Home

Resolutie van het Europees Parlement van 16 februari 2023 over de Europese Centrale Bank — jaarverslag 2022 (2022/2037(INI))

Resolutie van het Europees Parlement van 16 februari 2023 over de Europese Centrale Bank — jaarverslag 2022 (2022/2037(INI))

11.8.2023

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 283/40


P9_TA(2023)0057

Europese Centrale Bank — jaarverslag 2022

Resolutie van het Europees Parlement van 16 februari 2023 over de Europese Centrale Bank — jaarverslag 2022 (2022/2037(INI))

(2023/C 283/10)

Het Europees Parlement,

gezien het jaarverslag 2021 van de Europese Centrale Bank (ECB),

gezien de feedback van de ECB van 28 april 2022 op de input van het Europees Parlement in het kader van zijn resolutie over het jaarverslag 2020 van de ECB,

gezien het klimaatactieplan van de ECB van 4 juli 2022, dat tot doel heeft de klimaatverandering nog meer in haar monetairebeleidsoperaties te integreren,

gezien de macro-economische prognoses van het personeel van de ECB van 8 september 2022 voor de eurozone,

gezien de “flashraming” van Eurostat van 30 september 2022,

gezien de resultaten van de stresstest in verband met klimaatrisico’s van de ECB van 8 juli 2022,

gezien de economische zomerprognoses 2022 van de Commissie,

gezien de mondiale economische vooruitzichten van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) voor 2022,

gezien de Eurobarometer-enquête van juni-juli 2022,

gezien zijn resolutie van 14 maart 2019 over genderevenwicht bij benoemingen in de EU op het gebied van economische en monetaire zaken (1),

gezien de Overeenkomst van Parijs, die gesloten is uit hoofde van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering,

gezien artikel 123, lid 1, artikel 125, artikel 127, leden 1 en 2, artikel 130, artikel 282, lid 2, en artikel 284, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

gezien de monetaire dialogen met Christine Lagarde, de president van de ECB, op 7 februari, 20 juni, 26 september en 28 november 2022,

gezien de goedkeuring door de raad van bestuur van de ECB op 21 juli 2022 van het Transmission Protection Instrument,

gezien de monetairebeleidsbeslissingen van de raad van bestuur van de ECB om de rentevoet van de ECB in juli, september, november en december 2022 te verhogen,

gezien het verslag van de ECB van 29 september 2022 over de voortgang die is geboekt tijdens de onderzoeksfase van de digitale euro,

gezien de Europese pijler van sociale rechten,

gezien zijn resolutie van 19 mei 2022 over de sociale en economische gevolgen voor de EU van de Russische oorlog in Oekraïne — versterking van het vermogen van de EU om op te treden (2),

gezien de artikelen 3 en 13 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU),

gezien artikel 142, lid 1, van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A9-0022/2023),

A.

overwegende dat de economische groei volgens de basisscenarioprognoses van de ECB van september 2022 zal afnemen van 3,1 % in 2022 naar 0,9 % in 2023, alvorens weer toe te nemen tot 1,9 % in 2024; overwegende dat sommige van de belangrijkste aannames in die prognoses reeds achterhaald zijn; overwegende dat de vooruitzichten voor economische activiteit in de eurozone erg verschillen van land tot land en met veel onzekerheid omgeven zijn, in verband met de ontwikkeling van de oorlog in Oekraïne en de energiecrisis, en dat meerdere onafhankelijke deskundigen zelfs een recessie voorspellen;

B.

overwegende dat de niet-uitgelokte, immorele en ongerechtvaardigde aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne het vertrouwen ernstig heeft aangetast, tot sterk oplopende prijzen voor energie en voedsel heeft geleid, en, in combinatie met andere verstoringen aan de aanbodzijde in China, de druk op de bevoorradingsketens verder heeft vergroot;

C.

overwegende dat de primaire doelstelling van de ECB is om de prijsstabiliteit te handhaven, die door haar is gedefinieerd als 2 % inflatie op de middellange termijn;

D.

overwegende dat de prognoses van de ECB van september 2022 aangeven dat de algemene inflatie naar verwachting zal afnemen van 8,1 % in 2022 naar 5,5 % in 2023 en 2,3 % in 2024; overwegende dat 2,3 % nog steeds iets boven het streefcijfer van de ECB ligt;

E.

