Home

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op niet voor de weg bestemde mobiele machines die deelnemen aan het verkeer op de openbare weg en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1020

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op niet voor de weg bestemde mobiele machines die deelnemen aan het verkeer op de openbare weg en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1020

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Brussel, 30.3.2023

COM(2023) 178 final

2023/0090(COD)

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op niet voor de weg bestemde mobiele machines die deelnemen aan het verkeer op de openbare weg en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1020 (Voor de EER relevante tekst)

{SEC(2023) 145 final} - {SWD(2023) 64 final} - {SWD(2023) 65 final} - {SWD(2023) 66 final}

TOELICHTING

Dit voorstel heeft tot doel een leemte in de EU-wetgeving voor niet voor de weg bestemde mobiele machines op te vullen. Niet voor de weg bestemde mobiele machines vormen een brede categorie machines die met middelen voor de eigen voortstuwing zijn uitgerust. Deze machines worden regelmatig gebruikt in bepaalde sectoren of voor specifieke doeleinden, bijvoorbeeld als hulpapparatuur voor de bouw, landbouw, tuinen, gemeentelijke diensten of goederenbehandeling. Veel technische aspecten van niet voor de weg bestemde mobiele machines zijn op EU-niveau geharmoniseerd (bv. de veiligheid van machines, elektromagnetische compatibiliteit, geluidsemissies tijdens de uitvoering van werkzaamheden, uitlaatemissies enz.). Bovendien moet met een aantal van die machines soms aan het verkeer op de openbare weg worden deelgenomen, meestal om de machines van de ene werkplek naar de andere te verplaatsen, zodat zij ook voor dat doel in de Unie op de markt worden gebracht. Het vaststellen van voorschriften, bijvoorbeeld op het gebied van de veiligheid, uitsluitend voor deelname van mobiele machines aan het verkeer op de openbare weg behoort echter nog steeds tot de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten.

Het feit dat er momenteel verschillende nationale regelgevingsstelsels bestaan, leidt tot extra kosten en administratieve lasten voor de sector van niet voor de weg bestemde mobiele machines. Uit een door de Europese Commissie in 2019 uitgevoerde kosten- en batenanalyse is gebleken dat het vaststellen van uniforme voorschriften op EU-niveau de sector zou kunnen helpen om 18 % tot 22 % aan nalevingskosten te besparen. Dit voorstel zou alle belanghebbenden over een periode van 10 jaar naar verwachting in totaal 846 miljoen EUR aan besparingen kunnen opleveren. Aangezien de administratieve kosten worden geraamd op 4 % van het totaal, wordt de totale administratieve besparing berekend op 3,38 miljoen EUR per jaar. Met name de noodzaak om bij het ontwerpen, testen en produceren van deze machines aan de verschillende nationale voorschriften voor het wegverkeer te voldoen, brengt extra kosten voor fabrikanten met zich mee. Het ontbreken van harmonisatie vertraagt de invoering van nieuwe producten in de EU en vormt een belemmering voor de toegang tot de markt (met name voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s)). Ook belemmert dit het verkeer van mobiele machines binnen de EU. Het huidige voorstel heeft tot doel deze situatie aan te pakken door geharmoniseerde voorschriften voor niet voor de weg bestemde mobiele machines vast te stellen teneinde de eengemaakte markt te versterken en tegelijkertijd een hoog niveau van verkeersveiligheid te waarborgen.

Het voorstel is niet van invloed op de toepasselijkheid van andere Uniewetgeving die van toepassing is op niet voor de weg bestemde mobiele machines, en vormt onder meer een aanvulling op de wetgeving van de Unie met betrekking tot:

  1. essentiële gezondheids- en veiligheidseisen in verband met het ontwerp en de constructie van machines, zoals Richtlijn 2006/42/EG;

  2. verontreinigende emissies van niet voor de weg bestemde machines, zoals Verordening (EU) 2016/1628;

  3. geluidsemissies, zoals Richtlijn 2000/14/EG;

  4. elektromagnetische compatibiliteit, zoals Richtlijn 2014/30/EU of Richtlijn 2014/53/EU.

De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Het voorstel beoogt een geharmoniseerd regelgevingskader voor niet voor de weg bestemde mobiele machines te creëren ter vervanging, na een overgangsperiode, van de verschillende regelgevingsstelsels die momenteel in de lidstaten bestaan. Het voorstel strekt ertoe de werking van de eengemaakte markt te verbeteren en tegelijkertijd een hoog niveau van verkeersveiligheid te waarborgen. De verschillende regelgevingsstelsels in de lidstaten hebben tot discrepanties binnen de eengemaakte markt geleid, zijn een economische en administratieve last en vormen belemmeringen voor het vrije verkeer van niet voor de weg bestemde mobiele machines. Het harmoniseren van de veiligheidsvoorschriften voor het wegverkeer van niet voor de weg bestemde mobiele machines en het waarborgen van het vrije verkeer ervan is alleen mogelijk op EU-niveau.

Zonder EU-optreden zal de eengemaakte markt gefragmenteerd blijven, wat zal leiden tot steeds verder uiteenlopende voorschriften voor het wegverkeer van mobiele machines in de EU.

Totstandbrenging van een EU-typegoedkeuringskader voor mobiele machines en een overeenkomstig kader voor markttoezicht is de enige manier waarop een eerlijkere en diepere eengemaakte markt voor de sector tot stand kan worden gebracht. Deze resultaten zouden niet in vergelijkbare mate door nationale wetgeving kunnen worden bereikt. De verschillende benaderingen op nationaal niveau creëren immers toegangsbelemmeringen voor fabrikanten die in de ene lidstaat gevestigd zijn en naar andere lidstaten willen uitvoeren. Dit betekent dat die fabrikanten hun producten moeten afstemmen op de specifieke nationale voorschriften in elke lidstaat en de daarmee gepaard gaande regelgevingskosten moeten dragen.

