Home

Resolutie van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de bijdrage aan het werkprogramma van de Europese Commissie voor 2023

Resolutie van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de bijdrage aan het werkprogramma van de Europese Commissie voor 2023

22.11.2022

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 443/1


Resolutie van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de bijdrage aan het werkprogramma van de Europese Commissie voor 2023

(2022/C 443/01)

Rapporteurs:

Mariya MINCHEVA

Stefano PALMIERI

Kinga JOÓ

Rechtsgrond

Artikel 52, lid 4, van het reglement van orde

Goedkeuring door de voltallige vergadering

14.7.2022

Zitting nr.

571

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

196/0/0

1. Inleiding

1.1.

Zowel de pandemie als de oorlog in Oekraïne heeft aangetoond dat het voor de EU van cruciaal belang is om goed voorbereid te zijn op onverwachte ontwikkelingen. Dit benadrukt de rol van prognoseactiviteiten bij het vaststellen van eventuele zwakke signalen en het schetsen van verschillende scenario’s, waarmee EU-beleidsmakers, sociale partners en andere actoren uit het maatschappelijk middenveld een basis wordt verschaft om de veerkracht te verbeteren, risico’s aan te pakken en kansen te grijpen. Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) dringt erop aan dat bij de strategische prognoseactiviteiten veel meer aandacht wordt besteed aan de geopolitieke ontwikkelingen, niet alleen in Europa maar ook daarbuiten (1), met inbegrip van de implicaties daarvan voor veiligheid, handel, vluchtelingen en hun integratie in de ontvangende samenlevingen.

1.2.

De pandemie en de oorlog hebben ook opnieuw duidelijk gemaakt dat het maatschappelijk middenveld en zijn instellingen een grote en belangrijke rol spelen in het bestrijden van de gevolgen van deze crises en het helpen van mensen. Het EESC dringt er derhalve bij de Commissie op aan om het belang van het maatschappelijk middenveld en zijn instellingen meer te erkennen door hun een prominente plaats in het EU-beleid te geven.

1.3.

De kracht van de EU in de wereld komt voort uit haar gemeenschappelijke waarden, die gebaseerd zijn op democratie, de rechtsstaat en haar economische en sociale model. De opeenvolgende schokken hebben laten zien hoe belangrijk het is de Europese economie veerkrachtiger te maken en de secundaire effecten van verschillende crises op te vangen (inflatie, stijgingen van energie- en grondstoffenprijzen, leveringstekorten, verstoringen van de toeleveringsketens). Europa moet zijn afhankelijkheid van en blootstelling aan onbetrouwbare leveranciers verminderen, maar tegelijkertijd ook samenwerkingsverbanden met gelijkgestemde partners tot stand brengen en zijn leveringsbronnen diversifiëren.

1.4.

Behalve energie importeert de EU uit Rusland en Oekraïne ook een aanzienlijke hoeveelheid metalen die van cruciaal belang zijn voor diverse strategische economische sectoren (2). Beide landen zijn belangrijke exporteurs van verschillende landbouwproducten, zoals graan en oliehoudende zaden. De verstoring van de uitvoer uit deze landen heeft reeds geleid tot een enorme wereldwijde stijging van de prijzen van landbouwgrondstoffen. De gevolgen worden vooral gevoeld in de armste landen van de wereld en de armste mensen zullen er het meest onder lijden. In dit verband herhaalt het EESC zijn oproep om de ontwikkeling van de strategische en technologische autonomie van Europa te versnellen en onze afhankelijkheid van energie, kritieke grondstoffen en levensmiddelen te verminderen (3).

1.5.

Om drastische economische en sociale gevolgen te voorkomen, moet het energiebeleid van de EU realistisch zijn en helpen de energie-unie op te bouwen en de klimaatdoelstellingen te verwezenlijken zonder kwetsbare consumenten en werknemers extra te belasten en zonder het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven te ondermijnen. De EU moet werk maken van haar ambitieuze klimaatdoelstellingen en tegelijkertijd de stabiliteit en de continuïteit van de energievoorziening waarborgen tegen een prijs die betaalbaar is voor bedrijven en burgers.

1.6.

De Europese samenlevingen waren al zwaar getroffen door de pandemie en deze crisis is een nieuwe enorme schok, die vooral de meest kwetsbare mensen in onze samenleving treft. Solidariteit en sociale convergentie moeten ook de leidraad zijn van het toekomstige EU-beleid: de reactie op de oorlog in Oekraïne zal door iedereen in zijn portemonnee worden gevoeld en wij moeten ervoor zorgen dat deze lasten op billijke wijze worden verdeeld. De Europese Commissie zou verdere besprekingen met de lidstaten kunnen voeren over mogelijke instrumenten voor de lange termijn, zoals systemen voor de herverzekering van werkloosheidsuitkeringen, teneinde de systeemproblemen aan te pakken die door de huidige crisis alleen maar erger zijn geworden. De effecten en het mogelijke verdere gebruik van het SURE-instrument moeten ook met de sociale partners worden bestudeerd en besproken.

1.7.

Het EESC vraagt de Europese Commissie om prioriteit te blijven geven aan betere regelgeving, en verzoekt de Commissie en de EU-wetgevers om het systeem voor betere regelgeving van de EU in al zijn aspecten consequent te verdiepen en te bevorderen, en om bij hun werkzaamheden systematisch gebruik te maken van de instrumenten en richtsnoeren voor betere regelgeving. Derhalve moedigt het EESC de Commissie aan om de toepassing van de beginselen en instrumenten van betere regelgeving door al haar diensten te blijven bevorderen.

1.8.

Duurzame ontwikkeling moet de overkoepelende en essentiële doelstelling van alle beleidslijnen, programma’s en maatregelen zijn. Om het herstel na de crises te stimuleren, moeten de Commissie en de lidstaten beleid en initiatieven vaststellen en nastreven die tegelijkertijd economische, sociale en milieuvoordelen opleveren, d.w.z. het bedrijfsklimaat en de arbeids- en levensomstandigheden verbeteren en de transitie naar een klimaatneutrale en circulaire economie bevorderen.

1.9.

Het herstel van de EU en haar weerbaarheid tegen crises is onlosmakelijk verbonden met duurzame groei, sociale convergentie, een gunstig ondernemingsklimaat en een positieve ontwikkeling van de werkgelegenheid en de arbeidsvoorwaarden, in overeenstemming met de Europese Green Deal, de Europese pijler van sociale rechten en het bijbehorende actieplan, en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen. Alle beleidsmaatregelen moeten gericht zijn op het stimuleren van duurzaam ondernemen, ondernemerschap en het scheppen van werkgelegenheid, alsmede op betere arbeids- en levensomstandigheden.

1.10.

Ondanks alle dringende problemen is het van vitaal belang de essentialia van de EU, zoals een doeltreffende tenuitvoerlegging van de interne markt, niet uit het oog te verliezen, evenmin als de behoeften op de lange termijn, zoals klimaatneutraliteit tegen 2050 en bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, om burgers en bedrijven een succesvolle toekomst te kunnen garanderen. De Commissie moet derhalve investeringen in onderzoek en innovatie blijven faciliteren en aanmoedigen, rekening houdend met de toenemende behoefte om oplossingen te vinden voor een betere weerbaarheid tegen geo-economische, maatschappelijke, gezondheids- en milieurisico’s.

1.11.

Naast het versterken van de interne markt en het verminderen van kritieke afhankelijkheden vereist het bereiken van een sterkere positie in de wereld ook een succesvolle exportsector. De Commissie moet nagaan hoe het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven in het algemeen kan worden vergroot en in het bijzonder hoe EU-ondernemingen een sterkere positie kunnen verwerven op de wereldmarkten voor technologie, producten en oplossingen die een antwoord bieden op wereldwijde megatrends en uitdagingen zoals klimaatverandering. Ook moet de capaciteit van de gezondheidssector worden versterkt, in de zin van beter onderzoek en methodes om het hoofd te bieden aan zowel de stijgende zorgvraag als mogelijke toekomstige pandemieën. Dit betekent onder meer dat de ontwikkeling en de internationale bevordering van normen door Europese bedrijven en innovatoren moeten worden ondersteund, omdat normen markten creëren.

1.12.

Om de rol van de EU in de wereld te versterken, zijn eendracht en gezamenlijke inspanningen van de lidstaten nodig. De Commissie moet voortbouwen op de eenheid die tijdens de crises is bereikt en manieren vinden om het herstel en het concurrentievermogen van de EU op langere termijn en het welzijn van burgers te verbeteren op een manier die steeds meer berust op innovatie en vaardigheden in plaats van op overheidssteun of op belemmeringen voor handel en samenwerking. In haar betrekkingen met de rest van de wereld moet de Unie blijven bijdragen aan het uitbannen van armoede en de bescherming van de mensenrechten.

2. De Europese Green Deal

2.1.

