tussen:

a)

personen binnen de Unie;

a)

gereglementeerde entiteiten binnen de Unie;

b)

personen in de Gemeenschap en personen in derde landen, waar zulke emissierechten worden erkend volgens de procedure van artikel 25, zonder andere beperkingen dan de bij of krachtens deze richtlijn vastgestelde beperkingen.

b)

gereglementeerde entiteiten in de Unie en personen in derde landen, waar zulke emissierechten worden erkend volgens de procedure van artikel 25, zonder andere beperkingen dan de bij of krachtens deze richtlijn vastgestelde beperkingen.

Gereglementeerde entiteiten kunnen een natuurlijke persoon of een juridische entiteit machtigen om registerrekeningen te beheren die aan de gereglementeerde entiteit toebehoren en alle soorten transacties te verrichten waartoe die rekening gerechtigd is, namens de gereglementeerde entiteit. De gereglementeerde entiteit blijft daarbij verantwoordelijk voor de naleving. Bij het machtigen van de natuurlijke persoon of juridische entiteit ziet de gereglementeerde entiteit erop toe dat er geen belangenconflict bestaat tussen de gemachtigde persoon of entiteit en de bevoegde autoriteiten, nationale administrateurs, verificateurs of andere instanties die onder deze richtlijn vallen.”

Amendement 560

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 15 — -a bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 12 — lid 1 bis bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

-a bis)

het volgende lid wordt ingevoegd:

“1 bis bis.Uiterlijk op 1 juli 2023 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in waarin zij beoordeelt welke gevolgen een beperking van de toegang tot de Europese markten voor koolstofemissierechten voor gereglementeerde entiteiten en financiële intermediairs die namens hen optreden, zou hebben voor de integriteit en de doeltreffende werking van de markten voor koolstofemissierechten en voor de verwezenlijking van de energie- en klimaatdoelstellingen van de Unie voor 2030 en 2050. Indien de beoordeling negatief is, dient de Commissie in voorkomend geval een wetgevingsvoorstel in om de desbetreffende bepalingen van artikel 12, lid 1, en artikel 19, lid 2, aan te passen.”

Amendement 561

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 15 — c

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 12 — lid 3 — alinea’s 1 bis en 1 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

In afwijking van de eerste alinea, punt c), mogen scheepvaartmaatschappijen tot en met 31 december 2029 overeenkomstig bijlage V bis minder emissierechten inleveren op basis van de ijsklasse van hun schepen, het feit dat hun schepen navigeren bij ijsgang of beide.

In afwijking van de eerste alinea, punt c), mogen scheepvaartmaatschappijen tot en met 31 december 2029 55 % minder emissierechten inleveren voor emissies die tot 2030 plaatsvinden bij reizen tussen een haven in een ultraperifeer gebied van een lidstaat en een haven in dezelfde lidstaat, met inbegrip van reizen tussen twee verschillende havens in verschillende ultraperifere gebieden van dezelfde lidstaat. Uiterlijk op 31 december 2027 beoordeelt de Commissie de gevolgen van de beëindiging van deze afwijking voor het zeevervoer van en naar ultraperifere gebieden, en dient zij hierover een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad.

Amendement 562

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 15 — e

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 12 — lid 3 ter — alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Voor emissies van broeikasgassen die geacht worden te zijn afgevangen en gebruikt zodat ze permanent chemisch in een product worden gebonden en bij normaal gebruik niet in de atmosfeer terechtkomen, ontstaat geen verplichting om emissierechten in te leveren.

Voor emissies van broeikasgassen die geacht worden te zijn afgevangen en gebruikt zodat ze permanent chemisch in een product worden gebonden en bij normaal gebruik en verwijdering niet in de atmosfeer terechtkomen, ontstaat geen verplichting om emissierechten in te leveren.

Amendement 563

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 15 — e

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 12 — lid 3 ter — alinea 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de voorschriften om te beoordelen of broeikasgassen permanent chemisch in een product zijn gebonden, zodat zij bij normaal gebruik niet in de atmosfeer terechtkomen.

De Commissie stelt gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 23 vast tot aanvulling van deze richtlijn door het vaststellen van de voorschriften om te beoordelen of broeikasgassen permanent chemisch in een product zijn gebonden, zodat zij bij normaal gebruik en verwijdering, als bedoeld in de eerste alinea van dit lid, niet in de atmosfeer terechtkomen.

Amendement 564

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 15 — e

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 12 — lid 3 ter — alinea 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 22 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Schrappen

Amendement 565

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 15 — e bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 12 — lid 3 ter bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

e bis)

het volgende lid wordt ingevoegd:

“3 ter bis.Uiterlijk op 1 januari 2025 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in waarin zij onderzoekt hoe rekening moet worden gehouden met negatieve emissies van broeikasgassen die uit de atmosfeer worden verwijderd en veilig en permanent worden opgeslagen en hoe deze negatieve emissies onder de emissiehandel kunnen vallen, en waarin zij een duidelijk toepassingsgebied en strikte criteria en waarborgen voorstelt om ervoor te zorgen dat dergelijke verwijderingen geen compensatie vormen voor de noodzakelijke emissiereducties overeenkomstig de klimaatdoelstellingen van de Unie als vastgesteld in Verordening (EU) 2021/1119. Dit verslag gaat zo nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel betreffende negatieve emissies.”

Amendement 566

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 15 — e ter (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 12 — lid 3 ter ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

e ter)

het volgende lid wordt ingevoegd:

“3 ter ter.Uiterlijk op 31 december 2029 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in waarin zij onderzoekt of alle broeikasgasemissies van de verschillende onder deze richtlijn vallende activiteiten daadwerkelijk in aanmerking worden genomen, in welke stadia van het proces die broeikasgasemissies in aanmerking worden genomen, en of dubbeltelling is vermeden, met name rekening houdend met de downstreamfasen, met inbegrip van verwijdering en afvalverbranding, en met uitvoer, en beoordeelt zij de comparatieve de klimaat- en economische voordelen van het in aanmerking nemen van de emissies van elke activiteit in de verschillende stadia van het proces. De Commissie kan dat verslag in voorkomend geval vergezeld doen gaan van een wetgevingsvoorstel tot wijziging van deze richtlijn om ervoor te zorgen dat alle emissies in het meest doeltreffende stadium in aanmerking worden genomen en dubbeltelling wordt vermeden.”

Amendement 567

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 15 — e quater (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 12 — lid 3 ter quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

e quater)

het volgende lid wordt ingevoegd:

“3 ter quater.Uiterlijk op 1 januari 2025 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in waarin zij een transparante, vergelijkbare en betrouwbare methode onderzoekt om broeikasgasemissies in aanmerking te nemen die worden geacht te zijn afgevangen en gebruikt om chemisch in een product te worden gebonden op een andere manier dan bedoeld in lid 3 ter, op basis van een levenscyclusbeoordeling van het product. In de methodologie voor de levenscyclusbeoordeling van het product wordt rekening gehouden met de dubbele rol van broeikasgassen als emissies en als grondstof, met inbegrip van de emissies die bij de vervaardiging van het product worden afgevangen, de emissies die tijdens het afvang- en gebruiksproces worden geproduceerd, de emissies die zijn gebruikt bij de vervaardiging van het product, en het aantal jaren dat de koolstof die is afgevangen uit de emissies in het product is gebonden. De Commissie laat dat verslag in voorkomend geval vergezeld gaan van een wetgevingsvoorstel om deze richtlijn te wijzigen door deze aanpak op basis van een levenscyclusbeoordeling op te nemen.”;

Amendement 568/rev

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 15 — e quinquies (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 12 — lid 4

Bestaande tekst

Amendement

e quinquies)

lid 4 wordt vervangen door:

4. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om er zorg voor te dragen dat emissierechten te allen tijde worden geannuleerd op verzoek van de persoon die de rechten in zijn bezit heeft. Ingeval capaciteit voor de opwekking van elektriciteit op hun grondgebied vanwege aanvullende nationale maatregelen wordt gesloten, kunnen lidstaten emissierechten schrappen uit de totale hoeveelheid door hen te veilen emissierechten als bedoeld in artikel 10, lid 2 tot maximaal een hoeveelheid die overeenkomt met het gemiddelde volume geverifieerde emissies van de betrokken installatie over een periode van vijf jaar vóór de sluiting ervan. De betrokken lidstaat stelt de Commissie in kennis van de voorgenomen schrapping overeenkomstig de gedelegeerde handelingen die krachtens artikel 10, lid 4, worden vastgesteld.

“4. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om er zorg voor te dragen dat emissierechten te allen tijde worden geannuleerd op verzoek van de persoon die de rechten in zijn bezit heeft. Ingeval capaciteit voor de opwekking van elektriciteit op hun grondgebied vanwege aanvullende nationale maatregelen wordt gesloten, schrappen lidstaten emissierechten uit de totale hoeveelheid door hen te veilen emissierechten als bedoeld in artikel 10, lid 2, tot maximaal een hoeveelheid die overeenkomt met het gemiddelde volume geverifieerde emissies van de betrokken installatie over een periode van vijf jaar vóór de sluiting ervan. De betrokken lidstaat stelt de Commissie in kennis van de voorgenomen schrapping overeenkomstig de gedelegeerde handelingen die krachtens artikel 10, lid 4, worden vastgesteld.”;

Amendement 569

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 16

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 14 — lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

16)

Aan artikel 14, lid 1, eerste alinea, wordt de volgende zin toegevoegd:

16)

Artikel 14, lid 1, wordt vervangen door:

“1. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met gedetailleerde voorschriften voor de bewaking en rapportage van emissies en, indien van toepassing, activiteitengegevens betreffende de in bijlage I vermelde activiteiten voor de bewaking en rapportage van tonkilometergegevens met het oog op een aanvraag krachtens de artikelen 3 sexies of 3 septies, die wordt gebaseerd op de in bijlage IV beschreven beginselen voor bewaking en rapportage en de vereisten van lid 2 van dit artikel. In deze uitvoeringshandelingen bevatten de vereisten voor de bewaking en rapportage van elk broeikasgas tevens een vermelding van het aardopwarmingsvermogen van dat gas. In die uitvoeringshandelingen worden de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria voor het gebruik van biomassa toegepast die zijn vastgesteld bij Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad(*), met de aanpassingen die nodig zijn voor toepassing uit hoofde van deze richtlijn, zodat voor deze biomassa het nultarief telt. In de uitvoeringshandelingen wordt bepaald op welke manier rekening moet worden gehouden met de opslag van emissies uit een mix van bronnen waarvoor het nultarief geldt en bronnen waarvoor geen nultarief geldt. In de uitvoeringshandelingen wordt ook bepaald op welke manier rekening moet worden gehouden met emissies van hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong en emissies van brandstoffen op basis van herbruikte koolstof, waarbij ervoor wordt gezorgd dat er rekening wordt gehouden met deze emissies en dat dubbeltelling wordt vermeden.

Die gedelegeerde handelingen worden volgens de in artikel 22 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

“1. De Commissie stelt gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 23 vast om deze richtlijn aan te vullen met gedetailleerde voorschriften voor de bewaking en rapportage van emissies en, indien van toepassing, activiteitengegevens betreffende de in bijlage I vermelde activiteiten voor de bewaking en rapportage van tonkilometergegevens met het oog op een aanvraag krachtens de artikelen 3 sexies of 3 septies, die wordt gebaseerd op de in bijlage IV beschreven beginselen voor bewaking en rapportage en de vereisten van lid 2 van dit artikel. In deze gedelegeerde handelingen bevatten de vereisten voor de bewaking en rapportage van elk broeikasgas tevens een vermelding van het aardopwarmingsvermogen van dat gas en gaan zij vergezeld van een gedetailleerde effectbeoordeling, rekening houdend met de meest recente wetenschappelijke gegevens. In de gedelegeerde handelingen worden de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria voor het gebruik van biomassa toegepast die zijn vastgesteld bij Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad(*), met de aanpassingen die nodig zijn voor toepassing uit hoofde van deze richtlijn, zodat voor deze biomassa het nultarief telt. In de gedelegeerde handelingen wordt bepaald op welke manier rekening moet worden gehouden met de opslag van emissies uit een mix van bronnen waarvoor het nultarief geldt en bronnen waarvoor geen nultarief geldt. In de gedelegeerde handelingen wordt ook bepaald op welke manier rekening moet worden gehouden met emissies van hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong en emissies van brandstoffen op basis van herbruikte koolstof, waarbij ervoor wordt gezorgd dat er rekening wordt gehouden met deze emissies en dat dubbeltelling wordt vermeden.”

