Home

Resolutie van het Europees Parlement van 6 juli 2022 over het EU-actieplan voor de sociale economie (2021/2179(INI))

Resolutie van het Europees Parlement van 6 juli 2022 over het EU-actieplan voor de sociale economie (2021/2179(INI))

7.2.2023

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 47/171


P9_TA(2022)0288

EU-actieplan voor de sociale economie

Resolutie van het Europees Parlement van 6 juli 2022 over het EU-actieplan voor de sociale economie (2021/2179(INI))

(2023/C 47/12)

Het Europees Parlement,

gezien de Europese pijler van sociale rechten (EPSR),

gezien de mededeling van de Commissie van 9 december 2021 getiteld “Bouwen aan een economie die werkt voor de mensen: een actieplan voor de sociale economie” (COM(2021)0778),

gezien het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (UNCRPD), dat door de EU en alle EU-lidstaten is ondertekend en geratificeerd, en met name artikel 27 inzake werk en werkgelegenheid,

gezien de mededeling van de Commissie van 3 maart 2021 getiteld “Een Unie van gelijkheid: Strategie inzake de rechten van personen met een handicap 2021-2030” (COM(2021)0101),

gezien de mededeling van de Commissie van 7 oktober 2020 getiteld “Een Unie van gelijkheid: strategisch EU-kader voor gelijkheid, integratie en participatie van de Roma” (COM(2020)0620) en de aanbeveling van de Raad van 12 maart 2021 inzake gelijkheid, inclusie en participatie van de Roma (2021/C 93/01),

gezien de mededeling van de Commissie van 2 juni 2021 getiteld “Coördinatie van het economisch beleid in 2021: COVID-19 overwinnen, het herstel ondersteunen en onze economie moderniseren” (COM(2021)0500),

gezien de mededeling van de Commissie van 22 november 2016 getiteld “De toekomstige leiders van Europa: het starters- en opschalingsinitiatief” (COM(2016)0733),

gezien de mededeling van de Commissie van 25 oktober 2011 getiteld “Initiatief voor sociaal ondernemerschap — Bouwen aan een gezonde leefomgeving voor sociale ondernemingen in een kader van sociale economie en innovatie” (COM(2011)0682),

gezien de mededeling van de Commissie van 23 februari 2004 over de bevordering van coöperatieve vennootschappen in Europa (COM(2004)0018),

gezien de Europese vaardighedenagenda van 1 juli 2020 voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht,

gezien Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten (1) (richtlijn betreffende overheidsopdrachten),

gezien de Verklaring van Porto over sociaal engagement die werd ondertekend door het Portugese voorzitterschap van de Raad, de voorzitter van het Europees Parlement en vertegenwoordigers van de sociale partners en maatschappelijke organisaties,

gezien de Verklaring van Porto van 8 mei 2021, die door de Europese Raad is aangenomen,

gezien de conclusies van de Raad van 7 december 2015 getiteld “De bevordering van de sociale economie als belangrijkste motor van economische en sociale ontwikkeling in Europa”,

gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 19 januari 2022 getiteld “Innovatieve financiële instrumenten voor de ontwikkeling van ondernemingen met een sociale impact”,

gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 27 april 2021 getiteld “De rol van de sociale economie bij het scheppen van werkgelegenheid en de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten”,

gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 22 september 2016 getiteld “De externe dimensie van de sociale economie”,

gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 23 december 2009 over de diversiteit van ondernemingsvormen (2009/C 318/05),

gezien het advies van het Comité van de Regio’s van 1 juli 2021 getiteld “Een actieplan voor de sociale economie” (CDR 5860/2020),

gezien de beleidsnota van de Europese Commissie en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) van 2022 getiteld “Making the Most of the Social Economy’s Contribution to the Circular Economy”,

gezien de richtsnoeren voor lokale overheden inzake beleid voor de sociale en solidaire economie die in 2021 zijn gepubliceerd door het Researchinstituut voor sociale ontwikkeling van de Verenigde Naties,

gezien zijn standpunt in eerste lezing van 4 april 2019 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) (2),

gezien zijn resolutie van 17 februari 2022 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende een statuut voor Europese grensoverschrijdende verenigingen en organisaties zonder winstoogmerk (3),

gezien zijn resolutie van 16 september 2021 over eerlijke arbeidsvoorwaarden, rechten en sociale bescherming voor platformwerkers — nieuwe vormen van werkgelegenheid die gekoppeld zijn aan de digitale ontwikkeling (4),

gezien zijn resolutie van 7 juli 2021 inzake “Het oude continent vergrijst — mogelijkheden en uitdagingen in verband met het ouderdomsbeleid na 2020” (5),

gezien zijn resolutie van 11 februari 2021 betreffende de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over de Europese vaardighedenagenda voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht (6),

gezien zijn resolutie van 23 oktober 2018 over de rol van financiële participatie van werknemers bij het creëren van werkgelegenheid en de re-integratie van werklozen (7),

gezien zijn resolutie van 24 november 2020 over het aanpakken van dakloosheid in de Europese Unie (8),

gezien zijn resolutie van 5 juli 2018 met aanbevelingen aan de Commissie over een statuut voor sociale en solidaire ondernemingen (9),

gezien zijn resolutie van 10 september 2015 over sociaal ondernemerschap en sociale innovatie bij de bestrijding van werkloosheid (10),

gezien zijn resolutie van 2 juli 2013 over de bijdrage van coöperaties aan de bestrijding van de crisis (11),

gezien zijn resolutie van 2 juli 2013 over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende het statuut van de Europese stichting (12),

gezien zijn resolutie van 14 maart 2013 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende het Statuut van de Europese onderlinge maatschappij (13),

gezien zijn resolutie van 20 november 2012 over het Initiatief voor sociaal ondernemerschap — Bouwen aan een gezonde leefomgeving voor sociale ondernemingen in een kader van sociale economie en innovatie (14),

gezien zijn resolutie van 19 februari 2009 over de sociale economie (15),

gezien zijn resolutie van 13 maart 1987 over de verenigingen zonder winstoogmerk in de Europese Gemeenschappen (16),

gezien artikel 54 van zijn Reglement,

gezien het advies van de Commissie regionale ontwikkeling,

gezien het verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A9-0192/2022),

A.

overwegende dat de sociale economie diverse soorten particuliere entiteiten omvat die onafhankelijk zijn van de overheid, zoals coöperaties, onderlinge maatschappijen, verenigingen (waaronder liefdadigheidsinstellingen), stichtingen, sociale ondernemingen en andere rechtsvormen, die alle worden gekenmerkt door verschillende operationele en organisatorische beginselen en aspecten, zoals het vooropstellen van mensen, de herinvestering van de meeste winsten/overschotten in de duurzaamheid van de entiteit en het algemeen belang van het leveren van goederen en diensten aan hun leden of de samenleving als geheel, en democratisch of participatief bestuur;

B.