Het EESC heeft zijn steun uitgesproken voor de uitvoering van de Europese Green Deal en erop gewezen dat dit op een sociaal rechtvaardige manier moet gebeuren, met als uitgangspunt dat in Europa de voedselzekerheid en de energievoorzieningszekerheid tegen betaalbare prijzen gewaarborgd moeten zijn. Dit geldt onder meer voor het “Fit for 55”-pakket, dat ongelijke gevolgen zal hebben voor sectoren, bedrijven, regio’s, gemeenschappen en individuen in heel Europa. Het EESC benadrukt dat de actieve betrokkenheid van de sociale partners en relevante maatschappelijke organisaties belangrijk is, zowel in de plannings- als in de uitvoeringsfase. Het is van vitaal belang om burgers en groepen van belanghebbenden te ondersteunen bij hun inspanningen om actief deel te nemen aan de transitie naar een koolstofarme samenleving.

2.2.

Het EESC wijst erop dat de initiatieven in het kader van de Europese Green Deal elkaar op het gebied van klimaat, energie, vervoer, gebouwen, industrie, bosbouw en voedselsystemen moeten aanvullen en versterken om tot een concurrerende, eerlijke, klimaatneutrale en circulaire EU-economie te komen. Het EESC pleit ook voor een betere complementariteit tussen de groene en de digitale transitie.

2.3.

Om de vorderingen bij de overgang naar economische, sociale en ecologisch duurzame groei in overeenstemming met de Europese Green Deal te kunnen volgen, pleit het EESC voor de ontwikkeling van een reeks adequate indicatoren die verder gaan dan het bbp. Er moet een overzichtelijk scorebord worden ontworpen dat meer omvat dan het bbp en dat moet worden geïntegreerd in het scorebord van de Europese Green Deal en het Europese proces van economische governance. Het moet ook dienen als basis voor de beleidsontwikkeling, bijdragen aan een betere communicatie en de vaststelling van streefdoelen bevorderen.

2.4.

Het EESC steunt de doelstelling van de Europese taxonomie voor duurzame activiteiten (“EU-taxonomie”) om investeringen in duurzame projecten en activiteiten te bevorderen. Daartoe heeft de Commissie een reeks regels opgesteld om te bepalen welke investeringen milieuvriendelijk (groen) kunnen worden genoemd. Het EESC dringt erop aan dat bij de ontwikkeling van de taxonomie ook rekening wordt gehouden met maatschappelijke behoeften, zoals energievoorzieningszekerheid en de ononderbroken levering van essentiële grondstoffen en basisproducten, en dat er meer aandacht wordt besteed aan sociale duurzaamheidsaspecten als arbeids- en mensenrechten; daarbij moeten ook de bevoegdheden van de lidstaten en de verschillende stelsels van arbeidsverhoudingen in acht worden genomen en moet worden gekeken naar de haalbaarheid van een objectieve beoordeling in de kader van de toegang tot financiering. Het EESC heeft van meet af aan betoogd dat de Green Deal alleen succesvol kan en zal zijn als het ook een sociale deal is. Wat de sociale aspecten van de taxonomie betreft, werkt het EESC momenteel aan een initiatiefadvies met de titel “Sociale taxonomie — Uitdagingen en kansen”. De taxonomie moet ook worden gebruikt in het kader van de EU-norm voor groene obligaties. Het EESC vindt het belangrijk dat de taxonomieën internationaal op elkaar worden afgestemd in het kader van het internationaal platform inzake duurzame financiering.

2.5.

Met het oog op de sociale en arbeidsaspecten van de Europese Green Deal verzoekt het EESC de Commissie aanvullende beleidsmaatregelen voor te stellen om de sociale en arbeidsdimensie van de Europese Green Deal te versterken en deze te koppelen aan ambitieuze sociale doelstellingen, in overeenstemming met de Verklaring van Porto, de Europese pijler van sociale rechten en de IAO-richtsnoeren voor een rechtvaardige transitie. Het EESC verzoekt de EU-instellingen met name de gevolgen van de groene transitie voor de werkgelegenheid en de vaardigheden in de verschillende landen, regio’s en sectoren in kaart te brengen en te analyseren, met inbegrip van de gevolgen voor onderaannemers en degenen die verderop in de waardeketen actief zijn. Het EESC zou ook graag zien dat de nationale energie- en klimaatplannen strategieën voor een rechtvaardige transitie bevatten. Voorts is het van belang te anticiperen op veranderingen op de arbeidsmarkt en deze in goede banen te leiden, onder meer met gerichte steun, bijvoorbeeld door het verbeteren van de noodzakelijke vaardigheden, het waarborgen van sociale bescherming en het betrekken van de gehele samenleving bij het vormgeven van de transitie, alsook door middel van aanvullende voorstellen om grootschalige publieke en particuliere investeringen te mobiliseren ter ondersteuning van de transitie, en door de omvang en reikwijdte van het Fonds voor een rechtvaardige transitie aanzienlijk te vergroten om de uitdagingen het hoofd te kunnen bieden.

2.6.

Het EESC benadrukt dat het regelgevingskader van de EU het bedrijfsleven in de EU, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), in staat moet stellen koploper te worden op het gebied van groen ondernemen, waarbij het risico van productieverplaatsing moet worden voorkomen en bescherming moet worden geboden tegen de invoer van producten die belastender zijn voor het milieu. Dit geldt vooral voor energie-intensieve sectoren. Het EESC dringt ook aan op steun voor kmo’s om de toenemende klimaat- en milieueisen die direct en indirect aan hen gesteld worden beter te begrijpen en te beheren.

2.7.

Het EESC dringt aan op krachtige innovatiesteun aan sectoren om groene technologieën, materialen, producten, productieprocessen en bedrijfsmodellen te ontwikkelen en in te voeren, bijvoorbeeld door programma’s voor waterstof, batterijen, halfgeleiders, koolstofafvang en -gebruik, en circulaire toepassingen op diverse gebieden, zoals verpakkingen, te vergemakkelijken.

2.8.

Om de wereldwijde impact van de EU op de beperking van de klimaatverandering te vergroten, moet de EU Europese industrieën concurrerende omstandigheden bieden om de exportkansen te grijpen die worden geboden door de mondiale vraag naar klimaattechnologieën en -oplossingen, en zo de “koolstofhandafdruk” van de EU te vergroten.

2.9.

Gebleken is dat industriële allianties kunnen helpen om op strategische gebieden grootschalige en grensoverschrijdende industriële projecten te ontwikkelen. Deze industriële allianties zijn, samen met belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang (IPCEI’s), cruciaal voor het herstel en de bevordering van Europese normen en sleuteltechnologieën, met name op gebieden waar de markt alleen geen soelaas biedt of verstoord is.

2.10.

De vorderingen op weg naar een daadwerkelijke energie-unie moeten kracht worden bijgezet om de energietransitie naar een betaalbaar, veilig, concurrerend, zeker en duurzaam energiesysteem te waarborgen. Gezien de huidige uitdagingen ten gevolge van de oorlog tussen Rusland en Oekraïne moet de Commissie zich concentreren op maatregelen die de grootste voordelen opleveren voor alle doelstellingen van de energie-unie en tegelijkertijd oplossingen bieden voor de acute uitdagingen en de doelstellingen op langere termijn.

2.11.

De situatie in Oekraïne heeft geleid tot de REPowerEU-mededeling (4), die op verzoek van de Europese Raad is gevolgd door het REPowerEU-plan met voorstellen (5) die, indien naar behoren uitgevoerd, zowel het energieonafhankelijkheidsproces als de verduurzaming van de Europese Unie aanzienlijk kunnen versnellen. De doelstelling om onafhankelijk te worden van Russisch gas en andere fossiele brandstoffen vereist een dringende diversificatie van leveranciers en energiebronnen, een versterkte solidariteit en maatregelen op langere termijn die de transitie naar koolstofneutraliteit bevorderen, rekening houdend met de kenmerken van de verschillende lidstaten en regio’s en met de beschikbare alternatieve bronnen. Voor het welslagen van het proces moeten echter voldoende particuliere en overheidsinvesteringen worden gemobiliseerd, waarbij onder meer ten volle gebruik moet worden gemaakt van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en de fondsen van het cohesiebeleid. Zoals reeds is opgemerkt (6), is de vermindering van de vraag naar Russisch gas met twee derde tegen eind 2022 een enorme uitdaging, waarbij diversificatie geboden is, enerzijds en in de eerste plaats op korte termijn via vloeibaar aardgas (LNG) en biomethaan, en anderzijds via energie-efficiëntie en de uitbreiding van hernieuwbare energiebronnen. Infrastructurele lock-ins die realistische alternatieven in de toekomst beperkingen opleggen, moeten worden vermeden en investeringen moeten zo veel mogelijk worden gericht op hernieuwbare energiebronnen en ondersteunende infrastructuur. De sociale partners en het maatschappelijk middenveld moeten nauw worden betrokken bij deze beleidsvoorstellen om de maatschappelijke acceptatie, de duurzaamheid en het welslagen ervan te garanderen. Bovendien zou er een permanente coördinatiestructuur bij de Raad van de Europese Unie nodig zijn om beter te kunnen reageren op externe crises.

2.12.