Het gebruik van een verordening wordt passend en noodzakelijk geacht omdat dit garanties biedt ten aanzien van de rechtstreekse en geharmoniseerde toepassing van de procedures en voorschriften die via deze wetgevingshandeling worden vastgesteld. Een richtlijn met omzettingsvoorschriften zou het risico met zich meebrengen dat er aanzienlijke middelen van nationale overheden worden gebruikt zonder dat dit toegevoegde waarde op het gebied van de verkeersveiligheid zou opleveren. De technische en gedetailleerde aard van de harmonisatie en de frequente aanpassing aan de technische vooruitgang beperken de praktische mogelijkheden voor nationale overheden om van de bepalingen van dit voorstel af te wijken.

  • het Europees Parlement en de Raad leggen de fundamentele bepalingen en het toepassingsgebied volgens de gewone wetgevingsprocedure vast in een verordening overeenkomstig van artikel 114 VWEU;

  • de op de fundamentele bepalingen gebaseerde gedetailleerde technische specificaties worden vastgelegd in gedelegeerde handelingen die door de Commissie worden vastgesteld overeenkomstig artikel 290 VWEU; en

  • uitvoeringshandelingen met de administratieve bepalingen, zoals het model voor het inlichtingenformulier en de typegoedkeuringscertificaten, het conformiteitscertificaat enz., worden door de Commissie vastgesteld overeenkomstig artikel 291 VWEU.

Over dit dossier hebben in de voorbije jaren diverse raadplegingen plaatsgevonden:

In 2016 zijn enquêtes gehouden onder 35 belanghebbenden, als input voor een studie over de EU-harmonisatie van de voorschriften voor het wegverkeer van niet voor de weg bestemde mobiele machines 12 .

In 2017 is feedback over de aanvangseffectbeoordeling ontvangen 13 en is een workshop georganiseerd om standpunten van de nationale autoriteiten (ministeries van vervoer) over de mogelijke beleidsopties te verzamelen.

In 2018 is een tweede workshop georganiseerd ten behoeve van een diepgaander debat over de voorkeursoptie en het initiëren van een discussie over de technische voorschriften 14 .

In 2019 zijn enquêtes onder negentig belanghebbenden gehouden als input voor een in 2019 uitgevoerde kosten-batenanalyse 15 , is tussen mei en september 2019 via EUSurvey een gerichte raadpleging voor de lidstaten in 23 EU-talen gehouden 16 en is in december 2019 een workshop voor autoriteiten van de lidstaten, technische diensten, aangemelde instanties en organisaties van belanghebbenden in heel Europa georganiseerd om de resultaten van de kosten-batenanalyse en de gerichte raadpleging te delen en de beleidsopties, het toepassingsgebied en de technische voorschriften verder te bespreken 17 .

In 2020 werd via EUSurvey een openbare raadpleging in 23 EU-talen gehouden, die gedurende twaalf weken (van november 2020 tot februari 2021) was geopend 18 .

In 2021 is een workshop met alle belangrijke belanghebbenden georganiseerd om de belangrijkste bevindingen van de openbare raadpleging te delen en vooruitgang te boeken op het gebied van beleidsopties, toepassingsgebied en technische voorschriften 19 .

In 2022 is een workshop met alle belangrijke belanghebbenden georganiseerd om feedback te verzamelen over de voornaamste kenmerken van het in voorbereiding zijnde wetgevingsvoorstel voor de goedkeuring voor deelname aan het wegverkeer van niet voor de weg bestemde mobiele machines 20 .

Daarnaast werden verschillende bilaterale bijeenkomsten met belanghebbenden georganiseerd om een grondigere analyse van bepaalde aspecten van het dossier te kunnen maken.

Hieronder volgt een vergelijking van de (meerderheids)standpunten van belanghebbenden over de beleidsopties:

Beleidsoptie

Goedkeuringsinstanties van lidstaten op het gebied van het wegverkeer

Fabrikanten en distributeurs

Verhuurbedrijven en eindgebruikers

Technische diensten

BO 0: Basisscenario

-

-

-

-

BO 1a: Typegoedkeuring

-

-

-

Voorkeur

BO 1b: Vereenvoudigde typegoedkeuring

Voorkeur

Voorkeur

Voorkeur

-

BO 2: CE-markering

-

-

-

-

Richtlijn

-

-

-

-

Verordening

Voorkeur

Voorkeur

Voorkeur

Voorkeur

Verplicht

Voorkeur: eerst facultatief en later verplicht

-

-

Voorkeur

Facultatief

Voorkeur

Voorkeur

-

Machines met eigen aandrijving en gesleepte machines in toepassingsgebied

-

Voorkeur

-

-

Alleen machines met eigen aandrijving in toepassingsgebied

Voorkeur

-

Voorkeur

-

Geen limiet voor de door het ontwerp bepaalde maximumsnelheid

Voorkeur

-

-

Limiet 40 km/h voor de door het ontwerp bepaalde maximumsnelheid

Voorkeur

-

Voorkeur

-

Een geharmoniseerd vereenvoudigd typegoedkeuringsbeleid voor het wegverkeer zal voor de betrokken belanghebbenden de volgende gevolgen hebben.