Amendement 570

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 19 bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 19 — lid 2

Bestaande tekst

Amendement

19 bis)

In artikel 19 wordt lid 2 vervangen door:

2. Elke persoon kan emissierechten bezitten. De registers zijn toegankelijk voor het publiek en bevatten afzonderlijke rekeningen voor de registratie van de emissierechten die iedere persoon bezit aan wie of van wie emissierechten worden verleend of overgedragen.

“2.Onverminderd artikel 12, lid 1 bis bis, van dit artikel kunnen, naast de centrale en nationale administratierekeningen, alleen gereglementeerde entiteiten met verplichtingen uit hoofde van het EU ETS in het verleden, het heden of de voorzienbare toekomst, emissierechten bezitten. De registers zijn toegankelijk voor het publiek en bevatten afzonderlijke rekeningen voor de registratie van de emissierechten die iedere gereglementeerde entiteit bezit aan wie of van wie emissierechten worden verleend of overgedragen.”

Amendement 571

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 19 ter (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 23 — lid 2

Bestaande tekst

Amendement

19 ter)

In artikel 23 wordt lid 2 vervangen door:

2. De in artikel 3 quinquies, lid 3, artikel 10, lid 4, artikel 10 bis, leden 1 en 8, artikel 10 ter, lid 5, artikel 19, lid 3, artikel 22, artikel 24, lid 3, artikel 24 bis, lid 1, artikel 25 bis, lid 1, en artikel 28 quater bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 8 april 2018.

“2. De in artikel 3 quinquies, lid 3, artikel 3 octies bis bis, lid 2, artikel 3 octies bis ter, lid 7, artikel 3 octies sexies bis, lid 2, artikel 10, lid 4, artikel 10 bis, leden 1 en 8, artikel 10 ter, lid 5, artikel 12, lid 3 ter, artikel 14, lid 1, artikel 19, lid 3, artikel 22, artikel 24, lid 3, artikel 24 bis, lid 1, artikel 25 bis, lid 1, artikel 28 quater, artikel 30 quater, lid 2 bis, en artikel 30 septies, lid 4 bis, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 8 april 2018.”

Amendement 572

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 19 quater (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 29 bis

Bestaande tekst

Amendement

19 quater)

artikel 29 bis wordt vervangen door:

Artikel 29 bis

“Artikel 29 bis

Maatregelen in geval van buitensporige prijsschommelingen

Maatregelen in geval van buitensporige prijsschommelingen

1. Indien de emissierechtenprijs gedurende meer dan zes achtereenvolgende maanden meer dan driemaal de gemiddelde prijs van emissierechten gedurende de twee voorgaande jaren op de Europese koolstofmarkt bedraagt, roept de Commissie onverwijld het bij artikel 9 van Beschikking nr. 280/2004/EG ingestelde comité bijeen.

1. Indien de gemiddelde emissierechtenprijs gedurende meer dan zes achtereenvolgende maanden meer dan tweemaal de gemiddelde prijs van emissierechten gedurende de twee voorgaande jaren op de Europese koolstofmarkt bedraagt, roept de Commissie onverwijld en uiterlijk zeven dagen na dat tijdstip het bij artikel 9 van Beschikking nr. 280/2004/EG ingestelde comité bijeen om na te gaan of de in dit lid bedoelde prijsontwikkeling correspondeert met veranderende fundamentele marktfactoren.

2. Indien de in lid 1 bedoelde prijsontwikkeling niet correspondeert met veranderende fundamentele marktfactoren, kan een van de volgende maatregelen worden genomen, rekening houdend met de mate waarin de prijzen fluctueren:

2. Indien de in lid 1 bedoelde prijsontwikkeling niet correspondeert met veranderende fundamentele marktfactoren, worden dringend maatregelen uit volgende lijst genomen, rekening houdend met de mate waarin de prijzen fluctueren:

-a)

de vrijgave van 100 miljoen onder dit hoofdstuk vallende emissierechten uit de marktstabiliteitsreserve overeenkomstig artikel 1, lid 7, van Besluit (EU) 2015/1814, die gelijkelijk moeten worden verdeeld over veilingen gedurende een periode van zes maanden;

a)

een maatregel waarbij de lidstaten wordt toegestaan een deel van de te veilen hoeveelheid vervroegd te veilen;

a)

een maatregel waarbij de lidstaten wordt toegestaan om een deel van de in een volgend kalenderjaar te veilen hoeveelheid vervroegd te veilen;

b)

een maatregel waarbij de lidstaten wordt toegestaan om tot 25 % van de overblijvende emissierechten in de nieuwkomersreserve te veilen.

b)

een maatregel waarbij de lidstaten wordt toegestaan om tot 25 % van de overblijvende emissierechten in de nieuwkomersreserve te veilen.

Deze maatregelen worden vastgesteld volgens de beheersprocedure als bedoeld in artikel 23, lid 4.

Deze maatregelen worden vastgesteld volgens de beheersprocedure als bedoeld in artikel 23, lid 4.

3. Bij alle maatregelen wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met de verslagen die de Commissie overeenkomstig artikel 29 aan het Europees Parlement en aan de Raad voorlegt, alsook met alle andere relevante informatie die door de lidstaten wordt verstrekt.

3. Bij alle maatregelen wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met de verslagen die de Commissie overeenkomstig artikel 29 aan het Europees Parlement en aan de Raad voorlegt, alsook met alle andere relevante informatie die door de lidstaten wordt verstrekt.

4. De voorschriften voor de toepassing van deze bepalingen worden neergelegd in de in artikel 10, lid 4, bedoelde handelingen.

4. De voorschriften voor de toepassing van deze bepalingen worden neergelegd in de in artikel 10, lid 4, bedoelde handelingen.”

Amendement 573

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 19 quinquies (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 29 bis bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

19 quinquies)

het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 29 bis bis

1.De toegang tot de EU-ETS-markt is beperkt tot entiteiten die installaties, luchtvaartexploitanten of maritieme exploitanten zijn met nalevingsverplichtingen uit hoofde van het EU-ETS.

2.In afwijking van lid 1 hebben financiële tussenpersonen die voor rekening van de installatie en niet voor eigen rekening emissierechten kopen, toegang tot de EU-ETS-markt.

3.De Commissie beoordeelt of artikel 6, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1031/2010(1 bis)verenigbaar is met de bepalingen van dit artikel en dient zo nodig een wetgevingsvoorstel in tot wijziging van die verordening.

Amendement 574

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 19 sexies (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 30 — lid 1

Bestaande tekst

Amendement

19 sexies)

Artikel 30, lid 1, wordt vervangen door:

1. Deze richtlijn wordt herbekeken in het licht van de internationale ontwikkelingen en inspanningen om de langetermijndoelstellingen van de Overeenkomst van Parijs te verwezenlijken.

“1. Deze richtlijn wordt herbekeken in het licht van de internationale ontwikkelingen en inspanningen om de langetermijndoelstellingen van de Overeenkomst van Parijs te verwezenlijken, met inbegrip van de tijdens de 26e Conferentie van de Partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (COP26) aangegane verplichting om de temperatuurstijging te beperken tot 1,5 oC boven het pre-industriële niveau.”

Amendement 575

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 20 bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 30 — lid 3

Bestaande tekst

Amendement

20 bis)

Artikel 30, lid 3, wordt vervangen door:

3. De Commissie brengt verslag uit bij het Europees Parlement en de Raad bij elke overeenkomstig de Overeenkomst van Parijs afgesproken algemene inventarisatie, vooral wat betreft de behoefte aan aanvullend beleid en aanvullende maatregelen van de Unie om te komen tot de nodige broeikasgasemissiereducties door de Unie en haar lidstaten, ook in verband met de in artikel 9 vermelde lineaire factor. De Commissie kan voorstellen indienen bij het Europees Parlement en bij de Raad om deze richtlijn zo nodig te wijzigen.

“3.De Commissie brengt na inwinning van het advies van de Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering verslag uit bij het Europees Parlement en de Raad bij elke overeenkomstig de Overeenkomst van Parijs afgesproken algemene inventarisatie, vooral wat betreft de behoefte aan aanvullend beleid en aanvullende maatregelen van de Unie om te komen tot de nodige broeikasgasemissiereducties door de Unie en haar lidstaten, ook in verband met de in artikel 9 vermelde lineaire factor. De Commissie kan voorstellen indienen bij het Europees Parlement en bij de Raad om deze richtlijn zo nodig te wijzigen. In haar voorstellen zorgt de Commissie ervoor dat de in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119 vastgestelde doelstelling inzake klimaatneutraliteit, de in artikel 4 van die verordening vastgestelde klimaatdoelstellingen van de Unie en de in artikel 4, lid 4, van die verordening bedoelde indicatieve broeikasgasbegroting van de Unie voor de periode 2030-2050 worden nageleefd. De voorstellen weerspiegelen de vooruitgang in de tijd en weerspiegelen de hoogst mogelijke ambitie ervan overeenkomstig artikel 4, lid 3, van de Overeenkomst van Parijs.”

Amendement 576

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 20 ter (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 30 — lid 4 bis (nieuw)

Bestaande tekst

Amendement

(20 ter)

Aan artikel 30 wordt het volgende lid toegevoegd:

“4 bis.Bij de evaluatie van deze richtlijn overeenkomstig de leden 1, 2 en 3 van dit artikel analyseert de Commissie hoe verbanden tussen het EU ETS en andere koolstofmarkten kunnen worden vastgesteld, zonder dat dit ten koste gaat van de verwezenlijking van de doelstelling inzake klimaatneutraliteit en de klimaatdoelstellingen van de Unie die zijn vastgesteld in Verordening (EU) 2021/1119.”

Amendement 577

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 21

Richtlijn 2003/87/EG

Hoofdstuk IV bis — titel

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

EMISSIEHANDELSSYSTEEM VOOR GEBOUWEN EN WEGVERVOER

EMISSIEHANDELSSYSTEEM VOOR GEBOUWEN, WEGVERVOER EN ANDERE BRANDSTOFFEN

Amendement 578

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 21

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 30 bis — lid 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1 bis.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn pas met ingang van 1 januari 2029 van toepassing op de uitslag tot verbruik van brandstoffen die worden gebruikt voor verbranding in het particuliere wegvervoer en particuliere verwarming en koeling van residentiële gebouwen, onder voorbehoud van de in lid 1 ter bedoelde beoordeling.

Amendement 579

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 21

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 30 bis — lid 1 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1 ter.Indien de voorwaarden juist zijn, streeft de Commissie ernaar dit hoofdstuk vanaf 1 januari 2029 uit te breiden naar emissies van particulier wegvervoer en particuliere verwarming en koeling van residentiële gebouwen.

Uiterlijk op 1 januari 2026 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in waarin zij de uitbreiding van dit hoofdstuk naar emissies van particulier wegvervoer en particuliere verwarming en koeling van residentiële gebouwen vanaf 1 januari 2029 beoordeelt op een wijze waarbij niemand achterblijft. Dat verslag bevat met name:

a)

een gedetailleerde beoordeling van de ontwikkeling van de energie- en mobiliteitsarmoede in de Unie en in elke lidstaat, op basis van de rapportage overeenkomstig artikel 23, lid 1, van Verordening (EU) …/… [verordening sociaal klimaatfonds];

b)

een gedetailleerde beoordeling van de resultaten van de maatregelen en investeringen die zijn opgenomen in de sociale klimaatplannen van de lidstaten, met name wat het aantal mensen betreft dat uit de energie- en mobiliteitsarmoede is gehaald als gevolg van die maatregelen en investeringen, en van andere investeringen, uit andere instrumenten van de Unie;

c)

een gedetailleerde analyse en kwantificering van de extra broeikasgasemissiereductie die met deze uitbreiding kan worden gerealiseerd, alsmede van de vooruitgang die de lidstaten boeken bij het realiseren van dein Verordening (EU) 2018/842 vastgestelde doelstellingen;

d)

een beoordeling van de haalbaarheid en de voorwaarden met betrekking tot het in artikel 30 septies, lid 2 bis, bedoelde mechanisme voor de beperking en doorrekening van kosten.

