Home

Advies van het Europees Comité van de Regio’s over het voorstel voor een asbestrichtlijn

Advies van het Europees Comité van de Regio’s over het voorstel voor een asbestrichtlijn

30.5.2023

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 188/70


Advies van het Europees Comité van de Regio’s over het voorstel voor een asbestrichtlijn

(2023/C 188/07)

Rapporteur:

Hanna ZDANOWSKA (PL/EVP), burgemeester van Łódź

Referentiedocument:

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2009/148/EG betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest op het werk

COM(2022) 489 final

I. AANBEVELINGEN VOOR WIJZIGINGEN

Wijzigingsvoorstel 1

Overweging 3

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

(3)

Asbest is een zeer gevaarlijke kankerverwekkende stof die nog steeds verschillende economische sectoren treft, zoals bouw en renovatie, winning van delfstoffen, afvalbeheer en brandbestrijding, waar werknemers een groot risico lopen te worden blootgesteld. Asbestvezels zijn overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/200865 van het Europees Parlement en de Raad ingedeeld als kankerverwekkend categorie 1A. Bij inademing kunnen asbestvezels via de lucht leiden tot ernstige ziekten zoals mesothelioom en longkanker. Het kan gemiddeld 30 jaar vanaf het moment van blootstelling duren voordat de eerste tekenen van ziekte zichtbaar zijn, wat uiteindelijk leidt tot werkgerelateerde sterfgevallen.

(3)

Asbest is een zeer gevaarlijke kankerverwekkende stof die nog steeds verschillende economische sectoren treft, zoals bouw en renovatie, winning van delfstoffen, energie, chemie, vervoer, afvalbeheer en brandbestrijding, waar werknemers een groot risico lopen te worden blootgesteld. Asbestvezels zijn overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/200865 van het Europees Parlement en de Raad ingedeeld als kankerverwekkend categorie 1A. Bij inademing kunnen asbestvezels via de lucht leiden tot ernstige ziekten zoals mesothelioom en longkanker. Het kan gemiddeld 30 jaar vanaf het moment van blootstelling duren voordat de eerste tekenen van ziekte zichtbaar zijn, wat uiteindelijk leidt tot werkgerelateerde sterfgevallen.

Motivering

Aanvulling van de opsomming van sectoren waarin asbest op grote schaal werd gebruikt en daardoor nu een risico kan vormen voor de gezondheid van werknemers en bewoners.

Wijzigingsvoorstel 2

Overweging 5

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

(5)

Het Europees kankerbestrijdingsplan ondersteunt de noodzaak van maatregelen op het gebied van de bescherming van werknemers tegen kankerverwekkende stoffen(1). Een betere bescherming van werknemers die aan asbest worden blootgesteld zal ook belangrijk zijn in het kader van de groene transitie en de uitvoering van de Europese Green Deal, met name voor de renovatiegolf voor Europa(2). In de aanbevelingen van de burgers in het kader van de Conferentie over de toekomst van Europa(3) werd ook gewezen op het belang van rechtvaardige arbeidsvoorwaarden, met name de herziening van Richtlijn 2009/148/EG.

(5)

Het Europees kankerbestrijdingsplan ondersteunt de noodzaak van maatregelen op het gebied van de bescherming van werknemers tegen kankerverwekkende stoffen(1). Een betere bescherming van werknemers die aan asbest worden blootgesteld en van personen die direct of indirect aan asbest worden blootgesteld als gevolg van de beroepsactiviteiten van derden, met name op plaatsen waar opknap-, renovatie-, afbraak- of sloopwerkzaamheden plaatsvinden of waar asbesthoudend afval wordt gestort, zal ook belangrijk zijn in het kader van de groene transitie en de uitvoering van de Europese Green Deal, met name voor de renovatiegolf voor Europa(2). In de aanbevelingen van de burgers in het kader van de Conferentie over de toekomst van Europa(3) werd ook gewezen op het belang van rechtvaardige arbeidsvoorwaarden, met name de herziening van Richtlijn 2009/148/EG.

