Home

Resolutie van het Europees Parlement van 10 maart 2022 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende billijke en eenvoudige belastingheffing ter ondersteuning van de herstelstrategie (follow-up door het Parlement van het actieplan van de Commissie van juli en de daarin vervatte 25 initiatieven op het gebied van btw, vennootschapsbelasting en personenbelasting) (2020/2254(INL))

Resolutie van het Europees Parlement van 10 maart 2022 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende billijke en eenvoudige belastingheffing ter ondersteuning van de herstelstrategie (follow-up door het Parlement van het actieplan van de Commissie van juli en de daarin vervatte 25 initiatieven op het gebied van btw, vennootschapsbelasting en personenbelasting) (2020/2254(INL))

9.9.2022

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 347/211


P9_TA(2022)0082

Billijke en eenvoudige belastingheffing ter ondersteuning van de herstelstrategie

Resolutie van het Europees Parlement van 10 maart 2022 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende billijke en eenvoudige belastingheffing ter ondersteuning van de herstelstrategie (follow-up door het Parlement van het actieplan van de Commissie van juli en de daarin vervatte 25 initiatieven op het gebied van btw, vennootschapsbelasting en personenbelasting) (2020/2254(INL))

(2022/C 347/20)

Het Europees Parlement,

gezien artikel 255 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien de mededeling van de Commissie van 15 juli 2020 getiteld “Actieplan voor billijke en eenvoudige belastingheffing ter ondersteuning van de herstelstrategie” (COM(2020)0312),

gezien de mededeling van de Commissie van 15 juli 2020 over goed fiscaal bestuur in de EU en daarbuiten (COM(2020)0313),

gezien de mededeling van de Commissie van 7 april 2016 over een actieplan betreffende de btw — “Naar een gemeenschappelijke btw-ruimte in de EU — Tijd om knopen door te hakken” (COM(2016)0148),

gezien de mededeling van de Commissie van 3 maart 2021 getiteld “Een jaar na de uitbraak van COVID-19: de respons vanuit het begrotingsbeleid” (COM(2021)0105),

gezien de nog niet vastgestelde voorstellen van de Commissie, met name die betreffende een gemeenschappelijke heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCTB), betreffende een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB) (1) en betreffende het pakket belasting digitale economie (2), alsook de standpunten van het Parlement daarover,

gezien de mededeling van de Commissie van 15 januari 2019 getiteld “Naar een meer efficiënte en democratische besluitvorming in het fiscale beleid van de EU” (COM(2019)0008),

gezien de mededeling van de Commissie van 19 februari 2020 getiteld “De digitale toekomst van Europa vormgeven” (COM(2020)0067),

gezien het inclusief kader van de OESO/G20 betreffende het actieplan inzake grondslaguitholling en winstverschuiving (BEPS) van oktober 2015,

gezien het tussentijds verslag van het inclusief kader van de OESO/G20 van oktober 2018 getiteld “Belastinguitdagingen die voortvloeien uit digitalisering” en het bijbehorende werkprogramma van mei 2019 voor het uitwerken van een consensusoplossing voor de belastinguitdagingen die voortvloeien uit de digitalisering van de economie,

gezien de verslagen over de blauwdrukken van pijler 1 en pijler 2 die op 14 oktober 2020 door het inclusief kader van de OESO/G20 zijn aangenomen en de resultaten van een economische analyse en effectbeoordeling van de OESO,

gezien de mededeling van de Commissie van 18 mei 2021 over belastingheffing van ondernemingen in de 21e eeuw (COM(2021)0251),

gezien het jaarverslag 2021 inzake belastingen, getiteld “Annual Report on Taxation 2021 — Review of taxation policies in the EU Member States”, DG TAXUD, 18 mei 2021,

gezien het verslag van het Internationaal Monetair Fonds getiteld “Taxing Multinationals in Europe”, Afdelingen Europese en Fiscale Zaken, 2021, nr. 21/12,

gezien de resultaten van verschillende G7-, G8-, en G20-topontmoetingen over internationale belastingaangelegenheden,

gezien zijn resolutie van 16 december 2015 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende meer transparantie, coördinatie en convergentie van het vennootschapsbelastingbeleid in de Unie (3),

gezien zijn resoluties met betrekking tot de Bijzondere Commissie TAXE van 25 november 2015 over fiscale rulings en andere maatregelen van vergelijkbare aard of met vergelijkbaar effect (TAX 1) (4), van 6 juli 2016 over fiscale rulings en andere maatregelen van vergelijkbare aard of met vergelijkbaar effect (TAX 2) (5), en van 26 maart 2019 over financiële misdrijven, belastingontduiking en belastingontwijking (TAX 3) (6),

gezien zijn resolutie en aanbevelingen van 13 december 2017 naar aanleiding van het onderzoek naar witwaspraktijken, belastingontwijking en belastingontduiking (PANA) (7),

gezien zijn verslag over de toepassing van de EU-voorschriften voor de uitwisseling van belastinggegevens: geboekte vooruitgang, opgedane ervaring en weg te werken belemmeringen (2020/2046(INI)),

gezien zijn verslag over de hervorming van het EU-beleid inzake schadelijke belastingpraktijken (met inbegrip van de hervorming van de Groep gedragscode) (2020/2258(INI)),

gezien de artikelen 47 en 54 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A9-0024/2022),

A.

overwegende dat de ongekende omvang van de COVID-19-crisis en de ongekende impact ervan op de economie hebben geleid tot lagere belastinginkomsten en hogere schulden en begrotingsuitgaven om de samenleving en de economie te beschermen, en de oorzaak zijn van een scherpe stijging van de overheidsschuld; overwegende dat belastingontwijking, belastingfraude en belastingontduiking de overheidsinkomsten en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën, de belastingstelsels en de fiscale billijkheid ondermijnen; overwegende dat het van het grootste belang is belastingontwijking en -ontduiking te bestrijden en tegelijkertijd de belastingen op een niveau te houden dat de duurzame groei van de economie, het economisch en sociaal herstel van de Unie en de uitdagingen op langere termijn, zoals een vergrijzende bevolking, ecologische en klimaattransitie en digitalisering van de economie, ondersteunt, zonder toereikende belastinginkomsten te ondermijnen;

B.

overwegende dat het belastingeffect verschoven is van vermogen naar inkomen, van kapitaal naar inkomen uit arbeid en consumptie, van multinationale ondernemingen naar kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), en van de financiële sector naar de reële economie, met een verschuiving van de belastingdruk van meer mobiele naar minder mobiele belastingbetalers;

C.

overwegende dat voor een snel herstel een krachtige respons van het economisch en fiscaal beleid nodig is door middel van hervormingen en investeringen, onder meer: (i) het garanderen van een effectief gelijk speelveld voor belastingbetalers en bedrijven, waarbij belastingvoordelen die op oneerlijke wijze nadelen opleveren voor kmo’s, worden verminderd of afgeschaft, met onder meer minder administratieve rompslomp, om de mededinging, de binnenlandse handel en de handel binnen de interne markt te stimuleren, ondersteund door een eenvoudig, billijker, digitaal en voorspelbaarder belastingklimaat, (ii) het veiligstellen van belastinginkomsten voor de lidstaten ter financiering van het herstel, de overgang naar een koolstofneutrale economie, een vermindering van de schuldquote en het stimuleren van investeringen, en iii) het waarborgen van eerlijke belastingheffing voor bedrijven en burgers, met meer transparantie en vertrouwen in de samenleving en eerlijke mededinging, op basis van overeengekomen normen en gecoördineerde en gedigitaliseerde rapportagesystemen;

