Home

Advies van het Europees Comité van de Regio’s over crisisparaatheid en -beheersing: de veerkracht van de Unie en van haar regio’s en steden vergroten

Advies van het Europees Comité van de Regio’s over crisisparaatheid en -beheersing: de veerkracht van de Unie en van haar regio’s en steden vergroten

21.7.2023

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 257/6


Advies van het Europees Comité van de Regio’s over crisisparaatheid en -beheersing: de veerkracht van de Unie en van haar regio’s en steden vergroten

(2023/C 257/02)

Rapporteur:

Christophe CLERGEAU (PSE/FR), lid van de regioraad van Pays-de-la-Loire

BELEIDSAANBEVELINGEN

HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO'S (CvdR),

Maatschappelijke paraatheid: een nieuwe aanpak ter voorbereiding op risico’s en crises

1.

constateert dat we niet weten met welke crises Europa, zijn steden, provincies en regio’s nog te maken gaan krijgen, maar dat we wel te weten kunnen komen wie daardoor getroffen zullen worden. Crises kennen geen bestuurlijke grenzen en vergen daarom een meerlagige aanpak waarbij alle gemeentelijke instanties, intermediaire overheden (provincies, departementen enz.) en het regionale niveau worden betrokken. Om deze slachtoffers te voorkomen moeten we een risico- en crisiscultuur ontwikkelen — een nieuwe vorm van maatschappelijke paraatheid in het belang van de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van mensen. Dat is de insteek van dit advies.

2.

Kenmerkend voor de crises van de afgelopen jaren was dat ze vanuit het niets toesloegen. Dat de klimaatverandering gepaard zou gaan met rampen en extreme gebeurtenissen viel wel te voorzien, maar dat ze zo heftig en frequent zouden zijn hadden we bij lange na niet verwacht. En ook de COVID-19-crisis en de oorlog in Oekraïne, met alle leed voor de bevolking van dien, getuigen ervan dat onvoorspelbare en grootschalige crises hun intrede hebben gedaan. Globale benaderingen die gericht zijn op preventie — maatregelen om bekende en probabilistisch geraamde risico’s te vermijden — of toepassing van het voorzorgsbeginsel — maatregelen om het ontstaan van ernstige en onomkeerbare nieuwe risico’s voor de menselijke gezondheid of het milieu te voorkomen — volstaan niet langer om deze verschijnselen het hoofd te bieden.

3.

Europa moet dan ook investeren in een nieuwe richting: maatschappelijke paraatheid, d.w.z. het collectieve vermogen om samenlevingen voor te bereiden, in een geest van cohesie en solidariteit, op de uitdagingen van de toekomst, en dan met name op crises en rampen. De focus bij maatschappelijke paraatheid ligt op de civiele, sociale en menselijke dimensie, toegang tot diensten en een goede hulpverlening aan individuele mensen. Het is immers een feit dat crises en rampen in de eerste plaats de meest kwetsbare mensen treffen. Dat heeft de COVID-19-crisis ons wel geleerd.

4.

Een integrale benadering van veerkracht moet twee elementen combineren: ten eerste moeten samenlevingen beter in staat zijn om de nodige transformaties door te voeren om de economische, sociale en territoriale ongelijkheden, de klimaatverandering en de groene transitie het hoofd te bieden, en ten tweede moeten zij de nodige capaciteit opbouwen om hun kwetsbaarheid voor risico’s, crises en rampen aan te pakken. Dit laatste vergt de ontwikkeling van activiteiten op het vlak van maatschappelijke paraatheid.

5.

Het CvdR stelt voor een onderscheid te maken tussen kwetsbaarheden die verband houden met bekende risico’s, voornamelijk milieurisico’s, demografische risico’s en industriële risico’s, en kwetsbaarheden die verband houden met onbekende risico’s, zoals risico’s als gevolg van de klimaatverandering, gezondheidsrisico’s en door menselijke activiteiten veroorzaakte risico’s. Deze kwetsbaarheden kunnen niet worden bezworen met beheersplannen, ook al zijn die tot in de puntjes uitgewerkt. Vooral ten aanzien van kwetsbaarheden die verband houden met onbekende risico’s moeten we vol inzetten op de ontwikkeling van een crisis- en risicocultuur en van collectief vermogen om onzekerheid en rampen te bedwingen.