Motivering

De algemeen nagestreefde groene transitie en de ambitie van de EU om in het kader van de “renovatiegolf” een hoger percentage gebouwen te renoveren, kunnen er tegelijkertijd toe leiden dat een groter aantal mensen aan asbest wordt blootgesteld, niet alleen werknemers in de bouw maar ook derden (bewoners van naburige gebouwen, passanten).

Wijzigingsvoorstel 3

Overweging 8

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

(8)

Een herziene grenswaarde moet in het licht van de beschikbare informatie, waaronder actuele wetenschappelijke en technische gegevens, in deze richtlijn worden vastgesteld, op basis van een grondige beoordeling van de sociaal-economische gevolgen en de beschikbaarheid van protocollen en technieken voor het meten van de blootstelling op de werkplek. Die informatie moet gebaseerd zijn op adviezen van het bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 opgerichte Comité risicobeoordeling (RAC) van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) en op adviezen van het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats (ACSH), dat is opgericht bij besluit van de Raad van 22 juli 2003(1).

(8)

Een herziene grenswaarde moet in het licht van de beschikbare informatie, waaronder actuele wetenschappelijke en technische gegevens, in deze richtlijn worden vastgesteld, op basis van een grondige beoordeling van de sociaal-economische gevolgen en de beschikbaarheid van protocollen en technieken voor het meten van de blootstelling op de werkplek. Die informatie moet gebaseerd zijn op de verschillende opties die worden beschreven in de adviezen van het bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 opgerichte Comité risicobeoordeling (RAC) van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) en in de adviezen van het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats (ACSH), dat is opgericht bij besluit van de Raad van 22 juli 2003(1).

Motivering

In de adviezen van voornoemde organen worden verschillende opties beschreven voor de grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan asbest en de blootstellingsrisicoverhouding.

Wijzigingsvoorstel 4

Overweging 9

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

(9)

Rekening houdend met de relevante wetenschappelijke expertise en een evenwichtige aanpak die tegelijkertijd een adequate bescherming van werknemers op EU-niveau waarborgt en onevenredige economische nadelen en lasten voor de betrokken marktdeelnemers (waaronder kmo’s) voorkomt, moet een herziene grenswaarde van 0,01 vezel/cm3 worden vastgesteld als tijdgewogen gemiddelde van 8 uur (TGG). Deze evenwichtige aanpak wordt geschraagd door een volksgezondheidsdoelstelling die gericht is op de noodzakelijke veilige verwijdering van asbest. Er is ook overwogen een grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling voor te stellen die rekening houdt met economische en technische overwegingen om een doeltreffende verwijdering mogelijk te maken.

(9)

Rekening houdend met de relevante wetenschappelijke expertise en een evenwichtige aanpak die tegelijkertijd een adequate bescherming van werknemers op EU-niveau waarborgt en de regels die sommige lidstaten reeds hebben ingevoerd in aanmerking neemt, waaruit de haalbaarheid van de implementatie van de nieuwe grenswaarde blijkt, moet een herziene grenswaarde van 0,01 vezel/cm3 worden vastgesteld als tijdgewogen gemiddelde van 8 uur (TGG) en moet binnen 3 jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn een grenswaarde van 0,002 vezel/cm3 worden vastgesteld. Deze evenwichtige aanpak wordt geschraagd door een volksgezondheidsdoelstelling die gericht is op de veilige verwijdering van asbest. Er is ook overwogen een geleidelijke verlaging van de grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling voor te stellen die rekening houdt met economische en technische overwegingen om een doeltreffende verwijdering mogelijk te maken.

Motivering

In Nederland geldt sinds 2016 een nationale grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling aan asbest van 0,002 vezel/cm3 (gemeten met rasterelektronenmicroscopie, REM/EDXA). Deze bindende grenswaarde is gebaseerd op een verslag uit 2010 van de Nederlandse Gezondheidsraad, dat door het ECHA wordt gebruikt als belangrijke bron voor de afleiding van de blootstellingsrisicoverhouding.