Verdere integratie van de energiemarkt van de EU zal een belangrijke rol spelen bij het verbeteren van de betaalbaarheid en de continuïteit van de energievoorziening. Daartoe is voldoende interconnectiecapaciteit (7) nodig en moet de bijbehorende infrastructuur worden aangelegd, met name op “energie-eilanden” (zoals het Iberisch Schiereiland (8)). Om de concurrentievoordelen van de EU op het gebied van hernieuwbare energie te versterken en ervoor te zorgen dat de inzet van hernieuwbare energie de voorzieningszekerheid niet in gevaar brengt, moet er een realistische routekaart voor de ontwikkeling en invoering van een efficiënte infrastructuur voor hernieuwbare energie worden opgesteld, met inbegrip van opslagcapaciteit en voldoende koppelnetten die het mogelijk maken productieoverschotten naar andere lidstaten te exporteren. Om de infrastructuur voor schone energie snel uit te kunnen rollen, moeten de lidstaten de vergunningverlening versnellen.

2.13.

Ter versterking van een gelijk speelveld moet de EU een wereldwijde prijsstelling voor koolstof bevorderen. Er moeten nieuwe koolstofheffingen worden ontwikkeld en andere gestroomlijnd om de klimaateffecten op symmetrische wijze te weerspiegelen en rekening te houden met maatregelen om koolstof uit de atmosfeer vast te leggen. Voorts moet het EESC blijven streven naar de geleidelijke afschaffing van subsidies voor energiebronnen die schadelijk zijn voor klimaat en milieu, en er tegelijkertijd voor zorgen dat de transitie naar een klimaatneutrale economie op een rechtvaardige manier verloopt.

2.14.

De huidige stijging van de energieprijzen vormt een grote bedreiging, omdat zowel de energiearmoede toeneemt als het concurrentievermogen van energieverbruikende ondernemingen afneemt. Het EESC roept op tot maatregelen om de gevolgen van de gestegen energieprijzen doeltreffend te beperken en energiearmoede, met inbegrip van energiearmoede onder EU-huishoudens, te voorkomen. Tijdelijke en doelgerichte maatregelen om het effect van de plotselinge stijging van de energieprijzen te beperken zijn ook nodig om kmo’s en energie-intensieve industrieën te helpen de crisis te overleven.

2.15.

In het kader van een langetermijnbeschouwing van de wijze waarop de energiemarkt op schokken reageert, is het belangrijk de onderliggende oorzaken van de stijgende energieprijzen (momenteel de gasprijs) aan te pakken, zoals het Agentschap voor de samenwerking tussen energiereguleerders (Agency for the Cooperation of Energy Regulators — ACER) heeft gesuggereerd op basis van zijn recente beoordeling (9) van de huidige opzet van de elektriciteitsmarkt en het prijsstellingssysteem. Voorts zou een herziening kunnen worden overwogen met betrekking tot markten waar de concentratie van de energievoorziening hoog is, zodat de normale werking kan worden verstoord.

2.16.

Burgers en consumenten moeten centraal worden gesteld in de energietransitie door middel van steun voor energiegemeenschappen en lokale participatie en de verandering van energieconsumenten in prosumenten. Het EESC dringt aan op transparante informatie-, raadplegings- en educatieve campagnes om de betrokkenheid van burgers bij de energietransitie te bevorderen.

2.17.

Het EESC dringt er tevens op aan dat er meer aandacht wordt besteed aan de problemen die ondervonden worden tijdens de transitie naar een koolstofneutrale samenleving, met name door industrieën die om uiteenlopende technische en/of financiële redenen tijd nodig hebben om zich aan te passen teneinde concurrerend te blijven op de markt.

2.18.

Het EESC is ingenomen met de actualisering van de TEN-T-verordening, waardoor beter kan worden ingespeeld op de huidige doelstellingen en behoeften. Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan het vaststellen van prioriteiten en het opzetten van een netwerk dat alle hoofdsteden, grote steden, havens, luchthavens en terminals van de lidstaten met elkaar verbindt via Europese corridors. De corridors moeten, waar nodig, “zeebruggen” vormen of frequente roro-lijnverbindingen over zee tussen de corridorhavens omvatten. Met het oog op de territoriale samenhang acht het EESC het noodzakelijk dat de kernnetwerkcorridors beter worden afgestemd op de regionale, stedelijke en lokale situatie. Ook moeten de verschillen tussen technische TEN-T-vereisten en militaire mobiliteitseisen in kaart worden gebracht om een tweeledig gebruik van de vervoersinfrastructuur mogelijk te maken.

2.19.

Gezien de vrij lange voorbereidingstijd van TEN-T-projecten is het EESC voorstander van een Europees regelgevend en financieel kader om de stabiliteit van corridors en projecten op middellange en lange termijn te waarborgen totdat het Europese netwerk is voltooid. Het EESC vindt dat er bovendien met spoed nationale financieringsplannen moeten worden opgesteld voor regulier en buitengewoon onderhoud aan de TEN-T-infrastructuur en dat er een EU-plan moet komen voor toezicht op het kernnetwerk.

2.20.

Gezien de essentiële rol van de luchtvaart voor de EU dringt het EESC aan op een alomvattende en doeltreffende aanpak om het herstel en de groei van een duurzame luchtvaart te bevorderen.

2.21.

Om bij te dragen aan de inspanningen om de emissies van het wegvervoer terug te dringen, dringt het EESC aan op gunstige regelgevingsvoorwaarden voor het gebruik van grotere en zwaardere vrachtwagens en voertuigcombinaties binnen en tussen de betrokken lidstaten. De Europese Commissie moet rekening houden met de toekomstige en specifieke uitdagingen van het goederenvervoer en met de verwachte schaarste aan vrachtwagenchauffeurs in de komende jaren, zowel vanwege het gebrek aan generatievernieuwing als vanwege de moeilijke arbeidsomstandigheden. In dit verband is de ontwikkeling van multimodaal goederenvervoer van belang om de aantrekkelijkheid van het goederenvervoer per spoor als onderdeel van een complete logistieke keten te vergroten en de arbeidsomstandigheden van werknemers in de vervoerssector te verbeteren.

2.22.

Het EESC is ingenomen met de ontwikkeling van het EU-kader voor stedelijke mobiliteit en dringt erop aan het stadsvervoer, en met name het openbaar vervoer, inclusiever te maken en zo bij te dragen aan gelijke kansen voor burgers.

2.23.

Om duurzame en slimme mobiliteit te bevorderen, pleit het EESC voor een krachtig initiatief van de Commissie om grootschalige digitale projecten op het gebied van vervoer in gang te zetten, hetgeen onder meer van cruciaal belang is voor efficiënt multimodaal vervoer en een optimaal gebruik van de capaciteit.

2.24.

Aangezien energie, vervoer en digitale systemen steeds meer met elkaar verbonden raken, is er behoefte aan geïntegreerde vervoers-, digitale en energienetwerken. Om de synergie en de weerbaarheid van de algehele infrastructuur te vergroten, dringt het EESC erop aan dat de belangrijkste knelpunten en kwetsbaarheden met betrekking tot de onderlinge koppeling van deze systemen worden onderzocht, zowel vanuit het huidige perspectief als met het oog op de langere termijn.

2.25.

Het EESC pleit er ook voor het energie-, vervoers- en digitale netwerk weerbaarder te maken tegen klimaatverandering, natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen, zodat de infrastructuur een duurzame waarde krijgt en houdt. Alles samengenomen, roept het EESC op tot maatregelen voor een betere aanpassing aan de klimaatverandering en de gevolgen daarvan.

2.26.

Om de duurzaamheid van de voedselsystemen en het concurrentievermogen van Europese producenten veilig te stellen, pleit het EESC voor het bevorderen van een open strategische autonomie, inclusief een verbeterde autonomie op het gebied van eiwitten, het waarborgen van de wederkerigheid van handelsnormen (op economisch, sociaal en milieugebied), het bevorderen van onderzoek, het bevorderen van digitalisering, het ontwikkelen van innovatieve technologieën en zaaigoed, en het bevorderen van eerlijke prijzen waarin de hogere inkoopkosten en de kosten van een betere duurzaamheid zijn verwerkt.

2.27.

Het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het gemeenschappelijk visserijbeleid moeten een aanzienlijke bijdrage leveren aan de totstandbrenging van duurzamere en veerkrachtigere voedselsystemen. Er moet worden gezorgd voor een gestructureerde en brede deelname van het maatschappelijk middenveld aan de uitvoering van de “van boer tot bord”-strategie. Het voorstel voor een wetgevingskader voor duurzame voedselsystemen moet duidelijke doelstellingen, indicatoren en een degelijk monitoringmechanisme en scorebord omvatten.

3. Een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk

3.1.

De pandemie en de oorlog in Oekraïne hebben duidelijk gemaakt dat digitale technologieën van cruciaal belang zijn en dat de EU haar digitale soevereiniteit moet versterken. Het EESC is ingenomen met het “digitale kompas” en het “traject naar het digitale decennium”, en roept op tot een efficiënte invoering van het governancemechanisme en een snelle verwezenlijking van de doelstellingen. De pandemie heeft ook duidelijk gemaakt welke uitdagingen de digitale transitie met zich mee kan brengen, en het EESC roept derhalve op tot een intensievere sociale dialoog op Europees, nationaal en brancheniveau om ervoor te zorgen dat deze transitie ook een rechtvaardige transitie is.