overwegende dat het werkloosheidspercentage in juli 2022 volgens Eurostat 6 % bedroeg in de EU, en 6,6 % in de eurozone, met een ongelijke verdeling over de EU en binnen lidstaten, en met veel hogere percentages onder jongeren (14 % in de EU en 14,2 % in de eurozone); overwegende dat de hoge jeugdwerkloosheid nog steeds een ernstig probleem in de EU is, dat moet worden aangepakt;

F.

overwegende dat de ECB zich ertoe heeft verbonden bij te dragen aan het verwezenlijken van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs, met inachtneming van haar mandaat; overwegende dat de klimaatverandering de doeltreffendheid van monetair beleid kan belemmeren, groei kan beïnvloeden en de prijs- en macro-economische instabiliteit kan vergroten;

G.

overwegende dat de werking van het transmissiemechanisme van het monetaire beleid een voorwaarde voor de ECB is om haar mandaat met betrekking tot prijsstabiliteit te kunnen uitvoeren;

H.

overwegende dat de externe waarde van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar de afgelopen maanden aanzienlijk is verslechterd; overwegende dat energie en energiederivaten worden verhandeld in Amerikaanse dollar en dat de depreciatie van de wisselkoers van de euro ten opzichte van de dollar verder bijdraagt aan de inflatie;

I.

overwegende dat volgens de Eurobarometer-enquête van juni-juli 2022, de publieke steun voor de Europese economische en monetaire unie met één enkele munteenheid, de euro, op het hoogste niveau ooit staat, met 80 % in de eurozone en 72 % in de EU als geheel;

J.

overwegende dat de ECB verantwoording moet afleggen aan het Europees Parlement als de instelling die de burgers van de EU vertegenwoordigt;

Algemeen overzicht

1.

maakt zich grote zorgen over de niet-uitgelokte Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne en de ernstige, onvoorspelbare en langdurige gevolgen daarvan voor de Europese economie en samenleving, met name voor de meest blootgestelde en kwetsbare groepen, zoals kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) en huishoudens met een lager inkomen;

2.

benadrukt dat ongekende crises om ongekende, innovatieve en dappere beslissingen over het monetaire beleid vragen;

3.

is zich bewust van de onzekerheid en complexiteit die aan het monetaire beleid ten grondslag liggen; uit zijn diepe bezorgdheid over de historisch hoge inflatie; is ingenomen met de vastberadenheid van de ECB om actie te ondernemen wanneer dat nodig is om de financiële stabiliteit te waarborgen;

4.

herinnert eraan dat het primaire mandaat van de ECB is de prijsstabiliteit te handhaven;

5.

erkent dat de ECB de prijzen zou kunnen verlagen door via haar monetaire-beleidsinstrumenten de geaggregeerde vraag sterk te verminderen, maar dat tegelijkertijd moet worden erkend dat dit het risico op negatieve gevolgen voor de groei en de werkgelegenheid zou vergroten;

6.

merkt op dat de huidige inflatie voornamelijk aanbodgestuurd is, met name door de energie- en voedselprijzen, die nu van invloed zijn op de kerninflatie;

7.

merkt voorts op dat traditionele monterairebeleidsinstrumenten een beperkte invloed hebben op inflatie die voornamelijk aanbodgestuurd is;

8.

benadrukt dat de statutaire onafhankelijkheid van de ECB, zoals vastgelegd in de Verdragen, een voorwaarde is voor het vervullen van haar mandaat;

9.

is verheugd dat de Republiek Kroatië in januari 2023 als twintigste lidstaat tot de eurozone is toegetreden;

10.

merkt op dat het begrotings- en monetaire beleid elkaar tijdens de pandemie hebben versterkt, waarbij alle EU-instellingen en lidstaten binnen hun bevoegdheden hebben samengewerkt om een herhaling van de ervaringen tijdens de financiële crisis van 2008 te voorkomen, en herinnert aan de lessen die zijn getrokken uit de oorzaken daarvan en de reactie daarop; benadrukt dat het handhaven van de prijsstabiliteit nu een nog nauwere coördinatie van het begrotingsbeleid en het monetaire beleid vergt, aangezien voor het aanpakken van verstoringen aan de aanbodzijde veerkrachtigere bevoorradingsketens, grotere energiehervormingen, waaronder een verschuiving naar meer hernieuwbare energie, en een voorspelbaar investeringskader nodig zijn; is het eens met de waarschuwing van president Lagarde dat het van essentieel belang is dat de begrotingssteun die wordt gebruikt om huishoudens te beschermen tegen de gevolgen van hogere prijzen tijdelijk en doelgericht is, aangezien dat het risico beperkt dat de inflatoire druk wordt aangewakkerd, waardoor ook de taak van het monetaire beleid om prijsstabiliteit te waarborgen wordt vergemakkelijkt en wordt bijgedragen tot het houdbaar houden van de schuld (3);