Wijzigingsvoorstel 5

Overweging 11

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

(11)

De optische microscopie biedt weliswaar niet de mogelijkheid om de kleinste voor de gezondheid schadelijke vezels te tellen, maar is vandaag de meest gebruikte methode voor het regelmatig meten van asbest. Aangezien het mogelijk is met fasecontrastmicroscopie een grenswaarde van 0,01 vezel/cm3 te meten, is er geen overgangsperiode nodig voor de uitvoering van de herziene grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling. In overeenstemming met het advies van het ACSH moet een modernere en gevoeligere methode op basis van elektronenmicroscopie worden gebruikt. Daarbij moet rekening worden gehouden met de noodzaak van een toereikende aanpassingsperiode en een grotere harmonisatie op EU-niveau van verschillende methoden voor elektronenmicroscopie.

(11)

De optische microscopie biedt niet de mogelijkheid om de kleinste voor de gezondheid schadelijke vezels te tellen en het is niet mogelijk met fasecontrastmicroscopie een grenswaarde van minder dan0,01 vezel/cm3 te meten. In overeenstemming met het advies van het ACSH moet geleidelijk een modernere en gevoeligere methode op basis van elektronenmicroscopie worden ingevoerd. Daarbij moet rekening worden gehouden met de noodzaak van aanpassing en een grotere harmonisatie op EU-niveau van verschillende methoden voor elektronenmicroscopie.

Motivering

Volgens het op 21 juni 2021 verschenen advies van het RAC over de wetenschappelijke beoordeling van grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan asbest wordt fasecontrastmicroscopie momenteel niet meer beschouwd als geavanceerde methode voor het meten van asbest op de werkplek.

Wijzigingsvoorstel 6

Overweging 14 bis (nieuwe overweging)

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

(14 bis)

De lidstaten worden opgeroepen om de nationale normen en procedures voor de erkenning van asbestgerelateerde ziekten te harmoniseren en een register van asbestgerelateerde ziekten op te zetten. Er moet een speciaal systeem komen voor de behandeling en genezing van asbestgerelateerde ziekten voor alle (huidige en voormalige) werknemers in sectoren waar sprake is van blootstelling aan asbest, voor hun gezinsleden en voor andere aan asbest blootgestelde personen uit hun omgeving.

Motivering

Nu worden alleen asbestgerelateerde beroepsziekten in kaart gebracht. Omdat de informatie die de lidstaten verstrekken niet volledig en niet onderling vergelijkbaar is, kunnen geen betrouwbare voorspellingen worden gedaan van onder meer het aantal door mesothelioom veroorzaakte sterfgevallen en kunnen de risico’s van asbest niet naar behoren worden ingeschat. Hierdoor ontstaan ook grote verschillen tussen de nationale compensatieregelingen. Daarom is het zo belangrijk om het asbestbeleid op gezondheidsgebied aan te vullen met een register van asbestgerelateerde ziekten (meestal wordt het aantal asbestgerelateerde ziekten berekend op basis van het aantal asbestgerelateerde beroepsziekten).

Wijzigingsvoorstel 7

Overweging 16 bis (nieuwe overweging)

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

(16 bis)

Omdat asbestgerelateerde ziekten zich pas na lange tijd openbaren en mensen zich vaak niet goed bewust zijn van de risico’s van de blootstelling aan asbest, zal de Europese Commissie onmiddellijk na de inwerkingtreding van deze richtlijn samen met de lidstaten regelmatig uitgebreide en doelgerichte voorlichtings- en informatiecampagnes voeren over de gevaren van het contact met asbest en manieren om zich passend daartegen te beschermen. Deze campagnes zullen zich richten op:

werknemers en hun gezinnen;

werkgevers;

eigenaars en beheerders van gebouwen;

decentrale overheden;

bewoners van wijken met vooral oude gebouwen;

gezondheidsdiensten, om het bewustzijn bij radiologen en huisartsen en hun vaardigheden met betrekking tot de herkenning en behandeling van asbestgerelateerde ziekten te vergroten.