3.2.

Het EESC acht samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten van cruciaal belang voor het evalueren van de vooruitgang en het beoordelen van de maatregelen die nodig zijn om de doelstellingen te verwezenlijken, onder meer via meerlandenprojecten. Het EESC zou ook graag zien dat het verslag over de stand van zaken van het digitale decennium bijdraagt tot de uitwisseling van kennis en goede praktijken tussen de lidstaten.

3.3.

Het EESC heeft erop gewezen dat de digitale transformatie moet plaatsvinden op een duurzame, mensgerichte en inclusieve manier die voor iedereen werkt, zonder de bestaande digitale kloof verder te verdiepen of nieuwe ongelijkheden te creëren, en waarbij de arbeidsomstandigheden, het evenwicht tussen werk en privéleven en de gezondheid en veiligheid van werknemers worden gewaarborgd. Daartoe is het ook belangrijk te anticiperen op veranderingen op de arbeidsmarkt en deze in goede banen te leiden, door op verschillende niveaus gebruik te maken van de sociale dialoog en door de benodigde vaardigheden en goede arbeidsomstandigheden te bevorderen, onder meer op het gebied van telewerken en platformwerk, waarbij moet worden gestreefd naar een evaluatie op EU-niveau van het zogenoemde “recht om offline te zijn”.

3.4.

Investeringen in digitale infrastructuur met het oog op een betere toegankelijkheid en de ontwikkeling van de interne datamarkt zijn essentiële en noodzakelijke voorwaarden voor een goede digitale ontwikkeling in alle regio’s van de EU. Het EESC dringt aan op een efficiënte uitvoering van maatregelen die het vrije verkeer van gegevens bevorderen en tegelijkertijd zorgen voor een goede bescherming van data, privacy en intellectuele eigendom.

3.5.

De EU moet vorderingen blijven maken met de totstandbrenging van een veilig en zelfstandig connectiviteitssysteem in de ruimte met het oog op de verstrekking van gegarandeerde en veerkrachtige satellietcommunicatiediensten, waardoor de beschikbaarheid van hogesnelheidsbreedband en naadloze connectiviteit in heel Europa zal toenemen.

3.6.

Het EESC acht het van belang dat de ontwikkeling van intelligente vervoerssystemen wordt voortgezet in de richting van een gemeenschappelijke Europese ruimte voor mobiliteitsgegevens, hetgeen de efficiëntie verbetert en de voorwaarden schept voor betere arbeidsomstandigheden en naadloze multimodaliteit.

3.7.

Het EESC vindt het redelijk om voor de invoering van digitale financiële diensten te vertrouwen op sterke Europese marktpartijen. Het EESC is van mening dat er dringend maatregelen moeten worden genomen om de cryptosector transparant te maken en de eindgebruikers van het digitale geldwezen te beschermen, de financiële stabiliteit te waarborgen, de integriteit van de financiële sector in de EU te beschermen en te zorgen voor een gelijk speelveld tussen de spelers van het economische en financiële stelsel, alsook om de cryptosector te sturen in de richting van duurzamere en minder energie-intensieve besturingsmechanismen.

3.8.

Aangezien vaardigheden en competenties een essentiële voorwaarde zijn voor de digitale transformatie, dringt het EESC aan op de voortdurende ontwikkeling van methoden om zowel hoogwaardig talent als de vaardigheden en competenties van burgers en werknemers te ondersteunen, zodat de kansen die digitalisering biedt beter kunnen worden benut en de risico’s die ermee gepaard gaan beter kunnen worden beheerst.

3.9.

Om uitmuntendheid van de EU op het gebied van digitalisering te stimuleren, hebben Europese ondernemingen behoefte aan gunstige voorwaarden voor innovatie, investeringen en operationele activiteiten, vergeleken met buitenlandse concurrenten. Aangezien coöperaties bij uitstek geschikt zijn om inclusieve deelname aan het beheer van digitale platforms te ondersteunen, dringt het EESC aan op initiatieven die de ontwikkeling van digitale coöperatieve platforms bevorderen.

3.10.

Bij de ondersteuning van innoverende bedrijven moet ervoor worden gezorgd dat alle bedrijven, met inbegrip van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen en bedrijven van de sociale economie, bij de vooruitgang kunnen worden betrokken en ervan kunnen profiteren. Hoewel het EESC het belangrijk vindt de invoering van AI en andere geavanceerde technologieën te bevorderen, moet ook worden erkend dat een groot aantal kmo’s al moeite heeft met de invoering van elementaire digitale technologieën.

3.11.

Het wordt voor alle actoren in alle schakels van waardeketens steeds belangrijker de nodige aandacht te besteden aan cyberbeveiliging en tijdens de crisis is duidelijker dan ooit gebleken hoe belangrijk cyberbeveiliging is voor het goed functioneren van de economie en de samenleving en voor het in stand houden van internationale banden. Dit vergt een krachtiger optreden van de lidstaten, met inbegrip van door de Commissie gefaciliteerde samenwerking. Ook bestrijding van desinformatie wordt steeds belangrijker; dit mag echter niet als excuus worden gebruikt om de openbare vrijheden, met name de vrijheid van meningsuiting, in te perken.

3.12.

Het EESC zou graag zien dat er zowel publieke als particuliere middelen worden vrijgemaakt voor investeringen in onderzoek en innovatie, onderwijs en opleiding, en technische infrastructuur. Het regelgevingskader is een andere algemene factor die bepalend is voor de digitale ontwikkeling. Het EESC acht het van belang dat toekomstige regelgeving innovatie, investeringen en een gelijk speelveld bevordert, met inachtneming van de mensenrechten en de milieu- en klimaatdoelstellingen.

3.13.

Aangezien digitalisering een belangrijke drijvende kracht achter mondiale economische groei blijft, meent het EESC dat het beleid met betrekking tot het belasten van de digitale economie erop gericht moet zijn economische groei en grensoverschrijdende handel en investeringen te bevorderen, en niet te belemmeren.

3.14.

Een op regels gebaseerd en gelijk speelveld voor digitale activiteiten is ook op internationaal niveau van belang, en de interne markt vormt in dit verband een springplank voor de EU om een invloedrijke en krachtige wereldspeler te worden. Het EESC zou graag zien dat gebruik wordt gemaakt van een breed scala aan instrumenten, van diplomatieke actie tot samenwerking op het gebied van innovatie en handelsovereenkomsten, om de mensgerichte benadering en de betrouwbaarheid van digitale technologieën te bevorderen. Om wereldwijd normbepalend te zijn, is ook een mondiaal concurrentievermogen nodig, dat berust op een solide samenwerking tussen de lidstaten.

4. Een economie die werkt voor de mensen

4.1.

De huidige sociaal-economische ontwikkeling gaat gepaard met grote onzekerheid vanwege de nog steeds voortdurende COVID-19-pandemie. Deze onzekerheid wordt nog verergerd door de oorlog in Oekraïne en de toenemende geopolitieke spanningen met Rusland. Het is van cruciaal belang dat de lidstaten hun economisch, gezondheids- en sociaal beleid efficiënt versterken en coördineren, macro-economische onevenwichtigheden effectief aanpakken en zorgen voor gezonde overheidsfinanciën. Daarbij moeten ze ook de kwaliteit en de samenstelling van hun overheidsinvesteringen verbeteren om de nodige financiële middelen beschikbaar te stellen, onder meer door het bevorderen van particuliere investeringen, om de sociaal-ecologische transformatie van de economie te ondersteunen, die gericht is op de bevordering van een hoog werkgelegenheidsniveau, hoogwaardige banen, welzijn en het veiligstellen van een passend inkomen, zonder dat dit de motivatie van mensen om actief te zijn op de arbeidsmarkt vermindert.

4.2.

De EU moet zich concentreren op een sterke concurrentiepositie voor de industrie en de werkgelegenheid in de EU als sleutels tot welvaart, en op de bestrijding van ongelijkheid en armoede tijdens het herstelproces. De Europese pijler van sociale rechten (EPSR), die de leidraad vormt voor het sociaal beleid van de EU, moet ook centraal staan in de herstelstrategie teneinde ervoor te zorgen dat economisch en sociaal herstel hand in hand gaan. De EU moet in het bijzonder aandacht besteden aan de ondersteuning van kwetsbare groepen door middel van een actief en inclusief beleid in combinatie met essentiële en ondersteunende sociale diensten.

4.2.1.

Op basis van hun conjuncturele succes moet voor zowel NextGenerationEU als de herstel- en veerkrachtfaciliteit worden nagegaan of dit doeltreffende instrumenten zijn om te reageren op de crisis die nu wordt veroorzaakt door de oorlog en die waarschijnlijk dramatische gevolgen zal hebben voor de Europese economie. Deze instrumenten vormen een aanvulling op de bestaande structurele mechanismen ter bevordering van economische groei en opwaartse convergentie, ter bescherming van de levensomstandigheden en ter waarborging van de sociale vrede en stabiliteit binnen de EU.

