Home

Resolutie van het Europees Parlement van 16 februari 2022 over de uitvoering van Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de veiligheid van speelgoed (richtlijn speelgoedveiligheid) (2021/2040(INI))

Resolutie van het Europees Parlement van 16 februari 2022 over de uitvoering van Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de veiligheid van speelgoed (richtlijn speelgoedveiligheid) (2021/2040(INI))

6.9.2022

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 342/99


P9_TA(2022)0037

Uitvoering van de richtlijn speelgoedveiligheid

Resolutie van het Europees Parlement van 16 februari 2022 over de uitvoering van Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de veiligheid van speelgoed (richtlijn speelgoedveiligheid) (2021/2040(INI))

(2022/C 342/11)

Het Europees Parlement,

gezien Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de veiligheid van speelgoed (1) (richtlijn speelgoedveiligheid),

gezien de evaluatie van de Commissie van 19 november 2020 van Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de veiligheid van speelgoed (SWD(2020)0287),

gezien Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid (2) (GPSD),

gezien Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (3),

gezien Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van Besluit 93/465/EEG van de Raad (4),

gezien Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (5),

gezien Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (6),

gezien Verordening (EU) 2019/881 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake Enisa (het Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging), en inzake de certificering van de cyberbeveiliging van informatie- en communicatietechnologie en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 526/2013 (cyberbeveiligingsverordening) (7),

gezien Verordening (EU) 2021/690 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van een programma voor de interne markt, het concurrentievermogen van ondernemingen, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen, het gebied van planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, en Europese statistieken (programma voor de interne markt), en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 99/2013, (EU) nr. 1287/2013, (EU) nr. 254/2014 en (EU) nr. 652/2014 (8),

gezien Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (9),

gezien Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende cosmetische producten (10),

gezien Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (CLP-verordening), tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (11),

gezien Richtlijn 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van radioapparatuur en tot intrekking van Richtlijn 1999/5/EG (12),

gezien Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (13) (algemene verordening gegevensbescherming),

gezien Richtlijn 85/374/EEG van de Raad van 25 juli 1985 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken (14) (richtlijn productaansprakelijkheid),

gezien Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (15) (BGGS-richtlijn),

gezien Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende cosmetische producten (16) (cosmeticaverordening),

gezien Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen en houdende intrekking van de Richtlijnen 80/590/EEG en 89/109/EEG (17),

gezien Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 inzake batterijen en accu’s, alsook afgedankte batterijen en accu’s en tot intrekking van Richtlijn 91/157/EEG (18) (batterijenrichtlijn),

gezien Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (19) (CLP-verordening),

gezien Verordening (EU) 2019/1021 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen (20) (POP-verordening),

gezien zijn resolutie van 25 november 2020 over de aanpak van productveiligheid op de interne markt (21),

gezien zijn resolutie van 25 november 2020 getiteld “Naar een duurzamer eengemaakte markt voor het bedrijfsleven en consumenten” (22),

gezien zijn resolutie van 12 februari 2020 over geautomatiseerde besluitvormingsprocessen: waarborging van consumentenbescherming en vrij verkeer van goederen en diensten (23),

gezien zijn resolutie van 12 december 2018 over het pakket eengemaakte markt (24),

gezien zijn resolutie van 4 juli 2017 over Europese normen voor de 21e eeuw (25),

gezien zijn resolutie van 4 juli 2017 over een langere levensduur voor producten: voordelen voor consumenten en bedrijven (26),

gezien zijn resolutie van 26 mei 2016 over de strategie voor de interne markt (27),

gezien zijn resolutie van 20 oktober 2020 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende de wet inzake digitale diensten: de werking van de eengemaakte markt verbeteren (28),

gezien zijn resolutie van 20 oktober 2020 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende een kader voor ethische aspecten van artificiële intelligentie, robotica en aanverwante technologieën (29),

gezien zijn resolutie van 18 april 2019 over een alomvattend EU-kader voor hormoonontregelende stoffen (30),

gezien zijn resolutie van 10 juli 2020 over de strategie voor duurzaam gebruik van chemische stoffen (31),

gezien de achtergrondnota van de Onderzoeksdienst van het Europees Parlement (EPRS) van april 2021 getiteld “The EU Toy Safety Directive”,

gezien het voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten (wet inzake digitale diensten) en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (COM(2020)0825),

gezien het voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van geharmoniseerde regels betreffende artificiële intelligentie (wet op de artificiële intelligentie) en tot wijziging van bepaalde wetgevingshandelingen van de Unie (COM(2021)0206),

gezien de mededeling van de Commissie van 10 maart 2020 getiteld “Langetermijnactieplan voor een betere uitvoering en handhaving van de regels inzake de eengemaakte markt” (COM(2020)0094),

gezien de mededeling van de Commissie van 14 oktober 2020 getiteld “Strategie voor duurzame chemische stoffen — Op weg naar een gifvrij milieu” (COM(2020)0667),

gezien de mededeling van de Commissie van 21 april 2021 getiteld “Fostering a European approach to Artificial Intelligence” (COM(2021)0205),

gezien de mededeling van de Commissie van 13 november 2020 getiteld “Nieuwe consumentenagenda — De weerbaarheid van de consument versterken met het oog op duurzaam herstel” (COM(2020)0696),

gezien de mededeling van de Commissie van 24 maart 2021 getiteld “EU-strategie voor de rechten van het kind” (COM(2021)0142),

gezien de conclusies van de Raad van 15 maart 2021 getiteld “Sustainable Chemicals Strategy of the Union: Time to Deliver”,

gezien artikel 54 van zijn Reglement, alsmede artikel 1, lid 1, punt e), van en bijlage 3 bij het besluit van de Conferentie van voorzitters van 12 december 2002 betreffende de procedure inzake het verlenen van toestemming voor het opstellen van initiatiefverslagen,

gezien het verslag van de Commissie interne markt en consumentenbescherming (A9-0349/2021),