6.

Het analyseren van sociale en territoriale kwetsbaarheden moet een politieke prioriteit van de EU worden. Zonder deze informatie is het immers moeilijk om de samenleving voor te bereiden. Alleen als we aandacht voor en inzicht in deze kwetsbaarheden krijgen, kunnen we met een doeltreffende respons komen, niet alleen op Europees en nationaal niveau, maar vooral ook in elke stad, in elke provincie en in elke regio. We moeten ons hoeden voor een al te omvattende benadering van kwetsbaarheden op een al te ruime geografische schaal. In plaats daarvan moet de voorkeur uitgaan naar een lokale benadering waarmee de situatie zoals die concreet door de bevolking wordt ervaren, gericht aangepakt kan worden.

7.

Het CvdR erkent dat het beleid inzake civiele bescherming in de eerste plaats een bevoegdheid van de lidstaten is. Het zijn echter meestal lokale actoren, steden en provincies e.d. die deze bevoegdheid uitoefenen en de activiteiten op het gebied van preventie, maatschappelijke paraatheid en hulpverlening veelal uitvoeren, ondersteund door de regio’s. Deze overheden moeten daarom, overeenkomstig het beginsel van actieve subsidiariteit en in het kader van een meerlagige aanpak die alle territoriale niveaus betrekt en omvat, nauw worden betrokken bij het opzetten en uitvoeren van alsook het toezicht op die activiteiten en daarvoor toereikende financiële en juridische middelen krijgen.

8.

Het vermogen van steden en regio’s om mensen ook in tijden van crisis de noodzakelijke diensten te verlenen, moet worden opgevoerd. Een van de belangrijkste middelen in dit verband is de versterking van de gemeenschappelijke voorzieningszekerheid in heel Europa. Daartoe moeten kritieke afhankelijkheden in kaart worden gebracht, moet het gros van essentiële goederen en diensten binnen Europa worden geproduceerd en moet worden gezorgd voor de nodige internemarktmechanismen om de voorzieningszekerheid op het gebied van grondstoffen, goederen en levensmiddelen te versterken. Ook de kritieke infrastructuur moet worden versterkt om de levensomstandigheden in tijden van crisis te vrijwaren.

De kwetsbaarheidsanalyse in het hart van het toekomstige cohesiebeleid

De risico’s in verband met kwetsbaarheden van gebieden en bevolkingsgroepen beter inzien en in aanmerking nemen: een kwetsbaarheidsindex en -dashboard

9.

Het CvdR is verheugd dat het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) en zijn eenheid Risicobeheersing zijn belast met de ontwikkeling van een “kwetsbaarheidsindex” (1), waarin de ecologische, territoriale, economische en sociale dimensies gecombineerd worden. Het hoopt dat het JRC alle politieke en financiële steun krijgt om hier werk van te maken.

10.

Kwetsbaarheid heeft ook een belangrijke sociale dimensie, die maar al te vaak over het hoofd wordt gezien of te weinig aandacht krijgt, terwijl deze dimensie juist een cruciaal onderdeel van veerkracht uitmaakt. De begrippen “toegang tot mensen”, “hulpverlening” en “toegang van kwetsbare personen tot gezondheidszorg en sociale diensten” moeten volledig geïntegreerd worden in elke kwetsbaarheidsanalyse, net als het verkleinen van de digitale kloof en het verbeteren van de digitale toegankelijkheid. Het CvdR wijst erop dat minderheden, vrouwen, armen, ouderen, mensen met een handicap en mensen met een chronische ziekte kwetsbaar zijn en dat sociale kwetsbaarheden een grote rol spelen in ultraperifere gebieden alsook in afgelegen en eilandgebieden, die zich in de strijd tegen de klimaatverandering in de frontlinie bevinden.

11.

Het CvdR steunt de inspanningen van het JRC om de kwaliteit van de gegevens en van de “kwetsbaarheidsindex” te verbeteren, staat achter de wens dat het JRC, de andere directoraten-generaal (DG’s) van de Commissie en de lidstaten in dit verband meer gaan samenwerken, bevestigt dat het zinvol is de index uit te splitsen naar alle territoriale niveaus — NUTS 2, NUTS 3 en vooral lokaal niveau — en dringt er nogmaals op aan dat er uiteindelijk een “kwetsbaarheidsdashboard” wordt gepubliceerd dat per gebied de concrete kwetsbaarheden aangeeft. Het CvdR beveelt de lidstaten en de lokale en regionale overheden dan ook aan te investeren in risicobeoordelingen, met name vanuit oogpunt van kwetsbaarheid, en de resultaten daarvan te publiceren om de risicocultuur binnen de Europese Unie te versterken.