overwegende dat, hoewel er behoefte is aan vergelijkbare mechanismen voor het verzamelen van gegevens over de sociale economie in de EU-landen, de sociale economie volgens het SEAP in de Europese Unie 2,8 miljoen entiteiten telt en werk biedt aan circa 13,6 miljoen mensen (tussen 0,6 en 9,9 % van de beroepsbevolking, afhankelijk van het land); overwegende dat het aantal entiteiten in de sociale economie en de participatiegraad in de sector in de EU variëren naargelang van de definitie van “entiteit in de sociale economie”, ramingen en nationale statistieken; overwegende dat meer dan een derde van de betaalde banen in de sociale economie in de sociale-dienstensector te vinden is; overwegende dat de sociale economie een onaangeboord banenscheppend potentieel biedt en een belangrijk instrument is voor de bestrijding van sociale uitsluiting en armoede, niet in de laatste plaats door middel van initiatieven voor actieve werkgelegenheid die in verschillende lidstaten zijn opgezet, zoals gebieden die geen langdurige werkloosheid hebben; overwegende dat de Commissie een lijst zou moeten maken van lopende initiatieven en deze in kaart zou moeten brengen om een beter inzicht te krijgen in de werking en doeltreffendheid ervan en om de beste praktijken met de lidstaten te delen;

C.

overwegende dat het subsidiariteitsbeginsel een van de hoekstenen is voor de werking van de Europese Unie; overwegende dat de sociale economie een van de beste voorbeelden is van de toepassing daarvan;

D.

overwegende dat de sociale economie een belangrijke rol heeft gespeeld bij het verzachten en aanpakken van de korte- en langetermijngevolgen van COVID-19 voor de sociale markt, de samenleving en de economie van de EU, en dankzij de duurzaamheid van dit model heeft bijgedragen tot sociale en economische veerkracht;

E.

overwegende dat de sociale economie bijdraagt aan en profiteert van goed functionerende socialezekerheidsstelsels; overwegende dat het echter de staat en de overheidsinstanties zijn die de uiteindelijke verantwoordelijkheid hebben om te zorgen voor universele, betaalbare en gelijke toegang van burgers tot een hoog niveau van openbare diensten en welzijn; overwegende dat organisaties van de sociale economie een complementaire rol spelen, en dat ook moeten blijven doen, maar dat zij niet in de plaats mogen komen van de eerstelijnsdienstverlening door nationale of regionale overheidsinstanties;

F.

overwegende dat de entiteiten in de sociale economie een grote veerkracht en innovatie aan de dag hebben gelegd toen zij met tegenslag werden geconfronteerd, maar in de problemen kwamen tijdens de COVID-19-pandemie als gevolg van onder andere een terugval in de activiteiten, beperkte cash-reserves of de noodzaak om hun bedrijfsmatige activiteiten online aan te bieden;

G.

overwegende dat de nieuwe en door de pandemie nog urgenter geworden ecologische, economische en sociale uitdagingen hebben aangezet tot een dieper beraad over de rol van de sociale economie;

H.

overwegende dat de entiteiten in de sociale economie een lange, maar heterogene geschiedenis hebben in het merendeel van de lidstaten, en dat de meeste lidstaten specifieke wetten op dit gebied hebben aangenomen; overwegende dat de entiteiten in de sociale economie zich hebben bewezen als cruciale sociale en economische actoren die een belangrijke rol op de markt kunnen spelen; overwegende dat zij nog steeds met aanzienlijke belemmeringen worden geconfronteerd die een beletsel vormen voor hun economische en overkoepelende maatschappelijke impact; overwegende dat de lidstaten specifieke wetgeving moeten aannemen om deze belemmeringen uit de weg te ruimen en de consolidering en ontwikkeling van de sociale economie mogelijk te maken, en ervoor te zorgen dat de entiteiten in de sociale economie daadwerkelijk in alle economische sectoren kunnen concurreren;

I.

overwegende dat organisaties van de sociale economie actief zijn in belangrijke sectoren zoals gezondheidszorg, langdurige zorg, sociale zaken, onderwijs en beroepsopleiding, cultuur en de promotie van cultureel erfgoed, geavanceerde technologieën, huisvesting, vrije tijd, de circulaire economie, hernieuwbare energie en afvalbeheer; overwegende dat ze vanwege hun lokale verankering en sociale en integrerende karakter een intrinsiek onderdeel vormen van het Europese sociale model;

J.

overwegende dat de sociale economie een essentieel onderdeel van de sociale markteconomie van de EU vormt en als motor fungeert voor de uitvoering van de EPSR en de doelstellingen daarvan; overwegende dat de organisaties van de sociale economie een rol spelen in de geactualiseerde industriële strategie (17) omdat zij het fundament leggen voor een duurzamere en veerkrachtigere EU-economie die niemand aan zijn lot overlaat;

K.

overwegende dat de digitale transitie allerlei mogelijkheden voor de sociale economie biedt; overwegende dat de partijen die actief zijn in de sociale economie scholing nodig hebben om het tempo op de snel veranderende, competitieve digitale markten te kunnen bijhouden;

L.

overwegende dat entiteiten in de sociale economie van oudsher een belangrijke rol hebben gespeeld bij de integratie en tewerkstelling van moeilijk plaatsbare werknemers, en bij het verlenen van diensten aan hen, met name aan personen met een handicap, onder meer via sociale ondernemingen ter bevordering van arbeidsintegratie (Work Integration Social Enterprises — WISE’s) in het kader van het UNCRPD, waardoor hun welzijn en geestelijke gezondheid worden verbeterd;

M.

overwegende dat de sociale-dienstensector, die onderdeel uitmaakt van de sociale economie, met een aantal uitdagingen wordt geconfronteerd, zoals lage salarissen en veeleisende werkomstandigheden, die dringend doeltreffend moeten worden aangepakt;

N.

overwegende dat coöperaties een rol kunnen spelen bij de democratisering van digitale werkzaamheden door bijvoorbeeld arbeidsplatformen te creëren die eigendom zijn van de werknemers;

O.

overwegende dat meer dan 82,2 miljoen vrijwilligers een actieve en fundamentele rol spelen in de sociale economie (18); overwegende dat vrijwilligerswerk zowel voor de jongere generatie als voor ouderen belangrijk is, voor wie het in sommige gevallen een belangrijke kans is om eenactieve rol in de samenleving te spelen;

P.

overwegende dat de huidige situatie als gevolg van de oorlog in Oekraïne het belang van lokale gemeenschappen en solidariteit in de Europese Unie en in de buurlanden van Oekraïne heeft onderstreept; overwegende dat de sociale economie in deze landen over het algemeen niet goed ontwikkeld is; overwegende dat een grotere betrokkenheid van ondernemingen in de sociale economie een groot voordeel had kunnen zijn bij de coördinatie van de steun aan de Oekraïense vluchtelingen;

Q.

overwegende dat de sociale economie een belangrijke rol speelt bij het bevorderen van de inclusieve groene en digitale transitie;

R.

overwegende dat het Parlement in eerdere resoluties het belang heeft benadrukt van het bevorderen van de ontwikkeling van grensoverschrijdende activiteiten en van de toegang tot de interne markt voor onderlinge maatschappijen, verenigingen en stichtingen;

S.

