Home

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de gevolgen van de energiecrisis voor de Europese economie (initiatiefadvies)

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de gevolgen van de energiecrisis voor de Europese economie (initiatiefadvies)

18.8.2023

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 293/8


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de gevolgen van de energiecrisis voor de Europese economie

(initiatiefadvies)

(2023/C 293/02)

Rapporteur:

Alena MASTANTUONO

Besluit van de voltallige vergadering

25.1.2023

Rechtsgrond

Artikel 52, lid 2, van het reglement van orde

Initiatiefadvies

Bevoegde afdeling

Vervoer, Energie, Infrastructuur en Informatiemaatschappij

Goedkeuring door de afdeling

16.5.2023

Goedkeuring door de voltallige vergadering

14.6.2023

Zitting nr.

579

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

194/4/10

1. Conclusies en aanbevelingen

1.1.

De energiecrisis heeft de diepste sporen nagelaten in de inflatie en in de overheidsfinanciën, die onder druk zijn komen te staan. De gas- en olieprijzen hebben de energieprijzen de hoogte in gedreven, wat de inflatie heeft aangewakkerd en ernstige gevolgen heeft gehad voor huishoudens met een laag of middeninkomen en energie-intensieve bedrijven. De economische prestaties in 2022 werden het meest beïnvloed door de hoge inflatie, die een domino-effect had op andere producten uit het consumptiepakket en een sterke weerslag op de consumptie en het gedrag in het algemeen. Het grote aantal faillissementsaanvragen in de EU wijst ook op de ernst van de situatie.

1.2.

De impact van de energiecrisis werd nog versterkt door de negatieve gevolgen van de COVID-19-pandemie die eraan voorafgingen. Die had de economische prestaties van de EU aanzienlijk verzwakt na de grootste daling van de bbp-groei in vele decennia. Sommige sectoren van de economie kunnen meer last hebben van dit cumulatieve effect. Dat maakt het ook moeilijk om een algemeen beeld te krijgen van het effect van de energiecrisis op de economie, aangezien de gevolgen van de COVID-19-pandemie nog steeds voelbaar zijn. Het feit dat de huidige statistieken op sommige gebieden, zoals de werkgelegenheid, een enigszins positief beeld te zien geven, betekent zeker niet dat de situatie perfect is. Een duidelijke analyse van de gevolgen voor de economie kan pas worden gemaakt als de crisis voorbij is en alle gegevens in detail beschikbaar zijn.

1.3.

De gevolgen van de energiecrisis voor de economie zijn een hoge inflatie, een zwakke economische groei, een sterke druk op de overheidsfinanciën en op de koopkracht van huishoudens en bedrijven en een verlies van extern economisch concurrentievermogen. Voortbouwend op de aanbevelingen van de Europese Centrale Bank (ECB) stelt het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) voor om een “groen tripel-T”-criterium (“tailored, targeted, transition-proof”) in te voeren, zodat het toekomstig beleid op maat gesneden, doelgericht en transitiebestendig is. Niet-gerichte prijsmaatregelen zouden de periode van hoge inflatie op langere termijn alleen maar verlengen.

1.4.

Het EESC is ervan overtuigd dat uit de ervaring dat de energiecrisis de economische prestaties van de EU negatief heeft beïnvloed, lering moet worden getrokken voor de volgende beleidsstappen. De energiecrisis, die vooral werd veroorzaakt door de inval van Rusland in Oekraïne, heeft een aantal belangrijke kwetsbaarheden en disfuncties in het economische systeem van de EU blootgelegd, die structureel moeten worden aangepakt en bestreden, zodat de EU beter het hoofd kan bieden aan soortgelijke exogene schokken, met name wat betreft veerkracht, efficiëntie en strategische autonomie.

1.5.

Het EESC is van mening dat de EU het niet bij budgettaire noodmaatregelen mag laten en zich moet richten op structurele veranderingen, zodat zij sneller van fossiele brandstoffen kan afstappen. Voor een vlotte en concurrerende economische ontwikkeling moet de EU kunnen terugvallen op een betrouwbare en zekere energievoorziening tegen betaalbare prijzen, gebaseerd op een geïntegreerde energiemarkt met een groot aandeel schone energie. Deze markt moet veerkrachtig zijn en bestand tegen verstoringen en schokken.

1.6.