11.

is ingenomen met de verklaring van president Lagarde dat de huidige geopolitieke crisis betekent dat we vooruitgang moeten boeken op het gebied van fiscale integratie in de EU; juicht het toe dat de ECB zich onverminderd hard maakt voor de snelle voltooiing van de bankenunie, en wijst op de risico’s indien zich hierbij ernstige vertragingen zouden voordoen; stelt vast dat de ECB zich hard maakt voor de totstandbrenging van een volwaardig Europees depositoverzekeringsstelsel (EDIS); erkent dat risicodeling en risicovermindering onderling verbonden zijn en dat institutionele beschermingsregelingen een belangrijke rol spelen bij het beschermen en stabiliseren van instellingen die er lid van zijn; is ingenomen met de vooruitgang die tot dusver is geboekt bij het terugdringen van niet-renderende leningen;

12.

verzoekt de ECB de ontwikkelingen te blijven volgen en regelmatig informatie te publiceren over de internationale rol van de euro; onderstreept dat het voor een sterkere rol van de euro nodig is de Europese economische en monetaire unie te verdiepen en te voltooien, teneinde de daadwerkelijke en als zodanig opgevatte kwetsbaarheid van de eurozone voor macro-economische schokken te verminderen; merkt op dat het aantrekkelijker maken van de euro als reservemunt het internationale gebruik ervan verder zal bevorderen en de EU in staat zal stellen om haar beleidsstandpunt onafhankelijk te bepalen, wat van essentieel belang is voor het waarborgen van de Europese economische soevereiniteit;

Monetair beleid

13.

vindt het verontrustend dat de inflatie in de eurozone recordhoogten heeft bereikt, met een gemiddelde inflatie van 8,4 % voor 2022; benadrukt dat de algemene inflatie in oktober 2022 naar een recordhoogte van 10,6 % is gestegen en tegen december 2022 gedaald is tot 9,2 %; benadrukt dat energie verreweg de belangrijkste aanjager van de inflatie is (40,8 %), gevolgd door de voedselprijzen (11,8 %); merkt op dat de ECB een algemene inflatie verwacht van 6,3 % in 2023, 3,4 % in 2024 en 2,3 % in 2025, met het risico dat deze hoger uitvalt door verstoringen in de energie- en voedselvoorziening; merkt op dat de inflatie momenteel veel hoger ligt dan de doelstelling van de ECB van 2 %; merkt op dat de kerninflatie momenteel 5,2 % bedraagt; herinnert eraan dat het primaire mandaat van de ECB is de prijsstabiliteit te handhaven;

14.

brengt in herinnering dat bij de strategische evaluatie van de ECB de oriëntatie van de inflatiedoelstelling op middellange termijn is bevestigd en een symmetrische inflatiedoelstelling van 2 % op middellange termijn is vastgesteld; verzoekt de ECB zich gedurende deze middellange termijn, ook tijdens de huidige crisis, nauwgezet op de inflatie te richten; verzoekt de ECB het begrip “middellange termijn” te definiëren;

15.

neemt kennis van de recente monetairebeleidsbeslissingen van de ECB om de rentevoeten te verhogen, en wel met 50 basispunten in juli, 75 basispunten in september, 75 basispunten in november, 50 basispunten in december 2022 en 50 basispunten in februari 2023; merkt op dat de huidige rentevoet 3,0 % bedraagt; neemt kennis van de verklaring van president Lagarde dat de ECB voornemens is de rentevoeten in de komende vergaderingen nog verder te verhogen totdat de inflatie is verlaagd tot het streefniveau; merkt op dat de nominale rente onder het neutrale tarief moet blijven;

16.