D.

overwegende dat het actieplan van de Commissie voor billijke en eenvoudige belastingheffing ter ondersteuning van de herstelstrategie (“het actieplan”) deel uitmaakt van een ruimere belastingstrategie van de Unie op het gebied van belasting over de toegevoegde waarde (btw), bedrijfsbelastingen en individuele belastingen; overwegende dat het actieplan een tweeledige aanpak behelst, waarbij maatregelen ter bestrijding van belastingfraude en belastingontduiking worden gecombineerd met vereenvoudigingen om onnodige obstakels en administratieve lasten voor belastingbetalers, met name burgers en kmo’s, weg te nemen;

E.

overwegende dat 99 % van de bedrijven in de Unie kmo’s zijn en dat kmo’s twee op de drie banen in de private sector creëren, maar dat de kosten van de naleving van de belastingwetgeving goed zijn voor 30 % van hun belastingdruk, terwijl dat voor grote ondernemingen slechts 2 % is;

F.

overwegende dat er behoefte is aan meer wederzijds vertrouwen en samenwerking tussen de belastingautoriteiten van de lidstaten en aan uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten met betrekking tot de nationale rapportagesystemen;

G.

overwegende dat in het speciaal verslag van de Europese Rekenkamer uit 2021 over de uitwisseling van fiscale inlichtingen in de EU (8) wordt vastgesteld dat de tussen de lidstaten uitgewisselde inlichtingen achterhaald, onjuist en onvolledig zijn;

H.

overwegende dat de huidige internationale regels inzake vennootschapsbelasting niet langer geschikt zijn in de context van de digitalisering en mondialisering van de economie; overwegende dat de ontwikkelingen op het gebied van digitalisering en een groter gebruik van immateriële activa en de toename ervan in de waardeketens vooruitzichten en uitdagingen creëren op het gebied van de traceerbaarheid van economische verrichtingen en belastbare feiten, inclusief het mogelijk maken van praktijken op het gebied van belastingontwijking, met name wanneer deze verrichtingen grensoverschrijdend zijn of plaatsvinden buiten de Unie;

I.

overwegende dat de vennootschapsbelasting moet worden geleid door het beginsel dat winsten worden belast waar ze worden gegenereerd, en dat een meer geharmoniseerde en gecoördineerde aanpak van het vennootschapsbelastingstelsel in de hele Unie het gemakkelijker zou maken om oneerlijke concurrentie tegen te gaan die wordt veroorzaakt door schadelijke belastingpraktijken die de werking van de interne markt verstoren en vaak tot een verkeerde toewijzing van middelen leiden;

J.

overwegende dat betere samenwerking tussen de belastingautoriteiten van de Unie en de lidstaten en meer transparantie op het gebied van vennootschapsbelasting de belastinginning en de naleving van de belastingwetgeving kan verbeteren en ook noodzakelijk is om eerlijke competitiviteit op de interne markt te bevorderen, waardoor het werk van de belastingautoriteiten efficiënter zal worden; overwegende dat het gebruik van technologie en digitalisering voor een efficiënter gebruik van de beschikbare gegevens, de efficiëntie en transparantie van de belastingautoriteiten kan ondersteunen, de nalevingskosten kan verlagen en het vertrouwen van het publiek kan vergroten; overwegende dat de vooruitgang die is geboekt met de digitalisering, zowel voor belastingplichtigen als voor belastingautoriteiten, alternatieven biedt voor het systematisch aanpakken van bepaalde vormen van belastingfraude en ook de belastingheffing van mobiele belastinggrondslagen kan vergemakkelijken;

Algemene overwegingen over het actieplan van de Commissie voor billijke en eenvoudige belastingheffing ter ondersteuning van de herstelstrategie

1.

verwelkomt het actieplan en steunt een grondige uitvoering ervan; stelt vast dat de meeste van de 25 acties verband houden met btw, hetgeen passend is gezien de grote inkomstenderving op het gebied van btw en het feit dat bedrijven moeten worden ondersteund, met name kmo’s; is evenwel van mening dat als aanvulling van concrete wetgevingsvoorstellen een effectbeoordeling moet worden uitgevoerd om een beter zich te krijgen op de mogelijke gevolgen voor belastingplichtigen en bedrijven; is ingenomen met het recente akkoord over btw-tarieven in de Raad, maar blijft bezorgd over het feit dat het definitieve btw-stelsel in de Raad geen steun heeft gekregen; verzoekt de Commissie het actieplan te controleren in het licht van de internationale ontwikkelingen op het niveau van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)/de G20 en in het licht van de COVID-19-pandemie;

2.

is van mening dat het besluit van de Commissie om initiatieven uit te voeren voor meer samenwerking tussen belastingautoriteiten en een verdere harmonisatie van de procedureregels op de interne markt van het grootste belang is; is tevreden met het initiatief van de Commissie inzake een “EU-kader voor samenwerking op het gebied van de naleving” als methode voor het aanmoedigen van nauwere samenwerking tussen belastingautoriteiten en bedrijven, en beveelt duidelijke subsidiabiliteits- en werkingsregels aan, alsook een mogelijke uitbreiding van het programma naar btw-gerelateerde kwesties; is tevreden met en kijkt uit naar het wetgevingsinitiatief van de Commissie inzake de invoering van een gemeenschappelijk, gestandaardiseerd, EU-breed stelsel voor bronbelastingvermindering, samen met een mechanisme voor de uitwisseling van inlichtingen en samenwerking tussen de belastingautoriteiten; verzoekt de Commissie in dit verband en als reactie op de recente Cum-Ex-onthullingen en de wereldwijde belastingovereenkomst van de OESO/G20 de mogelijke voordelen te onderzoeken van een effectief minimumtarief voor bronbelastingvermindering; verzoekt de Commissie in dit verband de discussie herop te starten over de geblokkeerde herziening van Richtlijn 2003/49/EG van de Raad (9) (richtlijn interest en royalty’s);

3.

is ingenomen met het voorstel van de Commissie om de btw-voorschriften te moderniseren, te vereenvoudigen en te harmoniseren door gebruik te maken van op transacties gebaseerde realtimerapportage en e-facturering; merkt op dat die rapportage belastingbetalervriendelijk moet zijn, maar tegelijk de belastingdiensten in staat moet stellen in realtime een overzicht te krijgen van de verschillende transacties, zodat fraude en risicohoudende marktdeelnemers gemakkelijker kunnen worden voorkomen en opgespoord; is van mening dat de rapportagevoorschriften en de belastingformulieren in alle lidstaten moeten convergeren; is van oordeel dat het gebruik van de dataminingtool transactienetwerkanalyse (TNA) een van de beschikbare mogelijkheden is om belastingfraude te verminderen en pleit voor de verdere ontwikkeling ervan en de uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten;

4.