Het EESC staat volledig achter alle beleidsmaatregelen om de inflatie dit jaar op duurzame wijze terug te dringen en pleit voor een economisch herstel op basis van investeringen in groene, digitale en strategisch belangrijke sectoren en industrieën die de industriële basis en het mondiale concurrentievermogen van de EU ondersteunen en tegelijkertijd alle voordelen van de interne markt benutten. Het is absoluut noodzakelijk dat de productie van schone technologieën een businesscase voor Europa wordt. De sociale partners willen er alles aan doen om ervoor te zorgen dat kennis, vaardigheden en de productiebasis Europa niet verlaten. Als we slimme onafhankelijkheid willen garanderen, moet de industrie — en de banen die zij creëert — in Europa blijven. Daarom moeten concurrentievermogen en het scheppen van goede banen permanent onze manier van denken bepalen en een centrale plaats krijgen bij het formuleren en uitvoeren van ons beleid.

1.7.

De uitvoering van de Green Deal, met inbegrip van de transitie naar een koolstofneutrale economie en de instandhouding van een concurrerende industrie in de EU, vereist enorme investeringen uit publieke en private bronnen. De EU beschikt echter niet over een langetermijnkader voor robuuste financiering van de uitvoering van de Green Deal. Het EESC dringt daarom aan op een passend kader om maatregelen voor de financiering van de transitie naar een klimaatneutrale economie op eenvoudige en efficiënte wijze te ondersteunen.

1.8.

In tijden van crisis en onzekerheid zijn objectieve informatie en sterk politiek leiderschap cruciaal. Het EESC beveelt dan ook aan om voor goede communicatie te blijven zorgen, ook tijdens de periode waarin de gevolgen van de crisis worden bestreden. De hervorming van de energiemarkt en het energiesysteem zal gevolgen hebben voor alle sectoren van de economie en voor de consumenten. Het is absoluut essentieel dat de belanghebbenden inspraak krijgen in het wetgevingsproces en voldoende geïnformeerd worden over deze fundamentele transitie.

2. Belangrijkste feiten en achtergrond

2.1.

De gevolgen van de energiecrisis voor het leven van de burgers en de welvaart van het bedrijfsleven laten zich nog steeds voelen. Daarom is het moeilijk om al een eindoordeel te vellen over wat de impact op de economie is geweest. Wat we echter wel al met zekerheid kunnen stellen, is dat de crisis vooral een impact heeft gehad op de inflatie (de hoogste in vele decennia) en op de overheidsfinanciën (die een belangrijke rol hebben gespeeld bij het opvangen van de gevolgen van de hoge prijzen en kosten en bij het verlenen van massale steun voor investeringen om deze minder kwetsbaar te maken). De gestegen energieprijzen waren het gevolg van de torenhoge gasprijzen (1).

2.2.

Het is nuttig te herinneren aan de belangrijkste mijlpalen van de energie-unie, aan de hand waarvan de specifieke koers van de toekomstige ontwikkeling van het energiesysteem is uitgestippeld. Sommige van de pijlers van de energie-unie, met name op het gebied van energiezekerheid, hebben de laatste tijd niet de nodige aandacht gekregen, voornamelijk omdat de voorkeur uitging naar goedkoop Russisch gas als tijdelijke oplossing tijdens de transitie naar een groene economie en omdat louter politiek gemotiveerde en overhaaste besluiten werden genomen om af te stappen van stabiele en schone energiebronnen.

2.3.

Gezien de verschillende samenstelling van de energiemix in de lidstaten binnen de EU, die onder meer hun geomorfologische situatie weerspiegelt, is de verwezenlijking van de doelstellingen van de energie-unie sterk afhankelijk van de nationale omstandigheden. Deze factor komt vooral tot uiting in het tempo van de groene transitie in de EU. Eén ding is echter zeker: de belangrijkste prioriteit van de energie-unie tijdens de crisis was de voorzieningszekerheid, wat soms indruiste tegen de doelstellingen van groene transitie.

2.4.

De huidige energiecrisis heeft aangetoond hoe kwetsbaar het energiesysteem van de EU is en hoe belangrijk het is om de open strategische energieautonomie van de hele energieketen na te streven. Tegelijkertijd heeft het systeem bewezen dat het opgewassen is tegen sterke exogene schokken en de gevolgen daarvan, en dat het die ook kan opvangen. De energiecrisis werd ontketend door een samenspel van economische, politieke en technische factoren. De crisis begon met economische onrust als gevolg van de COVID-19-pandemie, die de wereldwijde vraag naar energie opdreef. De ernst van de situatie werd benadrukt door de inmenging van derde landen en de lage gasvoorraden in sommige Europese landen tijdens de winter van 2021/2022, in combinatie met de gestegen vraag. De toch al moeilijke situatie is daarna nog verslechterd door de inval van Rusland in Oekraïne in februari 2022, die des te erger was door de afhankelijkheid van de EU van fossiele energiebronnen. De inval heeft grote, rechtstreekse gevolgen gehad voor de energieprijzen en de voorzieningszekerheid.