Op basis van de resultaten van dat verslag dient de Commissie in voorkomend geval een gerichte evaluatie van deze richtlijn en van Verordening (EU)…/… [verordening sociaal klimaatfonds] in om dit hoofdstuk uit te breiden naar emissies van particulier wegvervoer en particuliere verwarming en koeling van residentiële gebouwen vanaf 1 januari 2029.

Amendement 580

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 21

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 30 bis — lid 1 quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1 quater.Een lidstaat kan besluiten dat de in lid 1 bis bedoelde afwijking voor brandstoffen die worden gebruikt voor verbranding in het particuliere wegvervoer en de particuliere verwarming en koeling van residentiële gebouwen, niet van toepassing is op zijn grondgebied, mits hij over voldoende programma’s beschikt om huishoudens met een laag inkomen te ondersteunen en energie- en mobiliteitsarmoede aan te pakken, en na goedkeuring door de Commissie. De betrokken lidstaat brengt de Commissie op de hoogte, als hij voornemens is een dergelijk besluit te nemen. De Commissie beoordeelt of de lidstaat daartoe over voldoende programma’s beschikt en stelt de lidstaat in kennis van haar besluit.

Amendement 581

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 21

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 30 bis bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Artikel 30 bis bis

1.Indien in de zes opeenvolgende maanden voorafgaand aan het jaar van aanvang van de veiling van emissierechten voor brandstoffen die worden gebruikt voor verbranding in het particuliere wegvervoer en de particuliere verwarming en koeling van residentiële gebouwen overeenkomstig artikel 30 bis, lid 1 bis, de gemiddelde prijs van de brandstoffen voor verbruik in de onder dit hoofdstuk vallende sectoren hoger is dan de gemiddelde prijs van die brandstoffen in maart 2022, wordt de termijn voor het inleveren van emissierechten voor brandstoffen die worden gebruikt voor verbranding in het particuliere wegvervoer en de particuliere verwarming en koeling van residentiële gebouwen, als bedoeld in artikel 30 quinquies, lid 1, verlengd totdat de prijs onder die drempel ligt.

In afwijking van de eerste alinea wordt, als het bij Verordening (EU) …/… [verordening sociaal klimaatfonds] opgerichte sociaal klimaatfonds nog niet operationeel is of slechts operationeel is gedurende minder dan drie jaar, de veiling van emissierechten die onder dit hoofdstuk vallen, uitgesteld tot het sociaal klimaatfonds. operationeel is gedurende minstens drie jaar.

2.In voorkomend geval maakt de Commissie vóór het begin van de veilingen in het kader van dit hoofdstuk bekend dat aan de voorwaarden van lid 1 is voldaan.

Amendement 582

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 21

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 30 ter — lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De lidstaten zorgen ervoor dat vanaf 1 januari 2025 geen gereglementeerde entiteit de in bijlage III bedoelde activiteiten uitoefent, tenzij die gereglementeerde entiteit houder is van een vergunning die door een bevoegde autoriteit overeenkomstig de leden 2 en 3 is afgegeven.

1. De lidstaten zorgen ervoor dat vanaf 1 januari 2024 geen gereglementeerde entiteit de in bijlage III bedoelde activiteiten uitoefent, tenzij die gereglementeerde entiteit houder is van een vergunning die door een bevoegde autoriteit overeenkomstig de leden 2 en 3 is afgegeven.

Amendement 583

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 21

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 30 quater — lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De hoeveelheid emissierechten voor de hele Unie die vanaf 2026 elk jaar krachtens dit hoofdstuk wordt verleend, neemt vanaf 2024 lineair af. De waarde voor 2024 wordt gedefinieerd als de emissiegrenswaarden voor 2024, die op basis van de referentie-emissies overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad(*) wordt berekend voor de sectoren die onder dit hoofdstuk vallen, en waarbij het lineaire reductietraject voor alle emissies die binnen het toepassingsgebied van die verordening vallen, wordt toegepast. De hoeveelheid wordt na 2024 elk jaar met een lineaire verminderingsfactor van 5,15 % verminderd. De Commissie publiceert uiterlijk op 1 januari 2024 de hoeveelheid emissierechten voor de hele Unie voor het jaar 2026.

1. De hoeveelheid emissierechten voor de hele Unie die vanaf 2025 elk jaar krachtens dit hoofdstuk wordt verleend, neemt vanaf 2024 lineair af. De waarde voor 2024 wordt gedefinieerd als de emissiegrenswaarden voor 2024, die op basis van de referentie-emissies overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EU) 2018/842 wordt berekend voor de sectoren die onder dit hoofdstuk vallen, en waarbij het lineaire reductietraject voor alle emissies die binnen het toepassingsgebied van die verordening vallen, wordt toegepast. De hoeveelheid wordt na 2024 elk jaar met een lineaire verminderingsfactor van 5,15 % verminderd. De Commissie publiceert uiterlijk op 1 januari 2024 de hoeveelheid emissierechten voor de hele Unie voor het jaar 2025.

Amendement 584

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 21

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 30 quater — lid 2 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2 bis.De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze richtlijn aan te vullen door een extra hoeveelheid emissierechten vast te stellen die vanaf 2025 elk jaar worden afgegeven ter compensatie van ingeleverde emissierechten in gevallen waarin emissies dubbel zijn geteld, niettegenstaande de regels als bedoeld in artikel 30 septies, lid 4, om dergelijke dubbeltellingen te voorkomen. De door de Commissie vastgestelde extra hoeveelheid emissierechten komt overeen met de totale hoeveelheid broeikasgasemissies die in het desbetreffende verslagjaar is gecompenseerd overeenkomstig de in artikel 30 septies, lid 4 bis, bedoelde gedelegeerde handelingen.

Amendement 585

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 21

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 30 quinquies — lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Met ingang van 2026 worden de emissierechten die onder dit hoofdstuk vallen, geveild, tenzij zij in de bij Besluit (EU) 2015/1814 ingestelde marktstabiliteitsreserve worden ondergebracht. De emissierechten die onder dit hoofdstuk vallen, worden afzonderlijk van de emissierechten die onder de hoofdstukken II, II bis en III vallen, geveild.

1. Met ingang van 2025 worden de emissierechten die onder dit hoofdstuk vallen, geveild, tenzij zij in de bij Besluit (EU) 2015/1814 ingestelde marktstabiliteitsreserve worden ondergebracht. De emissierechten die onder dit hoofdstuk vallen, worden afzonderlijk van de emissierechten die onder de hoofdstukken II, II bis en III vallen, geveild.

Amendement 586

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 21

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 30 quinquies — lid 2 — alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De veiling van de emissierechten krachtens dit hoofdstuk begint in 2026 met een hoeveelheid die overeenkomt met 130 % van de hoeveelheid te veilen emissierechten voor 2026 die op basis van de hoeveelheid emissierechten voor de hele Unie voor dat jaar en de respectieve te veilen aandelen en hoeveelheden die overeenkomstig de leden 3, 5 en 6 zijn vastgesteld. De extra te veilen hoeveelheden worden alleen gebruikt om emissierechten overeenkomstig artikel 30 sexies, lid 2 in te leveren, en worden in mindering gebracht op de veilinghoeveelheden voor de periode van 2028 tot en met 2030. De voorwaarden voor deze vooruitgeschoven veilingen worden overeenkomstig lid 7 en artikel 10, lid 4, vastgesteld.

De veiling van de emissierechten krachtens dit hoofdstuk begint in 2025 met een hoeveelheid die overeenkomt met 130 % van de hoeveelheid te veilen emissierechten voor 2025 die op basis van de hoeveelheid emissierechten voor de hele Unie voor dat jaar en de respectieve te veilen aandelen en hoeveelheden die overeenkomstig de leden 3, 5 en 6 zijn vastgesteld. De extra te veilen hoeveelheden worden alleen gebruikt om emissierechten overeenkomstig artikel 30 sexies, lid 2 in te leveren, en worden in mindering gebracht op de veilinghoeveelheden voor de periode van 2028 tot en met 2030. De voorwaarden voor deze vooruitgeschoven veilingen worden overeenkomstig lid 7 en artikel 10, lid 4, vastgesteld.

Amendement 587

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 21

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 30 quinquies — lid 2 — alinea 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

In 2026 worden 600 miljoen emissierechten die onder dit hoofdstuk vallen, als deelnemingen in de marktstabiliteitsreserve gecreëerd overeenkomstig artikel 1 bis, lid 3, van Besluit (EU) 2015/1814.

In 2025 worden 600 miljoen emissierechten die onder dit hoofdstuk vallen, als deelnemingen in de marktstabiliteitsreserve gecreëerd overeenkomstig artikel 1 bis, lid 3, van Besluit (EU) 2015/1814.

Amendement 588

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 21

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 30 quinquies — lid 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. Er worden 150 miljoen emissierechten die krachtens dit hoofdstuk worden verleend, geveild en alle opbrengsten uit deze veilingen worden beschikbaar gesteld voor het krachtens artikel 10 bis, lid 8, opgerichte innovatiefonds. Artikel 10 bis, lid 8 is van toepassing op de in de in dit lid bedoelde emissierechten.

3. Er worden 150 miljoen emissierechten die krachtens dit hoofdstuk worden verleend, geveild en alle opbrengsten uit deze veilingen worden beschikbaar gesteld voor het krachtens Verordening (EU) …/… [verordening sociaal klimaatfonds] opgerichte sociaal klimaatfonds als externe bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel 21, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad(*), en deze worden gebruikt overeenkomstig de regels die van toepassing zijn op het sociaal klimaatfonds.

Amendement 589

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 21

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 30 quinquies — lid 3 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3 bis.Om ervoor te zorgen dat de beschikbare kredieten voor het sociaal klimaatfonds in de begroting van de Unie aanpasbaar zijn in nauwe samenhang met de koolstofprijs en de daaruit voortvloeiende lasten voor kwetsbare huishoudens en verkeersgebruikers, maakt een mechanisme voor aanpassing aan schommelingen van de koolstofprijs jaarlijkse verhogingen mogelijk. De gedetailleerde bepalingen moeten worden opgenomen in de verordening betreffende het meerjarig financieel kader, dat er overeenkomstig artikel 312 VWEU voor zorgt dat de desbetreffende uitgavenplafonds elk jaar automatisch worden aangepast naargelang het veranderingspercentage van de koolstofprijs in het kader van het EU-ETS voor gebouwen, wegvervoer en andere brandstoffen. De budgettaire gevolgen van de jaarlijkse aanpassing worden opgenomen in de begroting.