herinnert eraan dat bij belastingmaatregelen, ongeacht of zij tijdelijk zijn of niet, moet worden voorkomen dat zij investeringsbeslissingen verstoren en dat deze maatregelen moeten fungeren als instrument ter ondersteuning van de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie als bepaald in artikel 3, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, met inbegrip van het concurrentievermogen van Europese bedrijven; benadrukt dat de rapportagevereisten niet mogen leiden tot een onevenredige stijging van de administratieve kosten voor economische actoren, met name kmo’s; merkt op dat er om effectief iets te doen aan gederfde belastinginkomsten wellicht behoefte is aan gegevens van betere kwaliteit en mogelijk aan grotere hoeveelheden gegevens; benadrukt het beginsel dat alle gegevens die de belastingautoriteiten hebben verzameld bij de belastingplichtigen, met eerbiediging van hun rechten, slechts één keer aan de lidstaten hoeven te worden verstrekt, beschermd door de strengste veiligheidsmaatregelen en met inachtneming van de wetgeving inzake gegevensbescherming; wijst op het potentieel van gegevens en digitale hulpmiddelen om de administratieve rompslomp te verminderen en diverse verplichtingen van de belastingbetaler te vereenvoudigen, met name op het gebied van btw-aangiften en overzichtslijsten, en merkt op dat artificiële intelligentie (AI) en diverse software moeten worden gebruikt om het gebruik van gegevens zo doeltreffend mogelijk te maken; wijst erop dat de inspanningen ter versterking van de administratieve samenwerking tussen de lidstaten moeten worden voortgezet om fraude en belastingontduiking terug te dringen; is van mening dat niet alleen de kwantiteit moet worden verhoogd, maar ook de kwaliteit van de uitgewisselde gegevens moet worden verbeterd, met het oog op een efficiënter systeem;

5.

onderstreept dat de diversiteit van de belastingvoorschriften van de lidstaten een lastige uitdaging vormt, met name voor kmo’s en startups die actief zijn of willen beginnen met handel drijven op de interne markt, aangezien zij te make, hebben met maar liefst 27 verschillende belastingstelsels; is van mening dat naar behoren rekening moet worden gehouden met het feit dat kmo’s hogere nalevingskosten dragen; benadrukt dat kmo’s niet verder mogen worden benadeeld door de financiële lasten die gepaard gaan met het verrichten van activiteiten in het kader van verschillende nationale systemen en dat de voordelen van de interne markt voor hen gemakkelijk toegankelijk moeten zijn;

6.

benadrukt dat in een strategie voor duurzaam herstel rekening moet worden gehouden met de houdbaarheid van de aanhoudende lage rentetarieven en de stijgende inflatie in de hele Unie; is van mening dat de belastingdruk niet mag verschuiven van kapitaalwinst naar arbeid, zoals nu het geval is; is in dit verband van mening dat meer aandacht moet worden besteed aan het grote aantal mobiele werknemers;

7.

wijst er nogmaals op dat de middelen uit NextGenerationEU belangrijk zijn voor het economisch herstel van de Unie en wijst op de mogelijkheid om de herstel- en veerkrachtfaciliteit te gebruiken voor het doorvoeren van fiscale hervormingen en het doen van investeringen die leiden tot een billijker, duurzamer en beter gedigitaliseerd belastingstelsel; herinnert eraan dat het Fiscalis-programma voor de periode 2021-2027, met een begroting van 269 miljoen EUR, gericht is op het bestrijden van belastingfraude en de inning ondersteunt van inkomsten voor de begroting van de Unie en de lidstaten door nationale belastingautoriteiten te helpen beter samen te werken om belastingfraude, belastingontduiking en agressieve fiscale planning te bestrijden;

8.

neemt kennis van het feit dat in 2016 naar schatting 46 miljard EUR aan inkomsten verloren is gegaan als gevolg van internationale belastingontduiking door individuen; wijst op de huidige verstoringen van de interne markt als gevolg van schadelijke belastingpraktijken die schadelijke belastingconcurrentie vormen; merkt op dat naast het actieplan een mededeling van de Commissie is gepubliceerd over goed fiscaal bestuur in de EU en daarbuiten, waarin de nadruk ligt op de noodzakelijke hervorming van de Gedragscode van de EU inzake de belastingregeling voor ondernemingen en de criteria die zijn vastgelegd in de EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden; betreurt de stilstand met betrekking tot beide kwesties in de Raad; neemt nota van het resultaat van de Ecofin-vergadering van 8 december 2021; betreurt in dit verband dat de ministers van Financiën van de lidstaten het niet eens konden worden over de hervorming van de Gedragscode van de EU inzake de belastingregeling voor ondernemingen van 1997 en herinnert aan de resolutie van het Europees Parlement van 7 oktober 2021 over de hervorming van het EU-beleid inzake schadelijke belastingpraktijken (met inbegrip van de hervorming van de Groep gedragscode); spreekt nogmaals zijn steun uit voor het voornemen van de Commissie om het actiegebied van de Groep gedragscode uit te breiden tot andere soorten regelingen en algemene aspecten van de nationale vennootschapsbelastingstelsels, en moedigt de Commissie aan coördinatiemechanismen zoals procedures voor collegiale toetsing binnen de Groep gedragscode verder te ontwikkelen; pleit voor de opname van preferentiële regelingen op het gebied van inkomstenbelasting met het oog op het aanpakken van speciale burgerschapsregelingen of maatregelen om zeer mobiele rijke personen en digitale nomaden aan te trekken, die kunnen leiden tot aanzienlijke verstoringen van de eengemaakte markt; verzoekt de Commissie om in het kader van het komende belastingsymposium in 2022 verstoringen op de interne markt te analyseren en evenredige oplossingen voor te stellen;

Drijvende krachten achter veranderingen

9.

is van mening dat betere ramingen van de totale belastingderving in de Unie en een gedetailleerde analyse van de systemische oorzaken hiervan van essentieel belang zijn om te komen tot efficiënte voorstellen voor manieren om de belastingderving effectief te verminderen; benadrukt dat een betere beschikbaarheid van de door bedrijven en belastingautoriteiten verstrekte gegevens aanzienlijk kan bijdragen tot betere schattingen; benadrukt het feit dat de OESO-databank met statistieken op het gebied van vennootschapsbelasting en de bijdrage van de lidstaten hieraan belangrijk zijn; betreurt voorts het feit dat de Raad met het Europees Parlement niet de nodige informatie heeft gedeeld in het kader van het uitvoeringsverslag van de DAC van de OESO; benadrukt dat btw-fraude zoals “carrouselfraude” directe gevolgen heeft voor de eigen middelen uit de btw en dus voor de samenstelling van de inkomsten van de Unie (10); benadrukt het feit dat btw-fraude vele vormen kan aannemen, met eventuele veranderingen om te voldoen aan een nieuw rechtskader, zoals het voorgesteld “definitieve systeem”; verzoekt de Commissie een gecoördineerde inspanning van de lidstaten op touw te zetten om te komen tot een gezamenlijk systeem voor het verzamelen van statistieken over dergelijke carrouselfraude; wijst erop dat een dergelijk systeem gebaseerd kan worden op praktijken die in sommige lidstaten reeds worden gehanteerd; neemt kennis van de oprichting van de EU-waarnemingspost voor belastingheffing en verzoekt de Commissie een onafhankelijke beoordeling te verstrekken van het werk dat tot dusver is verricht met betrekking tot de wijze waarop vooruitgang kan worden geboekt met deze voorbereidende actie, die is geïnitieerd door het Europees Parlement op basis van een proefproject in het kader van de jaarlijkse begroting van de Unie;

10.

herinnert eraan dat fiscale transparantie, billijkheid en zekerheid op basis van duidelijke respectieve rechten en plichten de belangrijkste beginselen zijn om wederzijds vertrouwen tussen belastingbetalers en belastingdiensten op te bouwen; steunt in dit verband de formalisering van het Handvest voor de rechten van de belastingplichtige, meer samenhang in de regels inzake fiscale woonplaats voor personen en een intensievere uitwisseling van informatie; is van mening dat moet worden nagedacht over de verdere ontwikkeling van een doeltreffend Europees geschillenbeslechtingsmechanisme en het opsporen van lacunes daarin; is van mening dat de uitkomst van geschillen openbaar moet worden gemaakt in de vorm van een samenvatting waarin naast andere essentiële, maar niet commercieel gevoelige informatie het resulterende effectieve belastingtarief wordt gepubliceerd dat de belastingplichtige betaalt;