A.

overwegende dat de richtlijn speelgoedveiligheid in 2009 is vastgesteld om een hoog niveau van gezondheid en veiligheid voor kinderen te waarborgen en de werking van de interne markt voor speelgoed te verbeteren door belemmeringen voor de handel in speelgoed tussen de lidstaten weg te nemen;

B.

overwegende dat het strenge EU-kader voor speelgoedveiligheid is bedoeld om ervoor te zorgen dat kinderen zo veilig mogelijk kunnen spelen en algemeen wordt beschouwd als een wereldwijde benchmark;

C.

overwegende dat spelen in het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind, dat alle EU-lidstaten hebben ondertekend, als recht van elk kind wordt erkend; overwegende dat spelen bijdraagt tot de ontwikkeling, de gezondheid en het welzijn van kinderen en een essentieel onderdeel van opgroeien is; overwegende dat uit studies blijkt dat speelgoed het spel kan verrijken en kinderen langer kan doen spelen;

D.

overwegende dat de richtlijn speelgoedveiligheid is gebaseerd op maximale harmonisatie, wat betekent dat de lidstaten geen andere eisen mogen stellen dan de eisen die in de richtlijn zijn vervat; overwegende dat de regels en eisen voor speelgoed in veel gevallen strenger zijn dan die voor andere producten, wegens de kwetsbaarheid van de consumenten voor wie speelgoed is ontworpen;

E.

overwegende dat de doeltreffendheid van de richtlijn speelgoedveiligheid van de EU te vaak wordt ondergraven door de praktijken van malafide handelaren en door onlineverkoop van niet-conforme producten;

F.

overwegende dat de richtlijn speelgoedveiligheid, ondanks het ontbreken van uitgebreide gegevens over het volledige effect ervan, het vrije verkeer van speelgoed op de interne markt veelal nog steeds op doeltreffende wijze garandeert, en overwegende dat het aantal bedrijven dat actief is op de markt, in de periode dat de richtlijn volledig wordt toegepast, met 10 % is toegenomen (2013-2017) en dat de omzet van de speelgoedindustrie in de EU sinds de inwerkingtreding van de richtlijn constant is gestegen; overwegende dat 99 % van de bedrijven in de sector kmo’s zijn en dat de meerderheid van deze bedrijven micro-ondernemingen zijn;

G.

overwegende dat de richtlijn speelgoedveiligheid vereist dat speelgoed dat op de EU-markt wordt aangeboden, veilig is en een hoog niveau van bescherming van kinderen tegen de gevaren van chemische stoffen in speelgoed waarborgt; overwegende dat een snelle aanpassing van specifieke eisen en normen nodig kan zijn als uit de wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen blijkt dat er zich voorheen onbekende risico’s en uitdagingen met betrekking tot speelgoed voordoen;

H.

overwegende dat de Commissie in de strategie voor duurzame chemische stoffen heeft benadrukt dat er bepalingen moeten worden ingevoerd of aangescherpt om rekening te houden met de gecombineerde effecten van chemische stoffen, ook voor speelgoed, en dat de generieke aanpak van risicobeheer moet worden verruimd om ervoor te zorgen dat consumentenproducten, met inbegrip van speelgoed, geen chemische stoffen bevatten die kanker of genmutaties veroorzaken, het voortplantings- of endocrien systeem aantasten of persistent en bioaccumulerend zijn; overwegende dat de Commissie zich er in de strategie voor duurzame chemische stoffen voorts toe verbindt na te gaan hoe en wanneer diezelfde generieke aanpak met betrekking tot consumentenartikelen kan worden verruimd tot andere schadelijke chemische stoffen, met inbegrip van stoffen die het immuun-, zenuw- of ademhalingsstelsel aantasten en chemische stoffen die toxisch zijn voor een specifiek orgaan;

I.

overwegende dat een grotere duurzaamheid belangrijk is, maar dat de veiligheid van speelgoed altijd voorrang moet krijgen; overwegende dat vereisten om de duurzaamheid te verbeteren, de veiligheid niet in het gedrang mogen brengen;

1.

verwelkomt het evaluatieverslag van de Commissie over de richtlijn speelgoedveiligheid, waarin de werking van de richtlijn sinds de inwerkingtreding ervan wordt beoordeeld;

2.

erkent de meerwaarde van de richtlijn speelgoedveiligheid voor het verbeteren van de veiligheid van kinderen en het waarborgen van een even hoog beschermingsniveau overal in de interne markt, vergeleken met de voorgaande richtlijn, en de rol van de richtlijn bij het verschaffen van rechtszekerheid en het creëren van een gelijk speelveld voor bedrijven; betreurt dat sommige fabrikanten van buiten de EU die hun producten op de interne markt verkopen, met name via onlinemarktplaatsen, niet aan de EU-wetgeving voldoen, en dat veel speelgoed dat in de EU wordt verkocht, nog steeds een aanzienlijk gevaar voor kinderen vormt;