2.5.

De energiecrisis heeft schadelijke gevolgen gehad voor de economie van de EU. In 2022 heeft de crisis er rechtstreeks toe bijgedragen dat de inflatie een recordhoogte bereikte in de recente geschiedenis van de Europese integratie. De gemiddelde inflatie in de EU bedroeg 9,2 % (2) en zal naar verwachting dalen tot 6,7 % in 2023 (wat nog steeds zeer hoog is) en tot 3,1 % een jaar later (3). De economische prestaties in 2022 werden het meest beïnvloed door de hoge inflatie, die een domino-effect had op andere producten uit het consumptiepakket en een sterke weerslag op de consumptie en het gedrag in het algemeen. Dit had enorme gevolgen voor huishoudens en bedrijven. Niet alleen de meest kwetsbare groepen hebben onder de prijsstijgingen geleden. Ook huishoudens met een laag en middeninkomen zijn zwaar getroffen en de energiearmoede zou kunnen toenemen. Dit alles heeft de persoonlijke financiën en het consumentenvertrouwen in de EU zwaar aangetast. De meeste consumenten hebben hun gewoonten aangepast om de energiecrisis het hoofd te kunnen bieden. Het consumentenvertrouwen bereikte in september 2022 een absoluut dieptepunt en herstelde zich daarna licht.

2.6.

De situatie had ook negatieve gevolgen voor de positie van bedrijven. De door Eurostat gebruikte index voor het meten van het aantal bedrijfsfaillissementen in de EU steeg in het vierde kwartaal van 2022 naar het hoogste niveau ooit: 113,1 (maar liefst 26,8 % meer dan in het voorgaande kwartaal), tegenover 100 in 2015. Uit de gegevens blijkt dat het indexcijfer in het tweede kwartaal van 2020 begon te stijgen en vervolgens in de loop van 2022 verder fors omhoogging. De cijfers voor het vierde kwartaal van 2022 getuigen van een verslechterde situatie voor bedrijven. Met name kleine en middelgrote ondernemingen kregen te kampen met een dalende vraag, strengere kredietvoorwaarden (4) en een sombere en onzekere toekomst.

2.7.

De energiecrisis heeft ook een negatief effect gehad op de economische prestaties van de EU, vooral wat betreft de particuliere consumptie (de daling ervan wordt beschouwd als de belangrijkste reden voor de stagnatie van het bbp), de investeringen (ondanks het enorme investeringspotentieel is de investeringskloof sinds 2021 in feite groter geworden) en het externe concurrentievermogen (met een aanzienlijke verslechtering ten opzichte van de periode vóór 2020). Na een solide groei van 3,5 % in 2022 zal het totale bbp van de EU naar verwachting licht stijgen in 2023 (1,0 %) en iets sterker in 2024 (1,7 %).

2.8.

Een bijkomende last die rechtstreeks uit de energiecrisis voortvloeit, zijn de prestaties van de overheidsfinanciën. In 2022 bedroeg het gemiddelde begrotingstekort 3,4 % van het bbp (5). Voor de komende twee jaar worden vergelijkbare cijfers (die de drempels van het stabiliteits- en groeipact overstijgen) verwacht. De energiecrisis en de groene transitie zetten de overheidsuitgaven sterk onder druk, terwijl een voorzichtige aanpak nodig is om het begrotingsevenwicht te handhaven. Om voldoende middelen toe te wijzen en tegelijkertijd budgettair voorzichtig te blijven, moet een model worden gevolgd waarbij meer hefboomwerking van particuliere investeringen uitgaat, op basis van garantieregelingen (van het EFSI-type).

2.9.

De geaggregeerde statistische gegevens over de gevolgen van de energiecrisis voor de arbeidsmarkt geven vooralsnog geen negatief beeld. In december 2022 bedroeg de werkloosheid in de EU 6,1 % (onveranderd sinds april), het laagste niveau sinds 2000. Maar de voor eind 2022 geraamde en voor begin 2023 verwachte vertraging van de economische activiteit zal waarschijnlijk het tempo van de werkgelegenheidsgroei afremmen. Energie-intensieve bedrijven zijn zwaar getroffen door de crisis en de arbeidsmarkt zal naar verwachting in de toekomst voor grote uitdagingen komen te staan.