11.

merkt op dat nieuwe werkregelingen, zoals telewerk, voor werknemers en werkgevers zowel uitdagingen als kansen met zich meebrengen; onderstreept dat het begrip fiscale woonplaats voor personen dringend beter moet worden gedefinieerd in het licht van de nieuwe werkregelingen die zich snel hebben ontwikkeld als gevolg van de COVID-19-pandemie; wijst erop dat de lidstaten nog steeds verschillende criteria hanteren voor het bepalen van de status op het gebied van fiscale woonplaats, waardoor een risico ontstaat van dubbele belastingheffing of dubbele niet-heffing; herinnert in dit verband aan het actieplan met de aankondiging van een wetgevingsvoorstel van de Commissie in 2022/2023 om te verduidelijken waar belastingbetalers voor belastingdoeleinden moeten worden beschouwd als ingezetenen wanneer zij in de Unie actief zijn over de grenzen heen; kijkt uit naar dit voorstel van de Commissie, dat gericht moet zijn op het garanderen van een consistentere bepaling van de fiscale woonplaats binnen de interne markt;

12.

kijkt uit naar het DAC8-voorstel van de Commissie voor een uitbreiding van de automatische uitwisseling van informatie naar cryptoactiva; herinnert in dit verband aan de aanbevelingen die zijn aangenomen door het Europees Parlement, waarnaar wordt verwezen in het uitvoeringsverslag van de DAC; is van mening dat de fiscale zekerheid zou worden versterkt als de lidstaten een gemeenschappelijke opvatting zouden hebben over de fiscale beleidsmaatregelen, stimulansen en praktijken die niet verstorend zijn voor de interne markt; verzoekt de Commissie een analyse te presenteren van de richtsnoeren of andere maatregelen die kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van die doelstelling;

13.

is ingenomen met de maatregelen die de Commissie heeft genomen op het gebied van de voorkoming en beslechting van geschillen inzake dubbele btw-heffing;

14.

stelt vast dat het besluitvormingsproces van de Unie niet bevorderlijk is voor verandering, aangezien belastingbeleid een nationale bevoegdheid is waarover met eenparigheid van stemmen moet worden besloten; herinnert eraan dat in artikel 116 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) wordt bepaald dat een distorsie van de mededinging op de interne markt door de lidstaten moet worden opgeheven; betreurt dat de huidige situatie soms leidt tot een ongelijke of inconsistente toepassing van de belastingvoorschriften en een vertraging bij de harmonisatie van de belastingpraktijken of -normen in de Unie; verzoekt de Commissie en de lidstaten te zorgen voor meer geharmoniseerde en consistente belastingvoorschriften en de toepassing daarvan, teneinde de werking van de interne markt te beschermen en het beginsel te waarborgen dat belasting wordt geheven waar de winst wordt gegenereerd; betreurt dat voorstellen zoals de CCCTB, de herziening van de richtlijn interest en royalty’s en de hervorming van de Gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen in de Raad zijn tegengehouden;

15.

herinnert in dit verband aan de mededeling van de Commissie getiteld “Naar een meer efficiënte en democratische besluitvorming in het fiscale beleid van de EU”; merkt op dat artikel 116 VWEU, hoewel dit is voorgesteld in het actieplan, nog niet is gebruikt in belastingzaken en de besluitvorming in de Raad doeltreffender zou maken; roept de Commissie, het Europees Parlement en de Raad ertoe op om in het kader van de Conferentie over de toekomst van Europa het besluitvormingsproces dat gebruikt wordt voor besluiten inzake het belastingbeleid verder te onderzoeken, in het kader van de bescherming van de financiële belangen van de Unie;

16.

wijst op het belang van een snelle uitwisseling van informatie tussen de lidstaten om belastingfraude te bestrijden; is ingenomen met het voorstel voor een Eurofisc 2.0 in het actieplan om Eurofisc verder te ontwikkelen; steunt krachtig het voorstel van de Commissie om het instrument uit te breiden naar directe belastingen; steunt Eurofisc bij het uitgroeien tot een EU-hub voor belastinginformatie niet alleen voor btw-doeleinden; herinnert eraan dat Eurofisc, het EU-netwerk van deskundigen voor fraudebestrijding, om doeltreffend te zijn moet worden versterkt en uitgerust met voldoende middelen om gezamenlijke risicoanalyses uit te voeren, onderzoeken te coördineren en samen te werken met het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), Europol en het Europees Openbaar Ministerie (EOM), met name met het oog op het onderzoeken van btw-fraude;

17.

kijkt uit naar de herziening van Richtlijn 2011/64/EU van de Raad (11), als aangekondigd in het pakket van de Commissie voor billijke en eenvoudige belastingheffing; wijst op de grote prijsverschillen tussen de lidstaten, die grensoverschrijdend winkelen in de hand werken; wijst voorts op de opkomst van nieuwe producten, zoals elektronische sigaretten, verhitte-tabaksproducten en nieuwe tabaksproducten; kijkt uit naar een ambitieuze herziening met betrekking tot de tarieven met het oog op een betere bijdrage aan het verwezenlijken van de gezondheidsdoelstellingen;

Uitdagingen voor het btw-beleid van de Unie

18.

constateert dat het huidige btw-stelsel van de Unie nog steeds te complex is, met name voor kmo’s, en te fraudegevoelig, terwijl het voor de marktdeelnemers hoge nalevingskosten met zich meebrengt (12); neemt er nota van dat de verschillende maatregelen om belastingfraude tegen te gaan, in de lidstaten worden vastgesteld; herinnert eraan dat er dringend werk moet worden gemaakt van de modernisering van het btw-stelsel en de shift naar een coherenter btw-stelsel in de hele Unie (13);

19.

benadrukt dat het aanpakken van de btw-kloof en van belastingfraude een dringende prioriteit moet zijn voor de Unie en de lidstaten in de economie na COVID-19; uit zijn bezorgdheid over de omvang van de btw-kloof, die voor 2018 werd geraamd op ongeveer 140 miljard EUR, waarvan 50 miljard EUR in verband met grensoverschrijdende belastingontduiking en -fraude; neemt er met bezorgdheid nota van dat de btw-kloof volgens de beoordeling van de Commissie als gevolg van de COVID-19-crisis kan oplopen tot meer dan 160 miljard EUR; merkt op dat de complexe samenstelling van de btw-kloof meerdere acties nodig maakt, afgestemd op de specifieke onderdelen van de factoren die aan de kloof ten grondslag liggen;

20.

onderstreept dat het huidige btw-stelsel nog steeds versnipperd is, wat leidt tot een aanzienlijke administratieve last voor bedrijven, met name bedrijven die grensoverschrijdende activiteiten verrichten en kmo’s, hetgeen de voordelen van aanwezigheid op de interne markt vermindert en ook kosten veroorzaakt voor de lidstaten als gevolg van mogelijke inkomstenderving; merkt op dat de Commissie in de nieuwe voorstellen rekening moet houden met de specifieke behoeften van kmo’s en een gelijk speelveld moet creëren, onder meer door de invoering van vereisten op basis van drempels, indien relevant;

21.