merkt opdat de ECB over instrumenten beschikt om de geaggregeerde vraag te verminderen, teneinde de inflatie op middellange termijn terug te dringen tot het streefniveau; maakt zich zorgen over de gevolgen van dergelijke beleidsbeslissingen voor de groei en de werkgelegenheid, en vindt dat deze gevolgen in de evenredigheidsbeoordeling aan bod moeten komen; nodigt de ECB uit om gezien de hoge mate van onzekerheid een evenwichtigere en geleidelijkere aanpassing van het beleid te overwegen; roept op om toekomstige beleidsbeslissingen over rentevoeten beter te motiveren;

17.

herinnert eraan dat de Russische agressie in Oekraïne en de afhankelijkheid van ingevoerde fossiele brandstoffen verantwoordelijk zijn voor een groot deel van de recente scherpe prijsstijging, waarbij de algemene inflatie de scherpe stijging van de olie- en gasprijzen weerspiegelt; merkt op dat de huidige inflatie voornamelijk aanbodgestuurd is; merkt voorts op dat traditionele monterairebeleidsinstrumenten een beperkte invloed hebben op inflatie die voornamelijk gestuurd wordt door energie- en voedselprijzen; merkt op dat de ECB herhaaldelijk heeft erkend dat het verhogen van de rentevoeten de energieprijzen niet zal doen dalen of de inflatie op korte termijn niet zal beïnvloeden;

18.

maakt zich ernstige zorgen over het risico op versnippering gezien de uiteenlopende inflatieniveaus in de landen van de eurozone, van 25,2 % in Estland tot 6,6 % in Frankrijk in augustus 2022; is van oordeel dat dit het uniforme karakter van het monetaire beleid van de ECB en het transmissiemechanisme ervan in gevaar brengt;

19.

is bezorgd over het feit dat de winsten onlangs een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de totale binnenlandse inflatie, meer dan hun historische bijdrage, zoals opgemerkt door directielid Isabel Schnabel (4); dringt er bij de ECB op aan regelmatig gegevens te publiceren over de bijdrage van winsten aan de inflatie; merkt op dat monetair beleid niet het juiste antwoord is op deze aan de inflatie bijdragende factor, namelijk buitensporige marktmacht, die beter door ander beleid kan worden aangepakt;

20.

verzoekt de ECB een geloofwaardige communicatiestrategie te ontwikkelen die ondersteund wordt door snelle en tastbare maatregelen om de Europese burgers te tonen dat de inflatie op middellange termijn zal afnemen; maakt zich ernstige zorgen over het feit dat de inflatieverwachtingen van consumenten voor de komende twaalf maanden en de mediane inflatieverwachting voor de komende drie jaar met respectievelijk 5,0 % en 2,9 % ver boven het streefniveau liggen (5); merkt met bezorgdheid op dat dit erop wijst dat de inflatieverwachtingen ontankerd worden; merkt op dat het beïnvloeden van de inflatieverwachtingen wordt gezien als een van de belangrijkste redenen voor het verhogen van de rentevoeten door de ECB; dringt er bij de ECB op aan de rol van inflatieverwachtingen en de manier waarop deze worden beïnvloed door de aankondigingen en maatregelen van de ECB verder te onderzoeken;

21.

wijst erop dat er geen academische consensus bestaat over de rol van inflatieverwachtingen in de inflatiecijfers;

22.

is met name verontrust over het feit dat de recente verslechtering van de wisselkoers tussen de euro en de Amerikaanse dollar in hoge mate heeft bijgedragen aan de inflatie van de energieprijzen; stelt vast dat de recente daling van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar daarom bijdraagt tot de inflatie van de energieprijzen, aangezien energiederivaten in Amerikaanse dollar worden verhandeld;

23.

merkt op dat het IMF, in zijn World Economic Outlook voor 2022, heeft geconcludeerd dat de risico’s op een loonspiraal beperkt zijn; merkt op dat veerkrachtige arbeidsmarkten en een kleine inhaalslag ter compensatie van het koopkrachtverlies waarschijnlijk zullen bijdragen aan een sterke loongroei; dringt er bij de ECB op aan dit risico nauwlettend in de gaten te houden;

24.

is bezorgd over het feit de ECB zich in haar onderpandkader blijft verlaten op particuliere kredietbeoordelaars voor overheidsratings; roept de ECB nogmaals op zich daar niet langer op te verlaten;

25.