Amendement 590

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 21

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 30 quinquies — lid 5 — alinea 1 — inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

5. De lidstaten bepalen hoe de opbrengsten van de veiling van de in lid 4 bedoelde emissierechten worden gebruikt, met uitzondering van de opbrengsten die overeenkomstig artikel 311, lid 3, VWEU als eigen middelen zijn vastgesteld en in de begroting van de Unie zijn opgenomen. De lidstaten gebruiken hun opbrengsten voor een of meer van de in artikel 10, lid 3, bedoelde activiteiten of voor een of meer van de volgende:

5. De lidstaten bepalen hoe de opbrengsten van de veiling van de in lid 4 bedoelde emissierechten worden gebruikt, met uitzondering van de opbrengsten die overeenkomstig artikel 311, lid 3, VWEU als eigen middelen zijn vastgesteld en in de begroting van de Unie zijn opgenomen als algemene inkomsten. De lidstaten gebruiken hun opbrengsten eerst voor de nationale medefinanciering van hun sociale klimaatplannen en, wat eventuele resterende opbrengsten betreft, voor sociale klimaatmaatregelen en investeringen overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) …/… [verordening sociaal klimaatfonds]:

Amendement 591

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 21

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 30 quinquies — lid 5 — alinea 1 — punt a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

a)

maatregelen die bedoeld zijn om bij te dragen tot het koolstofvrij maken van de verwarming en koeling van gebouwen of tot de vermindering van de energiebehoeften van gebouwen, met inbegrip van de integratie van hernieuwbare energiebronnen en daarmee samenhangende maatregelen overeenkomstig artikel 7, lid 11, artikel 12 en artikel 20 van Richtlijn 2012/27/EU [verwijzingen te actualiseren aan de hand van de herziene richtlijn], alsmede maatregelen om huishoudens met een laag inkomen in de slechtst presterende gebouwen financiële steun te bieden;

a)

maatregelen die bedoeld zijn om bij te dragen tot de klimaatneutraliteit van de verwarming en koeling van gebouwen of tot de vermindering van de energiebehoeften van gebouwen overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) …/… [verordening sociaal klimaatfonds];

Amendement 592

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 21

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 30 quinquies — lid 5 — alinea 1 — punt b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

b)

maatregelen om de invoering van emissievrije voertuigen te versnellen of financiële steun te verlenen voor de uitrol van een volledig interoperabele tank- en oplaadinfrastructuur voor emissievrije voertuigen, of maatregelen om een verschuiving naar openbaar vervoer aan te moedigen en multimodaliteit te verbeteren, of om financiële steun te verlenen om de sociale aspecten met betrekking tot vervoersgebruikers met lage en middeninkomens op te vangen.

b)

maatregelen om de invoering van emissievrije voertuigen te versnellen of financiële steun te verlenen voor de uitrol van een volledig interoperabele tank- en oplaadinfrastructuur voor emissievrije voertuigen, of maatregelen om een verschuiving naar openbaar vervoer aan te moedigen en multimodaliteit te verbeteren overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) …/… [verordening sociaal klimaatfonds].

Amendement 593

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 21

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 30 sexies — lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. Met ingang van 1 januari 2027 zorgen de lidstaten ervoor dat de gereglementeerde entiteit uiterlijk op 30 april van elk jaar een aantal onder dit hoofdstuk vallende emissierechten inlevert dat gelijk is aan de totale emissies, die overeenstemmen met de hoeveelheid brandstoffen die in het voorgaande kalenderjaar tot verbruik is uitgeslagen overeenkomstig bijlage III, zoals geverifieerd overeenkomstig artikel 15 en artikel 30 septies, en dat die emissierechten vervolgens worden geannuleerd.

2. Met ingang van 1 januari 2026 zorgen de lidstaten ervoor dat de gereglementeerde entiteit uiterlijk op 30 april van elk jaar een aantal onder dit hoofdstuk vallende emissierechten inlevert dat gelijk is aan de totale emissies, die overeenstemmen met de hoeveelheid brandstoffen die in het voorgaande kalenderjaar tot verbruik is uitgeslagen overeenkomstig bijlage III, zoals geverifieerd overeenkomstig artikel 15 en artikel 30 septies, en dat die emissierechten vervolgens worden geannuleerd.

Amendement 594

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 21

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 30 septies — lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. De lidstaten zorgen ervoor dat elke gereglementeerde entiteit vanaf 2025 elk kalenderjaar de emissies monitort die overeenstemmen met de hoeveelheden brandstof die overeenkomstig bijlage III tot verbruik zijn uitgeslagen. Zij zorgen er ook voor dat elke gereglementeerde entiteit deze emissies in het volgende jaar, te beginnen in 2026, aan de bevoegde autoriteit rapporteert in overeenstemming met de in artikel 14, lid 1, bedoelde handelingen.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat elke gereglementeerde entiteit vanaf 2024 elk kalenderjaar de emissies monitort die overeenstemmen met de hoeveelheden brandstof die overeenkomstig bijlage III tot verbruik zijn uitgeslagen. Zij zorgen er ook voor dat elke gereglementeerde entiteit deze emissies in het volgende jaar, te beginnen in 2025, aan de bevoegde autoriteit rapporteert in overeenstemming met de in artikel 14, lid 1, bedoelde handelingen.

Amendement 595

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 21

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 30 septies — lid 2 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2 bis.Op basis van de beoordeling in artikel 30 bis, lid 1 ter, tweede alinea, punt d), brengen de gereglementeerde entiteit vanaf … [één jaar na de datum van toepassing van dit hoofdstuk voor brandstoffen die worden gebruikt voor verbranding in het particuliere wegvervoer en de particuliere verwarming of koeling van woningen] en vervolgens elke maand bij de Commissie verslag uit over de kosten die worden doorgerekend in de kleinhandelsprijs van de overeenkomstig bijlage III tot verbruik uitgeslagen brandstoffen, waaronder met name het aandeel van de nationale belastingen en heffingen en de kosten in verband met het inleveren van de emissierechten in de kleinhandelsprijs, alsmede het percentage van de kosten in verband met het inleveren van de emissierechten dat wordt doorgerekend aan de eindverbruiker. Wanneer dit percentage met meer dan 5 procentpunt verandert ten opzichte van de laatste verslagperiode, moet een verklaring worden gegeven.

Uiterlijk … [de datum van inwerkingtreding van dit hoofdstuk] stelt de Commissie een uitvoeringshandeling vast waarin de rapportagecategorieën en het formaat worden vastgesteld die moeten worden gebruikt voor de verslaglegging overeenkomstig de eerste alinea van dit lid. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 22 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Vanaf … [de datum van toepassing van dit hoofdstuk voor brandstoffen die worden gebruikt voor verbranding in het particuliere wegvervoer en de particuliere verwarming of koeling van woningen] of, als een lidstaat overeenkomstig artikel 30 bis, lid 1 quater, heeft besloten dat de afwijking in lid 1 bis van dat artikel niet van toepassing is, vanaf … [de datum van inwerkingtreding van dit hoofdstuk], rekenen gereglementeerde entiteiten niet meer dan 50 % van de kosten in verband met de inlevering van emissierechten voor brandstoffen die worden uitgeslagen voor verbruik overeenkomstig bijlage III door aan de eindverbruiker.

Indien de Commissie vaststelt dat een gereglementeerde entiteit een aandeel in de kosten van meer dan 50 % heeft doorgerekend, betaalt die entiteit een boete overeenkomstig artikel 16 van deze richtlijn. Het boetebedrag wordt berekend op basis van de hoeveelheid emissierechten die overeenkomt met het teveel aan doorberekening overeenkomstig dit lid, vermenigvuldigd met de hoogste geregistreerde afrekeningsprijs op de primaire of secundaire markt voor emissierechten uit hoofde van dit hoofdstuk in het voorafgaande jaar. Elk jaar deelt de Commissie uiterlijk op 28 februari de prijs mee van de boete voor te hoge doorberekening. De inkomsten als gevolg van de in deze alinea bedoelde sancties worden toegewezen aan het in Verordening (EU) nr. …/… [verordening sociaal klimaatfonds] bedoelde sociaal klimaatfonds.

Amendement 596

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 21

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 30 septies — lid 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4. De lidstaten zorgen ervoor dat de gereglementeerde entiteiten in staat zijn om betrouwbaar en nauwkeurig de precieze volumes van de tot verbruik uitgeslagen brandstof die worden gebruikt voor verbranding in de in bijlage III genoemde sectoren gebouwen en wegvervoer, per soort brandstof te identificeren en te documenteren, en het totaalgebruik van de door de gereglementeerde entiteiten tot verbruik uitgeslagen brandstoffen kunnen identificeren en documenteren. De lidstaten nemen passende maatregelen om elk risico van dubbeltelling van emissies die onder dit hoofdstuk vallen en de emissies die onder de hoofdstukken II, II bis en III vallen, te vermijden. De bepalingen ter voorkoming van dubbeltellingen worden vastgesteld overeenkomstig artikel 14, lid 1.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat de gereglementeerde entiteiten in staat zijn om betrouwbaar en nauwkeurig de precieze volumes van de krachtens bijlage III tot verbruik uitgeslagen brandstof per soort brandstof te identificeren en te documenteren, en het totaalgebruik van de door de gereglementeerde entiteiten tot verbruik uitgeslagen brandstoffen kunnen identificeren en documenteren. De lidstaten nemen passende maatregelen om elk risico van dubbeltelling van emissies die onder dit hoofdstuk vallen en de emissies die onder de hoofdstukken II, II bis en III vallen, te vermijden. Geharmoniseerde bepalingen ter voorkoming van dubbeltellingen worden vastgesteld overeenkomstig artikel 14, lid 1.

(Dit amendement betreffende “tot verbruik uitgeslagen brandstof die wordt gebruikt voor verbranding in de in bijlage III genoemde sectoren gebouwen en wegvervoer” geldt voor de gehele tekst. Bij aanneming van dit amendement moet deze wijziging in de gehele tekst worden doorgevoerd.)

Amendement 597

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 21

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 30 septies — lid 4 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4 bis.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 23 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze richtlijn aan te vullen door de voor de gehele Unie geldende en volledig geharmoniseerde regels vast te stellen met betrekking tot de compensatie van kosten als gevolg van dubbeltelling voor exploitanten van installaties op grond van artikel 3 sexies die worden gemaakt als gevolg van in de brandstofprijzen doorgerekende kosten met betrekking tot emissies van de verbranding van brandstoffen en op voorwaarde dat die emissies overeenkomstig artikel 14 worden gerapporteerd door de exploitant en overeenkomstig dit artikel door de gereguleerde entiteit, en dat dubbeltelling niet wordt vermeden op grond van lid 4 van dit artikel. De berekening van het compensatiebedrag wordt krachtens dit artikel gebaseerd op de gemiddelde prijs van de krachtens artikel 30 quinquies, lid 4, geveilde emissierechten in het desbetreffende rapportagejaar. De opbrengsten van de veiling van onder dit hoofdstuk vallende emissierechten worden, voor zover nodig en tot een niveau dat overeenkomt met de dubbeltelling in het rapportagejaar krachtens dit artikel, gebruikt voor het compensatiebedrag.

Amendement 598

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 21

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 30 nonies — lid 2 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2 bis.Telkens wanneer vóór 1 januari 2030 de gemiddelde prijs van de in lid 1 van dit artikel bedoelde emissierechten een prijsplafond van 50 EUR overschrijdt, stelt de Commissie met spoed een besluit vast om 10 miljoen onder dit hoofdstuk vallende emissierechten uit de marktstabiliteitsreserve vrij te geven overeenkomstig artikel 1 bis, lid 7, van Besluit (EU) 2015/1814.

Indien vóór 1 januari 2030 de gemiddelde prijs van de in lid 1 bedoelde emissierechten hoger is dan 45 EUR, nemen de Commissie en de lidstaten met spoed verdere maatregelen om de kooldioxide-emissies te verminderen om te voorkomen dat het in de eerste alinea van dit lid bedoelde prijsplafond wordt bereikt.

Indien lid 1 of lid 2 van toepassing is, wordt de toepassing van dit lid gedurende die periode opgeschort.

Amendement 599

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 21

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 30 decies — alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De Commissie brengt tegen 1 januari 2028 verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van de bepalingen van dit hoofdstuk betreffende de doeltreffendheid, het beheer en de praktische toepassing ervan, en ook over de toepassing van de regels van Besluit (EU) 2015/1814 en het gebruik van emissierechten die onder dit hoofdstuk vallen om te voldoen aan de nalevingsverplichtingen van de onder de hoofdstukken II, II bis en III vallende nalevingsentiteiten. Zo nodig voegt de Commissie een voorstel aan het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van dit hoofdstuk bij dit verslag. Tegen 31 oktober 2031 moet de Commissie nagaan of het haalbaar is de sectoren die onder bijlage III vallen, op te nemen in het emissiehandelssysteem, met inbegrip van de in bijlage 1 bij Richtlijn 2003/87/EG genoemde sectoren.