overwegende dat een juridisch en beleidskader waarmee werknemerscoöperaties doeltreffend worden beschermd en bevorderd, en een pakket beleidsmaatregelen om de overdracht van bedrijven aan werknemers eenvoudiger te maken, in combinatie met een hoog organisatie- en consolidatieniveau van werknemerscoöperaties en organisaties/federaties een bijdrage leveren aan een succesvolle overdracht van ondernemingen aan werknemers;

T.

overwegende dat het model van de sociale economie een groot potentieel heeft om de meest kwetsbare en kansarme gemeenschappen te bereiken, zoals de Roma, en in staat is om niet alleen hun toegang tot rechten, (hulp)middelen en diensten te aanzienlijk verbeteren, maar ook hun professionele, sociale en burgerparticipatie;

U.

overwegende dat organisaties van de sociale economie door investeerders als een hoog risico worden beschouwd (19);

1.

is ingenomen met het actieplan van de Commissie voor de sociale economie (SEAP), de daarin vervatte leidende beginselen voor de definitie van de sociale economie, de politieke impuls die het geeft aan de ontwikkeling daarvan, en de rijkdom aan maatregelen die worden aangekondigd; merkt evenwel op dat bepaalde aspecten met betrekking tot werkgelegenheid en sociale zaken in de sociale economie verder kunnen worden versterkt;

2.

onderstreept de veelheid aan doelstellingen van de sociale economie en de belangrijke rol die deze speelt bij het verbeteren van de veerkracht van de economie door te zorgen voor een rechtvaardige transitie, ongelijkheden te verminderen, hoogwaardige werkgelegenheid te bieden aan kwetsbare groepen, zelfstandigheid te bevorderen, het gemeenschapsgevoel te versterken, de ontvolking van de plattelandsgebieden tegen te gaan en de ontwikkeling ervan te versterken, de beginselen van de EPSR toe te passen en opwaartse sociale convergentie te bereiken;

3.

moedigt de lidstaten aan gebruik te maken van regelingen voor de sociale economie om de beginselen van de EPSR toe te passen;

4.

bevestigt dat de COVID-19-crisis heeft aangetoond dat organisaties van de sociale economie een cruciale rol spelen bij het helpen van mensen met hun vele problemen en aldus voor sociale cohesie zorgen, en dat door de crisis hun relevantie en veerkracht is gebleken;

5.

is van mening dat de EU- en nationale acties ter bevordering van de ontwikkeling van de sociale economie van bijzonder belang zijn in de huidige context, waarin het, als gevolg van de door COVID-19 veroorzaakte economische en sociale crisis, van essentieel belang is om het potentieel van de sociale economie volledig te benutten om het economisch herstel te waarborgen, sociaal ondernemerschap te bevorderen en hoogwaardige banen te scheppen; benadrukt dat entiteiten in de sociale economie een essentiële rol spelen bij het verbeteren van de veerkracht van de economie en samenleving als gevolg van de COVID-19-pandemie;

6.

onderstreept dat hoewel de sociale economie een aanzienlijke bron van economische groei en werkgelegenheid is, er meer moet worden gedaan ter bevordering van dit model, met inbegrip van de beginselen van solidariteit, sociale inclusie en sociale investeringen die eraan ten grondslag liggen; dringt er daarom bij de Commissie en de lidstaten, evenals bij de regionale en lokale overheden, op aan de inspanningen op te voeren om de sociale economie verder te bevorderen en de sociale economie een voorname plaats te geven in ter zake strekkende beleidslijnen, programma’s en praktijken, zoals die welke relevant zijn voor lopende transities, zoals de groene en digitale transitie, op het niveau van de Unie alsook, via het externe optreden van de EU, wereldwijd;

7.

moedigt lidstaten aan om de actoren in de sociale economie ondersteuning te bieden bij het ontwikkelen van innovatieve sociale programma’s ter verbetering van de beschikbaarheid van maatschappelijke diensten en van de toegankelijkheid tot die dienstverlening voor de meest kwetsbare groepen, waaronder personen met een handicap en ouderen;

8.

herhaalt zijn oproepen (20) om het “denk eerst klein”-beginsel als leidraad te nemen bij het opstellen van toekomstige wetgeving en de vaststelling van beleid, zonder de huidige regels, normen en rechten, bijvoorbeeld die op het gebied van milieu- en consumentenbescherming, te verzwakken, om enerzijds de regelgevingskaders ondersteunender te maken voor micro-, kleine en middelgrote entiteiten bij hun toepassing van de huidige wet- en regelgeving, en anderzijds de ontwikkeling, duurzaamheid en groei van de sociale economie te versterken;

9.

is van mening dat er concrete strategieën en vervolgmaatregelen moeten worden voorgesteld om de doelstellingen van het SEAP te verwezenlijken, en dat daarbij rekening moet worden gehouden met de nationale wetgeving en praktijken; onderstreept dat de onderlinge verbanden tussen het SEAP en andere EU-initiatieven, zoals het actieplan van de Europese pijler van sociale rechten, de Europese strategie voor gehandicapten of het Europees platform voor de bestrijding van dakloosheid, nader moeten worden uitgewerkt; acht het noodzakelijk een tijdschema op te stellen voor alle acties die in het SEAP zijn opgenomen, alsook voor de monitoring en evaluatie ervan, teneinde de desbetreffende autoriteiten te begeleiden bij de uitvoering van het SEAP en de coherentie van het beleid te waarborgen;

10.

benadrukt dat entiteiten in de sociale economie in het algemeen belang handelen en banen creëren, vanuit sociaal oogpunt innovatieve goederen en diensten verstrekken, sociale inclusie gemakkelijker maken en een duurzamere en plaatselijk verankerde economie bevorderen; onderstreept dat — wanneer de rol van de sociale economie bij het scheppen en in stand houden van werkgelegenheid ook moeilijk plaatsbare werknemers en achtergestelde regio’s omvat — adequate ondersteuning noodzakelijk is om het belang van de betreffende entiteiten op passende wijze te erkennen;

11.

betreurt dat 11,6 % van de banen in de particuliere sector van de lidstaten zwartwerk is en wijst op de noodzaak van beleidsmaatregelen om zwartwerken te bestrijden en om de rechten van werknemers op doeltreffende wijze te handhaven; wijst op de bijdrage van organisaties van de sociale economie, en met name coöperaties, bij het tegengaan van zwartwerken;

12.

onderstreept de noodzaak om niet alleen de mogelijkheden van een rechtstreekse publieke financiering in de vorm van subsidies, bijv. via EU-fondsen, te bevorderen, maar ook die van particuliere investeringen in de sociale economie, met name gezien de toegenomen vraag naar diensten die door organisaties van de sociale economie zijn verleend tijdens de COVID-19-pandemie en tijdens het herstel na de pandemie;

13.