benadrukt dat een gelijkmatige transmissie van het monetaire beleid essentieel is voor de uitvoering van het prijsstabiliteitsmandaat van de ECB; onderstreept dat buitensporige verschillen tussen de rendementen op overheidsobligaties ervoor zorgen dat de kredietvoorwaarden niet consistent zijn met de uniforme transmissie van het monetaire beleid; neemt kennis van het besluit van de ECB van 15 juni 2022 om flexibiliteit toe te passen bij het herinvesteren van bedragen die in het kader van het pandemie-noodaankoopprogramma worden afgelost; neemt kennis van de lancering van het Transmission Protection Instrument om doeltreffende transmissie van het monetaire beleid in de hele eurozone te ondersteunen;

26.

merkt op dat de combinatie van goedkope gerichte langerlopende herfinancieringstransacties (TLTRO’s) en hogere rentevoeten de Europese banken in staat stelt miljarden extra winst te maken; is ingenomen met het besluit van de ECB tijdens haar vergadering van oktober om deze arbitrage te voorkomen;

27.

is bezorgd over het gebrek aan coördinatie van het monetaire beleid tussen grote centrale banken over de hele wereld; is voorts bezorgd dat een cyclus van gelijktijdige renteverhogingen overal ter wereld zal leiden tot een ongekende verstrakking van de monetairebeleidsvoorwaarden; verzoekt de ECB een internationale dialoog met andere centrale banken op gang te brengen;

Secundaire doelstellingen

28.

herinnert eraan dat de president van de ECB tijdens de monetaire dialoog van november 2021 heeft gezegd dat onder meer economische ontwikkeling, respect voor het milieu en de strijd tegen de klimaatverandering uiteraard secundaire doelstellingen zijn, en dat daarmee natuurlijk rekening moet worden gehouden, vooral als die secundaire doelstellingen duidelijk door andere instellingen, en met name door het Europees Parlement, worden geformuleerd; stelt voor deze resolutie aan te grijpen om de ECB input te verschaffen over de secundaire doelstellingen (6);

29.

herinnert eraan dat de ECB, onverminderd het doel van prijsstabiliteit, uit hoofde van het VWEU ondersteuning moet bieden aan het algemene economische beleid van de Unie overeenkomstig artikel 3 van het VEU; wijst erop dat er een duidelijke hiërarchie bestaat tussen de doelstellingen van de ECB;

30.

merkt op dat het monetaire beleid van de ECB dat gericht is op de verwezenlijking van haar primaire mandaat onderworpen is aan een evenredigheidsbeoordeling; merkt op dat in de evenredigheidsbeoordeling rekening wordt gehouden met de gevolgen van monetaire beleidsmaatregelen voor de ruimere economie en het economisch beleid, die in dit deel aan bod komen; benadrukt dat de ECB, wanneer zij moet kiezen tussen verschillende beleidsmaatregelen die even bevorderlijk zijn voor de prijsstabiliteit, de beleidsmaatregelen zal kiezen die het algemene economische beleid van de EU het best ondersteunen (7);

31.

verzoekt de ECB om in haar jaarverslag een specifiek hoofdstuk te wijden aan hoe zij haar secundaire doelstellingen heeft geïnterpreteerd en hoe zij hiernaar heeft gehandeld, alsook aan de gevolgen van haar monetaire beleid voor het algemene economische beleid van de EU;

32.

is van mening dat een hoog niveau van op sociaal, economisch en milieugebied duurzame groei en een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen die gericht is op volledige werkgelegenheid belangrijke economische doelstellingen zijn; herinnert aan het belang van de Europese pijler van sociale rechten; benadrukt dat deze doelstellingen het best worden verwezenlijkt wanneer de vrije markt actief is in een stabiele macro-economische omgeving op basis van voorspelbare prijsniveaus;

33.

wijst op de sleutelrol die kmo’s spelen in de economie van de EU, alsook bij de economische en sociale convergentie, de werkgelegenheid en de uitvoering van de digitale en de groene transitie;

34.

stelt voor dat de ECB in het kader van haar evenredigheidsbeoordeling ermee rekening houdt dat de kosten van haar monetairebeleidsoperaties niet onevenredig mogen worden gedragen door lagere-inkomenslagen en de kwetsbaarste groepen, en dat zij de gevolgen van haar monetairebeleidsoperaties voor deze groepen beoordeelt, rekening houdend met het feit dat vermogens- en inkomensongelijkheid de doeltreffendheid van monetairebeleidsoperaties negatief beïnvloedt (8);

35.