  • Fabrikanten en distributeurs zullen: i) gemakkelijker toegang tot de markt hebben; ii) vertragingen in verband met goedkeuringen in verschillende EU-landen kunnen voorkomen; iii) profiteren van een verlaging van de nalevingskosten met een vijfde; iv) hun concurrentievermogen binnen en buiten de EU vergroten.

  • Verhuurbedrijven en eindgebruikers zullen: i) profiteren van een verlaging van de nalevingskosten met een vijfde; ii) machines gemakkelijk over de binnengrenzen van de EU heen kunnen gebruiken en kunnen wederverkopen; iii) meer keuze hebben op het gebied van niet voor de weg bestemde mobiele machines; iv) toegang tot innovatievere ontwerpen hebben.

  • Autoriteiten van lidstaten: zullen zich aan de nieuwe systemen moeten aanpassen, maar dit wordt door de betrokken autoriteiten niet als een probleem of als een aanzienlijke last gezien.

  • Technische diensten: zullen zich aan het nieuwe systeem moeten aanpassen en zullen hun werklast en inkomsten zien toenemen, hoewel dit kan worden beperkt door het feit dat het aantal goedkeuringen waarschijnlijk zal afnemen, aangezien fabrikanten deze procedures slechts in één EU-land zullen hoeven te ondergaan.

  • Weggebruikers: zullen profiteren van geharmoniseerde regels die een hoge verkeersveiligheid in de hele EU waarborgen.

De Raad voor regelgevingstoetsing heeft op 10 december 2021 zijn advies uitgebracht, op grond waarvan deze effectbeoordeling als volgt werd herzien:

Aanbevelingen Raad voor regelgevingstoetsing

Ingevoerde wijzigingen

(B) Samenvatting van de bevindingen

1) In het verslag wordt onvoldoende uitgelegd waarom wederzijdse erkenning niet werkt in deze sector en waarom bevorderen van de eerbiediging van het beginsel van wederzijdse erkenning niet een van de beleidsopties is.

In deel 2, waarin het probleem wordt beschreven, wordt nu nader ingegaan op de vraag waarom wederzijdse erkenning niet werkt in de sector van niet voor de weg bestemde mobiele machines, hoewel de technische regelgeving in deze sector niet is geharmoniseerd op EU-niveau. Daarnaast is de analyse van de redenen waarom wederzijdse erkenning niet werkt en in de toekomst niet zou werken verder uitgebreid in de punten 5.1 en 5.3, waarin wordt uitgelegd waarom bevordering van de praktische toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning is afgewezen als beleidsoptie.

2) Het verslag toont niet overtuigend aan dat een gebrek aan geharmoniseerde regels leidt tot meer ongevallen met niet voor de weg bestemde mobiele machines. Ook wordt niet gerechtvaardigd waarom het initiatief ten behoeve van de verkeersveiligheid gericht is op gelijke voorschriften en technische oplossingen.

In deel 7 wordt beter uitgelegd waarom geharmoniseerde voorschriften het verkeersveiligheidsniveau van niet voor de weg bestemde mobiele machines in de hele EU waarschijnlijk zouden verhogen en waarom voor de verkeersveiligheid gelijke voorschriften en technische oplossingen vereist zijn, en niet alleen voldoende strenge voorschriften. Dit ondersteunt de keuze voor de voorkeursoptie, aangezien de hogere verkeersveiligheidsscore hiervan een belangrijke bepalende factor is.

In de beoordeling van de opties in deel 6 wordt toegelicht hoe dit initiatief specifiek zal bijdragen tot de verkeersveiligheid en wordt gespecificeerd of alle opties de doelstellingen kunnen verwezenlijken. In deel 4 over de specifieke doelstelling wordt ingegaan op het beperktere belang van verkeersveiligheid als doelstelling van het nieuwe beleid en op de vraag hoe de verkeersveiligheid desondanks door de vaststelling van het voorgestelde beleid zou worden verbeterd.

3) Het verslag is onduidelijk over de methode die wordt gebruikt voor het ramen van de kosten en kostenbesparingen. De betrouwbaarheid en robuustheid van de bewijsbasis zijn onduidelijk.

In deel 2 over de probleembeschrijving wordt nu een duidelijk overzicht gegeven van de verschillende kostencategorieën en worden de kosten van elk van de betrokken groepen (fabrikanten, distributeurs, verhuurbedrijven, eindgebruikers en autoriteiten) nader beschreven. Verder wordt in deel 2 uitgelegd hoe de indirecte kosten worden geraamd, besproken of deze realistisch zijn of dreigen te worden overschat, en gespecificeerd welke kosten en besparingen met elkaar in verband staan. In deel 2 en 6, evenals in deze bijlage 1, waarin de betrouwbaarheid van de ramingen en de mogelijke onzekerheden met betrekking tot de bewijsbasis zijn beoordeeld, zijn aanvullende verduidelijkingen toegevoegd over de gebruikte methode voor het ramen van de kosten en kostenbesparingen, de gebruikte informatiebronnen en de belangrijkste aannamen.

4) Het is onduidelijk waarom in het verslag de aanvullende ontwerpelementen niet worden beoordeeld als onderdeel van de belangrijkste beleidsopties. Ook wordt niet uitgelegd in welke mate de beoordeling van de effecten en de keuze van de voorkeursoptie zouden veranderen als deze ontwerpelementen in de analyse in aanmerking zouden zijn genomen.