2.10.

In 2022 heeft de energiecrisis in combinatie met een zachte winter, de besparingen en de onderbroken bedrijfsactiviteiten tot een daling van het elektriciteitsverbruik (-4,6 %) geleid. Volgens het Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) is de daling van de vraag in de loop van het jaar versneld. In het vierde kwartaal van 2022 lag de vraag vijf keer lager dan in het eerste kwartaal. In vergelijking met dezelfde periode in 2021 daalde de vraag in het eerste kwartaal van 2022 van -1,8 % naar -9,5 % in het vierde kwartaal.

2.11.

Tegelijkertijd had de crisis ook enkele positieve aspecten. Ten eerste in de vorm van baanbrekende oplossingen die de energie-efficiëntie verhogen en schone technologieën bevorderen (of “nieuw leven inblazen”, in sommige gevallen). Sommige bedrijven hebben innovatieve oplossingen op de markt gebracht. Ten tweede heeft de crisis duidelijk gemaakt dat de onderlinge koppeling van de energiemarkten verbeterd moet worden en dat er meer solidariteit nodig is tussen de lidstaten. Zowel de EU-instellingen als de lidstaten zijn erin geslaagd vrij snel in te grijpen en hebben veel blijk gegeven van flexibiliteit om de nieuwe situatie te aanvaarden.

2.12.

Door de crisis moesten ook de belangrijkste pijlers van het EU-energiebeleid worden aangepast en opnieuw gedefinieerd: de energie-unie, de Green Deal en de specifieke onderdelen daarvan (met name het “Fit for 55”-pakket), en het taxonomiekader van de EU. De ernst van de situatie in 2022 heeft geleid tot de invoering van structurele langetermijninstrumenten zoals REPowerEU en het industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk, maar ook tot onmiddellijke/kortetermijnmaatregelen om de ergste gevolgen van de crisis voor huishoudens en bedrijven af te wenden.

3. Algemene opmerkingen

3.1.

Het EESC benadrukt dat de crisis in hoofdzaak te wijten was aan de grote afhankelijkheid van de EU van de Russische gasvoorziening en stelt voor een langetermijnplan op te stellen dat de EU minder afhankelijk maakt van derde landen voor haar energievoorziening. Dit omvat ook onafhankelijkheid op het gebied van schone technologieën. Het EESC onderstreept dat alle maatregelen die op Europees en nationaal niveau worden genomen deze strategische verschuiving moeten stimuleren zodat de strategische autonomie van Europa veilig wordt gesteld.

3.2.

Het EESC beseft dat het niet alleen zaak is de gevolgen van de crisis aan te pakken, maar ook de redenen en oorzaken ervan. Het is bereid oplossingen te bespreken en voor te stellen. Dit vereist een geleidelijke overstap van noodmaatregelen naar hervormingen en investeringen die niet alleen marktconform en empirisch onderbouwd zijn, maar ook geschraagd door duurzame en haalbare strategische concepten. Met betrekking tot deze strategische concepten moet een evenwicht worden gevonden tussen de prioriteiten ervan, de financieringsbronnen (openbaar en particulier) en het institutionele kader en de administratieve voorwaarden (vergunningen, naleving van de Europese en nationale wetgeving) en moet er worden gezorgd voor voldoende overheidssteun.

3.3.

Dankzij de energiebesparende maatregelen van huishoudens en bedrijven kon een ernstig risico van energietekorten worden voorkomen. Men mag echter niet uit het oog verliezen dat sommige besparingen alleen het gevolg waren van een opschorting van de bedrijfsactiviteiten. De meest energie-intensieve industrieën (chemische industrie, producenten van meststoffen, staalindustrie en ijzerfabrieken) waren tijdens de crisis logischerwijs de meest kwetsbare sectoren van de economie. Zij verdienen bijzondere aandacht met het oog op hun omschakeling op schone energie en het risico dat ze uit de EU wegtrekken (koolstoflekkage).

3.4.

Het fundament van de groene transitie is een sterke en onderling verbonden energie-infrastructuur, maar de afgelopen jaren is er veel te weinig in geïnvesteerd. Toch zullen investeringen in de infrastructuur en de modernisering ervan de komende jaren een sleutelrol spelen. Daarom is het belangrijk dat de nieuwe regels een duidelijk en langdurig signaal geven aan de investeerders. Sinds de uitbraak van de eerste crisis (COVID-19) is het vermogen van kleine en middelgrote ondernemingen om in de energietransitie te investeren echter zeer beperkt. Bij de hervormingen moet rekening worden gehouden met de doelstellingen van het energiebeleid van de EU op het gebied van de groene transitie, veerkracht en sociaal welzijn en met de enorme verschillen in de samenstelling van de energiemix van de afzonderlijke lidstaten. De crisis heeft ernstige gevolgen gehad voor de investeringszekerheid.