is ingenomen met de instelling van het éénloketsysteem van de Unie, dat tot doel heeft de naleving van de belastingwetgeving te vereenvoudigen, met name door de onzekerheid op de interne markt te verminderen en de kosten voor grensoverschrijdende transacties te verlagen, waardoor grensoverschrijdende marktdeelnemers gemakkelijker kunnen voldoen aan de btw-verplichtingen voor e-handel binnen de Unie; verzoekt de Commissie na te gaan hoe het toepassingsgebied van het éénloketsysteem kan worden uitgebreid naar een ruimer scala aan diensten, met name naar alle B2C-transacties van goederen en de overdracht van eigen voorraden, zodat bedrijven zich voor de btw slechts hoeven te registreren in één land; is ingenomen met het voorstel voor één btw-registratie;

22.

neemt kennis van het initiatief van de Commissie voor een herziening van de huidige btw-vrijstelling voor financiële diensten en verzekeringen, met name na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie en de herziening van de nationale regels op dit gebied; benadrukt dat deze herziening ervoor moet zorgen dat de btw-regels voor financiële diensten geschikt zijn voor de huidige digitale economie, met inbegrip van financiële technologie, en dat een internationaal gelijk speelveld wordt gehandhaafd voor bedrijven uit de Unie;

23.

merkt op dat de Commissie in het actieplan een “goed ontworpen belastingstelsel dat een belangrijke rol speelt bij de ondersteuning van de groene transitie” heeft beschreven dat kan bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese Green Deal; kijkt in dit verband uit naar het voorstel voor een herziening van de btw-tarieven op het gebied van vrijstellingen voor het personenvervoer, als aangekondigd in het pakket van de Commissie voor billijke en eenvoudige belastingheffing; benadrukt het feit dat de belastingmix evenwichtiger moet worden gemaakt om de impact van de belasting op arbeid voor werknemers geleidelijk tot een minimum te beperken en toe te werken naar een billijker belastingstelsel;

24.

merkt bezorgd op dat sommige lidstaten geen algemene btw-vrijstelling verlenen voor donaties in natura, waardoor ondernemingen consumentengoederen vernietigen, met name geretourneerde goederen, ondanks het feit dat deze vrijstelling mogelijk is op grond van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad (14); verzoekt de Commissie richtsnoeren uit te vaardigen voor de lidstaten om te verduidelijken dat btw-vrijstellingen voor donaties in natura verenigbaar zijn met de bestaande Uniewetgeving inzake btw totdat het voorstel voor een richtlijn van de Raad (COM(2018)0020, met name artikel 98, lid 2, hiervan) wordt goedgekeurd door de lidstaten;

25.

verzoekt de Commissie de mogelijkheden te analyseren en te onderzoeken om gebruik te maken van technologie, bijvoorbeeld AI en diverse software, door deze toe te passen op realtime of vrijwel realtime btw-rapportage bij B2B-transacties, met inachtneming van de vereisten op het gebied van gegevensbescherming en vertrouwelijkheid; merkt op dat het beste resultaat zal worden behaald als de instrumenten voor gegevensanalyse worden ingevoerd en toegepast binnen de interne markt of de normen voor dergelijke rapportage gelijktijdig worden vastgesteld in de hele Unie;

26.

is verheugd dat het EOM sinds juni 2021 operationeel is;

27.

is ingenomen met de transactienetwerkanalyse (TNA) en steunt de nauwere samenwerking tussen Eurofisc-leden met het oog op het snel opsporen van carrouselfraude; verzoekt de Commissie stappen te ondernemen voor een efficiënter gebruik van het TNA-instrument en te focussen op de kwaliteit van de verstrekte gegevens, aangezien dit een essentieel element is bij de bestrijding van btw-fraude; verzoekt de Commissie in verband hiermee na te gaan hoe het TNA-instrument door de lidstaten wordt gebruikt en hen te helpen richtsnoeren in te voeren voor beste praktijken; is van mening dat, om de nalevingskosten voor belastingplichtigen te verminderen, de verstrekte gegevens moeten worden gegenereerd door middel van een geautomatiseerd gedigitaliseerd systeem voor het rapporteren van gegevens van de belastingplichtige aan de belastingautoriteiten (15) (bijvoorbeeld door middel van het e-factureringssysteem waarnaar wordt verwezen in de bijlage);

Aan de gang zijnde hervormingen van het internationale belastingstelsel en het belastingstelsel van de Unie

28.

stelt vast dat de kloof (16) als gevolg van de ontwijking van vennootschapsbelasting, die op 35 miljard EUR per jaar wordt geraamd, is afgenomen ten opzichte van de eerdere ramingen van de Commissie voordat er maatregelen ter bestrijding van BEPS waren ingevoerd, namelijk 50 à 70 miljard EUR, en stelt vast dat er een correlatie is tussen de verbetering en de wetgevingsinspanningen van de Commissie op het gebied van belastingontwijking; neemt nota van de uitvoering van de richtlijn ter bestrijding van belastingontwijking van 2019 en verzoekt de Commissie om een evaluatieverslag over de impact en de uitvoering ervan; benadrukt dat situaties waarin sommige bedrijven hun belastingfactuur nog steeds door middel van belastingontwijking of agressieve fiscale planning kunnen verlagen, de eerlijke concurrentie op de interne markt ondermijnen en vaak het concurrentievermogen van kmo’s schaden; herinnert eraan dat de belastingkloof als gevolg van ontwijking van vennootschapsbelasting kan oplopen tot 190 miljard EUR (17) wanneer rekening wordt gehouden met bijzondere belastingregelingen, ondoeltreffendheden bij de inning en andere praktijken; benadrukt voorts dat unilaterale bijzondere regelingen, zoals lagere vennootschapsbelastingtarieven voor sommige belastingbetalers, een risico kunnen vormen voor stabiele belastinggrondslagen in de hele EU;

29.

benadrukt dat de huidige mondiale belastingomgeving achterhaald is en alleen op mondiaal niveau volledig kan worden aangepakt; is ingenomen met de historische, op twee pijlers berustende overeenkomst die door het inclusief kader van de OESO/G20 is bereikt over de verdeling van heffingsrechten en de toepassing van een effectief minimumbelastingtarief van 15 % op de mondiale winsten van multinationals; beschouwt dit als een unieke kans om de internationale belastingarchitectuur beter af te stemmen op de ontwikkeling van de economie door de verstoringen van de eerlijke mededinging op de markt, die tijdens de COVID-19-crisis zijn toegenomen en problemen met het belasten van grote multinationals aan het licht hebben gebracht, verder aan te pakken; wijst erop dat volgens de overeenkomst alle deelnemers belastingen op digitale diensten en andere, soortgelijke maatregelen moeten afschaffen en zich ertoe moeten verplichten dergelijke maatregelen in de toekomst niet in te voeren; wijst erop dat de op twee pijlers berustende oplossing effectief moet worden uitgevoerd in de Unie en daarbuiten, om te zorgen voor een eerlijkere verdeling van winsten en heffingsrechten over de landen ten aanzien van de grootste en meest winstgevende multinationale ondernemingen; is ingenomen met het wetgevingsvoorstel van de Commissie van 22 december 2021 om beide pijlers van het inclusief kader ten uitvoer te leggen; verzoekt de Raad die voorstellen snel goed te keuren zodat de overeenkomst uiterlijk in 2023 van kracht kan worden; is ingenomen met het voorstel van de Commissie inzake het gebruik van brievenbusmaatschappijen;

30.

neemt kennis van het feit dat sommige lidstaten unilaterale maatregelen hebben genomen die gevolgen hebben gehad voor de internationale onderhandelingen; merkt op dat het multilaterale verdrag alle partijen ertoe zal verplichten alle belastingen op digitale diensten en andere, soortgelijke maatregelen geleidelijk af te schaffen met betrekking tot alle bedrijven en zich ertoe te verplichten dergelijke maatregelen niet in te voeren tot eind 2023;