3.

erkent dat normen essentieel zijn voor een efficiënte en soepele toepassing van de richtlijn speelgoedveiligheid door fabrikanten, en erkent ook de rol van aangemelde instanties om in situaties waarin geen normen bestaan of normen niet worden toegepast, te zorgen voor naleving; benadrukt dat het aantal aangemelde instanties in sommige regio’s moet worden verhoogd; benadrukt dat de lidstaten open, inclusieve, duurzame, transparante en kwalitatief hoogwaardige normen moeten hanteren; onderstreept dat normen ook technologieneutraal en resultaatgericht moeten zijn, zodat gelijke concurrentievoorwaarden voor de marktdeelnemers, in het bijzonder kmo’s, worden gewaarborgd;

4.

benadrukt dat er ambitieuze normen moeten worden opgesteld voor adaptief speelgoed, dat kinderen met een handicap in staat stelt te genieten van en te interageren met speelgoed dat zij anders wellicht niet hadden kunnen gebruiken;

5.

stelt vast dat sommige markttoezichtautoriteiten problemen ondervinden met de handhaving van de bepalingen van artikel 11 van de richtlijn speelgoedveiligheid, dat fabrikanten verplicht om waarschuwingen op speelgoed op duidelijk zichtbare, goed leesbare, begrijpelijke en correcte wijze aan te brengen; onderstreept dat die problemen worden veroorzaakt door het ontbreken van specifieke vereisten en daarmee verband houdende normen; verzoekt de Commissie daarom specifieke voorschriften in te voeren voor de zichtbaarheid en leesbaarheid van waarschuwingen op speelgoed, zodat de lidstaten deze voorschriften op uniforme wijze kunnen handhaven;

6.

erkent dat de tenuitvoerlegging van en de voorbereiding op een correcte toepassing van de richtlijn speelgoedveiligheid een moeizaam proces vormden, dat vele jaren in beslag heeft genomen en aanzienlijke financiële investeringen van de Europese speelgoedproducenten heeft gevergd; benadrukt dat juridische stabiliteit van belang is voor een stabiele ontwikkeling van Europese bedrijven, in het bijzonder kleine en middelgrote familiebedrijven;

7.

stelt echter vast dat nog steeds inconsistenties zijn, die een herziening van de richtlijn speelgoedveiligheid noodzakelijk maken; verzoekt de Commissie daarom haar evaluatieproces voort te zetten en een uitvoerige effectbeoordeling te verrichten om na te gaan of en hoe die inconsistenties moeten worden verholpen; benadrukt dat er verdere inspanningen nodig zijn, met name van de wetshandhavingsinstanties, om ervoor te zorgen dat alle marktdeelnemers die speelgoed in de EU in de handel brengen, strikte veiligheidseisen toepassen; onderstreept dat rekening moet worden gehouden met de uitdagingen, de specifieke risico’s en de negatieve gevolgen voor bedrijven die speelgoed produceren dat aan de voorschriften voldoet, als gevolg van de verkoop van niet-conform, onveilig en namaakspeelgoed, dat meestal afkomstig is uit niet-EU-landen, en dat de risico’s die voortvloeien uit het gebruik van nieuwe technologieën moeten worden aangepakt;

Chemische stoffen

8.

erkent dat de huidige richtlijn speelgoedveiligheid flexibel en relatief toekomstbestendig is, aangezien de richtlijn in de periode 2012-2019 14 keer is gewijzigd om ze aan te passen aan nieuwe wetenschappelijk bewijzen die duiden op voorheen onbekende risico’s voor kinderen, met name op het gebied van chemische stoffen; is echter bezorgd over het feit dat er nog steeds problemen zijn die de veiligheid van kinderen in gevaar kunnen brengen en die slechts gedeeltelijk kunnen worden verholpen door middel van uitvoeringshandelingen;

9.

benadrukt dat speelgoed dat in de EU in de handel wordt gebracht, moet voldoen aan de richtlijn speelgoedveiligheid alsook aan de toepasselijke EU-wetgeving inzake chemische stoffen, in het bijzonder de Reach-verordening, de cosmeticaverordening, de verordening inzake materialen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen, de batterijenrichtlijn, de CLP-verordening en de POP-verordening, ongeacht waar het speelgoed is vervaardigd;

10.

benadrukt dat het, met name voor kmo’s, lastig kan zijn als vereisten over verscheidene wetteksten verspreid zijn en als er verschillende grenswaarden worden voorgeschreven, zodat dezelfde stof soms twee keer moet worden gemeten, zoals in het geval van de grenswaarden voor migratie en gehalte; verzoekt de Commissie daarom te overwegen om alle toepasselijke grenswaarden voor speelgoed in één wettekst te consolideren tot uniforme waarden, onderbouwd door verdere evaluatie, teneinde de conformiteitsbeoordeling te stroomlijnen en het gemakkelijker en minder lastig te maken om aan de voorschriften te voldoen; verzoekt de Commissie voorts te overwegen om de toegang tot informatie te stroomlijnen, onder meer via een onlineportaal, teneinde te verduidelijken wat in welke omstandigheden vereist is en het voor het markttoezicht, de marktdeelnemers en de consumenten gemakkelijker te maken om hun weg te vinden in deze verschillende wetteksten;