roept in herinnering dat de Commissie en de lidstaten, om het volledige potentieel van het SEAP te benutten, moeten waarborgen dat bij de uitvoering van het SEAP niemand aan zijn lot wordt overgelaten en dat het gebaseerd is op een volledig partnerschap met alle belanghebbenden in de sociale economie, met inbegrip van maatschappelijke dienstverleners zonder winstoogmerk en alle niveaus van het maatschappelijk middenveld, waaronder kerkelijke liefdadigheidsdiensten, en dat daarbij een duidelijke rolverdeling tussen en coördinatie van de actoren is gewaarborgd;

Een gunstig klimaat voor de sociale economie scheppen

14.

herinnert de lidstaten eraan dat de richtlijn betreffende overheidsopdrachten aanbestedende diensten de mogelijkheid biedt overheidsopdrachten te gebruiken om sociale en milieudoelstellingen na te streven, en met name aanbestedingsprocedures voor te behouden voor entiteiten die beantwoorden aan kwaliteitscriteria en die als hoofddoel hebben personen met een handicap of andere groepen met een risico op sociale uitsluiting in het arbeidsproces te integreren; dringt er bij overheidsinstanties op aan maatschappelijk en ecologisch verantwoorde overheidsopdrachten te erkennen als een investering in het sociaaleconomische weefsel met een groot potentieel om sociale en concurrentiedoelstellingen te combineren; wijst erop dat het opnemen van sociale en milieueisen in aanbestedingen van essentieel belang kan zijn voor de ontwikkeling van de sociale economie; verzoekt de Commissie maatschappelijk verantwoorde openbare aanbestedingen en goede praktijken verder te bevorderen om maatschappelijk verantwoorde bedrijfspraktijken te stimuleren, en moedigt de lidstaten aan ernaar te streven alle openbare middelen die in de vorm van overheidsopdrachten worden uitbetaald afhankelijk te stellen van de naleving van de toepasselijke verplichtingen op het gebied van milieu-, sociaal en arbeidsrecht die zijn vastgesteld krachtens Unie- of nationaal recht, collectieve overeenkomsten of internationaal milieu-, sociaal en arbeidsrecht;

15.

moedigt de lidstaten aan om systematisch strategieën vast te stellen die beogen maatschappelijk verantwoorde overheidsopdrachten te ontwikkelen, en zo op alle beleidsgebieden een link te leggen tussen de levering van diensten en producten en de bijdrage daarvan aan sociale doelstellingen; is van oordeel dat de omzetting van de richtlijn betreffende overheidsopdrachten gepaard moet gaan met initiatieven om meer kennis te verwerven over het verband tussen overheidsuitgaven en de bijdrage daarvan aan de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN en om capaciteit op te bouwen bij ambtenaren die verantwoordelijk zijn voor overheidsopdrachten en bij entiteiten in de sociale economie; moedigt ambtenaren die verantwoordelijk zijn voor overheidsopdrachten aan om voordat ze aanbestedingsdocumenten opstellen, marktconsultaties uit te voeren teneinde een beter inzicht te krijgen in wat entiteiten in de sociale economie kunnen bieden en op welke wijze zij aan de eisen van de inschrijving kunnen voldoen; roept aanbesteders op contracten niet uitsluitend te gunnen op basis van de laagste prijs, maar op basis van de hoogste waarde, en daarbij kwaliteitscriteria en overwegingen met betrekking tot sociale gevolgen in aanmerking te nemen; roept de lidstaten op de transparantie te vergroten en corruptie bij openbare aanbestedingen te voorkomen; wijst erop dat de desbetreffende overheden samenwerkingsverbanden en partnerschappen moeten verkennen ten bate van de toegang tot openbare aanbestedingen voor entiteiten in de sociale economie, zoals in sommige lidstaten het geval is;

16.

wijst erop dat buy-outs door werknemers een mogelijke oplossing kan zijn om het banenverlies als gevolg van een herstructurering te voorkomen; is ingenomen met de huidige initiatieven in de lidstaten om werknemers die geïnteresseerd zijn in een buy-out en coöperaties die voortkomen uit een buy-out door werknemers te voorzien van bedrijfsondersteunende structuren, waaronder juridisch advies, financiële ondersteuning, hulp bij het opstellen van bedrijfsplannen en het verstrekken van de gegevens die externe investeerders nodig hebben; moedigt andere lidstaten aan vergelijkbare initiatieven ten uitvoer te leggen en om dit onderwerp op te nemen in de aanbeveling van de Raad voor 2023, teneinde deze initiatieven op regionaal en nationaal niveau verder te ondersteunen; wijst op de rol van werknemersvertegenwoordigers, met inbegrip van vakbonden, bij het ondersteunen van en samenwerken met federaties van coöperaties die buy-outs door werknemers ondersteunen om hun kansen op succes te vergroten;

17.

benadrukt dat de Commissie nauw met de lidstaten moet blijven samenwerken om instrumenten en oplossingen in kaart te brengen om obstakels te verwijderen en juridische procedures te bespoedigen om de overdracht van het eigendom van een onderneming over te dragen aan de werknemers in de vorm van werknemerscoöperaties of andere vormen van entiteiten in de sociale economie die eigendom zijn van de werknemers; verzoekt de Commissie een Europees platform op te richten voor de uitwisseling van beste praktijken tussen de lidstaten, lokale en regionale overheden en netwerken van de sociale economie;

18.

onderstreept hoe belangrijk het is het coöperatieve model en de daarin vervatte beginselen van werknemersparticipatie en democratie te bevorderen; moedigt de lidstaten aan een gunstig juridisch klimaat te scheppen voor de oprichting en werking van coöperaties, met inbegrip van werknemerscoöperaties;

19.

wijst op de huidige werkzaamheden van de EU om de taxonomie voor duurzame financiering uit te breiden tot sociale doelstellingen; is van mening dat de EU-taxonomie relevant moet zijn vanuit sociaal oogpunt en dat daarin tegelijkertijd rekening moet worden gehouden met de situatie van micro-ondernemingen en kmo’s, aangezien deze een motor kunnen zijn voor investeringen in de sociale economie als deze investeringen goed worden afgestemd op de beginselen en kenmerken van de sociale economie;

20.

benadrukt het belang van het verbeteren van de vaardigheden van entiteiten in de sociale economie op het gebied van bedrijfsplanning en de uitvoering en evaluatie van bedrijfsactiviteiten, alsook van relevante mediageletterdheid, managementvaardigheden, participatief leiderschap, een leven lang leren, veerkracht en vaardigheden die nodig zijn voor lopende transities, met inbegrip van de groene en de digitale transitie, door de alliantie voor de sociale economie en buurtvaardigheden te ondersteunen; kijkt met belangstelling uit naar het komende “pact voor vaardigheden voor de sociale economie” om in deze vaardigheden te investeren; verzoekt de belanghebbenden in de sociale economie om hun activiteiten volledig in overeenstemming te brengen met de doelstellingen van de EPSR door te zorgen dat ten minste 60 % van hun werknemers uiterlijk in 2030 elk jaar een training volgen;

21.

verzoekt de Commissie om te investeren in initiatieven met een sociale impact en om de bestaande maatregelen voor een grotere participatie van burgers te evalueren bij activiteiten ter financiering van die initiatieven met het oog op het vergroten van de beschikbaarheid van financiële middelen voor entiteiten in de sociale economie en de zichtbaarheid ervan;