De weg effenen voor de nieuwe agenda van de Unie voor de belastingheffing van ondernemingen

31.

herinnert eraan dat toekomstige beleidsopties en politieke keuzes van de Unie op het gebied van de belastingheffing van ondernemingen gebaseerd moeten zijn op fiscale billijkheid, efficiëntie en transparantie, rekening houdend met het feit dat de belastinginkomsten van de lidstaten stabiel moeten zijn, gezien de doorslaggevende rol van regeringen bij het bevorderen van een duurzaam economisch herstel na de COVID-19-crisis, om te komen tot eerlijk verdeelde belastingen voor alle soorten multinationale ondernemingen, terwijl de nalevingskosten voor de belastingplichtigen worden verlaagd, met name voor kmo’s, en bronnen van verstoring van de bedrijfsactiviteit op de interne markt, in de handel en bij investeringen worden weggenomen;

32.

steunt de grondgedachte van het voorstel van de Commissie getiteld “Business in Europe: Framework for Income Taxation” (Bedrijven in Europa: kader voor de belastingheffing van inkomsten) (BEFIT), dat verwacht wordt in 2023 en waarmee beoogd wordt een nieuw, gemeenschappelijk EU-“rulebook” voor de vennootschapsbelasting op te stellen op basis van een eerlijke, alomvattende en doeltreffende formuletoerekening en een gemeenschappelijke heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting, dat ondernemingen duidelijkheid en voorspelbaarheid zal bieden, in overeenstemming met de consensus die tijdens de onderhandelingen over pijler 1 en pijler 2 van de OESO is bereikt; herinnert eraan dat bij eerdere pogingen van de Unie om een gemeenschappelijk rulebook vast te stellen, drie factoren in aanmerking werden genomen: arbeid, activa en verkoop; is van mening dat de nadruk op één factor een onevenwichtig effect zou hebben op de belastinginkomsten van de lidstaten; verzoekt de Commissie maatregelen te overwegen die de tenuitvoerlegging van het toekomstige BEFIT-voorstel vergemakkelijken, met name voor kmo’s;

33.

is evenwel van mening dat het BEFIT-initiatief moet worden ondersteund door het politieke proces om politieke steun op te bouwen voor verandering, en dat het initiatief vergezeld moet gaan van een grondige effectbeoordeling om toekomstige voorstellen vorm te geven, hetgeen moet bijdragen tot het bereiken van een consensus tussen de lidstaten; kijkt uit naar de details van het BEFIT-initiatief en verzoekt de Commissie daarom een ruim, inclusief raadplegingsproces op gang te brengen met belanghebbenden, de lidstaten, inclusief hun nationale parlementen, en het Europees Parlement, en een dialoog aan te gaan met deskundigen en burgers over de leidende beginselen, voorafgaand aan de tewaterlating van het BEFIT-voorstel door de Commissie in 2023; benadrukt dat de tenuitvoerlegging van één rulebook voor belastingheffing een aanzienlijke verdienste zou hebben met betrekking tot het beperken van de mogelijkheden voor winstverschuiving door gebruik te maken van belastingplanningssystemen en tegelijkertijd de nalevingskosten te verlagen, met name voor grensoverschrijdende economische activiteiten;

34.

merkt op dat de nieuwe agenda voor de vennootschapsbelasting een mechanisme omvat om de scheeftrekking tussen vreemd en eigen vermogen aan te pakken door middel van een systeem met stimulansen, dat in de toekomst zal helpen de veerkracht van ondernemingen te ondersteunen bij ongunstige economische omstandigheden en dat een einde maakt aan de prikkels ten gunste van een bedrijfsfinancieringsmodel dat te zeer gebaseerd is op schulden; neemt kennis van het voornemen van de Commissie om een voorstel op te stellen voor de invoering van een vrijstelling ter beperking van de scheeftrekking tussen vreemd en eigen vermogen en verzoekt de Commissie een grondige effectbeoordeling uit te voeren en krachtige bepalingen op te nemen tegen ontwijking om te voorkomen dat een vrijstelling voor eigen vermogen wordt gebruikt als nieuw instrument voor grondslaguitholling;

35.

steunt, met het oog op fiscale transparantie, het verzamelen van regelmatig geactualiseerde gegevens over de effectieve vennootschapsbelastingtarieven die de grootste ondernemingen in de Unie betalen op hun in de Unie gegenereerde winsten; is van mening dat dit overzicht moet worden gebruikt om de doeltreffendheid van het bestaande belastingkader en de bestaande belastingregels te beoordelen;

36.

verzoekt de Commissie uiterlijk in 2022/2023 een of meer wetgevingsvoorstellen in te dienen overeenkomstig de in de bijlage opgenomen aanbevelingen;

37.

is van oordeel dat de financiële implicaties van het verlangde voorstel moeten worden gedekt door passende begrotingstoewijzingen;

o

o o

38.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie en bijgaande aanbevelingen te doen toekomen aan de Commissie en de Raad.

(1) Voorstel van 25 oktober 2016 voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijke heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCTB) COM(2016)0685, en voorstel van 25 oktober 2016 voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB), COM(2016)0683.

(2) Het pakket bestaat uit de mededeling van de Commissie van 21 maart 2018 getiteld “Tijd om een moderne, eerlijke en efficiënte standaard voor de belastingheffing van de digitale economie vast te stellen” (COM(2018)0146), het voorstel van 21 maart 2018 voor een richtlijn van de Raad tot vaststelling van regels betreffende de vennootschapsbelasting op een aanmerkelijke digitale aanwezigheid (COM(2018)0147), het voorstel van 21 maart 2018 voor een richtlijn van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van een digitaledienstenbelasting op inkomsten uit de levering van bepaalde digitale diensten (COM(2018)0148), en de aanbeveling van de Commissie van 21 maart 2018 betreffende de vennootschapsbelasting op een aanmerkelijke digitale aanwezigheid (C(2018)1650).

(3)PB C 399 van 24.11.2017, blz. 74.

(4)PB C 366 van 27.10.2017, blz. 51.

(5)PB C 101 van 16.3.2018, blz. 79.

(6)PB C 108 van 26.3.2021, blz. 8.

(7)PB C 369 van 11.10.2018, blz. 132.

(8) Speciaal verslag nr. 03/2021 van de Europese Rekenkamer van 26 januari 2021, getiteld “Uitwisseling van fiscale inlichtingen in de EU: de basis is solide, de uitvoering suboptimaal”.

(9) Richtlijn 2003/49/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty’s tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten (PB L 157 van 26.6.2003, blz. 49).

(10) Briefing van de commissie BUDG — EU Own Resources (Eigen middelen van de EU) (2020), hier te vinden: https://www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/BRIE/2020/647459/IPOL_BRI(2020)647459_EN.pdf.

(11) Richtlijn 2011/64/EU van de Raad van 21 juni 2011 betreffende de structuur en de tarieven van de accijns op tabaksfabrikaten (PB L 176 van 5.7.2011, blz. 24).

(12) Volgens de beoordeling van de Europese meerwaarde door de EPRS (september 2021) kan de btw-kloof, met inbegrip van grensoverschrijdende btw-ontduiking en -fraude, in 2020 worden geraamd op ongeveer 120 miljard EUR (blz. 42).

(13) Volgens de beoordeling van de Europese meerwaarde door de EPRS (september 2021) zou de geraamde meerwaarde van de uitgebreide samenwerking tussen de lidstaten en de volledige tenuitvoerlegging van het éénloketsysteem kunnen leiden tot een vermindering van de btw-kloof met naar schatting 29 miljard EUR en een vermindering van de nalevingskosten voor bedrijven met naar schatting 10 miljard EUR (blz. 39).