11.

is bezorgd over het feit dat de in richtlijn speelgoedveiligheid opgenomen afwijking van het verbod op chemische stoffen die kankerverwekkend, mutageen of giftig voor de voortplanting zijn (CMR’s) in bepaalde gevallen toelaat dat die chemische stoffen aanwezig zijn in concentraties die te hoog lijken om de bescherming van kinderen te waarborgen; verzoekt de Commissie een effectbeoordeling te verrichten om na te gaan of de generieke grenswaarden voor CMR’s waarvoor de richtlijn speelgoedveiligheid afwijkingen toestaat, moeten worden verlaagd naar aanleiding van de aanbevelingen van het betreffende wetenschappelijk comité, en te onderzoeken of, in overeenstemming met de strategie voor duurzame chemische stoffen, de mogelijkheid om af te wijken van de voorschriften betreffende de aanwezigheid van CMR’s in speelgoed die niet toegankelijk zijn voor kinderen, moet worden geschrapt en of er passende maatregelen moeten worden getroffen om te voorkomen dat kinderen worden blootgesteld aan gevaarlijke, toxische, schadelijke, bijtende en irriterende stoffen; verzoekt de Commissie rekening te houden met de gecombineerde blootstelling van kinderen aan chemische stoffen en met mogelijke effecten van lage doses;

12.

onderstreept dat er inconsistenties ontstaan als voor chemische stoffen als nitrosaminen en nitroseerbare stoffen in speelgoed voor kinderen jonger dan 36 maanden of bestemd om in de mond te worden gestopt, op nationaal niveau lagere grenswaarden worden vastgesteld dan in de richtlijn speelgoedveiligheid, zelfs als de Commissie die lagere waarden gerechtvaardigd vindt; merkt evenwel op dat alle kinderen in de EU een even hoog beschermingsniveau dienen te genieten; erkent dat deze grenswaarde niet bij uitvoeringshandeling kan worden gewijzigd, maar dat daarvoor een wetgevingsprocedure nodig is; verzoekt de Commissie derhalve om bij een herziening van de richtlijn speelgoedveiligheid na een uitvoerige effectbeoordeling te beoordelen of de grenswaarde moet worden aangepast aan de strengste waarde die op nationaal niveau geldt, en te voorzien in een flexibel mechanisme dat een snelle aanpassing van de grenswaarden voor gevaarlijke chemische stoffen mogelijk maakt en voorkomt dat op nationaal niveau verschillende waarden worden vastgesteld, zodat een gelijk speelveld op de interne markt wordt gewaarborgd ten bate van de consumenten en de marktdeelnemers; onderstreept dat de uitvoeringshandelingen die daartoe moeten worden vastgesteld, nog steeds grondig door het Parlement moeten worden getoetst;

13.

is verheugd dat de Commissie heeft toegezegd om de generieke risicobenadering van de richtlijn speelgoedveiligheid met betrekking tot CMR’s uit te breiden tot hormoonontregelende stoffen, op basis van de definitie van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), om in de effectbeoordeling te onderzoeken of die bij een toekomstige herziening van de richtlijn speelgoedveiligheid moet worden toegepast zodat hormoonontregelende stoffen in speelgoed worden verboden zodra ze worden geïdentificeerd, en om te overwegen daartoe horizontale wetgeving in te voeren, zoals herhaaldelijk door het Parlement en de Raad is gevraagd, met inachtneming van het in de strategie voor duurzame chemische stoffen vervatte beginsel “één stof, één beoordeling”; verwelkomt in dit verband de toezegging dat zal worden nagegaan of deze aanpak kan worden uitgebreid tot chemische stoffen die het immuun-, zenuw- en ademhalingsstelsel aantasten en chemische stoffen die toxisch zijn voor een specifiek orgaan, teneinde een hoog niveau van bescherming tegen deze chemische stoffen te waarborgen en een toekomstbestendig regelgevend antwoord te bieden op het gebruik ervan in speelgoed, in overeenstemming met het voornemen van de Commissie om aan alle toepassingen van deze chemische stoffen prioriteit te geven voor Reach-beperkingen;

14.

is bezorgd over het feit dat bij het vaststellen van de strengere bepalingen voor chemische stoffen in speelgoed bestemd voor kinderen jonger dan 36 maanden geen rekening is gehouden met het feit dat ook oudere kinderen kwetsbaar zijn voor gevaarlijke stoffen; merkt op dat dit onderscheid tot gevolg kan hebben dat fabrikanten de bepalingen omzeilen door aan te geven dat het speelgoed bestemd is voor kinderen ouder dan 36 maanden, zelfs als dat duidelijk niet het geval is; wijst erop dat verscheidene belanghebbenden, de Commissie en de lidstaten hebben aangegeven dat dit onderscheid duidelijk inadequaat is, aangezien het mazen in de wetgeving kan creëren en de richtlijn speelgoedveiligheid minder doeltreffend kan maken, en hebben gevraagd het te schrappen; verzoekt de Commissie daarom deze kwestie in het kader van de effectbeoordeling met het oog op de herziening van de richtlijn speelgoedveiligheid en in volledige overeenstemming met de meest recente wetenschappelijke gegevens te onderzoeken, te beslissen of dit onderscheid moet worden afgeschaft en specifieke grenswaarden voor chemische stoffen in speelgoed vast te stellen; is van mening dat wanneer wetenschappelijk bewijs aan het licht komt waaruit blijkt dat een chemische stof gevaarlijk is voor kinderen, het gebruik ervan in speelgoed en in alle voor kinderen bestemde producten moet worden beperkt;