Motivering

Ook al is het gebruik van asbest sinds 2005 in de EU verboden en mogen de risico’s van asbest als algemeen bekend worden beschouwd, toch bestaat daarover weinig feitelijke kennis bij werknemers en werkgevers (met name in de bouw), bewoners, personeel van decentrale overheden en woningcorporaties en bij verenigingen van eigenaren.

Wijzigingsvoorstel 8

Artikel 1, punt 4)

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

4)

In artikel 7, lid 6, wordt de eerste alinea vervangen door:

“De telling van de vezels gebeurt met een fasecontrastmicroscoop overeenkomstig de in 1997 door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) aanbevolen methode(*1)of, bij voorkeur, met een andere methode die gelijkwaardige of betere resultaten oplevert, zoals een methode op basis van elektronenmicroscopie.

4)

In artikel 7, lid 6, wordt de eerste alinea vervangen door:

“De telling van de vezels gebeurt tijdens de overgangsperiode met een fasecontrastmicroscoop overeenkomstig de in 1997 door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) aanbevolen methode(*2)en gebeurt na de vaststelling van de grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling van 0,002 vezel/cm3 met elektronenmicroscopie.

Motivering

Aangezien met optische microscopie geen grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling van minder dan 0,01 vezel/cm3 kan worden gemeten m.b.v. een fasecontrastmicroscoop, moet een modernere en gevoeligere methode op basis van elektronenmicroscopie worden gebruikt, in overeenstemming met het advies van het ACSH.

Wijzigingsvoorstel 9

Artikel 1, punt 4 bis), (nieuw punt)

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

4 bis)

Aan artikel 7 wordt het volgende lid 7 toegevoegd:

“7.Gezien de prijs van de hoogwaardige laboratoriumapparatuur die nodig is voor het onderzoeken van asbestvezels, wordt aanbevolen om in alle grotere stedelijke gebieden certificeringscentra op te richten, zowel ten behoeve van belanghebbenden als voor controledoeleinden. De laboratoria die de asbestanalyses uitvoeren, moeten geaccrediteerd zijn overeenkomstig de geldende norm voor kwaliteitsbeheersystemen van testlaboratoria.”.

Motivering

Gewaarborgd moet worden dat er gecertificeerde laboratoria zijn die beschikken over de juiste apparatuur voor het onderzoeken van monsters (en dat zij medefinanciering krijgen). Zo worden de financiële lasten voor werkgevers verlicht en wordt er bovendien voor gezorgd dat het onderzoek betrouwbaar is. Door te eisen dat de laboratoria geaccrediteerd zijn overeenkomstig de norm voor kwaliteitsbeheersystemen wordt gegarandeerd dat zij bekwaam zijn om betrouwbare analyses uit te voeren. Ook wordt zo gewaarborgd dat alle laboratoria in alle EU-lidstaten uniforme controles verrichten.

Wijzigingsvoorstel 10

Artikel 1, punt 5)

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

5)

Artikel 8 wordt vervangen door:

“Artikel 8

De werkgevers zorgen ervoor dat geen enkele werknemer wordt blootgesteld aan een asbestconcentratie in de lucht die groter is dan 0,01 vezel per cm3, berekend als tijdgewogen gemiddelde over een periode van acht uur (TGG).”

5)

Artikel 8 wordt vervangen door:

“Artikel 8

De werkgevers zorgen ervoor dat geen enkele werknemer wordt blootgesteld aan een asbestconcentratie in de lucht die groter is dan 0,01 vezel per cm3, berekend als tijdgewogen gemiddelde over een periode van acht uur (TGG). Binnen 3 jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn wordt een grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling van 0,002 vezel/cm3 vastgesteld.”.