verzoekt de ECB zich als onafhankelijke instelling te blijven onthouden van politiek gemotiveerde besluiten bij de uitoefening van haar mandaat;

Maatregelen tegen klimaatverandering

36.

merkt op dat prijsstabiliteit en een stabiel macro-economisch klimaat nodig zijn om groene investeringen aan te moedigen en zouden helpen om onder meer de juiste voorwaarden te scheppen voor de uitvoering van de Overeenkomst van Parijs; roept de ECB op te beoordelen in hoeverre de klimaatverandering van invloed is op haar vermogen om de prijsstabiliteit te handhaven;

37.

herinnert eraan dat de ECB, als EU-instelling, gebonden is aan de toezeggingen van de EU in het kader van de Overeenkomst van Parijs;

38.

neemt kennis van het besluit van de raad van bestuur om aanvullende stappen te zetten om klimaatveranderingsoverwegingen te integreren in het kader voor monetair beleid van het Eurosysteem;

39.

stelt vast dat het concept van marktneutraliteit verband houdt met het beginsel van een open markteconomie met vrije mededinging; verzoekt de ECB, met inachtneming van haar onafhankelijkheid, marktfalen aan te pakken en zorg te dragen voor een doelmatige allocatie van middelen over een langere termijn, en daarbij zo apolitiek mogelijk te blijven en het beginsel van marktneutraliteit te eerbiedigen; stelt vast dat de ECB al vaker van het beginsel van marktneutraliteit is afgeweken; benadrukt dat dergelijke besluiten niet ten koste mogen gaan van het verwezenlijken van de primaire doelstelling van de ECB;

40.

neemt kennis van de aankondiging van de ECB dat zij haar portefeuille van bedrijfsobligaties koolstofvrij gaat maken door haar portefeuille actief te beheren; benadrukt dat de programma’s van de ECB voor de aankoop van activa ongebruikelijk monetair beleid vormen en uitsluitend mogen worden ingezet in ongekende economische omstandigheden; benadrukt voorts dat deze deelnemingen een bijproduct zijn van de strijd tegen de lage inflatie in het verleden en dat het doen van investeringen geen doelstelling van monetair beleid vormt;

41.

wijst voorts op de aankondiging over de vergroening van het onderpandkader van de ECB, hetgeen zal helpen om het financiële risico op de balans van de ECB te verminderen;

42.

is ingenomen met de aankondiging van de ECB om de risicobeoordelingsinstrumenten en -capaciteit van het Eurosysteem verder te verbeteren teneinde beter rekening te houden met klimaat- en milieugerelateerde risico’s, bijvoorbeeld via haar eigen interne kredietbeoordelingssystemen; is in het bijzonder ingenomen met de samenwerking van de ECB met kredietbeoordelaars om de transparantie te vergroten over de manier waarop zij klimaatrisico’s in hun beoordelingen integreren en met haar ambitie op het gebied van openbaarmakingsvereisten over klimaatrisico’s;

43.

is ingenomen het actieplan en de gedetailleerde routekaart van de ECB voor maatregelen in verband met de klimaatverandering, die erop gericht zijn klimaatveranderingsoverwegingen beter in haar beleidskader en -modellen te integreren;

44.

verwelkomt de stresstest in verband met klimaatrisico’s van de ECB, die ontwikkeld is om de veerkracht van banken en bedrijven ten aanzien van de risico’s van de klimaattransitie te beoordelen; stelt vast dat uit de op 8 juli 2022 gepubliceerde resultaten blijkt dat de meeste banken niet over robuuste kaders voor stresstests in verband met klimaatrisico’s beschikken en relevante gegevens missen; verzoekt de ECB werkbare richtsnoeren te verstrekken en de bureaucratie te verminderen; wijst erop dat bankentoezicht risicogebaseerd moet zijn en niet mag worden gestuurd door secundaire overwegingen; roept banken op dringend meer inspanningen te leveren om klimaatrisico’s te meten en te beheersen;

45.

wijst erop dat de ECB erin is geslaagd haar eigen koolstofuitstoot tussen 2020 en 2021 met 10,7 % te verminderen;

Transparantie, verantwoordingsplicht, gendergelijkheid en andere aspecten

46.