Markttoezicht en nieuwe technologieën

15.

merkt op dat de richtlijn speelgoedveiligheid de bevoegde autoriteit van de lidstaten verplicht om markttoezicht uit te oefenen met inachtneming van het voorzorgsbeginsel, speelgoed dat in de handel is gebracht, te testen en de documentatie van de fabrikanten te verifiëren, teneinde onveilig speelgoed uit de handel te nemen en op te treden tegen degenen die verantwoordelijk zijn voor het in de handel brengen ervan; vreest dat het markttoezicht in het kader van de richtlijn speelgoedveiligheid, hoewel het van cruciaal belang blijft voor de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van kinderen die risico lopen, slechts in beperkte mate doeltreffend is en dat daardoor het gelijke speelveld en het concurrentievermogen van marktdeelnemers die de wetgeving naleven, worden ondermijnd ten voordele van malafide handelaren die de EU-voorschriften niet toepassen; stelt vast dat er nog steeds problemen worden gemeld met het verkrijgen van informatie en documentatie van bepaalde marktdeelnemers;

16.

is verheugd over de vaststelling van Verordening (EU) 2019/1020, die tot doel heeft het markttoezicht te verbeteren door de controles door de nationale autoriteiten te versterken en te harmoniseren om ervoor te zorgen dat producten die de interne markt binnenkomen, met inbegrip van speelgoed, veilig zijn en aan de voorschriften voldoen, en vraagt de lidstaten deze verordening snel ten uitvoer te leggen en de douane- en markttoezichtautoriteiten te voorzien van adequate personele, financiële en technische middelen om meer en effectievere controles te verrichten, zodat de richtlijn speelgoedveiligheid doeltreffend kan worden gehandhaafd en de verspreiding van onveilig en niet-conform speelgoed in de EU kan worden voorkomen;

17.

verzoekt de Commissie de tenuitvoerlegging en toepassing van Verordening (EU) 2019/1020 door de lidstaten te evalueren en de lidstaten actief te ondersteunen bij de handhaving van de nationale strategieën voor markttoezicht; dringt er bij de Commissie op aan uitvoeringshandelingen vast te stellen met benchmarks en controletechnieken op basis van een gemeenschappelijke risicoanalyse op EU-niveau, teneinde een consequente handhaving van de EU-wetgeving te waarborgen, de controles op producten die de EU-markt binnenkomen te versterken, verschillen te voorkomen en een doeltreffend en uniform niveau van dergelijke controles te bewerkstelligen; verzoekt de Commissie uitvoeringshandelingen vast te stellen tot nadere bepaling van de procedures voor de aanwijzing van Unietestfaciliteiten overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) 2019/1020;

18.

verzoekt de Commissie de mogelijkheden te blijven verkennen voor het gebruik van nieuwe technologieën zoals e-labeling, blockchain en artificiële intelligentie om onveilige producten op te sporen, risico’s te beperken, de naleving van de richtlijn speelgoedveiligheid te verbeteren en het werk van de markttoezichtautoriteiten te vergemakkelijken door gemakkelijk toegankelijke, actuele, gestructureerde en zo mogelijk digitale informatie te verstrekken over producten en de traceerbaarheid ervan in de toeleveringsketen;

19.

wijst nogmaals op de beperkte financiële en personele middelen, waardoor de doeltreffendheid en het bereik van veel markttoezichtautoriteiten de afgelopen jaren zijn verminderd; is in dit verband ingenomen met de vaststelling van het programma voor de interne markt en de invoering van een specifieke doelstelling, met een specifiek begrotingsonderdeel, en toepassingsgerichte hulpmiddelen voor markttoezicht, die de maatregelen van de lidstaten zullen helpen ondersteunen om ervoor te zorgen dat alleen veilig en conform speelgoed op de EU-markt wordt gebracht;

20.

onderstreept dat doeltreffend markttoezicht van essentieel belang is om onveilig speelgoed op te sporen en een correcte toepassing van de richtlijn speelgoedveiligheid te waarborgen; vraagt de lidstaten daarom hun markttoezichtactiviteiten beter te coördineren, onder meer door best practices uit te wisselen en hun systemen te digitaliseren, en de samenwerking tussen de markttoezichtautoriteiten en andere autoriteiten, zoals de douane-, telecommunicatie- en gegevensbeschermingsautoriteiten, te versterken; vraagt de markttoezichtautoriteiten en de douaneautoriteiten daarom actief ervaringen uit te wisselen en hun onderlinge coördinatie en samenwerking te intensiveren, ook op grensoverschrijdend niveau, zodat een snelle overdracht van informatie over onveilig speelgoed mogelijk wordt en invoer van onveilig speelgoed daadwerkelijk kan worden tegengehouden; benadrukt dat het van essentieel belang blijft om in de hele EU voortdurend doeltreffende controles te houden op speelgoed dat de interne markt binnenkomt teneinde ervoor te zorgen dat het aan de EU-voorschriften voldoet; verzoekt de Commissie gezamenlijke markttoezichtacties, met inbegrip van opleidingsactiviteiten, te organiseren en te financieren om de handhaving van de EU-wetgeving inzake speelgoed te versterken, en samen te werken met de bevoegde autoriteiten van derde landen om informatie over onveilig speelgoed uit te wisselen; verzoekt de lidstaten voorts minimumpercentages voor steekproeven of controles vast te stellen om de handhaving te verbeteren;