12.

Er is behoefte aan gegevens waarmee de meest kwetsbare bevolkingsgroepen adequaat in kaart gebracht kunnen worden, d.w.z. niet-geaggregeerde gegevens die aan elkaar gekoppeld worden om specifieke situaties (zoals die van arme vrouwen) aan het licht te brengen, alsook aan gegevens die problemen met de toegang tot diensten blootleggen.

13.

In plaats van een perfecte indicator te ontwikkelen is het nu vooral zaak dat die indicator wordt uitgetest als hulpmiddel bij de besluitvorming. Het CvdR is verheugd dat verscheidene gemeenschapsorganisaties deze weg reeds zijn ingeslagen. Het zou graag zien dat er een proefprogramma wordt opgezet met steden, provincies en regio’s die willen experimenteren met de toepassing van de kwetsbaarheidsindicator om te zien of deze aansluit bij de lokale perceptie van de realiteit en om hun beleid en investeringen te sturen.

14.

Het JRC zou de aanzet kunnen geven tot oprichting van een Europees platform voor uitwisselingen tussen Europese instellingen, lidstaten, lokale en regionale overheden en belanghebbenden op het gebied van de integrale aanpak van kwetsbaarheden alsook paraatheid, beheersing en anticipatie op het vlak van risico’s en crises. Dit platform zou kunnen voortbouwen op de ervaring die met de platforms voor slimme specialisatie is opgedaan en gefinancierd kunnen worden door het Interreg Europe-programma. Het zou met name kunnen leunen op het kennisnetwerk op het gebied van Europese civiele bescherming (2), dat ondersteund en verder ontwikkeld moet worden.

15.

Steden, provincies en regio’s zouden aangespoord moeten worden om aan al deze initiatieven deel te nemen.

16.

Het CvdR pleit voor oprichting van een Europees netwerk van burgerbewegingen en niet-gouvernementele organisaties die betrokken zijn bij de preventie en beheersing van risico’s en crises en bij het bevorderen van maatschappelijke paraatheid. Het verzoekt de Commissie haar steun uit te spreken en dat netwerk te helpen opzetten. Het CvdR is dan ook bereid om samen met het kennisnetwerk op het gebied van Europese civiele bescherming aan de totstandbrenging van dat netwerk bij te dragen door elk jaar samen met het VN-bureau voor rampenrisicovermindering (UNDRR) en de Europese Commissie een evenement voor alle belanghebbenden te organiseren.

Het aanpakken van kwetsbaarheden: een nieuwe prioriteit voor het cohesiebeleid

17.

De recente crises hebben overduidelijk laten zien dat kwetsbaarheden van gebieden en bevolkingsgroepen zich hebben kunnen vertalen in nieuwe en grote ongelijkheden op het gebied van gezondheid en welzijn. Het is dan ook zaak dat het aanpakken van sociale en territoriale kwetsbaarheden een politieke prioriteit van het cohesiebeleid wordt. Het gaat er dan met name om dat de sociale dimensie van het cohesiebeleid wordt versterkt in die zin dat naast werkgelegenheid en opleiding vooral ook aandacht uitgaat naar inclusie en toegang tot gezondheidszorg en sociale diensten. Daarmee zou het cohesiebeleid ook dichter bij de burgers worden gebracht.

18.

De ontwikkeling van een gebiedsspecifieke “kwetsbaarheidsindex” en kwetsbaarheidsdashboard is van essentieel belang om de aanzet te geven tot een politiek debat over de vraag hoe er binnen het toekomstige cohesiebeleid gereageerd moet worden. Het is tevens zaak dat in alle componenten van het cohesiebeleid ook wordt gekeken naar gegevens op NUTS 3-niveau, zodat een gerichtere, begrijpelijkere en efficiëntere aanpak kan worden uitgewerkt.

19.