22.

verzoekt de Commissie om samen met de belanghebbenden in de sociale economie en academische instellingen de praktische haalbaarheid van obligaties met een sociaal effect grondig te onderzoeken;

23.

betreurt dat entiteiten in de sociale economie onvoldoende aan bod komen in de leerplannen van het reguliere schoolonderwijs en het hoger onderwijs (21); verzoekt in het licht hiervan de vertegenwoordigende sectororganen en de relevante overheidsinstanties, in samenwerking met de desbetreffende belanghebbenden, om de leerplannen op alle onderwijsniveaus, van lager tot hoger onderwijs, met inbegrip van beroeps- en educatieve opleidingen, te herzien en te evalueren, en beleidsaanbevelingen te doen; onderstreept de noodzaak om de sociale economie onder jongeren te propageren; verzoekt de Commissie te zorgen voor een voortdurende samenwerking tussen het Europees competentiecentrum voor sociale innovatie en instellingen voor hoger onderwijs in alle lidstaten, met als doel gezamenlijke projecten te ontwikkelen en het bewustzijn te vergroten van de mogelijkheden die de sociale economie biedt aan toekomstige jonge ondernemers en ondervertegenwoordigde groepen, zoals personen met een handicap, vrouwen, ouderen en sociaal kwetsbare groepen;

24.

benadrukt dat entiteiten in de sociale economie gedurende decennia toonaangevend zijn geweest bij het in praktijk brengen van modellen voor de circulaire economie, met name met betrekking tot hergebruik-, reparatie- en recycle-activiteiten, waardoor zij de transitie naar een circulaire economie bespoedigen en de nadruk op een positieve sociale impact versterken (22); steunt het initiatief van de Commissie tot versterking van de capaciteit van de sociale economie om groenere diensten en producten verder te ontwikkelen;

25.

wijst op het specifieke karakter, binnen de sociale economie, van coöperaties op het gebied van hernieuwbare energie als onderdeel van energiegemeenschappen binnen het energiesysteem, aangezien zij de productie van duurzame energie en het duurzame verbruik propageren, het verantwoordelijkheidsgevoel binnen een gemeenschap en sociale innovaties versterken, op brede schaal voordelen genereren en gebruikt kunnen worden om de continuïteit van de energievoorziening op afgelegen locaties en op bepaalde eilanden te waarborgen;

26.

wijst op de fundamentele rol die entiteiten in de sociale economie, met inbegrip van onderlinge maatschappijen, spelen in de zorgsector en onderstreept het belangrijke groeipotentieel van de sociale economie op dit gebied, waardoor kan worden ingespeeld op de toegenomen vraag naar zorgdiensten en aanhoudende uitdagingen zoals de vergrijzing kunnen worden aangepakt; verzoekt de Commissie en de lidstaten om een kwalitatief hoogwaardige zorgsector te ondersteunen met passend beleid en ervoor te zorgen dat de aanstaande herziening van de staatssteunregels zorgt voor meer flexibiliteit voor entiteiten in de sociale economie die sociale en gezondheidsdiensten verlenen;

27.

wijst erop dat het belangrijk is meer belang te hechten aan methoden en praktijken voor het meten van sociale effecten; roept de Commissie op om, met de steun van de belanghebbenden in de Europese sociale economie, zorgvuldig de ontwikkeling te beoordelen van methoden voor het meten van sociale effecten die geschikt zijn voor de diversiteit van entiteiten in de sociale economie en waardoor verdere sociale investeringen kunnen worden aangetrokken;

28.

onderstreept het belang van de sociale economie bij het bevorderen van gendergelijkheid en het bieden van werkgelegenheid aan vrouwen, met name vrouwen in kwetsbare situaties; benadrukt dat het een toegangspunt kan zijn dat de overgang van informeel naar formeel werk vergemakkelijkt; merkt op dat vrouwen vaak meer dan 60 % van de beroepsbevolking in de sociale economie uitmaken, en dat de verschillen in beloning en leiderschap naar verluidt kleiner zijn; verzoekt de Commissie en de lidstaten om alle obstakels voor vrouwen te verwijderen met het oog op gendergelijkheid; dringt aan op het versterken van de genderdimensie in het beleid en op toegang tot financiering voor vrouwen die betrokken zijn bij entiteiten in de sociale economie, gezien het feit dat vrouwen grotere moeilijkheden ondervinden om toegang te krijgen tot financiering dan mannen; verzoekt de Commissie om in de komende Europese zorgstrategie een duidelijke rol toe te kennen aan de sociale economie;

29.

verzoekt de Commissie en de lidstaten om nationale, transnationale en interregionale partnerschappen voor capaciteitsopbouw op te zetten en formele overeenkomsten te sluiten met netwerken van de sociale economie en de representatieve organisaties daarvan; wijst erop dat de voorwaarden moeten worden geschapen voor de verdere ontwikkeling en professionalisering van entiteiten in de sociale economie, wat kan worden bereikt door het verstrekken van adviesdiensten zoals begeleiding en coaching op maat, financiering van capaciteitsopbouw, opleiding en onderwijs, scholing en bij- of omscholing, incubatordiensten en toegang tot juridisch advies;

30.

wijst op de sleutelrol die nieuwe technologieën en artificiële intelligentie kunnen spelen bij het scheppen van banen en het ontwikkelen en opschalen van de sociale economie wanneer ze voor iedereen toegankelijk zijn; benadrukt hoe belangrijk het is om ondernemers en werknemers in de sociale economie, met bijzondere aandacht voor kwetsbare werknemers, betere toegang te geven tot opleidingsprogramma’s betreffende digitale vaardigheden en geavanceerde technologieën, zowel op Unie- als op nationaal niveau, en verzoekt de Commissie en de lidstaten te onderzoeken hoe reguliere bedrijven, de publieke sector en entiteiten in de sociale economie kunnen samenwerken om dit te bereiken; merkt op dat de digitale transitie in de sociale economie gestimuleerd moet worden, onder andere door belastingmaatregelen, overheidsopdrachten en staatssteun;

31.

benadrukt dat de sociale economie een manier is om stedelijke uitdagingen op te lossen; dringt erop aan dat de financiering op lokaal niveau wordt gericht, met inbegrip van stedelijke gebieden;

32.

is verheugd over het feit dat veel lokale en regionale overheden reeds over ambitieuze strategieën en actieplannen beschikken om de sociale economie te bevorderen; erkent de noodzaak om capaciteit op lokaal en regionaal niveau op te bouwen en tegemoet te komen aan de specifieke behoeften van grensoverschrijdende organisaties van de sociale economie, met name in plattelands-, eiland- en afgelegen gebieden; verzoekt de lidstaten de ontwikkeling van regionale strategieën voor de sociale economie aan te moedigen in alle regio’s en financiële middelen toe te wijzen op basis van lokaal vastgestelde prioriteiten; dringt er bij de Commissie op aan een overzicht te publiceren van de diverse bestaande rechtsvormen van de sociale economie in Europa, zodat lokale en regionale overheden zich hierop kunnen richten bij de voorbereiding van hun strategieën;