21.

benadrukt dat de markttoezichtautoriteiten, om onveilig speelgoed doeltreffender op te sporen, regelmatig en ten minste eenmaal per jaar aan mysteryshopping moeten doen, ook op onlinemarktplaatsen, met name omdat speelgoed het soort product is dat het vaakst worden gemeld via het EU-systeem voor snelle uitwisseling van informatie over gevaarlijke non-foodproducten (Safety Gate);

22.

is bezorgd over de nieuwe kwetsbaarheden en risico’s die verbonden speelgoed met zich meebrengt wat de veiligheid, beveiliging, privacy en geestelijke gezondheid van kinderen betreft; benadrukt hoe belangrijk het is dat de privacy van kinderen wordt gewaarborgd wanneer zij verbonden speelgoed gebruiken; is bezorgd over het feit dat sommige van deze speelgoedartikelen die reeds op de EU-markt zijn gebracht, onvoldoende beveiligd blijken te zijn en geen of nauwelijks waarborgen blijken te bieden tegen cyberdreigingen; moedigt producenten van verbonden speelgoed aan om veiligheids- en beveiligingsmechanismen door ontwerp in hun speelgoed te integreren; verzoekt de Commissie verschillende opties voor maatregelen te onderzoeken met betrekking tot het risiconiveau en het evenredigheidsbeginsel, zoals het uitbreiden van het toepassingsgebied van de richtlijn speelgoedveiligheid met bepalingen inzake privacy en informatiebeveiliging, het vaststellen van horizontale wetgeving inzake cyberbeveiligingsvereisten voor verbonden producten en bijbehorende diensten, zoals de Europese wet inzake weerbaarheid op het gebied van cyberbeveiliging, of het verscherpen van de betreffende horizontale wetgeving, zoals de richtlijn radioapparatuur en de algemene verordening gegevensbescherming, en het Parlement te betrekken bij haar keuzes;

23.

is bezorgd over het feit dat consumenten slechts in zeer beperkte mate op terugroepacties reageren en dat kinderen onveilig speelgoed ook na een terugroepactie blijven gebruiken; verzoekt de Commissie daarom richtsnoeren voor terugroepprocedures te publiceren, met inbegrip van een controlelijst met concrete voorschriften, en verzoekt de onlinemarktplaatsen doeltreffende mechanismen in te stellen om ervoor te zorgen dat zij hun gebruikers, kopers en verkopers kunnen bereiken zodat zij zo snel mogelijk in kennis worden gesteld wanneer terugroepacties nodig zijn en zodat meer consumenten door de terugroepacties worden bereikt;

E-commerce

24.

erkent de positieve rol van e-commerce, met inbegrip van de rol van onlinemarktplaatsen, die de speelgoedproducenten in de EU in staat hebben gesteld zich te ontwikkelen; benadrukt in dit verband dat de activiteiten van deze bedrijven zowel binnen als buiten de EU zijn toegenomen; onderstreept dat de ontwikkeling van e-commerce de consumenten ten goede komt, maar de markttoezichtautoriteiten ook voor uitdagingen stelt bij het waarborgen van de conformiteit van online verkochte producten; merkt op dat veel online gekochte producten niet aan de EU-veiligheidsvoorschriften voldoen en is bezorgd over de grote hoeveelheid gevaarlijk speelgoed die online wordt verkocht door malafide handelaren; acht het noodzakelijk dat een einde wordt gemaakt aan de onlineverkoop van niet-conform en gevaarlijk speelgoed;

25.

verwelkomt de richtsnoeren van de Commissie voor de toepassing van artikel 4 van Verordening (EU) 2019/1020, waarin de taken van marktdeelnemers worden verduidelijkt, met name wat betreft online verkochte producten die vanuit niet-EU-landen op de EU-markt worden gebracht; benadrukt dat niet-conforme producten die vanuit niet-EU-landen via onlinemarktplaatsen rechtstreeks aan consumenten worden verkocht, moeten worden aangepakt; herinnert eraan dat alleen veilige producten door marktdeelnemers op de EU-markt mogen worden gebracht; benadrukt dat de naleving van de EU-regels door alle marktdeelnemers essentieel is om de veiligheid van kinderen te waarborgen en een gelijk speelveld voor bedrijven te creëren; vraagt de markttoezichtautoriteiten en de douaneautoriteiten nauwer samen te werken, onder meer door informatie uit te wisselen over gevallen van niet-naleving, en krachtige handhavingsmaatregelen te nemen om te voorkomen dat malafide handelaren de EU-markt exploiteren;