Het CvdR staat terughoudend tegenover het gebruik van een “kwetsbaarheidsindex” als hulpmiddel bij besluiten over de verdeling van de middelen van het cohesiebeleid. Wel wijst het erop dat het cohesiebeleid krachtiger ingezet moet worden in de meest kwetsbare regio’s.

20.

Het CvdR stelt voor om veerkracht bij crises en het aanpakken van sociale en territoriale kwetsbaarheden tot een programmalijn van het cohesiebeleid te maken en om aanvullende “top up”-financiering in te voeren voor bijzonder kwetsbare regio’s en provincies die ervoor kiezen om in het kader van het cohesiebeleid vol op deze programmalijn in te zetten.

21.

Maar hoewel het cohesiebeleid ingezet kan en moet worden ten behoeve van maatschappelijke paraatheid, mag het herstel van schade als gevolg van grote rampen niet voor zijn rekening komen. Daarnaast is de nieuwe “reserve voor solidariteit en noodhulp” nog altijd meer gericht op onmiddellijke respons bij rampen en pandemieën dan op het herstel van de gevolgen ervan. Het CvdR dringt er daarom op aan na te gaan of er een permanent interventiemechanisme in het leven geroepen kan worden voor het herstel van omvangrijke rampschade in een bepaald gebied.

22.

Het CvdR pleit ervoor om in het kader van Europese financieringsprogramma’s zoals Interreg, Horizon Europa of Erasmus+ een impuls te geven aan het opzetten van interregionale samenwerkingsprojecten. In dat verband moet wel rekening worden gehouden met de geografische omstandigheden in de verschillende regio’s en kan ook worden samengewerkt met derde landen. Dergelijke projecten zijn bedoeld om de veerkracht bij crises te vergroten en kwetsbaarheden aan te pakken. Daarbij moet in het bijzonder aandacht uitgaan naar de grensoverschrijdende aanpak van risico’s en crises, als krachtige hefboom om de verschillende praktijken in de lidstaten aan de hand van concrete thema’s meer op één lijn te brengen. Dit zou dan waarschijnlijk moeten gebeuren op basis van een specifieke Interreg- en EGTS-component.

23.

Het CvdR erkent dat instrumenten op EU-niveau zeer nuttig zijn gebleken, maar is van mening dat er meer kan worden gedaan om de juridische en administratieve uitdagingen bij grensoverschrijdende samenwerking aan te pakken. Grensoverschrijdende samenwerking zou ook voor meer Europese solidariteit zorgen als de belemmeringen ervoor werden weggenomen. In dit verband roept het CvdR de Commissie op om opnieuw de aanzet tot goedkeuring van het Europees grensoverschrijdend mechanisme (ECBM) te geven.

Van risicobeheersing naar een gedeelde risicocultuur: Europa en zijn gebieden voorbereiden op crises en rampen

24.

Sinds de COVID-19-crisis is het Europese beleid op het gebied van civiele bescherming en volksgezondheid aan een sterke opmars bezig. Er zijn tal van initiatieven in het leven geroepen, waaronder RescEU en de Autoriteit voor paraatheid en respons inzake noodsituaties op gezondheidsgebied (HERA). Als Europese reactie op de oorlog in Oekraïne kwam onder meer een grootschalige hulpverlening aan de bevolking op gang, waarmee nog eens duidelijk is geworden dat crisisbeheersing ook een menselijke en sociale dimensie heeft. Terwijl crisisbeheersing een noodzaak is en blijft, zeker gezien de actualiteit, pleit het CvdR ervoor dat daarnaast voortaan prioriteit wordt gegeven aan maatschappelijke paraatheid, d.w.z. risicopreventie, crisisparaatheid en de verbreiding van een gedeelde risico- en crisiscultuur in Europa.

25.

Het Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties vervult een belangrijke rol als centraal punt voor coördinatie van de Europese crisisrespons, met name wat betreft de oorlog in Oekraïne en de aardbeving in Turkije. Met deze crises is nog eens duidelijk geworden dat crisisbeheersing ook een menselijke en sociale dimensie heeft. Terwijl crisisbeheersing een noodzaak is en blijft, zeker gezien de actualiteit, pleit het CvdR er daarom voor dat voortaan ook prioriteit wordt gegeven aan maatschappelijke paraatheid, d.w.z. risicopreventie, crisisparaatheid en de verbreiding van een gedeelde risico- en crisiscultuur in Europa.