benadrukt dat de regelingen van de ECB inzake verantwoordingsplicht en transparantie verder moeten worden aangescherpt; wijst erop dat de ECB haar instrumentarium en doelstellingen weliswaar heeft uitgebreid tot meer dan inflatie, maar dat zij haar verantwoordingspraktijken slechts gedeeltelijk verder heeft ontwikkeld; kijkt uit naar de schriftelijke formalisering van de huidige verantwoordingspraktijken tussen de ECB en het Europees Parlement; roept de ECB nogmaals op om haar verantwoordingsplicht ten aanzien van het Europees Parlement te versterken;

47.

is ingenomen met de inhoudelijke en gedetailleerde feedback van de ECB in reactie op de resolutie van het Parlement over haar jaarverslag 2020; verzoekt de ECB zich te blijven inzetten voor verantwoording en elk jaar haar schriftelijke feedback op de resoluties van het Parlement over de jaarverslagen van de ECB te blijven publiceren;

48.

verzoekt de ECB beter verslag uit te brengen, ook schriftelijk, over de standpunten die zij inneemt in het Bazels Comité voor bankentoezicht;

49.

is ingenomen met het nieuwe communicatiebeleid van de ECB, dat toegankelijkere manieren omvat om de beleidsbeslissingen van de ECB uit te leggen en te presenteren aan het publiek en belanghebbenden;

50.

is ingenomen met de aandacht die de ECB besteedt aan de risico’s van cyberaanvallen; spoort de ECB aan daar aandacht aan te blijven besteden, met name gezien de geopolitieke context;

51.

verzoekt de ECB haar monitoring van de ontwikkeling van cryptovaluta en de daaraan verbonden risico’s op het gebied van cyberbeveiliging, witwaspraktijken, terrorismefinanciering en andere criminele activiteiten die verband houden met de door cryptoactiva geboden anonimiteit te intensiveren; wijst in dit verband op de inwerkingtreding van de verordening betreffende markten in cryptoactiva;

52.

betreurt dat de directie en de raad van bestuur van de ECB slechts twee vrouwelijke leden tellen; herhaalt dat bij de nominaties voor de directie voor genderevenwicht moet worden gezorgd, en dat shortlists van kandidaten aan het Parlement moeten worden voorgelegd; betreurt ten zeerste dat de lidstaten, in plaats van shortlists van kandidaten te verstrekken, onlangs een aantal kandidaten hebben voorgedragen dat overeenkomt met het aantal vacante posten; brengt in herinnering dat het Parlement zich ertoe verbonden heeft geen shortlists in overweging te nemen waarop het beginsel van genderevenwicht niet wordt gerespecteerd, in overeenstemming met zijn resolutie over genderevenwicht bij benoemingen in de EU op het gebied van economische en monetaire zaken; verzoekt de lidstaten van de eurozone hun steentje bij te dragen en het beginsel van genderevenwicht volledig te integreren in hun benoemingsprocedures, teneinde gelijke kansen voor alle genders voor de functie van president van een nationale centrale bank te garanderen;

53.

betreurt dat het gebrek aan genderevenwicht ook in de rest van de organisatiestructuur van de ECB blijft bestaan, met name wat betreft het aandeel vrouwen in hogere managementfuncties; merkt op dat uit de recentste beschikbare statistieken uit 2019 blijkt dat het aandeel vrouwen in alle managementfuncties van de ECB is gestegen tot 30,3 % en in haar hogere managementfuncties tot 30,8 %; is ingenomen met de nieuwe strategie van de ECB om het genderevenwicht te verbeteren, met inbegrip van de doelstelling om het aandeel vrouwen tegen 2026 tot tussen de 40 en 51 % te verhogen; roept de ECB op om in het kader van haar jaarverslag verslag uit te brengen over de vooruitgang op dit gebied;

54.

steunt de doelstelling van de ECB om de vertegenwoordiging van vrouwen te verhogen door vrouwen aan te moedigen een loopbaan op dit gebied na te streven; is derhalve ingenomen met initiatieven zoals de “Women in Economics”-beurs van de ECB;

55.

neemt kennis van de personeelsregels van de ECB met betrekking tot potentiële belangenconflicten, en dringt aan op de ambitieuze toepassing ervan; neemt voorts kennis van de lopende herziening van haar ethisch kader; wijst op het besluit van de Europese Ombudsman van 26 oktober 2022, waarin aanbevelingen ter zake worden gedaan, met name wat betreft “draaideuren” bij de ECB, na een recent geval waarin een senior econoom naar een Amerikaanse investeringsbank is overgestapt (9); dringt er bij de ECB op aan de voorziene afkoelingsperiode voor hogere salarisschijven uit te breiden naar medewerkers in lagere salarisschalen;