In deel 6 van het verslag wordt toegelicht waarom aanvullende ontwerpelementen die van invloed zijn op het verplichte karakter en het toepassingsgebied van de geharmoniseerde regels los van de belangrijkste beleidsopties worden beoordeeld. In deel 7 worden ook de gevolgen van de gemaakte keuzes voor deze ontwerpelementen berekend. Met name wordt in deel 7 van het verslag ingegaan op de vraag hoe de geraamde effecten zouden veranderen als er EU- en nationale regels naast elkaar zouden bestaan of als het toepassingsgebied wordt beperkt. Ook wordt verduidelijkt dat de keuze van de voorkeursoptie niet zou veranderen in het licht van deze specifieke ontwerpelementen. De kosten en baten in de gestandaardiseerde tabel in bijlage 3 zijn gewijzigd om rekening te houden met de aanvullende ontwerpelementen die deel uitmaken van de voorkeursoptie.

C) Wat moet worden verbeterd

1) Wederzijdse erkenning

In de probleembeschrijving van deel 2 wordt nader ingegaan op de redenen waarom wederzijdse erkenning niet functioneert in de sector mobiele machines, ook al betreft het een sector met technische regelgeving zonder harmonisatie op EU-niveau, en waarom er bijgevolg geen beleidsoptie is die de praktische toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning beoogt te bevorderen.

2) De probleembeschrijving moet een duidelijk overzicht geven van de verschillende kostencategorieën.

In de probleembeschrijving van deel 2 worden de kosten van fabrikanten als gevolg van vertragingen bij de markttoegang nader beschreven en duidelijk onderscheiden van de directe kosten, en wordt toegelicht hoe deze kosten worden geraamd voor elke betrokken groep (fabrikanten, distributeurs, gebruikers, verhuurbedrijven en autoriteiten). De bijlagen 1 en 4 bevatten meer details over de gegevensbeperkingen en berekeningsmethoden.

3) Waarom geharmoniseerde voorschriften

In deel 6 wordt uitgelegd waarom geharmoniseerde voorschriften het verkeersveiligheidsniveau van mobiele machines in de hele EU waarschijnlijk zouden verhogen en waarom de verkeersveiligheid gelijke voorschriften en technische oplossingen vereist, en niet alleen voldoende strenge voorschriften.

4) Verkeersveiligheid als secundaire doelstelling

In deel 4 wordt duidelijk uiteengezet dat de verkeersveiligheid een secundaire doelstelling is en niet een van de belangrijkste specifieke doelstellingen. In deel 6 wordt verduidelijkt hoe dit initiatief specifiek zal bijdragen tot de verkeersveiligheid en hoe en in welke mate elk van de opties de gestelde doelen kan verwezenlijken.

5) Nieuw beleid versus uitvoeringswetgeving.

In deel 8 wordt verduidelijkt wat er nu wordt besloten, op basis van deze effectbeoordeling, en wat naderhand door middel van uitvoeringswetgeving zal worden besloten.

6) Gebruikte methode voor het kwantificeren van de kosten en besparingen

In deel 6 worden de informatiebronnen en belangrijkste veronderstellingen gepresenteerd, waarop nader wordt ingegaan in de bijlagen 1 en 4, en worden de betrouwbaarheid van de ramingen en de mogelijke onzekerheden met invloed op de bewijsbasis beoordeeld.

7) Beoordeling van aanvullende ontwerpelementen

In deel 6 wordt uitgelegd waarom aanvullende ontwerpelementen die van invloed zijn op het toepassingsgebied en de toepassing van geharmoniseerde regels los van de analyse van de belangrijkste beleidsopties worden beoordeeld, en wordt ingegaan op de manier waarop de effecten zouden veranderen als gevolg van de keuzes die met betrekking tot deze ontwerpelementen worden gemaakt. De kosten- en batentabel in bijlage 4 bevat de aanvullende ontwerpelementen die deel uitmaken van de voorkeursoptie.

Dit initiatief heeft geen gevolgen voor de EU-begroting.

Zodra de gekozen beleidsoptie wordt uitgevoerd, moeten de daadwerkelijke effecten ervan worden gemonitord en worden vergeleken met de doelstellingen en verwachte effecten. Een deskundigengroep van de Commissie zal regelmatig bijeenkomen en expertise uit de sector mobiele machines verzamelen om de toepasbaarheid en uitvoering van deze verordening in alle EU-landen te analyseren.

Voor het verzamelen van de nodige informatie worden ten minste de volgende indicatoren voorgesteld:

  • het aantal EU-goedkeuringen voor nieuwe niet voor de weg bestemde mobiele machines dat in elke lidstaat wordt verleend;

  • het aantal nationale goedkeuringen voor nieuwe mobiele machines dat in elke lidstaat wordt verleend, vergeleken met het gemiddelde aantal nationale goedkeuringen dat in de laatste vijf kalenderjaren voorafgaand aan de toepassing van de nieuwe verordening is verleend;

  • rapportage over verkeersongevallen met mobiele machines door de lidstaten;

  • directe nalevingskosten voor EU-typegoedkeuring voor elk nieuw type machine (deze indicator kan alleen worden beoordeeld door middel van een op enquêtes gebaseerd proces, zoals uitgevoerd in het kader van de effectbeoordeling; het opnieuw uitvoeren van een dergelijke enquête na volledige uitvoering van de nieuwe wetgeving zou een vergelijkend cijfer opleveren); en

  • indirecte kostenbesparingen bij EU-goedkeuring voor elk nieuw type machine (marktvertragingen): door middel van een op enquêtes gebaseerd proces, na volledige uitvoering van de nieuwe wetgeving.

De nieuwe verordening moet binnen vijf jaar na de toepassing ervan worden geëvalueerd.