Uniedoelstellingen inzake rampbestendigheid

26.

Het CvdR is ingenomen met de aanbeveling en de mededeling die de Commissie over de Uniedoelstellingen inzake rampbestendigheid heeft gepubliceerd. Het steunt de algemene beginselen ervan, waarin veel voorstellen uit zijn eerdere adviezen terug te vinden zijn, is verheugd dat beter rekening wordt gehouden met de lokale en regionale realiteit en benadrukt hoe belangrijk de vlaggenschipinitiatieven zijn. Dit kader is weliswaar niet bindend, maar zal het mogelijk maken de praktijken van de verschillende lidstaten beter op elkaar af te stemmen en daarmee de kwaliteit van de crisisparaatheid naar een hoger niveau te tillen. Het CvdR wenst nauw betrokken te worden bij het Forum voor civiele bescherming in 2024, waarop een eerste balans opgemaakt kan worden en de doelstellingen aangepast kunnen worden.

27.

Het CvdR spoort de regio’s aan gebruik te maken van de nieuwe mogelijkheden om deel te nemen aan initiatieven en projecten te laten financieren, met name in het kader van doelstelling 2 “Voorbereiden” en vlaggenschipinitiatief “PreparEU”. Het is voornemens bij te dragen tot een grotere betrokkenheid van lokale en regionale overheden bij het kennisnetwerk op het gebied van Europese civiele bescherming.

28.

Het CvdR betreurt wel dat de reikwijdte van deze publicaties zich beperkt tot het Uniemechanisme voor civiele bescherming en er geen sprake is van een bredere kijk op de kwetsbaarheid en veerkracht van Europa en zijn steden en regio’s in verband met crises.

29.

Het CvdR is ingenomen met de invoering van stresstests voor de veerkracht van noodoperatiecentra, maar zou graag zien dat dit initiatief wordt uitgebreid tot nationale, regionale en lokale systemen voor crisiswaarschuwing en -beheersing en stelt voor om bij deze stresstests beter rekening te houden met alle kwetsbaarheidsfactoren, met name sociale en territoriale factoren.

30.

Regio’s/lokale overheden zouden ertoe moeten worden aangespoord om mee te doen aan stresstests voor scenario’s die zijn toegespitst op het lokale/regionale risicolandschap. Daarnaast zou het opstellen van lokale/regionale risicoatlassen kunnen worden gestimuleerd en zouden er acties kunnen worden aangemoedigd op het vlak van bewustmaking en paraatheid van het publiek, inclusief activiteiten in verband met de toekomstige “maand van rampenparaatheid” van de EU die in de mededeling over doelstellingen inzake rampbestendigheid wordt voorgesteld.

Totstandbrenging van een gemeenschappelijke risico- en crisiscultuur binnen de gemeenschap van lokale, nationale en Europese besluitvormers

31.

De meeste belanghebbenden met wie is gesproken zouden graag zien dat er een Europees strategisch risico- en crisiskader komt zodat werk gemaakt kan worden van een systemische en gecoördineerde aanpak. Velen van hen voelen wel voor oprichting van een “DG Risico’s en Crises”, dat zich zou richten op maatschappelijke paraatheid, preventie en beheersing met betrekking tot de risico’s en crises die voortvloeien uit onze kwetsbaarheden.

32.

De grootste uitdaging in verband met risico’s en crises is dat de mentaliteit van besluitvormers en de politieke besluitvorming moeten veranderen. Veruit de meeste besluitvormers zijn niet onderlegd in crisisanticipatie en -beheersing noch in de uitdagingen op het gebied van veerkracht. Steeds vaker wordt voor ieder afzonderlijk risico een specifiek mechanisme voor risicobeheer ingevoerd, waardoor het overheidsbeleid versnipperd is geraakt. Dit is ten koste gegaan van een integrale visie die gericht is op veerkracht, analyse van sociale en territoriale kwetsbaarheden en paraatheid om in het geweer te komen tegen onbekende risico’s. De uitweg ligt in de verbreiding van een nieuwe collectieve risico- en crisiscultuur, met maatschappelijke paraatheid als centraal uitgangspunt.

33.