De Commissie brengt tegen 1 januari 2028 verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van de bepalingen van dit hoofdstuk betreffende de doeltreffendheid, het beheer en de praktische toepassing ervan, en ook over de toepassing van de regels van Besluit (EU) 2015/1814 en het gebruik van emissierechten die onder dit hoofdstuk vallen om te voldoen aan de nalevingsverplichtingen van de onder de hoofdstukken II, II bis en III vallende nalevingsentiteiten. Zo nodig voegt de Commissie een voorstel aan het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van dit hoofdstuk bij dit verslag. Uiterlijk op 1 januari 2029 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in waarin zij beoordeelt of het in artikel 30 nonies, lid 2 bis, eerste alinea, bedoelde prijsplafond doeltreffend is geweest en of het moet worden gehandhaafd. De Commissie doet dat verslag in voorkomend geval vergezeld gaan van een wetgevingsvoorstel aan het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van deze richtlijn om dat prijsplafond aan te passen, en wel tijdig zodat de aanpassing met ingang van 1 januari 2030 van kracht is. Tegen 31 oktober 2031 moet de Commissie nagaan of het haalbaar is de sectoren die onder bijlage III vallen, op te nemen in het emissiehandelssysteem, met inbegrip van de in bijlage 1 bij Richtlijn 2003/87/EG genoemde sectoren.

Amendement 600

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 21

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 30 decies — alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De Commissie overweegt mogelijke wijzigingen van deze richtlijn met het oog op vereenvoudiging van de regelgeving. De Commissie en de bevoegde autoriteiten streven er voortdurend naar om de beste praktijken op het gebied van administratieve procedures over te nemen, en treffen alle maatregelen die nodig zijn om de handhaving van deze richtlijn te vereenvoudigen en de administratieve lasten tot een minimum te beperken.

Amendement 601

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 21 bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 30 decies bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

21 bis)

het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 30 decies bis

Sectorale routekaarten

1.Uiterlijk op 1 januari 2025 publiceert de Commissie, bijgestaan door de Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering, indicatieve routekaarten voor de onder bijlage I bij deze richtlijn vallende activiteiten met het oog op de verwezenlijking van de klimaatneutraliteitsdoelstelling van de Unie uiterlijk in 2050 en het in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119 bepaalde streven om daarna negatieve emissies te bereiken.

2.Bij het opstellen van de routekaarten waarin is voorzien in lid 1 werkt de Commissie nauw samen met belanghebbenden, met inbegrip van individuele personen, het maatschappelijk middenveld, sociale partners, de academische wereld, beleidsmakers en sectoren en subsectoren die gevolgen van deze richtlijn ondervinden.

3.Elke vier jaar na publicatie van de routekaarten waarin is voorzien in lid 1 werkt de Commissie die routekaarten bij aan de hand van de meest recente wetenschappelijke kennis, waarbij zij nauw contact onderhoudt met de in lid 2 genoemde belanghebbenden.

4.Alle gegevens die gebruikt zijn om de sectorale routekaarten waarin is voorzien in lid 1 samen te stellen en om de routekaarten overeenkomstig lid 3 bij te werken, worden in een gemakkelijk toegankelijke vorm openbaar gemaakt.”;

Amendement 602

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 21 ter (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 30 decies ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

21 ter)

het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 30 decies ter

Wetenschappelijk advies met betrekking tot de EU ETS-sectoren

De Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering kan op eigen initiatief wetenschappelijk advies uitbrengen en verslagen opstellen over deze richtlijn en de samenhang ervan met de klimaatdoelstellingen van Verordening (EU) 2021/1119 en de Overeenkomst van Parijs, met name met het oog op het bewerkstelligen van een rechtvaardige transitie en het leveren van input voor een eventuele latere herziening van deze richtlijn. Alle adviezen die de Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering op grond van dit artikel uitbrengt, worden openbaar gemaakt in een gemakkelijk toegankelijke vorm. De Commissie houdt naar behoren rekening met het advies van de Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering en geeft publiekelijk de redenen op als zij het advies naast zich neerlegt.”;

Amendement 603

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 21 quater (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Hoofdstuk IV bis bis (nieuw) — artikelen 30 decies quater (nieuw) en 30 decies quinquies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

21 quater)

Het volgende hoofdstuk wordt ingevoegd na artikel 30 decies ter:

“HOOFDSTUK IV bis bis

Zichtbaarheid van financiële steun uit EU ETS-opbrengsten

Artikel 30 decies quater

Zichtbaarheid van financiële steun uit nationale EU ETS-opbrengsten

1.De lidstaten zorgen ervoor dat de financiering uit EU-ETS-opbrengsten zichtbaar is bij alle in artikel 10, lid 3, artikel 10 bis, lid 6, en artikel 30 quinquies, lid 5, bedoelde acties.

2.De lidstaten zorgen ervoor dat de financiële steun zichtbaar is voor de eindbegunstigden en het publiek door:

a)

het aanbrengen van een passend etiket met de vermelding “gefinancierd door de Europese Unie (systeem voor de handel in emissierechten van de EU)”, alsmede het embleem van de Unie en het bedrag van de financiering, op documenten en communicatiemateriaal betreffende de uitvoering van de actie die voor de eindbegunstigden of voor het publiek bestemd zijn, en, voor acties die fysieke investeringen of uitrusting omvatten, duidelijk zichtbare en duurzame borden of aanplakbiljetten;

b)

op hun officiële website en socialemediasites, voor zover die bestaan, een korte beschrijving van de actie te geven, met inbegrip van de doelstellingen en resultaten ervan, en te wijzen op de financiële steun uit de EU ETS-opbrengsten.

3.De Commissie neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in de leden 1 en 2 bedoelde regels worden toegepast. De sancties waarin is voorzien, zijn doeltreffend en evenredig en hebben een ontradend effect.

Artikel 30 decies quinquies

Zichtbaarheid van financiële steun uit EU ETS-opbrengsten van de Unie

1.De Commissie zorgt ervoor dat de financiering uit EU ETS-opbrengsten zichtbaar is in alle in artikel 10 bis, lid 8 (Klimaatinvesteringsfonds), artikel 10 quinquies (Moderniseringsfonds) en artikel 3 octies bis ter (Oceaanfonds) van deze richtlijn en in Verordening (EU) …/… [verordening sociaal klimaatfonds] bedoelde acties.

2.De begunstigden erkennen de financiële steun uit de in lid 1 bedoelde fondsen en de oorsprong van die middelen door:

a)

het aanbrengen van een passend etiket met de vermelding “gefinancierd door de Europese Unie (systeem voor de handel in emissierechten van de EU — [desbetreffend fonds]”, alsmede het embleem van de Unie en het bedrag van de financiering, op documenten en communicatiemateriaal betreffende de uitvoering van de actie die voor de eindbegunstigden of voor het publiek bestemd zijn, en, voor acties die fysieke investeringen of uitrusting omvatten, duidelijk zichtbare en duurzame borden of aanplakbiljetten;

b)

op hun officiële website en socialemediasites, voor zover die bestaan, een korte beschrijving van de actie te geven, met inbegrip van de doelstellingen en resultaten ervan, en te wijzen op de financiële steun uit het desbetreffende fonds en de EU ETS-opbrengsten.

3.De Commissie neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in de leden 1 en 2 bedoelde regels worden toegepast. De sancties waarin is voorzien, zijn doeltreffend en evenredig en hebben een ontradend effect.”

Amendement 604

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 21 quinquies (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Artikel 30 decies sexies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

21 quinquies)

het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 30 decies sexies

Verslag over de decarbonisatiebehoeften van ontwikkelingslanden

Uiterlijk op 31 december 2023 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de decarbonisatiebehoeften van ontwikkelingslanden. Dat verslag bevat:

a)

een beoordeling van de broeikasgasemissies van ontwikkelingslanden per land;

b)

een overzicht van de grootste emissiebronnen per land, waar mogelijk met vermelding van het aandeel van de emissies dat is toe te schrijven aan EU ETS-sectoren en niet-EU ETS-sectoren;

c)

een indicatie van de mogelijke decarbonisatietrajecten voor elk land;

d)

de nationaal bepaalde bijdragen in het kader van de Overeenkomst van Parijs van elk land.”;

Amendement 605

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 2 — alinea 1 — punt 1 — c

Besluit (EU) 2015/1814

Artikel 1 — lid 5 — alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Indien in een bepaald jaar het totale aantal emissierechten in omloop tussen 833 miljoen en 1 096 miljoen bedraagt, wordt een aantal emissierechten dat gelijk is aan het verschil tussen het totale aantal in omloop zijnde emissierechten — zoals vermeld in de meest recente publicatie als bedoeld in lid 4 van dit artikel — en 833 miljoen, afgetrokken van de hoeveelheid emissierechten die de lidstaten op grond van artikel 10, lid 2, van Richtlijn 2003/87/EG veilen, en wordt deze hoeveelheid over een periode van 12 maanden die ingaat op 1 september van dat jaar, in de reserve opgenomen. Indien het totale aantal in omloop zijnde emissierechten meer dan 1 096 miljoen emissierechten bedraagt, is het aantal emissierechten dat in mindering moet worden gebracht op de hoeveelheid emissierechten die de lidstaten overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Richtlijn 2003/87/EG moeten veilen en die over een periode van 12 maanden vanaf 1 september van dat jaar in de reserve moet worden opgenomen, gelijk aan 12 % van het totale aantal emissierechten in omloop. In afwijking van de laatste zin wordt het percentage tot en met 31 december 2030 verdubbeld.

Indien in een bepaald jaar het totale aantal emissierechten in omloop tussen 700 miljoen en 921 miljoen bedraagt, wordt een aantal emissierechten dat gelijk is aan het verschil tussen het totale aantal in omloop zijnde emissierechten — zoals vermeld in de meest recente publicatie als bedoeld in lid4 van dit artikel — en 700 miljoen, afgetrokken van de hoeveelheid emissierechten die de lidstaten op grond van artikel10, lid2, van Richtlijn 2003/87/EG veilen, en wordt deze hoeveelheid over een periode van 12maanden die ingaat op 1september van dat jaar, in de reserve opgenomen. Indien het totale aantal in omloop zijnde emissierechten meer dan 921 miljoen emissierechten bedraagt, is het aantal emissierechten dat in mindering moet worden gebracht op de hoeveelheid emissierechten die de lidstaten overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Richtlijn 2003/87/EG moeten veilen en die over een periode van 12 maanden vanaf 1 september van dat jaar in de reserve moet worden opgenomen, gelijk aan 12 % van het totale aantal emissierechten in omloop. In afwijking van de laatste zin wordt het percentage tot en met 31 december 2030 verdubbeld. Met ingang van 2025 worden de in deze alinea bedoelde drempels verlaagd in verhouding tot de vermindering van de hoeveelheid emissierechten voor de hele Unie als bedoeld in artikel 9 van Richtlijn 2003/87/EG in hetzelfde jaar.

Amendement 606

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 2 — lid 1 — punt 2 bis (nieuw)

Besluit (EU) 2015/1814

Artikel 3 — lid 1

Bestaande tekst

Amendement

(2 bis)

In artikel 3 wordt lid 1 vervangen door:

De Commissie evalueert de werking van de reserve in de context van het verslag bepaald in artikel 10, lid 5, van Richtlijn 2003/87/EG. In dit verslag zou moeten worden gekeken naar relevante effecten op het concurrentievermogen, met name in de industriële sector, waaronder bbp-, werkgelegenheids- en investeringsindicatoren. Uiterlijk drie jaar na de datum van inwerkingtreding van de reserve en daarna om de vijf jaar evalueert de Commissie de reserve op basis van een analyse van de ordelijke werking van de Europese koolstofmarkt en dient zij, zo nodig, een voorstel in bij het Europees Parlement en de Raad. Bij elke evaluatie wordt bijzondere aandacht besteed aan het percentage voor de vaststelling van het aantal emissierechten dat in de reserve wordt opgenomen krachtens artikel 1, lid 5, van dit besluit alsook de numerieke waarde van de drempel voor het totale aantal in omloop zijnde emissierechten en het aantal emissierechten dat uit de reserve moet worden vrijgegeven krachtens artikel 1, lid 6 of 7 van dit besluit. Bij haar evaluatie kijkt de Commissie ook naar de effecten van de reserve op de groei, de werkgelegenheid, het concurrentievermogen van de industrie van de Unie en het risico op koolstoflekkage.