26.

onderstreept de meerwaarde van het beginsel “ken uw zakelijke klant” voor het verbeteren van de conformiteit en traceerbaarheid van online verkocht speelgoed; wijst erop dat de productveiligheidsbelofte vrijwillig is en dat er slechts weinig marktdeelnemers aan meedoen; betreurt dat de productveiligheidsbelofte vooralsnog weinig effect heeft gesorteerd;

27.

benadrukt dat onlinemarktplaatsen een enorme rol kunnen spelen bij het beperken van de verspreiding van onveilig speelgoed; is daarom van mening dat zij meer verantwoordelijkheid op zich moeten nemen voor het waarborgen van de veiligheid en conformiteit van speelgoed dat op hun platforms wordt verkocht, met name door niet-conform speelgoed op te sporen en te verwijderen, onder meer door het Safety Gate System te raadplegen en doeltreffend met de markttoezichtautoriteiten samen te werken om het niet-conforme speelgoed te verwijderen en te voorkomen dat onveilig speelgoed opnieuw verschijnt; benadrukt in dit verband in de krachtigste bewoordingen dat het van fundamenteel belang is te zorgen voor een effectieve en voorspelbare handhaving en volledige consistentie tussen de richtlijn speelgoedveiligheid en instrumenten zoals de wet inzake digitale diensten, de verordening artificiële intelligentie, de verordening algemene productveiligheid en de toekomstige wetgevingshandeling tot herziening van de richtlijn productaansprakelijkheid, teneinde de hoogste normen inzake veiligheid en grondrechten te waarborgen; vraagt om oplossingen die de melding van niet-conform speelgoed door consumentenorganisaties en betrouwbare flaggers mogelijk maken;

28.

benadrukt dat de samenwerking met niet-EU-landen moet worden geïntensiveerd om te voorkomen dat onveilig en niet-conform speelgoed op de EU-markt terechtkomt en tegelijk te zorgen voor een gelijk speelveld voor bedrijven; verzoekt de Commissie informatie over haar toezichtactiviteiten openbaar te maken;

Rechtsinstrument en verdere stappen

29.

verzoekt de Commissie, aangezien de richtlijn speelgoedveiligheid de facto als een verordening fungeert, na te gaan of de herziening ervan een gelegenheid kan zijn om de richtlijn om te vormen tot een verordening teneinde ze effectiever en efficiënter te maken en inconsistenties bij de uitvoering door de lidstaten en marktfragmentatie te voorkomen;

30.

verzoekt de Commissie na te gaan of er bij de toekomstige herziening ruimere wijzigingen nodig zijn, onderbouwd door een grondige effectbeoordeling om te onderzoeken of en hoe mechanische en fysische eisen, CMR’s, grenswaarden voor nitrosaminen en nitroseerbare stoffen en etiketteringsvoorschriften voor allergene geurstoffen en gevaarlijke chemische stoffen in de toekomstige herziening van de richtlijn speelgoedveiligheid kunnen worden opgenomen, teneinde eenvoudige en flexibele wijzigingen mogelijk te maken;

31.

is bezorgd over het feit dat sommige producenten de richtlijn speelgoedveiligheid omzeilen door te beweren dat hun producten geen speelgoed zijn, hoewel ze duidelijk als zodanig worden gebruikt; benadrukt dat de richtsnoeren van de Commissie nuttig zijn om te verduidelijken of een product al dan niet speelgoed is en om te zorgen voor een geharmoniseerde uitvoering van de richtlijn speelgoedveiligheid ten behoeve van zowel de markttoezichtautoriteiten als de marktdeelnemers; wijst er echter op dat sommige producten zich nog steeds in een “grijze zone” bevinden en verzoekt de Commissie daarom dit probleem bij de toekomstige herziening van de richtlijn speelgoedveiligheid te verhelpen in het kader van de definitie van speelgoed; benadrukt dat daartoe een open en constructieve dialoog met de belanghebbenden moet worden gevoerd;

32.

wijst erop dat speelgoed een belangrijke rol speelt bij de ontwikkeling van en de verwerving van vaardigheden door kinderen en pedagogische ondersteuning biedt bij het uitvoeren van nieuwe taken en het verbeteren en aanleren van vaardigheden vanaf zeer jonge leeftijd; verzoekt de Commissie de richtlijn speelgoedveiligheid te herzien om speelgoed veiliger te maken en tegelijk de rompslomp en de administratieve en juridische kosten voor de fabrikanten te verminderen, en zo een duidelijk traject uit te stippelen naar veilig en betaalbaar speelgoed voor alle kinderen in de Europese Unie;

33.

is van mening dat de consumenten en de actoren in de waardeketens informatie nodig hebben om duurzamer gedrag te stimuleren; verzoekt de Commissie daarom in de effectbeoordeling te onderzoeken of de duurzaamheid en repareerbaarheid van speelgoed van invloed kunnen zijn op de veiligheid ervan en, als dat het geval blijkt te zijn, vervolgens te onderzoeken of betere informatie over de duurzaamheid en de repareerbaarheid van speelgoed op evenredige en niet-beperkende wijze kan worden toegevoegd aan de etiketteringsvoorschriften; is in dit verband van mening dat er innovatieve en digitale oplossingen kunnen worden gebruikt om deze informatie ter beschikking van de consument te stellen en ervoor te zorgen dat veiligheidsinformatie duidelijk herkenbaar is, terwijl tegelijk buitensporige lasten voor de bedrijven worden vermeden en verpakkingsmateriaal tot een minimum wordt beperkt;