Voor zover mogelijk volgt het voorstel de structuur van Verordening (EU) nr. 167/2013. De voorgestelde wetgevingshandeling betreft een onderwerp dat onder de Europese Economische Ruimte valt en moet daarom worden uitgebreid tot de EER.

HOOFDSTUK I

In dit hoofdstuk wordt het doel van het voorstel uiteengezet, namelijk:

  • het vaststellen van de technische voorschriften voor de verkeersveiligheid van niet voor de weg bestemde mobiele machines die onder het toepassingsgebied van het voorstel vallen, alsmede de administratieve bepalingen voor de EU-typegoedkeuring van die machines; en

  • het vaststellen van de regels en procedures voor het markttoezicht op niet voor de weg bestemde mobiele machines die onder het toepassingsgebied van de EU-typegoedkeuring overeenkomstig dit voorstel vallen.

Bovendien wordt het toepassingsgebied afgebakend door te bepalen dat het voorstel van toepassing is op niet voor de weg bestemde mobiele machines die in de EU in de handel worden gebracht en door specifieke uitzonderingen op te nemen. In dit hoofdstuk wordt bijvoorbeeld bepaald dat het voorstel niet van toepassing is op individuele goedkeuringen, voertuigen die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 167/2013, Verordening (EU) nr. 168/2013 of Verordening (EU) 2018/858 vallen en niet voor de weg bestemde machines met een door het ontwerp bepaalde maximumsnelheid van meer dan 40 km/h.

Ten slotte bevat artikel 3 definities van de termen die in het voorstel zijn gebruikt.

HOOFDSTUK II

In dit hoofdstuk worden de verplichtingen van de lidstaten, goedkeuringsinstanties en marktdeelnemers (fabrikanten, vertegenwoordigers van fabrikanten, importeurs en distributeurs) vastgesteld.

In het hoofdstuk worden de lidstaten met name verplicht om:

2023/0090 (COD)

  • het in de handel brengen, registreren of in het verkeer brengen uitsluitend toe te staan voor niet voor de weg bestemde mobiele machines die aan de eisen van het voorstel voldoen; en

  • markttoezichtactiviteiten en controles te organiseren en uit te voeren voor niet voor de weg bestemde mobiele machines die in de handel worden gebracht overeenkomstig de hoofdstukken IV, V en VII van Verordening (EU) 2019/1020.

Fabrikanten zijn verplicht ervoor te zorgen dat zij alleen conforme niet voor de weg bestemde machines in de handel brengen.

Verder worden in dit hoofdstuk de technische voorschriften voor de verkeersveiligheid van niet voor de weg bestemde mobiele machines opgenomen. De Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om gedelegeerde handelingen tot nadere bepaling van de gedetailleerde technische voorschriften, procedures en tests vast te stellen.

Ten slotte bevat het hoofdstuk een algemene bepaling die vereist dat niet voor de weg bestemde mobiele machines uitsluitend op de markt worden aangeboden, in gebruik worden genomen of worden geregistreerd indien zij conform zijn.

HOOFDSTUKKEN III-VIII

Deze hoofdstukken bevatten bepalingen over de EU-typegoedkeuringsprocedure en aanverwante kwesties zoals het EU-typegoedkeuringscertificaat, het conformiteitscertificaat en de markeringen.

Meer specifiek zijn er bepalingen over: i) de aanvraag en het informatiedossier die moeten worden ingediend; ii) hoe en wanneer de goedkeuringsinstantie typegoedkeuring moet verlenen; iii) het EU-typegoedkeuringscertificaat en de wijziging hiervan indien nodig; iv) de procedures voor het aantonen van conformiteit met de technische voorschriften; v) de geldigheid van EU-typegoedkeuringen, en vi) de verplichting om een conformiteitscertificaat af te geven en de voorgeschreven plaat met het opschrift aan te brengen.

HOOFDSTUK IX

Dit hoofdstuk bevat bepalingen over het EU-markttoezicht, controles van niet voor de weg bestemde machines die in de handel worden gebracht in de EU, en vrijwaringsprocedures van de EU. In dit hoofdstuk zijn bepalingen van Besluit nr. 768/2008/EG geïntegreerd, en zijn kruisverwijzingen opgenomen naar de recente verordening inzake markttoezicht (Verordening (EU) 2019/1020).

HOOFDSTUK X

Uit hoofde van dit hoofdstuk is de fabrikant verplicht technische informatie te verstrekken die niet afwijkt van de door de goedkeuringsinstantie goedgekeurde gegevens.

HOOFDSTUK XI

In dit hoofdstuk worden de voorschriften voor technische diensten en de procedures voor aanwijzing van die diensten vastgesteld.

HOOFDSTUK XII

Dit hoofdstuk bevat nadere bijzonderheden over de uitoefening van de bevoegdheden van de Commissie om uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig het voorstel.

HOOFDSTUK XIII

Dit hoofdstuk heeft betrekking op een op te richten forum, de wijziging van Verordening (EU) 2019/1020, sancties die kunnen worden toegepast, de rapportage alsmede de data van inwerkingtreding en toepassing.

In dit hoofdstuk is een overgangsbepaling opgenomen op grond waarvan de lidstaten gedurende een periode van acht jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van de verordening nationale wet- en regelgeving kunnen toepassen op de nationale typegoedkeuring van niet voor de weg bestemde mobiele machines waarmee kan worden deelgenomen aan het verkeer op de openbare weg. Wanneer niet voor de weg bestemde machines voldoen aan die nationale wetgeving, komen zij niet in aanmerking voor vrij verkeer.