4.3.

De EU en de nationale regeringen moeten maatregelen nemen om die gevolgen van de oorlog in Oekraïne te beperken door de stijging van de prijzen en de energiekosten voor gezinnen en bedrijven zoveel mogelijk in te dammen en door de economie en de werkgelegenheid te ondersteunen met de aanpassing van bestaande noodmaatregelen. Om bedrijven te helpen de crises het hoofd te bieden en banen te scheppen en te behouden, moet de Commissie de gevolgen van de pandemie en de oorlog voor EU-bedrijven, ongeacht hun omvang, voortdurend blijven controleren, en voorbereid zijn op het verlenen van noodzakelijke, tijdelijke steunmaatregelen, met waarborging van eerlijke concurrentievoorwaarden.

4.4.

Het EESC is er groot voorstander van dat investeringen zo worden verlegd dat zij bijdragen tot de transitie van de EU naar een duurzame economie. Hierbij is het noodzakelijk alert te zijn op misleidende praktijken als “groenwassen” of “sustainability washing”. Het EESC verwacht dat de Commissie de sociale partners en het maatschappelijk middenveld actief zal betrekken bij het uitwerken en uitvoeren van duurzame financiering.

4.5.

De lidstaten van de EU moeten over voldoende begrotingsruimte beschikken om de negatieve economische en sociale gevolgen van de oorlog in Oekraïne op te vangen. Dit maakt een herziening van het EU-kader voor economische governance nog noodzakelijker. De lidstaten moeten evenwel hun overheidsfinanciën consolideren in perioden van voorspoed, zodat zij in tijden van recessie kunnen reageren. Tegen deze achtergrond waarschuwt het EESC er nogmaals voor om de algemene ontsnappingsclausule niet voortijdig buiten werking te stellen.

4.5.1.

Het EESC pleit bovendien voor een herzien en nieuw afgesteld, op welvaart gericht kader voor economische governance, waarin evenveel gewicht wordt toegekend aan een reeks essentiële beleidsdoelstellingen, zoals duurzame en inclusieve groei, volledige werkgelegenheid en fatsoenlijk werk, een concurrerende sociale markteconomie en stabiele overheidsfinanciën. Een concurrerende Europese economie die ook op sociaal en milieuvlak duurzaam is, is een eerste vereiste om de welvaart van alle Europeanen te vergroten.

4.5.2.

Economieën waarin sprake is van een nationaal begrotingsbeleid waarin erkend wordt dat er in tijden van groei buffers aan de inkomstenzijde moeten worden opgebouwd, terwijl er nog steeds wordt gezorgd voor de investeringen die nodig zijn voor toekomstige welvaart, zullen bij het bestrijden van de negatieve gevolgen van een economische neergang bovendien veerkrachtiger zijn.

4.5.3.

Een goede handhaving van het stabiliteits- en groeipact, dat na de afronding van de lopende evaluatie wordt herzien, bij voorkeur met vereenvoudigde regels en een minder procyclisch karakter, en waarin de context van na de pandemie tot uiting komt, zal van essentieel belang zijn om de lidstaten te helpen hun overheidsfinanciën op een houdbare leest te schoeien en het investeringsvertrouwen te versterken. Elk toekomstig begrotingskader moet a) zorgen voor houdbare overheidsinvesteringen die meer overheidsinvesteringen mogelijk maken; b) een meer anticyclisch beleid mogelijk maken, en c) meer flexibiliteit en landspecifieke differentiatie mogelijk maken met betrekking tot aanpassingstrajecten voor de schuld, en moet tegelijkertijd de budgettaire houdbaarheid waarborgen. Meer specifiek bestaat een van de voornaamste voorstellen van het EESC voor de herziening van het begrotingskader uit de invoering van een gouden regel voor overheidsinvesteringen, zonder de financiële en begrotingsstabiliteit op middellange termijn en de koers van de euro in gevaar te brengen, samen met een uitgavenregel.

4.5.4.

In het toekomstige EU-kader voor economische governance moeten zowel de nationale parlementen als het Europees Parlement hun prominente rol behouden om de democratische verantwoordingsplicht van de Unie te versterken. Het EESC heeft kennisgenomen van het idee om een werkloosheidsregeling in te voeren, die indertijd deel uitmaakte van de beleidsprioriteiten van de Europese Commissie. In het licht van de gevolgen van de COVID-19-crisis en de huidige oorlog in Oekraïne zou de Europese Commissie verdere besprekingen kunnen voeren met de lidstaten en de sociale partners over mogelijke instrumenten voor de lange termijn, bijv. systemen voor de herverzekering van werkloosheidsuitkeringen, om de systeemproblemen aan te pakken.

4.6.

Het SURE-mechanisme (10) heeft een fundamentele rol gespeeld bij het opvangen van de gevolgen van de pandemie, en is een doeltreffend instrument gebleken. Het EESC wil hieruit lering trekken en dringt erop aan na te gaan of dit instrument verder kan worden gebruikt.

4.7.

Verdieping van de economische en monetaire unie gaat hand in hand met versterking van de economische governance, onder meer door voltooiing van de bankenunie en de kapitaalmarktenunie en versterking van de rol van het Europees Semester bij het bevorderen van groei, cohesie, inclusiviteit, concurrentievermogen en convergentie.

4.8.

Gezien de uitdagingen die de oorlog met zich meebrengt, en met name de toenemende noodzaak van zowel defensie- als energie-uitgaven, acht het EESC het wenselijk dat de Europese Unie nieuwe mechanismen voor het genereren van eigen middelen kan invoeren.

4.9.

De versnippering van de kapitaalmarkten in de lidstaten schept onvoldoende ruimte om de toegang van ondernemingen tot financiële middelen op de interne kapitaalmarkt te vergemakkelijken. Daarom moet verdere vooruitgang worden geboekt met de voltooiing van de kapitaalmarktenunie. De verdieping van de kapitaalmarktenunie en de bankenunie moet gericht zijn op het versterken van de financieringskanalen en het bevorderen van de bijdrage van de particuliere sector aan de investeringsinspanningen. Het EESC dringt in dit verband aan op een passend evenwicht tussen risicodeling en risicovermindering en is met name ingenomen met de inspanningen om het toezicht op de systeemrisico’s als gevolg van de klimaatcrisis te versterken. Voorts is het belangrijk om rekening te houden met socialeduurzaamheidsrisico’s die de sociale cohesie in gevaar brengen door de verbreding van de verdelingskloof. In het kader van de regulering van de financiële markten moet ook voorrang worden gegeven aan efficiëntie boven complexiteit en moet een hoog niveau van consumentenbescherming worden gewaarborgd.

4.10.

Alle belanghebbenden moeten worden betrokken bij de ontwikkeling en uitvoering van maatregelen ter verbetering van de financiële geletterdheid, de doeltreffendheid van beschermingsvoorschriften en de vermindering van informatieasymmetrie tussen aanbieders van financiële diensten en burgers.

4.11.

De Europese interne markt moet zijn potentieel volledig verwezenlijken. Er kan economische winst worden behaald door de bestaande wetgeving beter en doeltreffender toe te passen en te handhaven en door deze te verdiepen. De verdere verwijdering van belemmeringen voor het vrije verkeer van goederen en diensten levert voordelen op voor iedereen: klanten, werknemers en bedrijven. De goede werking van de interne markt hangt ook af van de veiligheid en de kwaliteit van goederen en diensten.

4.12.

Het EESC is bezorgd over het bestaan van oneerlijke belastingconcurrentie binnen de EU waardoor belastingontwijking wordt gestimuleerd. Het EESC is van mening dat een goed werkende monetaire unie een samenhangend fiscaal beleid en consistente belastingregels in alle deelnemende lidstaten vereist. Het EESC heeft ook voorgesteld een Europees pact tot stand te brengen dat erop gericht is belastingfraude, -ontduiking en -ontwijking en het witwassen van geld doeltreffend te bestrijden.

4.13.

Overmatige bureaucratie leidt tot onnodige kosten voor de economie en de samenleving. De EU van de toekomst moet zich niet richten op micromanagement, maar moet zich laten leiden door het beginsel van betere regelgeving. Dit mag echter niet ten koste gaan van strikte normen op het gebied van consumenten-, sociale, arbeids- en milieubescherming, die inherent zijn aan de sociale markteconomie. Op Europees niveau zou het probleemoplossend vermogen van de sociale partners, bijvoorbeeld om verschillende belangen tegen elkaar af te wegen, kunnen worden vergroot.

4.14.