34.

is van mening dat waarschuwingen en veiligheidsinformatie belangrijk zijn voor de consument; merkt op dat extra etiketteringsvoorschriften tot een minimum moeten worden beperkt om te voorkomen dat de aandacht daarvan wordt afgeleid; verzoekt de Commissie te onderzoeken of niet voor de eindverbruiker bestemde conformiteitsinformatie elektronisch kan worden vermeld;

Gegevens

35.

benadrukt dat het door het ontbreken van consistente EU-brede statistieken over door speelgoed veroorzaakte ongevallen moeilijk is geweest om de bescherming die de richtlijn speelgoedveiligheid biedt, kwantitatief te beoordelen en informatie te verstrekken ten behoeve van de normalisatiewerkzaamheden met betrekking tot speelgoed; is van mening dat ontoereikende coördinatie en financiering op EU-niveau behoren tot de voornaamste oorzaken van het ontbreken van consistente gegevens, en verzoekt de Commissie dit bij een toekomstige herziening van de richtlijn te verhelpen; verzoekt de Commissie te onderzoeken of er een pan-Europese ongevallen- en letseldatabank met een speciaal onderdeel over speelgoed kan worden opgezet die openbaar en gebruiksvriendelijk is, die door overheidsinstanties, consumenten en fabrikanten kan worden geraadpleegd en waarin informatie kan worden ingevoerd en verzameld over ongevallen en letsels als gevolg van gevaarlijk speelgoed, met inbegrip van online verkocht speelgoed; is voorts van mening dat het gebruik van indicatoren en gegevens zoals die welke zijn verzameld in het kader van het informatie- en communicatiesysteem voor markttoezicht, Safety Gate en gezamenlijke acties, een extra mogelijkheid zou zijn om de doeltreffendheid van de richtlijn speelgoedveiligheid te beoordelen, en verzoekt de Commissie na te gaan of er digitale oplossingen kunnen worden gevonden die de traceerbaarheid in de toeleveringsketen kunnen verbeteren en kunnen bijdragen tot een hoger veiligheidsniveau voor speelgoed;

36.

verzoekt de lidstaten meer gegevens over de richtlijn speelgoedveiligheid te verzamelen, aangezien die gegevens momenteel ongelijkmatig, niet representatief en onvolledig zijn, en informatie uit te wisselen over risico’s en zwakke plekken met betrekking tot speelgoedveiligheid; verzoekt de bedrijven nauwer met de lidstaten samen te werken door meer gegevens over ongevallen met speelgoed te delen, teneinde de veiligheid van kinderen te verbeteren en het vertrouwen in speelgoed dat op de interne markt wordt gebracht, te vergroten;

37.

verzoekt de Commissie de herziening van de richtlijn speelgoedveiligheid aan te grijpen om indicatoren te ontwikkelen waarmee de correcte tenuitvoerlegging van de richtlijn door de lidstaten en de algemene effectiviteit ervan kunnen worden gemonitord; verzoekt de Commissie de verzameling van gegevens die regelmatig door de lidstaten, de markttoezichtautoriteiten en de aangemelde instanties moeten worden verstrekt, te verbeteren; beveelt de Commissie aan om op basis van de nationale verslagen een algemeen verslag op EU-niveau op te stellen en die verslagen openbaar te maken en gemakkelijk toegankelijk te maken voor alle belanghebbende partijen;

o

o o

38.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1)PB L 170 van 30.6.2009, blz. 1.

(2)PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4.

(3)PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30.

(4)PB L 218 van 13.8.2008, blz. 82.

(5)PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12.

(6)PB L 169 van 25.6.2019, blz. 1.

(7)PB L 151 van 7.6.2019, blz. 15.

(8)PB L 153 van 3.5.2021, blz. 1.

(9)PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

(10)PB L 342 van 22.12.2009, blz. 59.

(11)PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1.

(12)PB L 153 van 22.5.2014, blz. 62.

(13)PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1.

(14)PB L 210 van 7.8.1985, blz. 29.

(15)PB L 174 van 1.7.2011, blz. 88.

(16)PB L 342 van 22.12.2009, blz. 59.

(17)PB L 338 van 13.11.2004, blz. 4.

(18)PB L 266 van 26.9.2006, blz. 1.

(19)PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1.

(20)PB L 169 van 25.6.2019, blz. 45.

(21)PB C 425 van 20.10.2021, blz. 19.

(22)PB C 425 van 20.10.2021, blz. 10.

(23)PB C 294 van 23.7.2021, blz. 14.

(24)PB C 388 van 13.11.2020, blz. 39.

(25)PB C 334 van 19.9.2018, blz. 2.

(26)PB C 334 van 19.9.2018, blz. 60.

(27)PB C 76 van 28.2.2018, blz. 112.

(28)PB C 404 van 6.10.2021, blz. 2.

(29)PB C 404 van 6.10.2021, blz. 63.

(30)PB C 158 van 30.4.2021, blz. 18.

(31)PB C 371 van 15.9.2021, blz. 75.