“De Commissie, bijgestaan door de in artikel 3 van Verordening (EU) 2021/1119 bedoelde Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering, evalueert de werking van de reserve in de context van het verslag bepaald in artikel 10, lid 5, van Richtlijn 2003/87/EG. In dit verslag zou moeten worden gekeken naar relevante effecten op de verwezenlijking van de doelstelling inzake klimaatneutraliteit en de klimaatdoelstellingen van de Unie, zoals vastgesteld in Verordening (EU) 2021/1119, op de nakoming van de verplichtingen van de Unie en haar lidstaten uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs, op het concurrentievermogen, met name in de industriële sector, waaronder bbp-, werkgelegenheids- en investeringsindicatoren, en op de doelstelling om een rechtvaardige transitie tot stand te brengen waarbij niemand aan zijn lot wordt overgelaten. Uiterlijk drie jaar na de datum van inwerkingtreding van de reserve en daarna om de vijf jaar evalueert de Commissie de reserve op basis van een analyse van de ordelijke werking van de Europese koolstofmarkt en dient zij, zo nodig, een voorstel in bij het Europees Parlement en de Raad. Bij elke evaluatie wordt bijzondere aandacht besteed aan het percentage voor de vaststelling van het aantal emissierechten dat in de reserve wordt opgenomen krachtens artikel 1, lid 5, van dit besluit alsook de numerieke waarde van de drempel voor het totale aantal in omloop zijnde emissierechten, het aantal emissierechten dat uit de reserve moet worden vrijgegeven krachtens artikel 1, lid 6 of 7 van dit besluit en andere relevante ontwikkelingsopties van de marktstabiliteitsreserve. Bij haar evaluatie kijken de Commissie en de Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering ook naar de effecten van de reserve op de groei, de werkgelegenheid, het concurrentievermogen van de industrie van de Unie en het risico op koolstoflekkage.”

Amendement 607

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 3 — lid - 1 — punt –1 (nieuw)

Verordening (EU) 2015/757

Titel

Bestaande tekst

Amendement

(-1)

de titel wordt vervangen door:

Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de monitoring, de rapportage en de verificatie van kooldioxide-emissies door maritiem vervoer en tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG

“Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de monitoring, de rapportage en de verificatie van broeikasgasemissies door maritiem vervoer en tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG”

Amendement 608

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 3 — alinea 1 — punt - 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(-1 bis)

in de hele verordening, met uitzondering van de onder artikel 5, lid 1, van en bijlage I bij de verordening bedoelde gevallen, wordt de term “CO2” vervangen door “broeikasgas”, en worden eventuele grammaticale aanpassingen die nodig zijn, aangebracht;

Amendement 609

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 3 — alinea 1 — punt - 1 ter (nieuw)

Verordening (EU) 2015/757

Artikel 1

Bestaande tekst

Amendement

(-1 ter)

Artikel 1 wordt vervangen door:

Artikel 1

“Artikel 1

Onderwerp

Onderwerp

In deze verordening zijn regels vastgesteld voor de nauwkeurige monitoring, rapportage en verificatie van kooldioxide-emissies (CO2-emissies) en van andere relevante informatie van schepen die aankomen in, zich bevinden binnen of vertrekken uit havens die onder de jurisdictie van een lidstaat vallen, teneinde op kosteneffectieve wijze de vermindering van CO2-emissies door maritiem vervoer te bevorderen.

In deze verordening zijn regels vastgesteld voor de nauwkeurige monitoring, rapportage en verificatie van broeikasgasemissies en van andere relevante informatie van schepen die aankomen in, zich bevinden binnen of vertrekken uit havens die onder de jurisdictie van een lidstaat vallen, teneinde op kosteneffectieve wijze de vermindering van deze emissies door maritiem vervoer te bevorderen.”

(Dit amendement is van toepassing op de gehele tekst. Bij aanneming van dit amendement moet deze wijziging in de gehele tekst worden doorgevoerd.)

Amendement 610

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 3 — alinea 1 — punt - 1 quater (nieuw)

Verordening (EU) 2015/757

Artikel 2 — lid 1

Bestaande tekst

Amendement

(-1 quater)

In artikel 2 wordt lid 1 vervangen door:

1. Deze verordening is van toepassing op de CO2-emissies door schepen met een brutotonnage van meer dan 5 000 tijdens de reis van hun laatste aanloophaven naar een aanloophaven onder de jurisdictie van een lidstaat, van een aanloophaven onder de jurisdictie van een lidstaat naar de volgende aanloophaven, en binnen aanloophavens onder de jurisdictie van een lidstaat.

“1. Deze verordening is van toepassing op de broeikasgasemissies door schepen met een brutotonnage van 5 000 of meer tijdens de reis van hun laatste aanloophaven naar een aanloophaven onder de jurisdictie van een lidstaat, van een aanloophaven onder de jurisdictie van een lidstaat naar de volgende aanloophaven, en binnen aanloophavens onder de jurisdictie van een lidstaat.

1 bis.Vanaf 1 januari 2024 is deze verordening van toepassing op de broeikasgasemissies door schepen met een brutotonnage van 400 of meer tijdens de reis van hun laatste aanloophaven naar een aanloophaven onder de jurisdictie van een lidstaat, van een aanloophaven onder de jurisdictie van een lidstaat naar de volgende aanloophaven, en binnen aanloophavens onder de jurisdictie van een lidstaat. Schepen met een brutotonnage van 400 of meer maar minder dan 5 000 hoeven echter alleen de informatie te rapporteren die relevant is voor de opname van dergelijke schepen in het toepassingsgebied van de EU ETS vanaf 1 januari 2027.”

Amendement 611

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 3 — alinea 1 — punt - 1 quinquies (nieuw)

Verordening (EU) 2015/757

Artikel 2 — lid 2

Bestaande tekst

Amendement

(-1 quinquies)

In artikel 2 wordt lid 2 vervangen door:

2. Deze verordening is niet van toepassing op oorlogsschepen, hulpschepen van de marine, schepen die vis vangen of vis verwerken, houten schepen met een primitieve bouw, schepen die niet mechanisch worden aangedreven of overheidsschepen die voor niet-commerciële doelen worden gebruikt.

“2. Deze verordening is niet van toepassing op oorlogsschepen, hulpschepen van de marine, schepen die vis vangen of vis verwerken, houten schepen met een primitieve bouw, schepen die niet mechanisch worden aangedreven, overheidsschepen die voor niet-commerciële doelen worden gebruikt of schepen voor civiele bescherming en opsporings- en reddingsactiviteiten.”

Amendement 612

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 3 — alinea 1 — punt - 1 sexies (nieuw)

Verordening (EU) 2015/757

Artikel 3 — alinea 1 — punt a

Bestaande tekst

Amendement

(-1 sexies)

In artikel 3 wordt punt a) vervangen door:

a)

CO2-emissies”: de uitstoot van CO2 in de atmosfeer door schepen;

“a)

broeikasgasemissies”: de uitstoot van koolstofdioxide (CO2), methaan (CH4) en distikstofoxide (N2O) in de atmosfeer;”

Amendement 613

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 3 — alinea 1 — punt - 1 septies (nieuw)

Verordening (EU) 2015/757

Artikel 3 — alinea 1 — punt b

Bestaande tekst

Amendement

(-1 septies)

In artikel 3 wordt punt b) vervangen door:

b)

“aanloophaven”: de haven waar een schip stopt om vracht te laden of te lossen of om passagiers te laten in- of ontschepen; stops die uitsluitend bedoeld zijn voor bijtanken, het inslaan van voorraden, het aflossen van de bemanning, indokken of het verrichten van herstellingen aan het schip en/of de uitrusting ervan, stops in een haven omdat het schip bijstand nodig heeft of in nood is, buiten een haven verrichte overdrachten tussen schepen, en stops die uitsluitend bedoeld zijn voor het schuilen bij noodweer of die noodzakelijk zijn voor opsporings- en reddingsactiviteiten;

“b)

“aanloophaven”: de haven waar een schip stopt om vracht te laden of te lossen of om passagiers te laten in- of ontschepen; stops die uitsluitend bedoeld zijn voor bijtanken, het inslaan van voorraden, het aflossen van de bemanning, indokken of het verrichten van herstellingen aan het schip en/of de uitrusting ervan, stops in een haven omdat het schip bijstand nodig heeft of in nood is, buiten een haven verrichte overdrachten tussen schepen, stops in een haven van overlading van een niet-EU-land en stops die uitsluitend bedoeld zijn voor het schuilen bij noodweer of die noodzakelijk zijn voor opsporings- en reddingsactiviteiten vallen bijgevolg niet onder deze definitie;”

Amendement 614

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 3 — alinea 1 — punt - 1 octies (nieuw)

Verordening (EU) 2015/757

Artikel 3 — alinea 1 — punt c

Bestaande tekst

Amendement

(-1 octies)

In artikel 3 wordt punt c) vervangen door:

c)

“reis” een beweging van een schip dat vertrekt uit of aankomt in een aanloophaven en dat dient voor commercieel passagiers- of vrachtvervoer;

“c)

“reis” een beweging van een schip dat vertrekt uit of aankomt in een aanloophaven of structuur die zich op het continentaal plat van die lidstaat bevinden, zoals offshore leveringsdiensten, en dat dient voor commercieel passagiers- of vrachtvervoer of het verrichten van dienstverlenende activiteiten voor offshore-installaties;”

Amendement 615

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 3 — alinea 1 — punt 3 bis (nieuw)

Verordening (EU) 2015/757

Artikel 5 — lid 2 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(3 bis)

Aan artikel 5 wordt het volgende lid toegevoegd:

“2 bis.Uiterlijk op 1 juli 2023 stelt de Commissie overeenkomstig artikel 23 gedelegeerde handelingen vast ter aanvulling van deze verordening middels een specificatie van de methoden voor het vaststellen en melden van andere broeikasgasemissies dan CO2-emissies. Deze methoden zijn gebaseerd op dezelfde beginselen als de methoden voor het monitoren van CO2-emissies zoals uiteengezet in bijlage I, met de aanpassingen die nodig zijn vanwege de aard van de broeikasgasemissies in kwestie.”

Amendement 616

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 3 — alinea 1 — punt 4 — -a (nieuw)

Verordening (EU) 2015/757

Artikel 6 — lid 4

Bestaande tekst

Amendement

-a)

lid 4 wordt vervangen door:

4. Het monitoringplan kan tevens informatie over de ijsklasse van het schip bevatten en/of de procedures, verantwoordelijkheden, formules en gegevensbronnen voor het vaststellen en vastleggen van de afstand en de tijd gedurende welke het schip op zee door ijs is gevaren.

“4. Voor scheepvaartmaatschappijen die minder emissierechten willen inleveren op basis van de ijsklasse van hun schepen, het feitdat zij navigeren bij ijsgang of beide overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG, bevat het monitoringplan tevens informatie over de ijsklasse van het schip en de procedures, verantwoordelijkheden, formules en gegevensbronnen voor het vaststellen en vastleggen van de afstand en de tijd gedurende welke het schip op zee door ijs is gevaren.”

Amendement 617

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 3 — alinea 1 — punt 5 bis (nieuw)

Verordening (EU) 2015/757

Artikel 9 — lid 1 — alinea 2

Bestaande tekst

Amendement

(5 bis)

in artikel 9, lid 1, wordt de tweede alinea vervangen door:

Waar van toepassing kunnen de maatschappijen ook informatie over de ijsklasse van het schip en over het varen door ijs monitoren.

“Waar van toepassing kunnen de maatschappijen ook informatie over de ijsklasse van het schip en over het varen bij ijsgang monitoren. Voor scheepvaartmaatschappijen die minder emissierechten willen inleveren op basis van de ijsklasse van hun schepen, het feitdat zij navigeren bij ijsgang of beide overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG, omvat de monitoring informatie over de vraag of de reis gepaard gaat met het varen bij ijsgang, met inbegrip van informatie over de datum, het tijdstip en de locatie van de scheepvaart bij ijsgang, de methode die is gebruikt om het brandstofverbruik te meten, het brandstofverbruik en de emissiefactor van de brandstof voor elk type brandstof bij het varen bij ijsgang, en de afstand die is afgelegd bij het varen bij ijsgang. Ook moet informatie worden verstrekt over de vraag of de reis plaatsvindt tussen onder de jurisdictie van een lidstaat vallende havens, vertrekt uit een onder de jurisdictie van een lidstaat vallende haven of aankomt in een onder de jurisdictie van een lidstaat vallende haven.”