(14) Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).

(15) Voorstel om te overwegen af te zien van de bestaande rapportage en een geharmoniseerd rapportagesysteem voor grensoverschrijdende transacties op te zetten, waardoor transacties gemakkelijker aan elkaar kunnen worden gekoppeld (zoals bevestigd door de EPRS-studie).

(16) COM(2020)0312, blz. 5. Volgens andere ramingen, bijvoorbeeld van het Europees Parlement, bedragen de verliezen als gevolg van financiële criminaliteit, belastingontduiking en belastingontwijking 190 miljard EUR. Op basis van de uitvoerige werkzaamheden van de OESO in het BEPS-verslag, actie 11, bedroeg de wereldwijde inkomstenderving voordat tot enige anti-BEPS-maatregel was besloten, 100 à 240 miljard USD, d.i. 0,35 % van het wereldwijde bbp. Volgens de Commissie kwam 50 à 70 miljard EUR daarvan voor rekening van de Unie voordat de lidstaten overeenstemming bereikten over de richtlijnen I en II ter bestrijding van belastingontwijking.

(17)ibid.


BIJLAGE BIJ DE RESOLUTIE:

AANBEVELINGEN BETREFFENDE DE INHOUD VAN HET VERLANGDE VOORSTEL

A. Vereenvoudiging, vermindering van de nalevingskosten voor belastingplichtigen

Aanbeveling A1 — Eén EU-btw-registratieprocedure en één EU-btw-nummer

Het Europees Parlement verzoekt de Commissie werk te maken van de invoering van één EU-btw-registratieprocedure en één EU-btw-nummer tegen 2023.

Een dergelijke procedure moet:

De nalevingskosten verlagen, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) die op de interne markt actief zijn, en een identiek proces voor btw-registratie in de hele Unie voorstellen (met inachtneming van de verschillende voorwaarden voor registratie in de lidstaten).

Ervoor zorgen dat de registratie gemakkelijk toegankelijk is, met gebruikmaking van een of meer geharmoniseerde onlineplatforms die overal in de Unie op dezelfde manier werken, in een overeengekomen minimumaantal talen, om het gebruik in de hele Unie te vergemakkelijken.

Aanbeveling A2 — Eenvoudigere belastingheffing voor en met Europese vennootschappen (SE’s) / kmo’s

Het Europees Parlement verzoekt de Commissie maatregelen in te voeren om de kosten en de complexiteit van de belastingheffing voor kmo’s en SE’s uiterlijk in 2023 verder te verminderen.

Verscheidene in dit verslag genoemde initiatieven moeten door de Commissie worden voorgesteld en snel worden gevolgd door concrete voorstellen om kmo’s te ondersteunen in de post-COVID-19-economie.

Om SE’s en start-ups verder te ondersteunen, verzoekt het Europees Parlement de Commissie na te gaan of het mogelijk is om één pan-Europese inkomstenbelastingregeling voor SE’s en start-ups in te voeren teneinde de kosten in verband met de naleving van de belastingwetgeving tot een minimum te beperken, met name als zij in meer dan één lidstaat actief zijn. De regeling zou facultatief zijn voor SE’s (bv. beperkt door de omzet) en zou kunnen worden gebaseerd op de Europese vennootschap. De belastinginkomsten uit de regeling zouden aan de lidstaten worden toegewezen volgens een overeengekomen formule (bv. op basis van het percentage ingezetenen dat bij een bedrijf werkt).

B. Meer zekerheid voor belastingplichtigen en/of belastingdiensten van de lidstaten

Aanbeveling B1 — Geschillenbeslechtingsmechanisme voor gevallen waarin twee of meer lidstaten aanspraak maken op de fiscale woonplaats

Het Europees Parlement verzoekt de Commissie rekening te houden met de ervaring die is opgedaan met de bestaande Richtlijn (EU) 2017/1852 van de Raad betreffende mechanismen ter beslechting van belastinggeschillen in de Europese Unie en de resterende lacunes in deze richtlijn te identificeren, alsmede een of meer efficiënte manieren voor te stellen om iets te doen aan de bestaande conflicten en onzekerheden met betrekking tot de woonplaats, zowel voor natuurlijke als voor rechtspersonen, die risico’s van dubbele belastingheffing of dubbele niet-heffing veroorzaken. Het Parlement dringt er bij de Commissie op aan om uiterlijk in 2023 voorstellen voor de definitie van fiscaal inwonerschap in te dienen.

Het Europees Parlement herinnert er ook aan dat de uitkomst van geschillen openbaar moet worden gemaakt in de vorm van een samenvatting, op basis van de procedure van artikel 18 van Richtlijn (EU) 2017/1852, en de effectieve belastingtarieven moet omvatten. De vastgestelde regeling moet garanderen dat de termijnen, die de problemen weerspiegelen die belastingplichtigen als gevolg van geschillen ondervinden met betrekking tot het verkrijgen van een beslissing, wettelijk bindend zijn en worden gehandhaafd. Gezien de veranderingen in de economie na COVID-19, waaronder de overgang naar telewerken, moet de Commissie zo spoedig mogelijk beoordelen of de huidige wetgeving toereikend is om het risico van dubbele belasting voor belastingplichtigen te verminderen en zo nodig een herziening van die richtlijn uitvoeren, dan wel nieuwe maatregelen voorstellen. Ook wordt opgemerkt dat de richtlijn onvoldoende zichtbaar is en dat de Commissie meer moet doen om ervoor te zorgen dat de burgers zich ervan bewust zijn dat dit mechanisme beschikbaar is.

Aanbeveling B2 — Uitbreiding van de automatische uitwisseling van informatie

Het Europees Parlement verzoekt de Commissie na te gaan of er behoefte is en de meest passende manier te vinden om de automatische uitwisseling van informatie tussen de lidstaten uit te breiden naar andere inkomsten- en vermogenscategorieën, zoals cryptoactiva (DAC8). Aangezien de lidstaten wettelijk alleen verplicht zijn gegevens te verstrekken voor de categorieën waarvoor reeds informatie beschikbaar is, lijkt er bijgevolg een gebrek aan informatie te bestaan met betrekking tot bepaalde inkomsten- en vermogenscategorieën.

Aanbeveling B3 — Richtsnoeren over positieve fiscale stimuleringsmaatregelen

Het Europees Parlement verzoekt de Commissie richtsnoeren te publiceren over fiscale stimuleringsmaatregelen die niet verstorend zijn voor de interne markt. Dit komt door het feit dat de fiscale zekerheid voor belastingplichtigen en de lidstaten zou worden versterkt als de lidstaten een gemeenschappelijke opvatting zouden hebben over de fiscale stimuleringsmaatregelen die de economische prestaties in de Unie stimuleren zonder de werking van de interne markt in het gedrang te brengen.

C. Verkleining van de belastingkloof en vermindering van de nalevingskosten

Aanbeveling C1 — E-facturering

Het Europees Parlement dringt er bij de Europese Commissie op aan om:

Onverwijld en uiterlijk in 2022 een geharmoniseerde gemeenschappelijke norm voor e-facturering in de hele Unie vast te stellen om de kosten te verminderen van de instelling van versnipperde en uiteenlopende systemen in de lidstaten.

De rol van e-facturering in realtimerapportage vast te stellen.