Het volledige potentieel van de EU-instrumenten benutten om de sociale economie tot bloei te laten komen

33.

verzoekt de lidstaten gerichte financiering te verstrekken aan entiteiten in de sociale economie en ten volle gebruik te maken van de huidige middelen van de Unie om de sociale economie te bevorderen, en hun inspanningen op te voeren om de middelen te absorberen die hun voor de sociale economie ter beschikking worden gesteld;

34.

acht het noodzakelijk de toegang van ondernemingen van de sociale economie tot Europese fondsen te vergemakkelijken, ook in het kader van publiek-private partnerschappen, zonder hun juridische aard te wijzigen, en hun actieve deelname aan de vaststelling van de Europese politieke agenda te bevorderen, zoals in het kader van de uitvoering van de EPSR;

35.

is ingenomen met het voorstel van de Commissie om in 2023 een nieuwe unieke “EU Social Economy Gateway” op te zetten; onderstreept dat dit initiatief de mogelijkheid biedt om entiteiten in de sociale economie te ondersteunen door het verstrekken van belangrijke informatie over financiering, beleidsmaatregelen, netwerken en platformen in de Unie, alsmede over aanverwante initiatieven;

36.

neemt nota van de mogelijkheden die in het kader van InvestEU beschikbaar zijn om de sociale economie te ondersteunen; dringt er bij de Commissie en de uitvoerende partners op aan om in het kader van het onderdeel “Sociale investeringen en vaardigheden” financiële producten te ontwikkelen die op de behoeften van ondernemingen in de sociale economie zijn toegesneden, en voldoende middelen aan deze producten toe te wijzen, met een nadruk op projecten die betrekking hebben op de digitale transformatie en de groene transitie; merkt op dat er solide criteria moeten worden ontwikkeld om financiële tussenpersonen die specifiek de sociale economie ondersteunen, voor steun in aanmerking te laten komen, en is van mening dat er in het kader van de InvestEU-advieshub adviesdiensten beschikbaar moeten worden gesteld teneinde het potentieel van deze financiële tussenpersonen om van het InvestEU-programma gebruik te maken, te maximaliseren; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat andere financiële InvestEU-producten, zoals die welke gericht zijn op kmo’s, toegankelijk worden gemaakt voor entiteiten in de sociale economie, waarvan de meeste micro-, kleine en middelgrote entiteiten zijn, om de ontwikkeling van een pijplijn van projecten over belangrijke onderwerpen mogelijk te maken en de economische duurzaamheid op de lange termijn van entiteiten in de sociale economie, alsmede hun gebruik van innovatieve oplossingen, te verbeteren;

37.

wijst met name op de belangrijke rol van de fondsen van het cohesiebeleid, waaronder het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+), het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds, bij de financiering van projecten op het gebied van de sociale economie; herinnert aan de specifieke doelstellingen van het ESF+ om de toegang tot werk te verbeteren voor alle werkzoekenden, met name voor jongeren, alsook om zelfstandige arbeid en de sociale economie te bevorderen; herinnert de lidstaten eraan dat ESF+-financiering door instanties die verantwoordelijk zijn voor overheidsopdrachten kan worden gebruikt om de “bevorderaars van sociale clausules” te financieren, d.w.z. beroepsbeoefenaars die belast zijn met het bevorderen en ondersteunen van de uitvoering van sociale clausules op lokaal niveau, en om overheidsinstanties van advies te voorzien over het opstellen van aanbestedingsspecificaties die toegankelijk zijn voor de sociale economie;

38.

erkent het grote potentieel van de sociale economie voor het scheppen van hoogwaardige banen en betaalde stages voor jongeren, wat hun integratie op de arbeidsmarkt kan versnellen; moedigt de lidstaten aan middelen die beschikbaar zijn in het kader van de versterkte jongerengarantie te gebruiken om de sociale economie onder de jongere generatie te bevorderen, aangezien dit hun integratie op de arbeidsmarkt kan verbeteren; is ingenomen met het initiatief van de Commissie om in 2022 in het kader van het ESF+ een Youth Entrepreneurship Policy Academy op te richten om jong ondernemerschap te stimuleren, en verzoekt de Commissie bijzondere aandacht te besteden aan sociaal ondernemerschap en gerichte initiatieven te ontwikkelen om andere ondervertegenwoordigde ondernemers in de sociale economie te helpen;

39.

ondersteunt het opzetten van nationale competentiecentra voor sociale innovatie die gericht zijn op sociale ondernemers, evenals de oprichting van een Europees competentiecentrum voor sociale innovatie; herinnert de Commissie en de lidstaten er echter aan dat sociale innovaties door alle organisaties van de sociale economie in praktijk worden gebracht, met inbegrip van maatschappelijke dienstverleners zonder winstoogmerk en sociale ondernemers; verzoekt de lidstaten om de specifieke uitdagingen van de sociale-dienstensector zonder winstoogmerk aan te pakken zodat deze sector in staat is om het innovatietraject voort te zetten, terwijl hij tegelijkertijd aanspraak kan maken op subsidies en overige financiële steun in het kader van ESF+- en Erasmus+-projecten;

40.

is verheugd dat er gerichte EU-financiering wordt gebruikt voor projecten die beogen de overdracht van ondernemingen aan hun werknemers en daarmee de continuïteit van het bedrijf te ontwikkelen en mogelijk te maken, onder meer door een overname door een werknemerscoöperatie (23);

41.

verzoekt de lidstaten om de toegang van entiteiten in de sociale economie tot NextGenerationEU-financiering te bevorderen in het kader van hun nationale herstel- en veerkrachtplannen, met name ter bevordering van hoogwaardige werkgelegenheid, sociale inclusie en een inclusieve digitale en groene transitie voor iedereen;

42.

verzoekt de Commissie om bij de volgende herziening van de algemene groepsvrijstellingsverordening (AGV) het toepassingsgebied van de verordening uit te breiden en op gepaste wijze rekening te houden met de specifieke behoeften van entiteiten in de sociale economie op het gebied van toegang tot financiering en marktontwikkeling; verzoekt de Commissie om meer rekening te houden met sociale overwegingen op het gebied van staatssteun, zoals de bevordering van de aanwerving van moeilijk plaatsbare werknemers, onder wie personen met een handicap, met name in de context van het herstel na COVID-19, om na raadpleging van relevante belanghebbenden verschillende op gegevens gebaseerde opties om de ontwikkeling van entiteiten in de sociale economie te ondersteunen en om duidelijkheid en begeleiding te bieden aan de nationale autoriteiten over de rechtsgrondslag die moet worden gebruikt om entiteiten in de sociale economie te ondersteunen door middel van staatssteun;

43.

is ingenomen met de plannen van de Commissie om de introductie te overwegen van specifieke co-investeringsmechanismen in samenwerking met stichtingen en liefdadigheidsorganisaties in verband met doelgerichte missies in de sociale economie, zoals de ondersteuning van daklozen;

44.