Amendement 618

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 3 — alinea 1 — punt 6 bis (nieuw)

Verordening (EU) 2015/757

Artikel 10 — alinea 2

Bestaande tekst

Amendement

(6 bis)

In artikel 10 wordt de tweede alinea vervangen door:

Waar van toepassing kunnen de maatschappijen informatie over de ijsklasse en over het varen door ijs monitoren.

“Waar van toepassing kunnen de maatschappijen informatie over de ijsklasse en over het varen door ijs monitoren. Voor scheepvaartmaatschappijen die minder emissierechten willen afstaan op basis van de ijsklasse van hun schepen, het feit dat zij navigeren bij ijsgang of beide overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG, omvat de monitoring de geaggregeerde broeikasgasemissies van alle reizen waarbij bij ijsgang is gevaren en de totale afstand die is afgelegd tijdens reizen waarbij in ijsomstandigheden is gevaren.”

Amendement 619

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 3 — alinea 1 — punt 14 — a

Verordening (EU) 2015/757

Artikel 23 — lid 2 — alinea 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot het waarborgen van de werking van het EU-ETS, als bedoeld in artikel 5, lid 2, en artikel 6, lid 8, artikel 7, lid 5, artikel 11 bis, lid 4, artikel 13, lid 6 en artikel 15, lid 6, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van de inwerkingtreding van [herziene MRV-verordening].;

De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot het waarborgen van de werking van het EU-ETS, als bedoeld in artikel 5, lid 2, en artikel 6, lid 8, artikel 7, lid 5, artikel 11 bis, lid 4, artikel 13, lid 6 en artikel 15, lid 6, wordt aan de Commissie toegekend voor een periode van vijf jaar met ingang van de inwerkingtreding van [herziene MRV-verordening]. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.;

Amendement 620

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 4 — lid 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1 bis.In afwijking van lid 1 doen de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 januari 2025 aan artikel 1, punt 15), -a), van deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onmiddellijk mee.

Amendement 621

Voorstel voor een richtlijn

Bijlage I — alinea 1 — punt a

Richtlijn 2003/87/EG

Bijlage I — punt 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.

Installaties of delen van installaties die voor onderzoek, ontwikkeling en het testen van nieuwe producten en processen worden gebruikt, en installaties waar meer dan 95 % van de totale broeikasgasemissies bestaan uit emissies als gevolg van de verbranding van biomassa die voldoet aan de criteria van artikel 14, vallen niet onder deze richtlijn.

1.

Installaties of delen van installaties die voor onderzoek, ontwikkeling en het testen van nieuwe producten en processen worden gebruikt, en installaties die uitsluitend biomassa gebruiken, vallen niet onder deze richtlijn.

Amendement 622

Voorstel voor een richtlijn

Bijlage I — alinea 1 — punt a bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Bijlage I — punt 5

Bestaande tekst

Amendement

a bis)

Punt 5 wordt vervangen door:

5.

Indien blijkt dat de capaciteitsdrempel van een van de in deze bijlage vermelde activiteiten in een installatie wordt overschreden, worden alle eenheden waarin brandstoffen worden verbrand, met uitzondering van eenheden voor de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen of van huishoudelijk afval, opgenomen in de vergunning voor broeikasgasemissie.

“5.

Indien blijkt dat de capaciteitsdrempel van een van de in deze bijlage vermelde activiteiten in een installatie wordt overschreden, worden alle eenheden waarin brandstoffen worden verbrand, met uitzondering van eenheden voor de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen, opgenomen in de vergunning voor broeikasgasemissie.”

Amendement 623

Voorstel voor een richtlijn

Bijlage I — alinea 1 — punt b — -i (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Bijlage I — tabel — regel 1

Bestaande tekst

Verbranden van brandstof in installaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW (met uitzondering van installaties voor het verbranden van gevaarlijke afvalstoffen of huishoudelijk afval)

Kooldioxide

Amendement

-i)

de eerste rij wordt vervangen door:

Verbranden van brandstof in installaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW (met uitzondering van installaties voor het verbranden van gevaarlijke afvalstoffen), met inbegrip, vanaf 1 januari 2026, van de verbranding van brandstoffen in verbrandingsinstallaties voor huishoudelijk afval

Kooldioxide

Amendement 624

Voorstel voor een richtlijn

Bijlage I — alinea 1 — punt c — v

Richtlijn 2003/87/EG

Bijlage I — tabel — regel 24 — kolom 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Productie van waterstof (H2) en synthesegas met een productiecapaciteit van meer dan 25 ton per dag

Productie van waterstof (H2) en synthesegas met een productiecapaciteit van meer dan 25 ton per dag en productie van waterstof (H2) en synthesegas waarvan de energie-inhoud afkomstig is van hernieuwbare energiebronnen met een productiecapaciteit van meer dan 5 ton per dag

Amendement 625

Voorstel voor een richtlijn

Bijlage I — alinea 1 — punt c — vii

Richtlijn 2003/87/EG

Bijlage I — tabel — regel 30

Door de Commissie voorgestelde tekst

“Maritiem vervoer

Broeikasgassen die onder Verordening (EU) 2015/757 vallen”;

Maritieme vervoersactiviteiten van schepen die onder Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad vallen en reizen uitvoeren met het doel passagiers of vracht voor commerciële doeleinden te vervoeren

Amendement

“Maritiem vervoer

Kooldioxide (CO2), distikstofoxide (N2O) en methaan (CH4) in overeenstemming met Verordening (EU) 2015/757”;

Maritieme vervoersactiviteiten van schepen die onder Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad vallen en reizen uitvoeren met het doel passagiers of vracht voor commerciële doeleinden te vervoeren en, vanaf 2024, dienstverlenende activiteiten te verrichten voor offshore-installaties

Deze activiteiten omvatten geen:

a)

reizen die worden uitgevoerd in het kader van een openbaredienstcontract of die onderworpen zijn aan openbaredienstverplichtingen overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 3577/92 van de Raad;

b)

humanitaire reizen;

c)

reizen in verband met opsporing en redding of delen van normale reizen door schepen waar opsporings- en reddingsactiviteiten moesten worden uitgevoerd;

d)

overmacht gedurende de volledige reis of een deel daarvan.

Amendement 626

Voorstel voor een richtlijn

Bijlage I — alinea 1 — punt 2

Richtlijn 2003/87/EG

Bijlage III — tabel

Door de Commissie voorgestelde tekst

Activiteit:

Broeikasgassen

1.

Uitslag tot verbruik van brandstoffen die worden gebruikt voor verbranding in de sectoren gebouwen en wegvervoer.

Kooldioxide (CO2)

Buiten deze activiteit vallen:

a)

de uitslag tot verbruik van brandstoffen die worden gebruikt bij de in bijlage I bij deze richtlijn genoemde activiteiten, behalve wanneer zij worden gebruikt voor verbranding bij het vervoer van broeikasgassen voor geologische opslag (activiteitenrij zevenentwintig);

b)

de uitslag tot verbruik van brandstoffen waarvoor de emissiefactor nul is.

2.

De sectoren gebouwen en wegvervoer komen overeen met de volgende emissiebronnen, zoals gedefinieerd in de IPCC-richtsnoeren inzake nationale broeikasgasinventarissen van 2006, met de hierna volgende noodzakelijke wijzigingen van die definities:

a)

Warmtekrachtkoppeling (wkk) (broncategoriecode 1A1a ii) en verwarmingscentrales (broncategoriecode 1A1a iii), voor zover zij warmte produceren voor de in punt c) en d) van dit punt genoemde categorieën, hetzij rechtstreeks, hetzij via stadsverwarmingsnetten;

b)

Wegvervoer (broncategoriecode 1A3b), met uitzondering van het gebruik van landbouwvoertuigen op verharde wegen;

c)

Commercieel / Institutioneel (broncategoriecode 1A4a);

d)

Huishoudelijk (broncategoriecode 1A4b).

Amendement

Activiteit:

Broeikasgassen

Uitslag tot verbruik van brandstoffen die worden gebruikt voor verbranding

Koolstofdioxide (CO2)

Buiten deze activiteit vallen:

a)

de uitslag tot verbruik van brandstoffen die worden gebruikt bij de in bijlage I bij deze richtlijn genoemde activiteiten, behalve wanneer zij worden gebruikt voor verbranding bij het vervoer van broeikasgassen voor geologische opslag (activiteitenrij zevenentwintig);

b)

de uitslag tot verbruik van brandstoffen waarvoor de emissiefactor nul is.

c)

de uitslag tot verbruik van brandstoffen die worden gebruikt in de landbouw;

d)

de uitslag tot verbruik van brandstoffen die worden gebruikt in schepen of activiteiten als bedoeld in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) 2015/757;

e)

de uitslag tot verbruik van brandstoffen die worden gebruikt in de activiteit “Luchtvaart” als bedoeld in bijlage I;

f)

de uitslag tot verbruik van brandstoffen die worden gebruikt voor particulier wegvervoer en voor particuliere verwarming en koeling van residentiële gebouwen tot en met 1 januari 2029, onder voorbehoud van de in artikel 30 bis, lid 1 ter, bedoelde beoordeling.

Amendement 627

Voorstel voor een richtlijn

Bijlage I — punt 3 — a — i

Richtlijn 2003/87/EG

Bijlage IV — deel A — Berekeningen — alinea 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De emissiefactor voor biomassa die voldoet aan de duurzaamheidscriteria en de criteria inzake broeikasgasemissiereductie voor het gebruik van biomassa zoals vastgesteld bij Richtlijn (EU) 2018/2001, met alle nodige aanpassingen voor toepassing uit hoofde van deze richtlijn, zoals uiteengezet in de in artikel 14 bedoelde uitvoeringshandelingen, is nul;

De emissiefactor voor biomassa die voldoet aan de duurzaamheidscriteria en de criteria inzake broeikasgasemissiereductie voor het gebruik van biomassa zoals vastgesteld bij Richtlijn (EU) 2018/2001, met alle nodige aanpassingen voor toepassing uit hoofde van deze richtlijn, zoals uiteengezet in de in artikel 14 bedoelde gedelegeerde handelingen, is nul;

Amendement 628

Voorstel voor een richtlijn

Bijlage I — punt 4 bis (nieuw)

Richtlijn 2003/87/EG

Bijlage V bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4 bis)

De volgende bijlage wordt aan Richtlijn 2003/87/EG toegevoegd:

“Bijlage V bis

Mogelijkheid om een aangepaste hoeveelheid emissierechten in te leveren voor schepen met een ijsklasse

De aangepaste hoeveelheid in te leveren emissierechten voor schepen met een ijsklasse moet overeenstemmen met een aangepaste hoeveelheid emissies die werd berekend op basis van de in deze bijlage voorgestelde formule. Bij de aangepaste hoeveelheid emissies moet rekening worden gehouden met de technische eigenschappen waardoor de emissies van schepen die onder de Fins-Zweedse ijsklasse IA of IA Super of gelijkwaardige ijsklasse vallen, tijdens de vaart toenemen, alsmede met de verdere toename van de emissies als gevolg van scheepvaart bij ijsgang.

De aangepaste hoeveelheid emissierechten die jaarlijks moet worden ingeleverd, is de aangepaste hoeveelheid van de jaarlijkse CO2 R-emissies.

De jaarlijkse totale uitstoot van CO2 T binnen de werkingssfeer van het EU ETS wordt berekend op basis van de rapportage overeenkomstig Verordening (EU) 2015/757), op de volgende manier:

CO2 T = CO2 T reizen tussen lidstaten + CO2 B + 0,5 ×(CO2 reizen vanaf lidstaten +CO2 reizen naar lidstaten) 1),

waarbij CO2 T reizen tussen lidstaten staat voor de som van de CO2-emissies van alle reizen tussen havens onder de jurisdictie van een lidstaat, CO2 B de CO2-emissies binnen havens onder de jurisdictie van een lidstaat op de aanlegplaats, CO2 eq reizen vanaf lidstaten de som van de CO2-emissies van alle reizen die vertrokken zijn uit havens die onder de jurisdictie van een lidstaat vallen en CO2 reizen naar lidstaten de som van de CO2-emissies van alle reizen naar havens die onder de jurisdictie van een lidstaat vallen.