De mogelijkheid te onderzoeken van een geleidelijke invoering van verplichte e-facturering in de hele Unie uiterlijk in 2023, met de nadruk op een aanzienlijke vermindering van de nalevingskosten, met name voor kmo’s. De afgifte van facturen dient uitsluitend te worden beheerd via door de staat beheerde/gecertificeerde “systemen” waarbij volledige gegevensbescherming wordt gewaarborgd.

Uiterlijk in 2023 de mogelijkheid te onderzoeken dat het systeem alle belastingnalevingsgegevens/documenten (of een deel daarvan) verstrekt aan in aanmerking komende belastingplichtigen, met inbegrip van de verantwoordelijkheid voor de conformiteit van deze aangiften (of delen ervan), met name vanuit het oogpunt van de vermindering van de nalevingskosten en risico’s voor kmo’s.

Aanbeveling C2 — Alternatief voor het verminderen van de btw-kloof

Het Europees Parlement verzoekt de Commissie, met het oog op een aanzienlijke vermindering van de btw-kloof in de Unie, met name in de economie na COVID-19, maatregelen voor te stellen die de geconstateerde btw-kloof aanzienlijk zouden verminderen, met name de kloof in verband met de vrijstelling voor grensoverschrijdende handel in de Unie. Aan het verzoek kan uiterlijk in 2022-2023 worden voldaan met een of meer van de volgende initiatieven:

Het initiatief van het definitieve stelsel nieuw leven inblazen als meest natuurlijke en efficiënte manier om btw-belastingfraude, die elk jaar tot grote verliezen leidt, tegen te gaan.

De naleving van de btw-verplichtingen vereenvoudigen en gegevens verkrijgen voor het monitoren en tegengaan van belastingfraude (1) teneinde de aan de btw verbonden administratieve lasten in verband met grensoverschrijdende handel te verminderen, voorstellen om het toepassingsgebied van het bestaande éénloketsysteem geleidelijk maar snel verder uit te breiden van B2C tot B2B, met name met betrekking tot B2C-leveringen van goederen waarvoor de tot voldoening van de btw gehouden persoon niet gevestigd is in de lidstaat waar de btw verschuldigd is, met betrekking tot bepaalde B2B-verrichtingen van diensten wanneer de verrichte diensten overwegend B2C-diensten zijn, en in verband met artikel 196 van Richtlijn 2006/112/EG.

Een norm voor onlinerapportering van gegevens voor (in eerste instantie) grensoverschrijdende handel in de Unie ontwerpen en voorstellen, bij voorkeur door gebruik te maken van gegevens afkomstig van e-facturering (of van een alternatief, maar met inachtneming van het beginsel dat de gegevens slechts één keer moeten worden verstrekt), met efficiënte en goed beveiligde gecentraliseerde/gedecentraliseerde gegevensverwerking voor het opsporen van fraude. De gegevens zullen in de plaats komen van alle bestaande rapportageverplichtingen op dit gebied, waardoor de totale nalevingskosten zullen dalen, met name voor kmo’s. De verzamelde gegevens moeten worden gebruikt met eerbiediging van de vertrouwelijkheid en met inachtneming van alle relevante wetgeving inzake gegevensbescherming. Het gebruik van blockchaintechnologie (of alternatieve technologie) kan worden overwogen en regelingen die op gemeenschappelijke normen van de Unie zijn gebaseerd, kunnen door particuliere leveranciers worden toegepast.

Aanbeveling C3 — Eén geharmoniseerde belastingaangifte en éénloketsysteem

Het Europees Parlement dringt er bij de Commissie op aan met een wetgevingsvoorstel te komen:

één geharmoniseerde vennootschapsbelastingaangifte ter ondersteuning van het BEFIT in de Unie. Een gestandaardiseerde aanpak van de inhoud en het formaat van de belastingaangifte kan worden gebruikt om de voorbereiding van de aangifte te vereenvoudigen. Een dergelijke optie zou bijdragen tot de vereenvoudiging van de rapportage inzake vennootschapsbelasting en tot het verminderen van de noodzaak de naleving van de belastingwetgeving uit te besteden, met name voor kmo’s die zich bezighouden met grensoverschrijdende ondernemingsactiviteiten.

Aanbeveling C4 — Een waarnemingspost voor belastingheffing voor het volgen en kwantificeren van trends op het gebied van Europese belastingheffing

In 2019 initieerde het Europees Parlement de oprichting van een EU-waarnemingspost voor belastingheffing als voorbereidende actie. Het Europees Parlement verzoekt de Commissie een onafhankelijke beoordeling te verstrekken van het verrichte werk en manieren voor te stellen om met dit initiatief vooruitgang te boeken.

D. Een nieuw gecoördineerd Europees vennootschapsbelastingstelsel

Aanbeveling D1 — De scheeftrekking tussen vreemd en eigen vermogen oplossen

De Commissie heeft een initiatief aangekondigd voor het beperken van de belastinggerelateerde scheeftrekking tussen vreemd en eigen vermogen bij bedrijfsinvesteringen als gevolg van de aftrekbaarheid van rentebetalingen op schuldfinanciering.

Het Europees Parlement dringt er bij de Commissie op aan om:

Een grondige effectbeoordeling uit te voeren en in het komende voorstel voor de invoering van een vrijstelling ter beperking van de scheeftrekking tussen vreemd en eigen vermogen krachtige bepalingen op te nemen ter bestrijding van belastingontwijking; te overwegen dat deze verschuiving kan worden aangepakt door nieuwe aftrekmogelijkheden in te voeren voor de kosten van aandelenfinanciering of door de aftrekmogelijkheden voor rentebetalingen te beperken, met dien verstande dat het beperken van de vermindering van de aftrek van overmatige financieringskosten tot maximaal 20 % van de inkomsten van de belastingplichtige vóór interest, belastingen, afschrijvingen en amortisatie (ebitda) een andere oplossing is om de bevoordeling van schuld te verminderen.

Aanbeveling D2 — Eén fiscaal rulebook voor de Unie

In het kader van het BEFIT dringt het Europees Parlement er bij de Commissie op aan om:

De verschillende elementen van wat de werkelijke economische activiteit van ondernemingen vormt (verkoop, personeel, activa), te analyseren.

Een brede raadpleging te starten waarbij de lidstaten, nationale parlementen en het Europees Parlement worden betrokken.

E. Doeltreffendheid van belastingdiensten, uitwisseling van belastinginformatie en kwaliteit van gegevens

Aanbeveling E1 — Eurofisc 2.0

Het Europees Parlement dringt er bij de Commissie op aan om:

Het EU-netwerk van deskundigen voor fraudebestrijding, Eurofisc, te versterken en uit te rusten met voldoende middelen om op doeltreffende wijze gezamenlijke risicoanalyses uit te voeren, onderzoeken te coördineren en samen te werken met het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), Europol en het Europees Openbaar Ministerie, met name met het oog op het onderzoeken van btw-fraude.

Met het Eurofisc 2.0-voorstel te komen. Het Parlement herhaalt de aanbevelingen uit zijn resolutie van 16 september 2021 over de tenuitvoerlegging van de EU-vereisten voor de uitwisseling van belastinginformatie: geboekte vooruitgang, opgedane ervaring en weg te werken belemmeringen. Het Parlement merkt op dat Eurofisc 2.0 in hoge mate kan bijdragen tot een doeltreffend gebruik door de belastingdiensten van de uitgewisselde belastinginformatie en de kwaliteit van de uitgewisselde informatie.


(1) Volgens de beoordeling van de Europese meerwaarde door de EPRS zal het scenario van uitgebreide samenwerking (informatie-uitwisseling + éénloketsysteem) een Europese meerwaarde van ongeveer 39 miljard EUR opleveren.