Motivering

De voorgestelde tweestapsaanpak voor de wijzigingen van de bindende grenswaarde houdt rekening met de noodzaak van een overgangsperiode voor aanpassing. Bovendien geldt de voorgestelde ambitieuzere grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling sinds 2016 in Nederland. Deze waarde is gebaseerd op een verslag uit 2010 van de Nederlandse Gezondheidsraad, dat door het ECHA wordt gebruikt als belangrijke bron voor de afleiding van de blootstellingsrisicoverhouding.

Wijzigingsvoorstel 11

Artikel 1, punt 6 bis) (nieuw punt)

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

6 bis)

Artikel 15 wordt vervangen door:

“Artikel 15

Alvorens zij werkzaamheden zoals sloop of verwijdering van asbest kunnen verrichten, moeten bedrijven aantonen dat zij en hun werknemers op dit gebied formeel bekwaam zijn (o.a. in samenhang met periodieke nascholing). Dit wordt vastgesteld overeenkomstig de nationale wetgeving en/of praktijken en in overeenstemming met EU-richtsnoeren die door de Europese Commissie in samenwerking met het tripartiete Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats (ACSH) worden ontwikkeld.”.

Motivering

Spreekt voor zich.

II. BELEIDSAANBEVELINGEN

HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S (CvdR),

1.

is ingenomen met het voorstel van de Europese Commissie voor de herziening van de richtlijn betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest op het werk, waarmee onder meer wordt beoogd een nieuwe golf van asbestslachtoffers te voorkomen als uitvoering wordt gegeven aan de ambitieuze doelstellingen van de renovatiegolf. Tegelijkertijd zouden er maatregelen moeten worden genomen voor de doeltreffende preventie van alle vormen van beroepskanker.

2.

Het CvdR vindt dat het asbestprobleem in de richtlijn zeer beperkt wordt behandeld omdat die alleen maar gaat over de bescherming van werknemers tegen de risico’s voor hun gezondheid en veiligheid als gevolg van de blootstelling aan asbest op de werkplek.

3.

Het CvdR vestigt de aandacht op het volgende:

80 % van het asbest is gebruikt voor de vervaardiging van bouwmaterialen;

meer dan 220 miljoen gebouwen en objecten zijn lang vóór de invoering van het verbod op asbest gerealiseerd (en een aanzienlijk deel daarvan kan nog steeds asbest bevatten);

78 % van de in de EU erkende vormen van beroepskanker houdt verband met asbest;

de gemiddelde tijd tussen de blootstelling en de eerste symptomen is 30 jaar;

momenteel worden naar schatting 4,1 tot 7,3 miljoen werknemers aan de schadelijke gevolgen van asbestvezels blootgesteld.

4.

Het CvdR beveelt een aanpak in twee stappen aan waarbij drie jaar na de invoering van de bindende grenswaarde van 0,01 vezel/cm3 een ambitieuzere grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling van 0,002 vezel/cm3 wordt vastgesteld. In dit verband dringt het er ook op aan om optische microscopie geleidelijk te vervangen door de nauwkeurigere elektronenmicroscopie, waarmee asbest kan worden opgespoord als grenswaarden van minder dan 0,01 vezel/cm3 van toepassing zijn.

5.

Het CvdR stelt bezorgd vast dat het huidige tempo waarin asbest in de EU wordt verwijderd, zeer onbevredigend is. Bovendien verschilt dit tempo tussen de lidstaten, net als hun daartoe opgestelde strategieën en hun methoden voor asbestinventarisatie, monitoring en asbestverwijdering.

6.