Het CvdR stelt daarom voor een Europese school voor risico’s en crises op te richten die opleidingstrajecten voor beleidsmakers en operationele managers biedt en professionele referentiekaders en een accreditatieregeling ontwikkelt zodat zich coherente beroepsgemeenschappen kunnen vormen en mobiliteit en wederzijdse erkenning vergemakkelijkt worden. Die Europese school zou ook permanente scholing kunnen ondersteunen, netwerken en activiteiten voor het uitwisselen van kennis en ervaring kunnen ontwikkelen, en workshops rond feedback en het ontwerpen van innovatieve operationele strategieën en responsmogelijkheden kunnen organiseren.

34.

Mondiale crises die buiten Europa beginnen, kunnen toch elke EU-lidstaat treffen, bijvoorbeeld in de vorm van een vluchtelingencrisis of problemen met de toegang tot kritieke goederen. Het vermogen om op mondiale crises te anticiperen en om crises te voorkomen door gezamenlijk optreden, moet worden opgevoerd, ook buiten de Europese Unie.

35.

Het is in het belang van de EU dat zij daar waar zich nieuwe risico’s aandienen actie onderneemt om haar blootstelling aan risico’s terug te dringen. De relevante autoriteiten binnen de Unie moeten over de nodige middelen beschikken om te kunnen samenwerken met veel organisaties die reeds partner zijn van het CvdR (op internationaal niveau met name het VN-bureau voor rampenrisicovermindering UNDRR, zijn platform voor Europa en Centraal-Azië en het initiatief “Making Cities Resilient 2030”), en om samen met de betrokken landen ook buiten de EU te kunnen optreden zodra de risico’s in kaart zijn gebracht; hiervoor moeten aanzienlijke middelen worden vrijgemaakt. Deze samenwerking moet ook betrekking hebben op de voorbereidende fase en met name op maatregelen op het gebied van preventie, het wegwerken van zwakke plekken en crisisparaatheid. Daartoe moeten bestaande mechanismen en fora van belanghebbenden, zoals het kennisnetwerk op het gebied van Europese civiele bescherming, de partnerschappen met actoren uit het maatschappelijk middenveld en lokale ngo’s verstevigen.

Risico’s en crises beter beheersen met veerkrachtige en parate samenlevingen

36.

Een van de fundamenten van veerkracht is het vermogen van burgers om bij een crisis in actie te komen om in afwachting van noodhulp de eerste uren te doorstaan. Dat betekent dat elke burger van tevoren voorgelicht moet worden, elk huishouden voorbereid moet zijn en op lokaal niveau solidariteit ontplooid moet worden. De Europese Unie zou daarom een draaiboek voor “de eerste 72 uur na het uitbreken van een crisis” moeten uitwerken, dat is aangepast aan de plaatselijke situatie en rekening houdt met de specifieke omstandigheden in elk land en elke regio, waarbij zij met name kijkt naar de ervaringen die landen als Japan en de Verenigde Staten hiermee hebben opgedaan.

37.

Het CvdR onderschrijft de overtuiging dat onderricht van kinderen en jongeren de beste manier is om een mentaliteitsverandering teweeg te brengen en dat maatschappelijke participatie, verenigingsleven en vrijwilligerswerk bepalend zijn voor de maatschappelijke veerkracht. In dit licht stelt het CvdR voor om de Uniedoelstellingen inzake rampbestendigheid aan te vullen met drie nieuwe vlaggenschipinitiatieven:

verbreiding van de “risk factories” (3), afgestemd op lokale en regionale randvoorwaarden en behoeften, waarmee al in verschillende landen wordt geëxperimenteerd. Doel is alle jonge kinderen in de leeftijd van zes en tien jaar te leren welke vragen ze zich moeten stellen en wat ze moeten doen om zich voor te bereiden op en om te gaan met risico’s;

totstandbrenging van een Europees referentiekader voor scholing op het gebied van eerste hulp en respons. Doel is jongeren in elk land vóór hun twintigste scholing te laten volgen waarvoor zij dan overdraagbare credits kunnen krijgen;

een Europese campagne ter bevordering van het verrichten van vrijwilligerswerk bij vrijwilligersorganisaties en niet-gouvernementele organisaties.

38.