Ondernemerschap is een essentiële competentie voor het verbeteren van het concurrentie- en innovatievermogen en het welzijn en voor de ontwikkeling van een sociale en groene economie, des te meer in de context van economisch herstel na de pandemie. Het aanmoedigen van onderwijs in ondernemerschap om ondernemersvaardigheden te ontwikkelen zou een manier kunnen zijn om de werkloosheid terug te dringen, vooral onder jongeren. Ondernemerschap, in al zijn vormen en in alle sectoren (waaronder de toeristische sector, de industrie, de platformeconomie, de sociale economie en de vrije beroepen), is cruciaal voor economische groei, innovatie, werkgelegenheid en sociale inclusie. Het is van belang de moeilijkheden die kmo’s (met name zeer kleine bedrijven zoals familiebedrijven) ondervinden bij de toegang tot de interne markt in kaart te brengen en deze aan te pakken, met name in de context van de groene en digitale transitie. Het EESC verzoekt de Commissie de concrete acties in haar werkprogramma uit te voeren om de reeds vastgestelde belemmeringen voor een goede werking van de interne markt aan te pakken (11).

4.15.

Het EESC is voorstander van de vaststelling van een combinatie van economische beleidsmaatregelen waarbij doeltreffend gebruik wordt gemaakt van de beschikbare binnenlandse middelen, zowel publieke als private, met inbegrip van de financiële middelen die in het kader van NextGenerationEU en de herstel- en veerkrachtfaciliteit in het leven zijn geroepen. Het EESC maakt zich nog steeds zorgen over het gebrek aan betrokkenheid van maatschappelijke organisaties. Het maatschappelijk middenveld vraagt om meer formele procedures die echt overleg bij de uitvoering en evaluatie van de nationale herstel- en veerkrachtplannen mogelijk maken. Het beginsel van partnerschap moet als blauwdruk dienen voor een doeltreffend mechanisme voor de participatie van het maatschappelijk middenveld.

4.16.

Het EESC steunt de wetgevingsvoorstellen van de Commissie op het gebied van de vennootschapsbelasting en is verheugd dat deze zijn afgestemd op de besprekingen die op mondiaal niveau op grond van het Inclusief Kader van de OESO worden gevoerd om een wereldwijde consensus te bereiken.

4.17.

Het EESC steunt alle inspanningen om de nalevingskosten voor Europese ondernemingen en belastingautoriteiten bij het uitwerken van het nieuwe belastingsysteem te verminderen. Europese bedrijven mogen hiervan geen concurrentienadeel ondervinden. De volledige uitvoering van pijler 2 van het mondiale akkoord over de vennootschapsbelasting is een complexe zaak die veel tijd en inspanningen zal vergen, zowel van ondernemingen als van de belastingautoriteiten. Een uniforme vaststelling en gelijktijdige uitvoering van internationaal overeengekomen regels in de EU en andere handelsblokken zijn van het grootste belang voor de EU en haar lidstaten.

4.18.

Sociaal ondernemerschap verdient bijzondere aandacht, gezien de rol die deze vorm van ondernemerschap kan spelen om de crisis te boven te komen. De uitvoering van het actieplan voor de sociale economie zal een belangrijke rol spelen bij de versterking van deze sector. De vaststelling van de specifieke kenmerken van het ecosysteem van de sociale economie in de nieuwe industriestrategie moet leiden tot concrete acties om de sociale economie groen, digitaal en veerkrachtig te maken.

4.19.

Sinds de pandemie is er een grotere behoefte aan het bevorderen van hoogwaardige leermobiliteit voor iedereen en aan erkenning van de leerresultaten daarvan; derhalve pleit het EESC voor de totstandbrenging tegen 2025 van een echte Europese Onderwijsruimte voor een lerend Europa. Dit kan worden bereikt met financiering en vooral door middel van sectoroverschrijdende samenwerking op onderwijsgebied.

4.20.

Een modern consumentenbeleid moet ervoor zorgen dat consumenten de rechten en de bescherming krijgen die zij nodig hebben. De eengemaakte markt maakt het voor EU-consumenten en -bedrijven gemakkelijker om goederen en diensten over de grenzen heen te kopen en verkopen, zowel on- als offline. Dit vereist vertrouwen in de markt, gerichte wetgeving en doeltreffende handhaving. Consumentenvoorlichting en -vorming moeten hen ook helpen om meer verantwoorde keuzes te maken.

4.21.

De toegang tot vrijwilligerswerk moet worden verbeterd, zowel wat betreft de omvang als de kwaliteit daarvan. Het potentieel voor vrijwilligerswerk door mensen van alle leeftijden en achtergronden moet worden onderzocht en benut binnen innovatieve en flexibele kaders die nieuwe mogelijkheden bieden. 2025 moet door de EU worden uitgeroepen tot het Europees Jaar van de Vrijwilliger. Dit zou een passend eerbetoon zijn aan de inspanningen en de impact van vrijwilligers tijdens de COVID-19-crisis en de oorlog in Oekraïne. Hiermee zou de aandacht worden gevestigd op hun belang voor de gezondheid en het welzijn in Europa en op hun rol bij het herstel en de toekomst van Europa.

4.22.

De vrije beroepen zijn een belangrijke sociale en economische factor in alle lidstaten en zijn verantwoordelijk voor de verlening van belangrijke openbare diensten op gebieden zoals gezondheid, justitie, veiligheid, taal en kunst. Derhalve is het noodzakelijk een specifieke effectbeoordeling van de gevolgen van wetgevingsvoorstellen voor vrije beroepen uit te voeren, zowel vóór als na de vaststelling van Europese wetgeving. In dit verband moet de Europese wetgever in het bijzonder rekening houden met de negatieve effecten van bureaucratische rompslomp voor vrije beroepen.

5. Een sterker Europa in de wereld

5.1.

Het EESC dringt aan op een open, eerlijk, inclusief en voorspelbaar internationaal handelsklimaat waarin de democratie en de rechtsstaat, vrede en stabiliteit, sociale en milieuduurzaamheid, en een open, eerlijke en op regels gebaseerde wereldhandelsorde centraal staan. Europa moet de regels voor de wereldhandel beschermen, zorgen voor een gelijk speelveld en een evenwicht vinden tussen strategische autonomie en een open houding tegenover internationale handel, door een sterke industriële basis en veerkrachtige internationale toeleveringsketens te bevorderen.

5.2.

Zowel de ontwikkelingen in China in de afgelopen jaren als de aanhoudende Russische agressie maken echter duidelijk dat toenemende internationale handel niet noodzakelijkerwijs bijdraagt tot versterking van democratische processen. De EU moet daarom in haar handelsbeleid haar fundamentele waarden, zoals eerbiediging van de mensenrechten, de rechtsstaat en de vrijheid van de media, bevorderen.

5.3.

Het EESC vindt het belangrijk dat kritieke afhankelijkheden van de EU van derde landen verder wordt teruggebracht. Dit geldt met name voor energie, grondstoffen, levensmiddelen, gezondheidsproducten, infrastructuur en technologieën. Het geldt ook voor de industriële dimensie van het veiligheids-, defensie- en ruimtevaartbeleid. De EU moet met name haar gebrek aan industriële capaciteit en haar afhankelijkheid van onbetrouwbare partners onder de loep nemen.

5.4.

Tegelijkertijd vraagt de versterking van de open strategische autonomie en de sterkere rol van de EU op het wereldtoneel om samenwerking met partners op diverse gebieden, waaronder de handel. Het EESC dringt aan op afronding van de onderhandelingen over bilaterale handelsovereenkomsten en uitbreiding van de multilaterale samenwerking binnen de WTO. Versterking van de betrekkingen met de Latijns-Amerikaanse partners op basis van de geactualiseerde overeenkomsten kan de EU ook goede kansen bieden om haar positie te versterken.

5.5.

Het EESC wijst op de cruciale rol van het maatschappelijk middenveld in de handel en benadrukt dat de samenwerking met het maatschappelijk middenveld moet worden opgevoerd, gaande van het vormgeven van handelsinstrumenten en -overeenkomsten (vrijhandelsovereenkomsten, economische partnerschapsovereenkomsten en investeringsovereenkomsten) tot het toezicht daarop. Dit zou helpen de doelstellingen van de nieuwe EU-handelsstrategie te verwezenlijken, door te waarborgen dat de gesloten overeenkomsten verenigbaar zijn met een in economisch, sociaal en ecologisch opzicht duurzame ontwikkeling voor zowel de EU als de landen die partners zijn bij de onderhandelingen.

5.6.

Er moet ook worden samengewerkt op het gebied van vervoer, digitalisering en energie, waar zich bijvoorbeeld nieuwe mogelijkheden voordoen voor samenwerking tussen de EU en de VS. De kernnetwerkcorridors moeten beter worden verbonden met de rest van de wereld voor het vervoer van goederen en reizigers. Het EESC zou graag zien dat er een forum wordt opgericht om de integratie van het TEN-T-netwerk met de rest van de wereld, waaronder buurlanden, te vergemakkelijken.

5.7.

Het EESC is van mening dat de EU een meer proactieve en doeltreffende aanpak nodig heeft om de belangen van Europese sectoren te behartigen door een gelijk speelveld tot stand te brengen en oneerlijke handelspraktijken aan te pakken met behulp van de bestaande handelswetgeving, met name de antidumping- en antisubsidiewetgeving.

5.8.