Het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA), of in voorkomend geval een ander verantwoordelijk Europees orgaan, zou dringend een uniforme aanpak voor de opsporing van asbesthoudende producten moeten ontwikkelen. Een register van potentieel asbesthoudende producten zou wenselijk zijn om vroegtijdige opsporing daarvan door de lidstaten te vergemakkelijken. Het CvdR is in dit verband ingenomen met het voorstel van de Europese Commissie voor een wetgevingsinitiatief inzake de screening, registratie en monitoring van asbest, dat tot doel heeft de kloof tussen de desbetreffende nationale maatregelen te overbruggen. De invoering van verplichte screening en registratie van de aanwezigheid van asbest in gebouwen en de ontwikkeling van nationale strategieën voor asbestverwijdering zouden moeten leiden tot een gecoördineerde en vergelijkbare aanpak in de hele EU en daarmee tot een veiligere leefomgeving en een hoger niveau van bescherming voor de Europese burgers. In de richtlijn zou ook de noodzaak aan de orde moeten komen om hulpverleners (onder wie brandweerlieden, politieagenten, artsen en reddingswerkers) te beschermen tegen de risico’s van blootstelling aan asbest. Daartoe zou een actuele en toegankelijke databank moeten worden opgezet met betrouwbare gegevens over infrastructuur die waarschijnlijk of met zekerheid asbest bevat.

7.

Wil de richtlijn een succes worden, dan moeten de lidstaten en de EU-instellingen de lokale en regionale overheden actief betrekken bij alle coördinatie- en uitvoeringsstadia van de herziene richtlijn.

8.

Het CvdR kan zich vinden in de goedkeuring van een gemeenschappelijk EU-kader om asbest in het Europese gebouwenbestand gemakkelijker in kaart te kunnen brengen en vervolgens veilig te verwijderen. De Europese Commissie en de lidstaten zouden een gemeenschappelijke, systemische en stelselmatige aanpak moeten uitwerken en gaan volgen om het asbestprobleem op te lossen (gaande van een inventarisatiemethode, voorlichtings- en informatiecampagnes, programma’s ter ondersteuning van bewoners, ondernemers en decentrale overheden bij asbestverwijdering tot oplossingen voor gezondheidsbescherming en asbestopslag).

9.

Het CvdR stelt met bezorgdheid vast dat burgers in sommige lidstaten asbesthoudende producten zelf mogen verwijderen. De opleiding van werknemers is essentieel om risico’s door de beroepsmatige blootstelling aan asbest te voorkomen. Er zijn Europese richtsnoeren nodig voor de certificering van de in dit verband vereiste vaardigheden om ervoor te zorgen dat in de hele EU dezelfde normen worden toegepast. Het CvdR dringt er daarom op aan zulke richtsnoeren voor de certificering van de van werknemers verlangde vaardigheden voor de veilige verwijdering van asbesthoudende producten uit te werken.

10.

De Europese Commissie zou instrumenten moeten ontwikkelen waarmee de verwijdering van asbest op een veilige wijze kan worden versneld, zoals meer bewustmaking, adequatere scholing en verbetering van de bescherming van werknemers en bewoners met behulp van doeltreffende, aantrekkelijke en doelgerichte voorlichtings- en onderwijsprogramma’s (ook voor personeel van lokale en regionale overheden en gezondheidsdiensten).

11.

De algemeen nagestreefde groene transitie en de ambitie van de EU om in het kader van de renovatiegolf een hoger percentage gebouwen te renoveren, kunnen er tegelijkertijd toe leiden dat een groter aantal mensen aan asbest wordt blootgesteld, met name werknemers in de bouw. Daarom moet er worden gezocht naar oplossingen om doeltreffender toezicht te kunnen houden op het proces van asbestverwijdering en moet er een speciaal systeem komen voor de behandeling en genezing van asbestgerelateerde ziekten (zowel voor de werknemers die nu werkzaam zijn als degenen die vroeger werkzaam waren in sectoren waar sprake is van blootstelling aan asbest).

12.