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op niet voor de weg bestemde mobiele machines die deelnemen aan het verkeer op de openbare weg en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1020 (Voor de EER relevante tekst)

betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op niet voor de weg bestemde mobiele machines die deelnemen aan het verkeer op de openbare weg en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1020

(Voor de EER relevante tekst)

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 22 , Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Het kan voorkomen dat mobiele machines met eigen aandrijving die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad 23 vallen en die ontworpen of gebouwd zijn voor het verrichten van werkzaamheden (“niet voor de weg bestemde mobiele machines”), al dan niet regelmatig, aan het verkeer op de openbare weg moeten deelnemen, meestal om van de ene werkplek naar de andere te worden verplaatst.

  2. Bepaalde aspecten van het ontwerp en de constructie van niet voor de weg bestemde mobiele machines vallen reeds onder harmonisatiewetgeving van de Unie, met name Verordening (EU) 2016/1628 van het Europees Parlement en de Raad 24 , Richtlijn 2000/14/EG van het Europees Parlement en de Raad 25 , Richtlijn 2014/30/EU van het Europees Parlement en de Raad 26 of Richtlijn 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad 27 , en Richtlijn 2006/42/EG.

  3. Wat de veiligheid van mobiele machines betreft, is Richtlijn 2006/42/EG de belangrijkste wetgevingshandeling die van toepassing is op die machines wanneer zij in de Unie in de handel worden gebracht. Die richtlijn bevat essentiële gezondheids- en veiligheidseisen met betrekking tot de functie van het in het terrein verrijden van mobiele machines, zoals vertragen, stoppen en remmen, de bestuurderszitplaatsen, beveiligingssystemen enz. De essentiële gezondheids- en veiligheidseisen van die richtlijn zijn echter alleen bedoeld om de veiligheid tijdens het werk met deze machines te regelen, maar hebben geen betrekking op de veiligheidsaspecten van deze machines wanneer daarmee moet worden deelgenomen aan het verkeer op de openbare weg.

  4. Door het ontbreken van geharmoniseerde regels inzake de verkeersveiligheid van niet voor de weg bestemde mobiele machines worden marktdeelnemers die niet voor de weg bestemde mobiele machines produceren of in de Unie op de markt aanbieden, geconfronteerd met aanzienlijke kosten in verband met de verschillende regelgevingsvoorschriften in de lidstaten. Bovendien wordt de verkeersveiligheid voor die machines niet op uniforme wijze op het gehele grondgebied van de Unie gewaarborgd. Derhalve moeten met betrekking tot de verkeersveiligheid van niet voor de weg bestemde mobiele machines geharmoniseerde regels op het niveau van de Unie worden vastgesteld.

  5. Voor de ontwikkeling en werking van de interne markt van de Unie is het wenselijk dat er een geharmoniseerd typegoedkeuringssysteem wordt vastgesteld voor de verkeersveiligheid van niet voor de weg bestemde mobiele machines waarmee aan het verkeer op de openbare kan worden deelgenomen.

  6. Aangezien deze verordening tot doel heeft om de risico’s aan te pakken die voortvloeien uit het wegverkeer van niet voor de weg bestemde mobiele machines die ontworpen en gebouwd worden voor het verrichten van werkzaamheden en niet voor het vervoer van personen, dieren of goederen (behalve het vervoer van materialen die tot de werking van de machine bijdragen), mag deze verordening niet van toepassing zijn op machines die uitsluitend voor het vervoer van personen, dieren of goederen bestemd zijn. Deze verordening is derhalve niet van toepassing op alle soorten nieuwe apparatuur voor persoonlijke mobiliteit (elektrische scooters met een zit- of staplaats voor de bestuurder, elektrische fietsen met inbegrip van fietsen met elektrische ondersteuning en fietsen die bestemd zijn voor het vervoer van commerciële vracht, zelfbalancerende voertuigen met inbegrip van zelfbalancerende persoonlijke transporteurs en hoverboards, elektrische eenwielers, elektrische skateboards en “one-wheel”-boards).

  7. Aangezien deze verordening betrekking heeft op het wegverkeer van niet voor de weg bestemde mobiele machines die ontworpen en gebouwd worden voor het verrichten van werkzaamheden en niet voor het vervoer van werknemers, moeten mobiele machines die zijn uitgerust met meer dan drie zitplaatsen, met inbegrip van die van de bestuurder, eveneens van deze verordening worden uitgesloten.

  8. Langzame niet voor de weg bestemde mobiele machines vormen het grootste deel van de markt voor niet voor de weg bestemde mobiele machines. Daarnaast hebben sommige lidstaten voor niet voor de weg bestemde mobiele machines een maximumsnelheid van 40 km/h vastgesteld. Aangezien de risico’s voor de verkeersveiligheid evenredig zijn aan de wegsnelheid, zou het bovendien niet coherent zijn om een kader dat alleen de veiligheidsrisico’s van niet voor de weg bestemde mobiele machines aanpakt, en niet die van gewone voertuigen, ook betrekking te laten hebben op snelle niet voor de weg bestemde mobiele machines. Deze verordening mag derhalve niet van toepassing zijn op mobiele machines met een door het ontwerp bepaalde maximumsnelheid van meer dan 40 km/h.

  9. Individuele goedkeuringen kunnen van nut zijn voor machines die op het grondgebied van slechts één lidstaat aan het verkeer deelnemen en dergelijke goedkeuringen moeten derhalve van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten.