Het CvdR dringt er daarnaast op aan dat wordt afgestapt van probabilistische risicoramingen omdat zeer significante risico’s daarbij systematisch worden onderschat, zoals in het geval van epidemieën. Voorts zou men zich niet moeten beperken tot actieplannen om bekende en probabilistisch geraamde milieurisico’s en industriële risico’s te beheersen; in plaats daarvan zou in letterlijk elke stad, provincie en regio een veerkrachtstrategie en een lokaal mobilisatieplatform ingevoerd moeten worden om lokale veerkrachtteams op te zetten en samenlevingen voor te bereiden op crises, waarbij extra aandacht uitgaat naar hulpverlening aan de meest kwetsbare bevolkingsgroepen. Deze lokale veerkrachtplatforms moeten leunen op de inzet van burgers, interdisciplinariteit aanmoedigen, de uitwisseling en interoperabiliteit van gegevens vergemakkelijken, samenwerking bevorderen, met inbegrip van grensoverschrijdende samenwerking, tot een vlottere crisisresponsketen leiden en de veerkrachtcapaciteit vergroten.

39.

Er zijn grootschalige inspanningen geboden om digitale armoede tegen te gaan. Wanneer een aanzienlijk deel van de bevolking geen toegang heeft tot essentiële informatie en diensten levert dit in geval van een crisis immers extra risico’s op. In steden en regio’s moet een netwerk worden aangelegd van punten die mensen in geval van een crisis snel fysiek kunnen bereiken om informatie, hulp en begeleiding te krijgen.

RescEU en systemen voor coördinatie van de respons in noodsituaties

40.

Het CvdR steunt alle Europese financiële investeringen om RescEU te versterken. Die moeten er niet alleen op gericht zijn om de EU beter in staat te stellen snel, autonoom en over de hele linie te reageren, maar ook om haar rol op het gebied van risico- en rampenbeheersing te versterken.

41.

Het CvdR is ingenomen met het ERCC 2.0-initiatief, dat tot doel heeft de capaciteit om te anticiperen en zich voor te bereiden op sectoroverschrijdende gebeurtenissen op EU-schaal te versterken en verdere verbeteringen aan te brengen en investeringen te doen in de systemen voor vroegtijdige waarschuwing zodat de vervroegde informatieverstrekking en bewustmaking verwezenlijkt kunnen worden. Het CvdR erkent het werk dat de Europese Commissie op dit gebied uit hoofde van haar mandaat op het gebied van systemen voor vroegtijdige waarschuwing en in het kader van de wetgeving inzake het Uniemechanisme voor civiele bescherming heeft verricht om grensoverschrijdende detectie-, informatie- en waarschuwingssystemen te ontwikkelen, zoals EFAS (Europees waarschuwingssystem voor overstromingen), EFFIS (Europees bosbrandinformatiesysteem) en EDO (Europese waarnemingspost voor droogte).

Hera en de Europese gezondheidsunie

42.

Het CvdR steunt HERA en de maatregelen die het afgelopen jaar zijn genomen, met name om gezondheidsrisico’s in kaart te brengen, beheersscenario’s en medische tegenmaatregelen vast te stellen, en te zorgen voor sterkere waardeketens en een grotere capaciteit om noodzakelijke goederen en diensten in Europa voort te brengen. Het herinnert eraan dat politieke en financiële steun ook de komende jaren uitgesproken en verleend moet worden, wil HERA zich goed van haar taken kunnen kwijten.

43.

Weliswaar is het lastig om de activiteiten van HERA al na één jaar te evalueren, maar het CvdR blijft bij zijn oproep om het Europees Parlement, steden en regio’s en maatschappelijke belanghebbenden meer bij de organen van HERA, met name bij haar forum, te betrekken.

44.

Het CvdR is ingenomen met de nieuwe “één gezondheid”-benaderingen waarbij de scheidslijnen tussen de gezondheid van mensen, de gezondheid van dieren en de gezondheid van het milieu worden uitgevlakt en gezondheidsmaatregelen worden ondergebracht in een coherente benadering van duurzame ontwikkeling.

45.

Het CvdR wijst de Commissie en de Raad er nogmaals nadrukkelijk op dat er onvoldoende is gedaan om de Europese productie te verhogen van goederen en geneesmiddelen die we nodig hebben om gezondheidscrises het hoofd te bieden, en dat in veel landen aanbestedende overheidsdiensten voorrang geven aan lage prijzen boven productie binnen Europa, waarmee de lessen van de COVID-19-crisis vergeten worden.