Innovatieve activiteiten van O&O-centra met betrekking tot de veilige verwijdering, bewaring en opslag van asbest zouden gestimuleerd en financieel ondersteund moeten worden (bijv. in het kader van het Horizon-programma). In de meeste landen worden gevaarlijke afvalstoffen nog steeds op stortplaatsen opgeslagen of zijn er speciale opslagfaciliteiten voor asbestafval. Als er meer asbest zal worden verwijderd, betekent dit ook dat er aanzienlijk meer opslagruimte voor dit gevaarlijke mineraal nodig zal zijn. Er zou tevens een netwerk moeten worden opgezet van steden en regio’s die op hun grondgebied te maken hebben met de asbestproblematiek en de gevolgen daarvan, met als doel samenwerking en de uitwisseling van goede praktijkvoorbeelden aan te moedigen alsmede partnerschappen te creëren voor de uitvoering van gezamenlijke, door de EU medegefinancierde transnationale onderzoeksprojecten.

13.

De belangrijkste oorzaak van het trage tempo van asbestverwijdering is dat alleen de ontmanteling en afvoer van asbesthoudende materialen (met name eternietdaken) worden gefinancierd. Bewoners hebben vaak niet genoeg geld voor de door henzelf te bekostigen andere bouwmaterialen en aannemers om nieuwe dakbedekking aan te brengen en zien daar dan ook dikwijls van af. Er moeten dus nieuwe financiële steuninstrumenten en stimulansen komen (zoals belastingkortingen of subsidies).

14.

Om werknemers die aan asbest worden blootgesteld te beschermen en de milieugevolgen van asbest tot een minimum te beperken, schaart het CvdR zich achter de oproep voor een Europese strategie voor asbestverwijdering. Daarmee kan worden gezorgd voor een geïntegreerde beleidsaanpak en kunnen in alle lidstaten doeltreffende, stelselmatige oplossingen worden toegepast voor de inventarisatie, monitoring, veilige verwijdering en opslag van asbest alsmede ten aanzien van opleidingsmethoden.

15.

De lokale en regionale overheden moeten rechtstreeks toegang krijgen tot Europese structuur- en investeringsfondsen om hun plannen voor een veilige verwijdering van asbest te realiseren. Zonder directe financiering voor gemeenten en regio’s zullen beleidsmaatregelen niet doeltreffend zijn.

16.

Het CvdR pleit ervoor om met behulp van (EFSI-)middelen een financieel kader vast te stellen om eigenaren van gebouwen te ondersteunen en aldus de veilige verwijdering van asbest te koppelen aan andere beleidsmaatregelen en -programma’s (zoals m.b.t energie-efficiëntie, betere levensomstandigheden, sociale huisvesting en ziektepreventie).

Brussel, 16 maart 2023.

De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

Vasco ALVES CORDEIRO


(1) https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52021DC0044

(2) Een renovatiegolf voor Europa — groenere gebouwen, meer banen, hogere levenskwaliteit, COM(2020) 662 final.

(3) Conferentie over de toekomst van Europa: verslag over het eindresultaat (mei 2022) https://ec.europa.eu/info/strategy/priorities-2019-2024/new-push-european-democracy/conference-future-europe_nl

(1) https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52021DC0044

(2) Een renovatiegolf voor Europa — groenere gebouwen, meer banen, hogere levenskwaliteit, COM(2020) 662 final.

(3) Conferentie over de toekomst van Europa: verslag over het eindresultaat (mei 2022) https://ec.europa.eu/info/strategy/priorities-2019-2024/new-push-european-democracy/conference-future-europe_nl

(1) Besluit van de Raad van 22 juli 2003 tot oprichting van een Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats (PB C 218 van 13.9.2003, blz. 1).

(1) Besluit van de Raad van 22 juli 2003 tot oprichting van een Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats (PB C 218 van 13.9.2003, blz. 1).

(*1) Determination of airborne fibre number concentrations. A recommended method, by phase-contrast optical microscopy (membrane filter method), WHO, Geneva, 1997 (ISBN 92 4 154496 1).”;

(*2) Determination of airborne fibre number concentrations. A recommended method, by phase-contrast optical microscopy (membrane filter method), WHO, Geneva, 1997 (ISBN 92 4 154496 1).”;