Evenzo worden de jaarlijkse totale emissies van een schip met een ijsklasse dat navigeert bij ijsgang binnen het toepassingsgebied van het EU ETS CO2eI berekend op basis van de rapportage overeenkomstig Verordening (EU) 2015/757), op de volgende manier:

CO2 eI = CO2 eq I reizen tussen lidstaten + 0,5 ×(CO2 eq I reizen vanaf lidstaten +CO2 eq I reizen naar lidstaten) (2),

waarbij CO2eq I reizen tussen lidstaten staat voor de totale CO2-uitstoot van een schip met een ijsklasse dat navigeert bij ijsgang tussen onder de jurisdictie van een lidstaat vallende havens, CO2eq I reizen vanaf lidstaten staat voor uitstoot van een schip met een ijsklasse dat navigeert bij ijsgang, voor alle reizen die vertrokken zijn uit havens die onder de jurisdictie van een lidstaat vallen, en CO2eq I reizen naar lidstaten staat voor uitstoot van een schip met een ijsklasse dat navigeert bij ijsgang, voor alle reizen naar havens die onder de jurisdictie van een lidstaat vallen.

De jaarlijks totaal afgelegde afstand binnen het toepassingsgebied van het EU ETS wordt berekend als volgt:

DT = DT reizen tussen lidstaten + 0,5 ×(DT reizen vanaf lidstaten +DT reizen naar lidstaten) (3),

waarbij DT reizen tussen lidstaten staat voor de totale afstand van alle reizen tussen havens onder de jurisdictie van een lidstaat, DT reizen vanaf lidstaten staat voor de totale afstand van alle reizen die vertrokken zijn uit havens onder de jurisdictie van een lidstaat en DT reizen naar lidstaten staat voor de totale afstand van alle reizen naar havens onder de jurisdictie van een lidstaat.

De totale afstand die is afgelegd bij navigatie bij ijsgang binnen het toepassingsgebied van het EU ETS wordt berekend als volgt:

DI= DI reizen tussen lidstaten + 0,5 ×(DI reizen vanaf lidstaten +DI reizen naar lidstaten) (4),

waarbij DI reizen tussen lidstaten staat voor de totale afstand van alle reizen in ijsomstandigheden tussen havens onder de jurisdictie van een lidstaat, DI reizen vanaf lidstaten staat voor de totale afstand van alle reizen in ijsomstandigheden die vertrokken zijn uit havens onder de jurisdictie van een lidstaat en DI reizen naar lidstaten staat voor de totale afstand van alle reizen in ijsomstandigheden naar havens onder de jurisdictie van een lidstaat.

De aangepaste hoeveelheid van de jaarlijkse uitstoot CO2eq R wordt als volgt berekend:

CO2 R= CO2 T — CO2 TF -CO2 NI(5),

waarbij CO2 TF staat voor de toename van de jaarlijkse emissies ten gevolge van de technische kenmerken van schepen met een Fins-Zweedse ijsklasse IA of IA Super of een gelijkwaardige ijsklasse en CO2 NI voor de toename van de jaarlijkse emissies van een schip met ijsklasse ten gevolge van scheepvaart bij ijsgang.

De toename van de jaarlijkse emissies ten gevolge van technische kenmerken van schepen met een Fins-Zweedse ijsklasse IA of IA Super of een gelijkwaardige ijsklasse CO2 TF wordt als volgt berekend:

CO2 TF= 0,05 ×(CO2 T — CO2 BCO2 NI) (6) De stijging in jaarlijkse emissies vanwege scheepvaart bij ijsgang wordt als volgt berekend:

CO2 NI= CO2 I — CO2 RI(7)

waarbij de aangepaste jaarlijkse emissies bij ijsgang CO2 RI is:

CO2 RI= DI× (CO2eq/D)open water(8)

waarbij (CO2eq/D)ow staat voor de uitstoot voor reizen per afgelegde afstand in open water. Deze laatste wordt als volgt berekend:

(CO2eq/D)ow= (CO2 T — CO2 B — CO2 I)/(DT — DI) (9)

Lijst van alle symbolen:

CO2 T jaarlijkse totale emissies binnen het geografische toepassingsgebied van het EU-ETS

CO2T reizen tussen lidstaten totale CO2-emissies van alle reizen tussen havens onder de jurisdictie van een lidstaat

CO2B emissies binnen havens onder de jurisdictie van een lidstaat op de aanlegplaats

CO2eq reizen vanaf lidstaten totale CO2-emissies van alle reizen die vertrokken zijn uit havens onder de jurisdictie van een lidstaat

CO2 reizen naar lidstaten totale CO2-emissies van alle reizen naar havens onder de jurisdictie van een lidstaat

DT jaarlijks totaal afgelegde afstand binnen het toepassingsgebied van het EU-ETS

DT reizen tussen lidstaten totale afstand van alle reizen tussen havens onder de jurisdictie van een lidstaat

DT reizen vanaf lidstaten totale afstand van alle reizen die vertrokken zijn uit havens onder de jurisdictie van een lidstaat

DT reizen naar lidstaten totale afstand van alle reizen naar havens onder de jurisdictie van een lidstaat

DI de totale afstand die is afgelegd bij navigatie in ijsomstandigheden binnen het geografische toepassingsgebied van het EU-ETS

DI reizen tussen lidstaten totale afstand van alle reizen bij ijsgang tussen havens onder de jurisdictie van een lidstaat

DI reizen vanaf lidstaten totale afstand van alle reizen bij ijsgang die vertrokken zijn uit havens onder de jurisdictie van een lidstaat

DI reizen naar lidstaten totale afstand van alle reizen bij ijsgang naar havens onder de jurisdictie van een lidstaat

CO2 I jaarlijkse emissies van een schip met ijsklasse bij ijsgang

CO2 NI stijging van jaarlijkse emissies van een schip met ijsklasse ten gevolge van scheepvaart bij ijsgang

CO2 R aangepaste jaarlijkse emissies

CO2 RI aangepaste jaarlijkse emissies bij ijsgang

CO2 TF jaarlijkse gemiddelde emissies vanwege technische kenmerken van een schip met een Fins-Zweedse ijsklasse IA of IA Super of een soortgelijke ijsklasse, in vergelijking met schepen die alleen zijn ontworpen om te varen in open water

(CO2eq/D)owjaarlijkse gemiddelde emissies voor afgelegde afstand in open water.


(1) De zaak werd voor interinstitutionele onderhandelingen terugverwezen naar de bevoegde commissie op grond van artikel 59, lid 4, vierde alinea, van het Reglement (A9-0162/2022).

(3) Overeenkomst van Parijs (PB L 282 van 19.10.2016, blz. 4).

(3) Overeenkomst van Parijs (PB L 282 van 19.10.2016, blz. 4).

(1bis)PB C 232 van 16.6.2021, blz. 28.

(4) COM(2019)0640.

(4) COM(2019)0640.

(1bis)Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).

(1bis)Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).

(5) Speciale Eurobarometer 513 over klimaatverandering, 2021 (https://ec.europa.eu/clima/citizens/citizen-support-climate-action_nl).

(5) Speciale Eurobarometer 513 over klimaatverandering, 2021 (https://ec.europa.eu/clima/citizens/citizen-support-climate-action_nl).

(7)Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).

(8)Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).

(13) Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de Richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 114).

(13) Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de Richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 114).

(14) Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de monitoring, de rapportage en de verificatie van kooldioxide-emissies door maritiem vervoer en tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 55).

(15) Richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2018 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen en van Besluit (EU) 2015/1814 (PB L 76 van 19.3.2018, blz. 3).

(14) Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de monitoring, de rapportage en de verificatie van kooldioxide-emissies door maritiem vervoer en tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 55).

(15) Richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2018 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen en van Besluit (EU) 2015/1814 (PB L 76 van 19.3.2018, blz. 3).

(16) Overeenkomst van Parijs, artikel 4, lid 4.

(16) Overeenkomst van Parijs, artikel 4, lid 4.

(1bis)Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(1bis)Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Richtlijn 94/22/EG, Richtlijn 98/70/EG, Richtlijn 2009/31/EG, Verordening (EG) nr. 663/2009, Verordening (EG) nr. 715/2009, Richtlijn 2009/73/EG, Richtlijn 2009/119/EG van de Raad, Richtlijn 2010/31/EU, Richtlijn 2012/27/EU, Richtlijn 2013/30/EU en Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).

(1bis)PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 28.

(1bis)Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom (PB L 424 van 15.12.2020, blz. 1).

(51) [Gelieve de volledige PB-referentie in te voegen]

(51) [Gelieve de volledige PB-referentie in te voegen]

(19)[verwijzing naar de FuelEU Zeevaart-verordening toevoegen].

(21) Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 van de Commissie van 19 december 2018 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie (PB L 334 van 31.12.2018, blz. 1).

(22) Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).

(21) Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 van de Commissie van 19 december 2018 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie (PB L 334 van 31.12.2018, blz. 1).

(22) Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).

(23)Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 van de Commissie van 19 december 2018 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 59 van 27.2.2019, blz. 8).

(25) Richtlijn (EU) 2020/262 van de Raad van 19 december 2019 houdende een algemene regeling inzake accijns (PB L 58 van 27.2.2020, blz. 4).

(25) Richtlijn (EU) 2020/262 van de Raad van 19 december 2019 houdende een algemene regeling inzake accijns (PB L 58 van 27.2.2020, blz. 4).

(26) Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 teneinde bij te dragen aan klimaatmaatregelen om aan de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 26).

(26) Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 teneinde bij te dragen aan klimaatmaatregelen om aan de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 26).

(27) Gegevens uit 2018. Eurostat, SILC [ilc_mdes01].

(28) Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1).

(29) [Verwijzing naar de verordening tot oprichting van het sociaal klimaatfonds toevoegen].

(27) Gegevens uit 2018. Eurostat, SILC [ilc_mdes01].

(28) Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1).

(29) [Verwijzing naar de verordening tot oprichting van het sociaal klimaatfonds toevoegen].

(*1)Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).”

(*2)Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de monitoring, de rapportage en de verificatie van kooldioxide-emissies door maritiem vervoer en tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 55).

(*)Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).

(**)Verordening (EU, Euratom) 2020/2092 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 1).

(*3)Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom (PB L 424 van 15.12.2020, blz. 1).

(*4)Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Richtlijn 94/22/EG, Richtlijn 98/70/EG, Richtlijn 2009/31/EG, Verordening (EG) nr. 663/2009, Verordening (EG) nr. 715/2009, Richtlijn 2009/73/EG, Richtlijn 2009/119/EG van de Raad, Richtlijn 2010/31/EU, Richtlijn 2012/27/EU, Richtlijn 2013/30/EU en Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).”

(*5)Verordening (EU) 2021/1056 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 tot oprichting van het Fonds voor een rechtvaardige transitie (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 1).”

(*) Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1).

(*) Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1).

(*) Besluit 2010/670/EU van de Commissie van 3 november 2010 tot vaststelling van criteria en maatregelen voor de financiering van commerciële demonstratieprojecten ter bevordering van de milieutechnisch veilige afvang en geologische opslag van CO2, alsook voor demonstratieprojecten ter bevordering van innovatieve technologieën voor hernieuwbare energie in het kader van de bij Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (PB L 290 van 6.11.2010, blz. 39).

(*) Besluit 2010/670/EU van de Commissie van 3 november 2010 tot vaststelling van criteria en maatregelen voor de financiering van commerciële demonstratieprojecten ter bevordering van de milieutechnisch veilige afvang en geologische opslag van CO2, alsook voor demonstratieprojecten ter bevordering van innovatieve technologieën voor hernieuwbare energie in het kader van de bij Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (PB L 290 van 6.11.2010, blz. 39).

(**)Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 teneinde bij te dragen aan klimaatmaatregelen om aan de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 26).

(*) COM(2019)0640.

(**)Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).

(*) COM(2019)0640.

(*) Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).”

(*) Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).”

(1 bis)Verordening (EU) nr. 1031/2010 van de Commissie van 12 november 2010 inzake de tijdstippen, het beheer en andere aspecten van de veiling van broeikasgasemissierechten overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie (PB L 302 van 18.11.2010, blz. 1)”.

(*)Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 teneinde bij te dragen aan klimaatmaatregelen om aan de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 26).

(*)Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).