dringt er bij de nationale, regionale en lokale overheden op aan beter gebruik te maken van het potentieel van de huidige regels inzake de specifieke bepalingen voor diensten van algemeen economisch belang (DAEB) om toegang te krijgen tot overheidsfinanciering in het kader van de EU-staatssteunverordening, niet in de laatste plaats door ten volle gebruik te maken van de mogelijkheid entiteiten in de sociale economie die een economische activiteit uitoefenen, in voorkomend geval te erkennen als een DAEB;

45.

is ingenomen met het idee voor de lancering van een nieuw initiatief in het kader van het programma voor de eengemaakte markt ter ondersteuning van de oprichting van partnerschappen tussen entiteiten in de sociale economie en reguliere bedrijven, waardoor een business-to-businessmarkt voor “sociaal kopen” mogelijk wordt gemaakt die de sociale economie kan versterken;

46.

is van mening dat de huidige keurmerken en certificeringen voor entiteiten in de sociale economie als inspiratiebron voor de lidstaten kunnen dienen; is ingenomen met de toezegging in het SEAP om een studie te laten verrichten naar nationale keurmerken en certificeringssystemen voor de sociale economie teneinde de zichtbaarheid van de sociale economie te vergroten en een goed functionerende interne markt mogelijk te maken, en om op basis van de resultaten na te gaan of de weg kan worden geëffend voor een meer gestandaardiseerd systeem op het niveau van de Unie; onderstreept dat deze studie moet voortbouwen op eerdere bevindingen en dat de belanghebbenden uit de sociale economie erbij moeten worden betrokken;

47.

beveelt aan de reikwijdte van het Europees netwerk van regio’s voor de sociale economie uit te breiden teneinde nieuwe regionale en lokale partnerschappen te versterken, en met name de digitale en groene transitie in gebieden te stimuleren;

48.

spoort de Commissie aan om in samenwerking met de lidstaten doeltreffende instrumenten vast te stellen voor de monitoring, ondersteuning en bescherming van de ruimte voor het maatschappelijk middenveld, en met name entiteiten in de sociale economie, in de lidstaten; benadrukt dat het programma “Burgers, gelijkheid, rechten en waarden”, met een begroting van 1,55 miljard EUR, een waardevolle bijdrage is voor de uitdagingen waarmee het maatschappelijk middenveld in de EU wordt geconfronteerd;

49.

merkt op dat voor de financiering van non-profitorganisaties vaak medefinanciering nodig is en dat het een belemmerend effect kan hebben als het vereiste aandeel eigen middelen te hoog is; onderstreept derhalve dat het vereiste aandeel eigen middelen voor medefinanciering moet worden geëvalueerd en dat verschillende elementen die in geld kunnen worden uitgedrukt, zoals de door vrijwilligers geïnvesteerde tijd of bijdragen in natura, in aanmerking moeten worden genomen;

50.

is verheugd dat de Commissie een studie heeft laten uitvoeren met een vergelijkende analyse van de wettelijke regelingen en landschappen van verenigingen in de EU; verzoekt de Commissie om op basis van artikel 352 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie een voorstel voor een verordening tot vaststelling van een statuut voor een Europese vereniging in te dienen die gebaseerd is op de aanbevelingen in de resolutie van het Parlement van 17 februari 2022 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende een statuut voor Europese grensoverschrijdende verenigingen en non-profitorganisaties en in deel I van de bijlage bij die resolutie;

Naar een doeltreffende uitvoering van het SEAP

51.

is zeer ingenomen met het voorstel voor een aanbeveling van de Raad betreffende de randvoorwaarden voor de sociale economie, dat naar verwachting in 2023 zal worden goedgekeurd; benadrukt dat de aanbeveling een gemeenschappelijke definitie van de sociale economie op Unieniveau moet bevatten op basis van de belangrijkste beginselen en kenmerken ervan zoals gepresenteerd in het SEAP, en dat zowel in de aanbeveling als in de definitie rekening moet worden gehouden met de diversiteit van entiteiten in de sociale economie in de lidstaten; wijst erop dat de aanbeveling als hoofddoel moet hebben de juridische en beleidskaders voor de sociale economie te versterken, met name in lidstaten waar het ecosysteem van de sociale economie minder ontwikkeld is; is van mening dat in de aanbeveling duidelijk de door de EU ter beschikking gestelde ondersteuningsinstrumenten moeten worden benadrukt en dat zij richtsnoeren moet bieden voor specifiek beleid, zoals geschikte wettelijke kaders voor verschillende soorten entiteiten in de sociale economie, overheidsopdrachten, staatssteun, werkgelegenheids-, sociaal en gezondheidsbeleid, belastingen, onderwijs, vaardigheden en opleiding en het belang van het koppelen van lopende transities aan de agenda van de sociale economie;

52.

onderstreept het belang van werknemersparticipatie en democratisch bestuur, hetgeen beginselen zijn die in het SEAP worden erkend, voor het bereiken van de doelstellingen van de sociale economie; benadrukt dat alle werknemers in de sociale economie fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden en loopbaanperspectieven moeten hebben, idealiter op basis van collectieve overeenkomsten; wijst er in dit verband op dat entiteiten in de sociale economie de vakbondsrechten, de sociale dialoog en collectieve onderhandelingen in acht moeten nemen; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat alle financiële steun van de EU aan entiteiten in de sociale economie afhankelijk wordt gesteld van de naleving van de toepasselijke werkomstandigheden en arbeidsvoorwaarden en/of de werkgeversverplichtingen die zijn vastgelegd in de wet en/of die voortvloeien uit collectieve overeenkomsten; benadrukt dat, omdat hun model is gebaseerd op de participatie van werknemers, entiteiten in de sociale economie in een goede positie verkeren om de sociale dialoog en collectieve onderhandelingen te bevorderen; benadrukt daarom de noodzaak om de sociale dialoog, zowel op nationaal als op Europees niveau, en collectieve onderhandelingen in de sociale economie verder te ontwikkelen;

53.

verzoekt de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden om de sociale economie internationaal te bevorderen en de zichtbaarheid van de sector in de externe dimensie van het beleid van de Unie te vergroten, onder meer door de specifieke aard ervan te erkennen en op te nemen in toekomstige associatieovereenkomsten en door informatie en scholing te verstrekken over de sociale economie aan het personeel bij EU-delegaties, en door te beoordelen hoe dergelijke acties kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van de sociale economie in derde landen;

54.

betreurt dat de verzoeken die het Parlement in het verleden tot de Commissie heeft gericht om voorstellen in te dienen waardoor onderlinge maatschappijen, verenigingen en stichtingen op Europees en grensoverschrijdend niveau kunnen opereren, niet tot wetswijzigingen hebben geleid, waardoor het Europese sociale model wordt ondermijnd en de voltooiing van de interne markt wordt belemmerd; herhaalt de oproep van het Parlement om gemeenschappelijke minimumnormen voor non-profitorganisaties in de hele EU in te voeren en een statuut voor Europese verenigingen vast te stellen, en verzoekt de Commissie publiekelijk uit te leggen waarom er geen gevolg is gegeven aan de oproepen van het Parlement; stelt, gezien de kans die het SEAP biedt, en ook gezien de activiteiten van het monitoringcomité van de Verklaring van Luxemburg, waarin een meerderheid van de lidstaten vertegenwoordigd is, voor om te onderzoeken of nauwere samenwerking een instrument kan zijn om de al tientallen jaren aanslepende impasses te doorbreken;