Het EESC is van mening dat de internationale rol van de euro moet worden versterkt, aangezien deze een belangrijk instrument vormt om de positie van Europa in de wereld te verbeteren, en dringt erop aan meer aandacht te besteden aan de oorzaken van de verzwakking van de internationale rol van de euro, en aan de voltooiing van de economische en monetaire unie.

5.9.

Het EESC verzoekt de Commissie haar inspanningen op te voeren om de EU-benadering van handel en duurzame ontwikkeling binnen de WTO ook toe te passen op arbeidsrechten en milieuverplichtingen. Daarbij moet ook verder worden nagedacht over de structurele betrokkenheid van alle geledingen van het maatschappelijk middenveld bij de WTO-processen, aangezien er zonder betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld geen sprake kan zijn van echte duurzaamheid.

5.10.

Het Uniemechanisme voor civiele bescherming is niet langer voldoende in staat en breed genoeg om te reageren op rampen binnen en buiten het grondgebied van de Unie die verband houden met klimaatverandering en meervoudige risico’s. Dit mechanisme staat bekend om zijn activiteiten op het gebied van natuurrampen, maar moet zich ook bezighouden met de aanpak van andere risico’s zoals pandemieën, grote industriële risico’s, grootschalige maritieme verontreiniging, de gevolgen van cyberaanvallen op elektriciteits- of drinkwatervoorzieningen en alle essentiële infrastructuur, en het beheer van humanitaire crises in verband met immigratie.

5.11.

Het verband tussen civiele bescherming op korte termijn en het beheer van humanitaire hulp op lange termijn moet beter worden gedefinieerd en gecoördineerd. In dit verband meent het EESC dat overwogen zou moeten worden om een Europees agentschap voor civiele bescherming en humanitaire hulp op te richten als een praktisch mechanisme om acties in het kader van buitenlands beleid kracht bij te zetten.

5.12.

Het EESC stelt vast dat in veel partnerlanden nog steeds geen sprake is van een inclusieve en participatieve dialoog en beleidsvorming en dat de ruimte voor civiele en sociale dialoog steeds kleiner wordt, ondanks de steun die de Commissie biedt. Het EESC stelt voor dat de Commissie in samenwerking met het EESC voor enkele partnerlanden een proefproject voor een “scorebord voor civiele ruimte” opzet om jaarlijks de stand van zaken op het gebied van de civiele en sociale dialoog te meten, te beginnen met de landen van de Westelijke Balkan of de Euromed-landen.

6. Bevordering van onze Europese levenswijze

6.1.

De zorgstelsels in bijna elk Europees land moeten versterkt worden, waarbij de nadruk moet liggen op preventie en het waarborgen van universele toegang tot kwaliteitsvolle volksgezondheidsstructuren, essentiële gezondheidsdiensten, waaronder vaccins, en langdurige zorg. Geestelijke gezondheidsproblemen vereisen een dringende strategische respons.

6.2.

Het EESC herinnert eraan dat het van cruciaal belang is een sterk en gecoördineerd Europees ecosysteem voor de gezondheidszorg te ondersteunen, teneinde zo bij te dragen aan de strategische autonomie van de industrie, de technologische soevereiniteit van de EU en een betere levenskwaliteit voor EU-burgers. Er zou een inventarisatie en analyse van onderaf moeten worden uitgevoerd, teneinde de precieze aard van de geconstateerde afhankelijkheden te beoordelen en de kwetsbaarheden en tekorten aan strategische materialen aan te pakken.

6.3.

Migratie blijft een prioritaire kwestie vanwege de gevolgen ervan voor de demografische ontwikkeling, de economie en het beleid van de EU (werkgelegenheid, sociale zaken, arbeidsmarkt, integratiebeleid, grenscontrole en de bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat, populisme en discriminatie). Het migratie- en asielpact van de EU en het gemeenschappelijk Europees asielstelsel zullen definitief gestalte moeten krijgen op basis van een realistisch evenwicht tussen solidariteit en verantwoordelijkheid, en de verplichtingen van de EU en de lidstaten uit hoofde van het internationaal recht.

6.4.

De vluchtelingencrisis die zich als gevolg van de oorlog tegen Oekraïne ontvouwt, benadrukt het cruciale belang van dit beleidsterrein en laat zien hoe de EU het beste kan reageren: naast het bieden van onmiddellijke bescherming aan vluchtelingen en de invoering van tijdelijke verblijfs- en werkvergunningen, moeten er dringend maatregelen worden genomen om hen in de samenlevingen en arbeidsmarkten van de lidstaten te integreren en moeten er passende financiële middelen ter beschikking worden gesteld, zowel aan overheden als aan maatschappelijke organisaties die ter plaatse actief zijn.

6.5.

2022 is het Europees Jaar van de jeugd — bedoeld als erkenning voor de offers die jongeren hebben gebracht en de uitdagingen waarmee zij tijdens de COVID-19-pandemie te kampen hebben gehad en nu nog mee kampen, door hun op alle niveaus de mogelijkheid te bieden om deel te nemen aan de beleidsvorming van de EU, met bijzondere nadruk op milieuthema’s, inclusie, digitalisering en de brede beleidsintegratie van jongerenkwesties. Het is van cruciaal belang dat dit jaar concrete en blijvende resultaten oplevert en dat jongeren inderdaad op EU-niveau elk jaar in het middelpunt van de genomen initiatieven staan. De Commissie moet derhalve haar werkzaamheden voor de follow-up van het Europees Jaar van de Jeugd in 2023 en de jaren daarna voortzetten.

7. Een nieuwe impuls voor Europese democratie

7.1.

Er zijn maatregelen nodig om de civiele dialoog met en tussen belanghebbenden en groepen in de samenleving te verbeteren, zodat zij de verantwoording kunnen nemen voor het beleid dat hen rechtstreeks aangaat en er daadwerkelijk aan kunnen deelnemen, en zodoende de rol van burgers bij het bouwen aan de toekomst van Europa wordt bevorderd.

7.2.

Er bestaan al enkele kanalen die een belangrijke rol spelen bij de betrokkenheid van burgers op Europees niveau, zoals het Europees burgerinitiatief. Deze kanalen volstaan echter niet voor een zinvolle participatie van de EU-burgers. Er is behoefte aan participatie-instrumenten (waaronder e-participatie) die inclusiever zijn, op een gestructureerde manier worden gebruikt, voor iedereen toegankelijk zijn en vooral meer effect sorteren.

7.3.

In dit verband moet niet alleen de institutionele rol van het EESC als de gevestigde vertegenwoordiger van het maatschappelijk middenveld bij de adviesverlening in het kader van de EU-beleidsvorming worden uitgebreid en versterkt, maar ook die als facilitator en hoeder van activiteiten op het gebied van participatieve democratie, zoals de gestructureerde dialoog met maatschappelijke organisaties en burgerpanels. Een actief maatschappelijk middenveld is van cruciaal belang voor het democratisch bestel van de Europese Unie.

7.4.

Wij bevelen de EU-beleidsmakers aan samenhangende (interne en externe) strategieën voor het maatschappelijk middenveld van de Europese Unie vast te stellen, met inbegrip van beleidsmaatregelen die gebaseerd zijn op een betere erkenning van de sector en de dialoog met het maatschappelijk middenveld, onder meer via een specifieke pijler in het actieplan voor Europese democratie, de jaarlijkse beoordeling van de rechtsstaat en een Europese strategie voor het maatschappelijk middenveld, alsook het pad te effenen voor wettelijke kaders en de totstandbrenging van een Europees gelijk speelveld, toegang te verschaffen tot overheidsfinanciering, en monitoring- en beschermingsmechanismen op EU-niveau in het leven te roepen.

7.5.

Het is van essentieel belang dat de aandacht wordt toegespitst op de follow-up van de voorstellen van de Conferentie over de toekomst van Europa, teneinde aan de wensen van de burgers te voldoen. Het EESC verwacht van alle Europese instellingen dat zij zich, in overeenstemming met hun respectieve rol en bevoegdheden, in elke fase van de follow-up constructief en ambitieus opstellen, met inbegrip van wetgevingsvoorstellen. Het EESC staat klaar om zijn rol te vervullen en te zorgen voor een goede follow-up van de resultaten van de conferentie, en als er een conventie wordt georganiseerd, moet het EESC daarin een prominente rol spelen.

7.6.

Om het vertrouwen in de uitbreiding te herstellen en de toenadering van de EU tot haar natuurlijke bondgenoten in de regio te versterken, is het EESC ervan overtuigd dat de EU de Westelijke Balkan op duidelijke wijze moet betrekken bij de activiteiten die bedoeld zijn om de resultaten van de Conferentie ten uitvoer te leggen.

7.7.