46.

De veerkracht van de gezondheidsstelsels, met inbegrip van lokale gezondheidszorg en de ziekenhuiszorg, is een thema dat in het kader van de “Europese gezondheidsunie” verkend zou moeten worden tussen de lidstaten en de bevoegde lokale en regionale overheden. Daarbij gaat het er met name om dat de opvangcapaciteit voldoende is of snel kan worden opgeschaald om de continuïteit van de zorgverlening in geval van een crisis te waarborgen. Het CvdR dringt er daarom op aan te laten onderzoeken wat de gevolgen zijn van in verband met de COVID-19-crisis uitgestelde of onderbroken zorg, met name op het gebied van kanker, chronische ziekten en geestelijke gezondheid.

47.

Er zou een diepgaander debat gevoerd moeten worden over het gebruik van gezondheidsgegevens om in kaart te brengen welke bevolkingsgroepen in geval van crisis het kwetsbaarst zijn, zodat zij beter geholpen kunnen worden en medische zorg kunnen blijven ontvangen. Zonder voorbij te willen gaan aan de ethische en operationele uitdagingen pleit het CvdR voor de totstandbrenging van een “Europese ruimte voor gezondheidsgegevens” die het mogelijk maakt gezondheidsgegevens te verzamelen, de kwaliteit ervan te verbeteren en ze beschikbaar te stellen aan lokale overheidsdiensten. Daarbij bestaat wel het risico dat hele bevolkingsgroepen buiten de boot vallen omdat zij met uitsluiting te maken hebben of digitaal niet vaardig genoeg zijn.

Een horizontale aanpak van kwetsbaarheid, crisisparaatheid en crisisbeheersing

48.

Het CvdR stelt voor dat de kwetsbaarheidsindex en het kwetsbaarheidsdashboard als leidraad worden genomen bij de verdere ontwikkeling van cohesie- en ander EU-beleid (zoals het gemeenschappelijk landbouwbeleid, het onderzoeks- en innovatiebeleid en de Europese gezondheidsunie). Een taskforce waarbij meerdere DG’s van de Commissie betrokken zijn, zou in dit verband een bijzonder nuttige rol kunnen spelen.

49.

Het CvdR is voorstander van “veerkracht door ontwerp” (“resilience by design”), waarbij de impact qua veerkracht en kwetsbaarheid vanaf de eerste stadia van de beleidsvorming, regelgeving en actieplannen, grootschalige investeringsprogramma’s, omvangrijke infrastructuurvoorzieningen enz. wordt meegenomen.

50.

Bij het tot stand brengen van innovaties, het experimenteren met nieuwe benaderingen op basis van lokale solidariteit en het versterken van de bestendigheid van lokale infrastructuur en apparatuur is een belangrijke rol weggelegd voor overheidsopdrachten.

51.

Het CvdR zou graag zien dat er binnen Horizon Europa een “missie” komt op het gebied van veerkracht bij risico’s en crises (beheersing, paraatheid, gedeelde cultuur, kwetsbaarheden), als aanvulling op de onderzoekscluster “Civiele veiligheid voor de samenleving”, die gericht blijft op de ontwikkeling van methoden en technologieën, zodat er een levend laboratorium voor innovatie en mobilisatie van wordt gemaakt dat geworteld is in de realiteit van steden en regio’s.

Brussel, 24 mei 2023.

De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

Vasco ALVES CORDEIRO


(1) https://drmkc.jrc.ec.europa.eu/risk-data-hub/#/vulnerability-in-europe

Met de kwetsbaarheidsindex kan het JRC verder gaan dan zijn werkzaamheden in het kader van het “dashboard inzake veerkracht”, waarbij het vermogen van samenlevingen om zich aan te passen en te anticiperen breder wordt beoordeeld (https://commission.europa.eu/strategy-and-policy/strategic-planning/strategic-foresight/2020-strategic-foresight-report/resilience-dashboards_en).

(2) https://civil-protection-knowledge-network.europa.eu/about-knowledge-network

(3) Bv. in Schotland: http://www.safercommunitiesscotland.org/wp-content/uploads/the-risk-factory.pdf; in Nederland: https://www.riskfactorymwb.nl/over-ons/