  10. Aangezien kleine en middelgrote ondernemingen niet voor de weg bestemde mobiele machines produceren in kleine series, waarvan het aantal eenheden dat op de markt wordt aangeboden, wordt geregistreerd of in het verkeer wordt gebracht, per jaar en in elke lidstaat niet meer dan vijftig eenheden per type bedraagt, is het wenselijk om nationale typegoedkeuring van kleine series toe te staan en daarom van het toepassingsgebied van deze verordening uit te sluiten. De fabrikant moet echter een EU-typegoedkeuring kunnen aanvragen om te kunnen profiteren van vrije verkeer.

  1. Aangezien niet voor de weg bestemde mobiele machines in bepaalde gevallen vanwege hun buitensporige afmetingen op openbare wegen onvoldoende manoeuvreerbaar kunnen zijn, of vanwege hun buitensporige gewicht of te hoge massa’s het wegdek van openbare wegen of andere weginfrastructuur zouden kunnen beschadigen, is het wenselijk de lidstaten de bevoegdheid te geven om het verkeer van dergelijke machines te verbieden, zelfs indien daarvoor een typegoedkeuring overeenkomstig deze verordening is verleend.

  2. Om het risico op lichamelijk letsel en schade aan de weginfrastructuur tot een minimum te beperken wanneer niet voor de weg bestemde mobiele machines aan het verkeer op de openbare weg deelnemen, moeten technische voorschriften worden vastgesteld. De technische voorschriften moeten betrekking hebben op onderwerpen in verband met de verkeersveiligheid, zoals de integriteit van de voertuigstructuur, de door het ontwerp bepaalde maximumsnelheid, de regulateur, de snelheidsbegrenzers en snelheidsmeter, de reminrichtingen, de stuurinrichting, het gezichtsveld en de massa’s en afmetingen.

  3. Om de administratieve lasten voor marktdeelnemers te verminderen, moet deze verordening toestaan dat in niet voor de weg bestemde mobiele machines gebruik wordt gemaakt van onderdelen en technische eenheden waarvoor typegoedkeuring is verleend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 167/2013 of Verordening (EU) 2018/858.

  4. Alle marktdeelnemers die een rol vervullen in de toeleverings- en distributieketen moeten passende maatregelen nemen om te waarborgen dat zij uitsluitend niet voor de weg bestemde mobiele machines op de markt aanbieden die aan deze verordening voldoen. Er moet worden gezorgd voor een duidelijke en evenredige verdeling van de verplichtingen overeenkomstig de rol van alle marktdeelnemers in de toeleverings- en distributieketen.

  5. Om te garanderen dat de procedure voor de controle van de conformiteit van de productie, die een van de hoekstenen van het EU-typegoedkeuringssysteem vormt, correct is toegepast en naar behoren functioneert, moet de bevoegde instantie of een voldoende gekwalificeerde technische dienst die daartoe is aangewezen geregeld verificaties verrichten bij de fabrikanten.

  6. Omwille van de rechtszekerheid moet worden verduidelijkt dat de in Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad 28 vastgestelde voorschriften inzake markttoezicht in de Unie en de controle van producten die op de markt van de Unie worden aangeboden, van toepassing zijn op niet voor de weg bestemde mobiele machines die onder deze verordening vallen en op de aspecten die onder de technische voorschriften van deze verordening vallen of worden bestreken, zodat bijlage I bij die verordening moet worden gewijzigd om daarin de referenties van deze verordening op te nemen.

  7. Om voor eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van de EU-typegoedkeuringsprocedure en een aantal administratieve bepalingen van deze verordening te zorgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 29 .

  8. Nauwere samenwerking tussen nationale autoriteiten door informatie-uitwisseling en gecoördineerde beoordelingen onder leiding van een coördinerende instantie is van cruciaal belang om een consistent hoge mate van veiligheid en gezondheid binnen de interne markt te garanderen. Dit zou ook leiden tot een efficiënter gebruik van schaarse middelen op nationaal niveau. Daartoe moet een adviesforum voor de lidstaten en de Commissie worden opgericht met als doel om beste praktijken te bevorderen, informatie uit te wisselen en de activiteiten op het gebied van de handhaving van deze verordening te coördineren. Gezien de oprichting van een dergelijk forum en gezien de taken ervan, is het niet nodig een afzonderlijke groep voor administratieve samenwerking op te richten, zoals voorgeschreven door artikel 30, lid 2, van Verordening (EU) 2019/1020. Wel moet het forum worden beschouwd als een groep voor administratieve samenwerking met het oog op de toepassing van het in artikel 29 van die verordening bedoelde Unienetwerk voor productconformiteit.

  9. Om deze verordening aan te vullen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van de harmonisatie van de drempels die door de lidstaten kunnen worden toegepast met betrekking tot de buitensporige afmetingen en massa’s van niet voor de weg bestemde mobiele machines en de toepasbaarheid van de elementen van de technische voorschriften, en tot vaststelling van gedetailleerde technische voorschriften, testprocedures en testmethoden, voor virtuele tests, voor regelingen met betrekking tot de conformiteit van de productie en voor het specificeren van voorschriften met betrekking tot technische diensten. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden passende raadplegingen houdt, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen plaatsvinden met inachtneming van de beginselen van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 30 . Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van gedelegeerde handelingen.

  10. De lidstaten moeten regels vaststellen voor sancties die van toepassing zijn op inbreuken op deze verordening en moeten erop toezien dat zij worden toegepast. Deze sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

  11. De Commissie moet aan het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengen over de werking van deze verordening, en op basis van door de lidstaten verstrekte informatie zo nodig heroverwegen of er een exclusief wetgevingsvoorstel moet worden ingediend voor de harmonisatie van het systeem van individuele goedkeuringen op Unieniveau, dan wel of de overgangsperiode voor de nationale typegoedkeuring moet worden verlengd.