De oorlog in Oekraïne heeft het gemeenschappelijk optreden van Europa en de integratie op belangrijke beleidsgebieden als defensie en buitenlands beleid een impuls gegeven die enkele maanden geleden nog moeilijk voor te stellen was. Het EESC is ingenomen met de in de Verklaring van Versailles gedane toezegging om vaker gebruik te maken van het instrument van de Europese Vredesfaciliteit en benadrukt dat de EU moet streven naar een sterkere politieke integratie, die een gemeenschappelijk buitenlands beleid kan ondersteunen. Wij roepen de lidstaten op onmiddellijk een begin te maken met de invoering van een werkelijk gemeenschappelijk en doeltreffend defensiesysteem dat het vermogen van Europa om zichzelf te verdedigen aanzienlijk zou versterken (12). Bij besluiten die in dit verband op EU-niveau worden genomen, moet het Europees Parlement als rechtstreekse vertegenwoordiger van het volk overeenkomstig de Verdragen worden betrokken.

7.8.

Het Europees Parlement moet, evenals het EESC, de sociale partners en maatschappelijke organisaties, worden betrokken bij de vaststelling van de noodplannen om de economische gevolgen van de oorlog op te vangen. Dit geldt in het bijzonder voor het uitwerken van de verschillende onderdelen van de REPowerEU-strategie.

7.9.

Het EESC benadrukt dat oplossingen moeten worden geboden voor de actieve betrokkenheid van jongeren in de samenleving en de beleidsvorming, aangezien de kinderen en jongeren van nu immers de generatie vormen die de enorme overheidsschuld zal moeten betalen die landen op dit moment creëren om de gevolgen van de pandemie op te vangen, en die zal moeten leven met de gevolgen van de maatregelen die nu worden genomen om de klimaatverandering en de nieuwe veiligheidssituatie in Europa aan te pakken. Ook is er een gecoördineerde Europese aanpak op basis van degelijke beleids- en rechtskaders nodig om de intergenerationele achterstandscyclus te doorbreken. Het bereiken van de ambitieuze doelstelling om zoveel mogelijk kinderen en jongeren uit de armoede te halen, moet nauwlettend in het oog worden gehouden.

7.10.

Het EESC wijst erop dat gendergelijkheid en gendermainstreaming in alle facetten bij het wetgeven en uitvoeren van die wetgeving door de EU moeten worden meegenomen, vooral omdat de pandemie en de daardoor veroorzaakte economische neergang de genderongelijkheid hebben vergroot.

7.11.

Maatregelen die worden genomen in reactie op uitzonderlijke omstandigheden mogen geen afbreuk doen aan de rechtsstaat, noch de democratie, de scheiding der machten of de grondrechten van Europese burgers in gevaar brengen. De nieuwe EU-instrumenten ter bescherming en bevordering van de grondrechten en de rechtsstaat, zoals de toetsing van de rechtsstaat en het mechanisme om EU-financiering afhankelijk te maken van de eerbiediging van de grondrechten en de rechtsstaat, moeten ten uitvoer worden gelegd. Hiermee moet in het bijzonder rekening worden gehouden bij gevoelige tijdelijke besluiten, zoals het verbieden van bepaalde omroepen, het beperken van het vrije verkeer van personen, of andere beslissingen die tijdens de pandemie of de oorlog worden genomen.

7.12.

Het EESC heeft aanbevolen een Europees handvest van de rechten en plichten van stads- en plattelandsgebieden vast te stellen, en dringt aan op de ontwikkeling van een governancemodel voor het plattelandspact, waarbij lokale overheden en lokale, zowel particuliere als non-profitbedrijven betrokken zijn, die samenwerken met lokale democratische structuren en sociale partners, om ervoor te zorgen dat de plaatselijke bevolking wordt gehoord en de langetermijnvisie met succes in praktijk kan worden gebracht.

7.13.

Wat de Europese Green Deal betreft, dringt het EESC aan op de invoering van sterke governancestructuren om alle belanghebbenden bij het ontwerp van de maatregelen te betrekken, door:

een Europees stakeholdersplatform voor het klimaatpact op te richten, bestaande uit klimaatactoren op alle niveaus;

een EU-forum voor klimaatfinanciering op te zetten om de toegang tot financiering te stimuleren en belemmeringen weg te nemen;

een passende betrokkenheid van de bestaande Europese structuren voor sociale dialoog te waarborgen;

de lidstaten aan te moedigen om de regionale overheden, sociale partners en maatschappelijke organisaties te betrekken bij het opstellen van nationale en regionale plannen voor een rechtvaardige transitie;

jongeren structureler te betrekken bij besluitvormingsprocessen over duurzaamheid en een jongerenafgevaardigde op te nemen in de officiële EU-delegatie naar COP-vergaderingen;

het “Fit for 55”-pakket structureel te koppelen aan de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN;

voort te bouwen op het succes van de gezamenlijke werkzaamheden van de Europese Commissie en het EESC in het kader van het Europees stakeholdersplatform voor de circulaire economie.

7.14.

De EU-instellingen moeten ook de fundamentele rol van het maatschappelijk middenveld bij de verspreiding van een cultuur van eerbiediging van de grondrechten en de rechtsstaat erkennen en hun bijdrage aan een adequate communicatie over de waarden en beginselen van de EU bevorderen. De rol van het maatschappelijk middenveld bij de toetsing van de rechtsstaat moet dan ook worden versterkt, onder meer met een stakeholdersforum.

7.15.

Het EESC acht het bovendien van cruciaal belang om te waarborgen dat vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, waaronder de sociale partners, consumentenorganisaties en andere belanghebbenden, worden betrokken bij de vormgeving, uitvoering en monitoring van het beleidsprogramma van het digitaal decennium en de bijbehorende nationale routekaarten.

7.16.

Het EESC vraagt de Commissie om prioriteit te blijven geven aan betere regelgeving, en verzoekt de Commissie (inclusief al haar diensten) en de EU-wetgevers om het systeem voor betere regelgeving van de EU in al zijn aspecten voortduren te verdiepen en te bevorderen, en om bij hun werkzaamheden systematisch gebruik te maken van de instrumenten en richtsnoeren voor betere regelgeving.

7.17.

Het EESC wijst erop dat de Commissie elk wetgevingsvoorstel standaard moet onderbouwen met een volledig uitgewerkte effectbeoordeling. De Commissie moet ook voor alle toekomstige strategieën degelijke effectbeoordelingen uitvoeren, zodat de effecten in een vroeg stadium kunnen worden vastgesteld en beter kan worden geanticipeerd op de gezamenlijke effecten van afzonderlijke initiatieven.

7.18.

Het EESC wijst erop dat de instrumenten voor betere regelgeving beleidsneutraal moeten blijven en duidelijk gescheiden moeten zijn van de politieke besluitvorming, die aan de daartoe aangewezen en legitieme politieke organen moet worden overgelaten.

Bij openbare raadplegingsprocedures in verband met de voorstellen van de Europese Commissie moet erop worden toegezien dat de inbreng van de verschillende belanghebbenden gewaarborgd en evenwichtig is. Daartoe moet de methodologie worden herzien, zodat maatschappelijke organisaties op EU- en nationaal niveau beter kunnen worden bereikt. Het EESC benadrukt dat onlineprocedures in alle fasen van de beleidsvorming, met inbegrip van de uitvoerings- en evaluatiefase, moeten worden aangevuld met een gestructureerde dialoog met maatschappelijke organisaties.

7.19.

Het EESC verzoekt de Commissie en met name het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek om het EESC ten volle te betrekken bij de prognosecyclus en het te ondersteunen bij de screening van bestaande prognoseactiviteiten van maatschappelijke organisaties, vakbonden en bedrijfsverenigingen.

7.20.

Het EESC dringt tevens aan op een voortdurende versterking van de samenwerking bij de evaluatie achteraf van diverse initiatieven.

7.21.

Zowel de pandemie als de huidige oorlog in Oekraïne heeft aangetoond dat er dringend behoefte is aan verdere maatregelen op nationaal en Europees niveau om vrije en pluralistische media en kwaliteitsvolle onafhankelijke journalistiek te beschermen.

Brussel, 14 juli 2022.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Christa SCHWENG


(1)PB C 290 van 29.7.2022, blz. 35.

(2) EESC-resolutie over de oorlog in Oekraïne en de economische, sociale en milieugevolgen daarvan (PB C 290 van 29.7.2022, blz. 1).

(3) EESC-resolutie over de oorlog in Oekraïne en de economische, sociale en milieugevolgen daarvan (PB C 290 van 29.7.2022, blz. 1).

(4) https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/ip_22_1511

(5) https://ec.europa.eu/info/publications/key-documents-repowereu_en

(6) EESC-advies over REPowerEU: een gemeenschappelijk Europees optreden voor betaalbaardere, veiligere en duurzamere energie (PB C 323 van 26.8.2022, blz. 123).

(7) Interconnectie is al een doelstelling van de EU (ten minste 15 % tegen 2030, maar sommige landen zitten daar ver onder); https://energy.ec.europa.eu/topics/infrastructure/electricity-interconnection-targets_en

(8) Document van de Commissie over “energie-eilanden”: https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/MEMO_18_4622

(9) ACER’s Final Assessment of the EU Wholesale Electricity Market Design.

(10) Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE).

(11) Zie bijvoorbeeld “Business Journey on the Single Market: Practical Obstacles and Barriers”, SWD(2020) 54 final, Brussel, 10.3.2020.

(12)PB C 290 van 29.7.2022, blz. 1.