56.

dringt er bij de ECB op aan een strategie te ontwikkelen voor de omgang met lobbyisten en de transparantie van contacten van het personeel buiten de raad van bestuur te vergroten;

57.

is ingenomen met het feit dat het aantal valse eurobiljetten in 2021 tot het laagste niveau sinds 2003 is gedaald (12 per miljoen); verzoekt de ECB de strijd tegen valsemunterij op te voeren en haar samenwerking met Europol, Interpol en de Europese Commissie te versterken om dit doel te bereiken; verzoekt de ECB om, zonder afbreuk te doen aan de prerogatieven van de lidstaten, een systeem voor beter toezicht op grote transacties op te zetten om het witwassen van geld, belastingontduiking en de financiering van terrorisme en georganiseerde criminaliteit te bestrijden;

58.

is ingenomen met de vooruitgang die de ECB boekt op het gebied van het project voor de digitale euro en met de dialoog met het Parlement op dit gebied; kijkt uit naar het einde van de 24 maanden durende onderzoeksfase van het project voor de digitale euro en naar het besluit van de raad van bestuur over de start van het proces voor de invoering van de digitale euro zodra de medewetgevers op basis van het komende voorstel van de Commissie de rechtsgrondslag daarvoor hebben verschaft;

59.

wijst op de verwachte voordelen, zoals grotere efficiëntie en meer financiële inclusie; is het met de ECB eens dat een digitale euro aan een reeks minimumvereisten zou moeten voldoen, zoals robuustheid, veiligheid, efficiëntie en bescherming van de privacy; benadrukt dat een digitale euro contant geld als betaalmiddel kan aanvullen, maar niet mag vervangen;

60.

verzoekt de ECB bij het ontwerpen van de digitale euro terdege rekening te houden met de risico’s voor de bankensector en de algemene kredietverlening aan de reële economie;

61.

betreurt het besluit van de ECB ten zeerste om Amazon te betrekken bij het testen van interfaceprototypen voor een digitale euro; benadrukt dat dit bedrijf een potentiële concurrent is op dit gebied en dat het bedrijf daarom niet in een dergelijke positie zou mogen worden geplaatst, vooral omdat het geen financiële vergoeding ontvangt voor deze opdracht; benadrukt voorts dat het uitbesteden van de infrastructuur voor de digitale euro aan een Amerikaans technologiebedrijf de strategische autonomie van de EU verzwakt;

62.

roept op tot de verdere versterking van het interne kader van de ECB voor klokkenluiders, teneinde het in overeenstemming te brengen met de klokkenluidersrichtlijn van de EU (10);

63.

stelt de oprichting voor van een onafhankelijk evaluatiebureau naar het voorbeeld van dat van het IMF, dat het beleid van de ECB zou kunnen evalueren en effectbeoordelingen van verschillende beleidsopties zou kunnen uitvoeren, zonder afbreuk te doen aan de onafhankelijkheid van de ECB;

o

o o

64.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1)PB C 23 van 21.1.2021, blz. 105.

(2)PB C 479 van 16.12.2022, blz. 75.

(3) Inleidende opmerkingen bij de monetaire dialoog van 26 september 2022: https://www.ecb.europa.eu/press/key/date/2022/html/ecb.sp220926_1~0bd6fcc86c.nl.html

(4) Toespraak van Isabel Schnabel over de mondialisering van de inflatie: https://www.ecb.europa.eu/press/key/date/2022/html/ecb.sp220511_1~e9ba02e127.nl.html

(5) https://www.ecb.europa.eu/press/pr/date/2023/html/ecb.pr230112~6cfbeda491.nl.html

(6) Bladzijde 15 van het proces-verbaal van de monetaire dialoog van november 2021: https://www.ecb.europa.eu/press/key/date/2021/html/ecb.sp211115_annex_1~d1ef2075bb.nl.pdf

(7) https://www.ecb.europa.eu/press/key/date/2022/html/ecb.sp220324~61c5afb6b9.nl.html

(8) https://www.bis.org/publ/othp50.htm

(9) https://www.ombudsman.europa.eu/nl/decision/en/162341

(10) Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden (PB L 305 van 26.11.2019, blz. 17).