3.5.

Het EESC is ervan overtuigd dat een van de belangrijkste vereisten voor hervorming een modernisering van de organisatie van de energiemarkt moet zijn om een duurzame groene transitie mogelijk te maken. Het EESC roept de medewetgevers op om overeenstemming te bereiken over de belangrijkste categorieën van marktorganisatie, die rechtstreeks van invloed zijn op de toekomstige bereidheid om in de energiesector te investeren. Hiertoe behoren langetermijncontracten, steun- en stimuleringsinstrumenten voor hernieuwbare energie, een model dat als basis dient voor de energieprijsstelling en de kwestie van algemene flexibiliteit.

3.6.

De Green Deal van de EU, aangevuld met het REPowerEU-initiatief, biedt de mogelijkheid om tot het einde van het decennium jaarlijks ongeveer 350 miljard EUR te investeren (meer dan 2 % van het jaarlijkse bbp van de EU). De kortetermijnprognoses van de EU gaan uit van veel lagere investeringsniveaus. Er moeten extra financiële middelen worden vrijgemaakt om tegemoet te komen aan de prioritaire investeringsbehoeften. Dit soort investeringen kan de aanzet geven tot een robuuster economisch herstel in de EU en tot extra investeringen in infrastructuur, digitalisering van energienetwerken, interconnectie en opslagcapaciteit.

3.7.

Het EESC is zich er terdege van bewust dat dit proces enorme financiële middelen zal vergen. De groene transitie is niet mogelijk zonder investeringen in onderzoek, innovatie, infrastructuur en mensen die via onderwijs, opleiding en omscholing goed moeten worden voorbereid. Ondanks de grote bedragen die in het kader van nieuwe EU-financieringsprogramma’s voor dit doel worden voorgesteld, zijn ook nationale publieke en particuliere financiering absoluut noodzakelijk om dit te verwezenlijken. Het EESC wijst op de noodzaak van eenvoudige, efficiënte en gemakkelijk toegankelijke financiering en pleit voor innovatieve methoden om via financiële instrumenten particulier kapitaal aan te trekken. Het EESC vindt ook dat staatssteun en overheidsfinanciering een grotere rol moeten spelen bij het verwezenlijken van specifieke doelstellingen, maar beveelt aan om binnen de EU voor een gelijk speelveld te zorgen.

3.8.

Tussen september 2021 en januari 2023 hebben de regeringen van de EU-landen 758 EUR miljard uitgetrokken om huishoudens en bedrijven te beschermen. Slechts een derde van de begrotingsmaatregelen van de lidstaten was gericht op kwetsbare groepen. Het EESC beveelt aan om voort te bouwen op de aanbevelingen van de ECB. Er zou een “groen tripel-T”-criterium moeten worden ingevoerd zodat toekomstige maatregelen op maat gesneden, doelgericht en transitiebestendig zijn. Volgens het IMF scheppen ook niet-gerichte prijsmaatregelen de voorwaarden voor een langdurige stijging van de inflatie op langere termijn. Het uitstellen van de uitfasering ervan zou het vermogen van de ECB kunnen ondermijnen om haar middellangetermijndoelstellingen te verwezenlijken, waardoor het strakkere monetaire beleid langer duurt dan wenselijk is.

3.9.

Het EESC is ervan overtuigd dat het economisch herstel dan ook zou kunnen leiden tot het scheppen van nieuwe werkgelegenheid en de verbetering van het externe concurrentievermogen van de EU-economie, dankzij de oprichting van nieuwe industrieën en bedrijfsprojecten die nodig zijn voor een succesvolle transitie naar een klimaatneutrale economie. Goede bijscholing en omscholing zullen van doorslaggevend belang zijn om het transitieproces in goede banen te leiden. Het is absoluut noodzakelijk dat de productie van schone technologieën een businesscase voor Europa wordt. De sociale partners willen er alles aan doen om ervoor te zorgen dat kennis, vaardigheden en de productiebasis Europa niet verlaten. Als we slimme onafhankelijkheid willen garanderen, moet de industrie — en de banen die zij creëert — in Europa blijven. We moeten dringend terrein terugwinnen en de transitie naar de groene economie biedt ons die kans, die we dan ook goed moeten benutten. Daarom moeten concurrentievermogen en het scheppen van goede banen permanent onze manier van denken bepalen en een centrale plaats krijgen bij het formuleren en uitvoeren van ons beleid.