55.

merkt op dat het volledige potentieel van de sociale-economiesector om sociaaleconomische uitdagingen aan te pakken, een duidelijke omschrijving van de sociale prioriteiten door de overheid en de entiteiten in de sociale economie vereist; benadrukt dat projecten op het gebied van de sociale economie vaak een nauwe samenwerking met overheidsinstanties vereisen; verzoekt de Commissie en de lidstaten derhalve om binnen het kader voor macro-economisch bestuur dat op EU-niveau wordt geboden, een nieuwe strategie voor sociale investeringen te ontwikkelen waarin de sociale prioriteiten duidelijk zijn vastgesteld, in overeenstemming met de EPSR, en die een kader kan bieden voor samenwerking tussen overheidsinstanties en entiteiten in de sociale economie;

56.

verzoekt de Commissie om de landverslagen en de landspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees Semester te gebruiken om de ontwikkeling van de sociale economie in Europa te monitoren en roept de Commissie op haar initiatieven een ambitieuzer karakter te geven en waar mogelijk wettelijke maatregelen voor te stellen;

57.

verzoekt de Commissie om te monitoren of de lidstaten hun toezeggingen nakomen met betrekking tot de sociale economie zoals die zijn opgenomen in hun nationale herstel- en veerkrachtplannen;

58.

is ingenomen met de aankondiging dat een nieuwe studie zal worden uitgevoerd om kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de sociale economie in alle lidstaten te verzamelen; dringt erop aan dat deze studie de verschillende soorten entiteiten in de sociale economie bestrijkt en er uitgesplitste gegevens over werknemers worden verzameld; merkt op dat er gedetailleerde, gestandaardiseerde, vergelijkbare en betrouwbare gegevens over de omvang en het effect van de sociale economie nodig zijn om empirisch onderbouwde beleidsbeslissingen te vergemakkelijken, de ontwikkeling van de sociale economie toekomstbestendig te maken en bij te dragen tot de economische en sociale doelstellingen van de EU; verzoekt de Commissie om, als onderdeel van deze werkzaamheden, de studie van 2012 over onderlinge maatschappijen in de Unie te actualiseren, teneinde mogelijkheden en belemmeringen voor hun ontwikkeling in kaart te brengen, met name op het gebied van gezondheidszorg en verzekeringen; verzoekt de Commissie en de nationale statistische instanties om samen te werken met Eurostat om gestandaardiseerde gegevens te verzamelen en deze regelmatig bij te werken en te analyseren;

59.

is ingenomen met de inspanningen van de Commissie met betrekking tot een transitietraject voor de sociale economie en de naburige industriële ecosystemen; merkt echter op dat er aanvullende informatie nodig is om te begrijpen hoe de wisselwerking tussen dit traject en andere regionale en lokale initiatieven eruit zal zien en om te zorgen voor een effectieve uitvoering ter plaatse;

60.

verzoekt de lidstaten coördinatoren voor de sociale economie aan te wijzen en lokale contactpunten voor de sociale economie op te zetten om de bekendheid van ondersteunings- en financieringsmogelijkheden, waaronder EU-financiering, te vergroten en de toegang ertoe te vergemakkelijken; verzoekt de Commissie één enkel online EU-platform op te zetten voor de uitwisseling van beste praktijken tussen de lidstaten, lokale en regionale overheden en netwerken van de sociale economie; onderstreept dat dit platform moet worden beheerd in samenwerking met Europese netwerken van de sociale economie en de deskundigengroep van de Commissie inzake sociale economie en sociale ondernemingen (GECES); is van mening dat er moet worden gezorgd voor nauwe coördinatie tussen nationale coördinatoren, lokale contactpunten, het online EU-platform en de EU Social Economy Gateway om de uitwisseling van kennis en synergieën en de zichtbaarheid van kansen voor actoren in de sociale economie te maximaliseren en mogelijk dubbel werk te voorkomen;

61.

verzoekt de Commissie verder samen te werken met GECES en een taskforce voor de uitvoering van het SEAP op te richten, waarin GECES en de nationale coördinatoren zitting hebben die belast zijn met de monitoring en de regelmatige verslaglegging aan het Parlement, de Raad en de relevante belanghebbenden, waaronder de sociale partners, en de samenstelling ervan en de tijdlijn voor actie overal bekend te maken;

o

o o

62.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1)PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65.

(2)PB C 116 van 31.3.2021, blz. 162.

(3) Aangenomen teksten, P9_TA(2022)0044.

(4)PB C 117 van 11.3.2022, blz. 53.

(5)PB C 99 van 1.3.2022, blz. 122.

(6)PB C 465 van 17.11.2021, blz. 110.

(7)PB C 345 van 16.10.2020, blz. 2.

(8)PB C 425 van 20.10.2021, blz. 2.

(9)PB C 118 van 8.4.2020, blz. 145.

(10)PB C 316 van 22.9.2017, blz. 224.

(11)PB C 75 van 26.2.2016, blz. 34.

(12)PB C 75 van 26.2.2016, blz. 11.

(13)PB C 36 van 29.1.2016, blz. 111.

(14)PB C 419 van 16.12.2015, blz. 42.

(15)PB C 76 E van 25.3.2010, blz. 16.

(16)PB C 99 van 13.4.1987, blz. 205.

(17) OESO/Europese Unie, Policy brief on making the most of the Social Economy’s contribution to the Circular Economy, 2022.

(18) https://www.eesc.europa.eu/sites/default/files/files/qe-04-17-875-en-n.pdf

(19) Europese Commissie, directoraat-generaal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie, Hayday, M., Varga, E., A recipe book for social finance: a practical guide on designing and implementing initiatives to develop social finance instruments and markets, Publicatiebureau, 2017.

(20) Onder meer in zijn resoluties van 16 december 2020 over een nieuwe strategie voor Europese kmo’s (PB C 445 van 29.10.2021, blz. 2) en van 24 juni 2021 over gezonde regelgeving en subsidiariteit en evenredigheid in de Europese Unie — verslag over beter wetgeven betreffende de jaren 2017, 2018 en 2019 (PB C 81 van 18.2.2022, blz. 74).

(21) Eurofound, Labour market change. Cooperatives and social enterprises: Work and employment in selected countries, Publicatiebureau van de Europese Unie, Luxemburg, 2019.

(22) OESO/Europese Commissie, “Policy brief on making the most of the social economy’s contribution to the circular economy”, OECD Local Economic and Employment Development (LEED) Papers, nr. 2022/01, OECD Publishing, 2022.

(23) Bijvoorbeeld “Innovatieve bedrijfsoverdrachtmodellen voor kleine en middelgrote ondernemingen in het Oostzeegebied” van Interreg, het gebruik van financiering uit het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI), en de proefprojecten “Overdracht naar coöperaties” en “Banen redden” van het Europees Parlement.