3.10.

Naast de nieuwe hervormingsmaatregelen moet de EU zich eerst concentreren op de uitvoering en handhaving van de wetgeving die in het kader van de Green Deal is aangenomen. Ook rijst de vraag waarom deze maatregelen niet door de lidstaten worden uitgevoerd. Dit komt deels doordat de lidstaten nauwelijks in staat zijn de golf van wetgeving te verwerken. Hetzelfde geldt voor bedrijven, voornamelijk kleine en middelgrote ondernemingen.

4. Specifieke opmerkingen

4.1.

Het EESC verzoekt de Europese Commissie en haar medewetgevers alles in het werk te stellen om overeenstemming te bereiken over de belangrijkste parameters en categorieën van marktorganisatie. In het geval van stroomafnameovereenkomsten zou het bijvoorbeeld goed zijn om gemeenschappelijke Europese aanbestedingsregels te bepalen, eisen te stellen aan de bijbehorende overheidsgaranties of een kader te scheppen om bedrijven te stimuleren het potentieel van dergelijke overeenkomsten ten volle te benutten. Het EESC zou graag zien dat er snel resultaten worden geboekt. Als dit niet het geval is, zullen investeerders vanwege het gebrek aan transparantie en voorspelbaarheid op lange termijn hun investeringsbeslissingen uitstellen of de markt verlaten en zullen de investeringen uitblijven zolang het plaatje niet helemaal duidelijk is.

4.2.

Het EESC maakt zich grote zorgen over de macro-economische prestaties van de EU in de afgelopen decennia en is zich ten volle bewust van de ernst hiervan. Het EESC beseft ook dat de strijd nog niet gestreden is en dat er maatregelen moeten worden genomen om de situatie te verbeteren. Het EESC hoopt dat de grootste bedreiging, namelijk de inflatie, momenteel onder controle wordt gebracht. Als er geen nieuwe externe schokken komen, kan het tijdperk van een nieuw schoon, eerlijk en veerkrachtig energiesysteem weldra beginnen.

4.3.

Het EESC beveelt ten zeerste aan dat de buitengewone maatregelen met betrekking tot de inkomsten strikt tijdelijk blijven. Het gebruik ervan voor een langere periode dan nodig kan leiden tot bepaalde gedragsveranderingen, sociale effecten en onnodige marktverstoring, en kan investeerders uit de betrokken bedrijfstakken ontmoedigen om te investeren. Gedurende een beperkte periode moet het aftoppingsbeleid de economische realiteit flexibel weerspiegelen en aan de marktontwikkelingen worden aangepast. Anders kan dit nadelig zijn voor de consument als de elektriciteitsprijzen dalen.

4.4.

Het EESC is een sterke voorstander van een betere consumentenbescherming. Dat is de lering die uit de gevolgen van de huidige energiecrisis voor de consument is getrokken. Dit betekent een alomvattende dienstverlening die juridische bescherming, informatie en advies, gedetailleerde instructies, uitwisseling van beste praktijken enz. omvat. Bijzondere aandacht dient uit te gaan naar degenen die het risico lopen in energiearmoede terecht te komen.

Brussel, 14 juni 2023.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Oliver RÖPKE


(1) De elektriciteitsprijzen stegen heel sterk (tot 150-300 EUR/MWh in 2022), met uiteenlopende gevolgen, afhankelijk van het lokale aandeel van gas in de opwekkingsportefeuille.

(2) Uit de door de Europese Commissie gepubliceerde editie 2023 van het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen blijkt dat de jaarlijkse inflatie voor energie in 2022 gemiddeld 20 % bedroeg. De situatie verschilt echter van lidstaat tot lidstaat, met een piek van 65 % in Italië.

(3) Economische prognose lente 2023: Eurostat.

(4) Volgens het onderzoek naar kredietverlening van de ECB van januari 2023 zijn de kredietvoorwaarden voor zowel bedrijven als huishoudens in het vierde kwartaal van 2022 sterk aangescherpt. Bedrijven werden geconfronteerd met de grootste netto-aanscherping van de kredietvoorwaarden sinds de staatsschuldencrisis in de eurozone in 2011.

(5) Economische prognose lente 2023: Eurostat.