  12. Om de lidstaten, nationale autoriteiten en marktdeelnemers in staat te stellen zich op de toepassing van de bij deze verordening ingevoerde regels voor te bereiden, moet een datum van toepassing worden vastgesteld die na de datum van inwerkingtreding valt. Voorts moet worden voorzien in een overgangsperiode die de fabrikanten de mogelijkheid biedt om, gedurende die periode, aan deze verordening te voldoen en te profiteren van het vrije verkeer of te voldoen aan de desbetreffende nationale typegoedkeuringswetgeving.

  13. Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het vaststellen van geharmoniseerde technische voorschriften, administratieve voorschriften en procedures voor de typegoedkeuring van nieuwe niet voor de weg bestemde mobiele machines die aan het verkeer op de openbare weg deelnemen, alsmede van de regels en procedures voor het markttoezicht op dergelijke machines, niet in voldoende mate door de lidstaten kan worden bereikt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter op Unieniveau kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp

  1. Deze verordening voorziet in technische voorschriften, administratieve voorschriften en procedures voor de EU-typegoedkeuring en het in de handel brengen van niet voor de weg bestemde mobiele machines waarmee aan het verkeer op de openbare weg zal worden deelgenomen.

  2. Voort voorziet deze verordening in regels en procedures voor het markttoezicht op niet voor de weg bestemde mobiele machines.

Artikel 2

Toepassingsgebied

  1. Deze verordening is van toepassing op niet voor de weg bestemde mobiele machines die in de handel worden gebracht en waarmee, met of zonder bestuurder, aan het verkeer op de openbare weg zal worden deelgenomen.

  2. Deze verordening is niet van toepassing op:

    1. niet voor de weg bestemde mobiele machines met een door het ontwerp bepaalde maximumsnelheid van meer dan 40 km/h;

    2. niet voor de weg bestemde mobiele machines met meer dan drie zitplaatsen, met inbegrip van die van de bestuurder;

    3. machines, zoals gedefinieerd in artikel 2, punt a), van Richtlijn 2006/42/EG, die primair bestemd zijn voor het vervoer van een of meer personen of dieren, andere goederen dan instrumenten of hulpmiddelen die nodig zijn voor de uitvoering van werkzaamheden, materialen afkomstig van of nodig voor de werkzaamheden of voor tussenopslag en materialen die op bouwplaatsen worden vervoerd;

    4. voertuigen, met inbegrip van motorvoertuigen, trekkers, aanhangwagens, twee- of driewielige voertuigen, vierwielers en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken, die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 167/2013, Verordening (EU) nr. 168/2013 of Verordening (EU) 2018/858 vallen;

    5. niet voor de weg bestemde mobiele machines die vóór [PB: gelieve de datum in te voegen = de datum van toepassing van deze verordening] in de handel zijn gebracht, zijn geregistreerd of in het verkeer zijn gebracht;

    6. individuele goedkeuringen van niet voor de weg bestemde mobiele machines waarmee aan het verkeer op de openbare weg kan worden deelgenomen, verleend overeenkomstig de nationale wetgeving, en voor niet voor de weg bestemde mobiele machines die aan die nationale wetgeving voldoen;

    7. goedkeuringen voor in kleine series geproduceerde niet voor de weg bestemde mobiele machines waarmee aan het verkeer op de openbare weg kan worden deelgenomen, verleend overeenkomstig nationale wetgeving, en voor niet voor de weg bestemde mobiele machines die aan die nationale wetgeving voldoen.

Wat de in kleine series geproduceerde niet voor de weg bestemde mobiele machines betreft, kan de fabrikant ervoor kiezen om een EU-typegoedkeuring aan te vragen of te voldoen aan de in punt g) van de eerste alinea bedoelde desbetreffende nationale wetgeving.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  1. “niet voor de weg bestemde mobiele machine”: een mobiele machine met eigen aandrijving die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2006/42/EG valt en die is ontworpen of gebouwd voor het uitvoeren van werkzaamheden;

  2. “individuele goedkeuring”: de certificering door een goedkeuringsinstantie dat een bepaalde, al dan niet unieke, niet voor de weg bestemde machine voldoet aan de toepasselijke nationale administratieve bepalingen en technische voorschriften voor nationale individuele goedkeuring van niet voor de weg bestemde mobiele machines;

  3. “in kleine series geproduceerde niet voor de weg bestemde mobiele machine”: de nationale typegoedkeuring van een type niet voor de weg bestemde mobiele machine waarvan het aantal eenheden dat per jaar op de markt wordt aangeboden, wordt geregistreerd of in het verkeer wordt gebracht in elke lidstaat niet meer dan vijftig per type mag bedragen;

  4. “systeem”: een samenstel van voorzieningen die gecombineerd zijn om in een niet voor de weg bestemde mobiele machine een of meer specifieke functies te vervullen, dat aan de technische voorschriften moet voldoen;

  5. “onderdeel”: een voorziening die bedoeld is om deel uit te maken van een niet voor de weg bestemde mobiele machine waarvoor onafhankelijk van die machines typegoedkeuring kan worden verleend;

  1. “technische eenheid”: een voorziening die is bedoeld om deel uit te maken van een niet voor de weg bestemde mobiele machine en waarvoor afzonderlijk typegoedkeuring kan worden verleend;

  2. “EU-typegoedkeuring”: de certificering door een goedkeuringsinstantie dat een type niet voor de weg bestemde mobiele machine voldoet aan de toepasselijke bepalingen van deze verordening;

  3. “markttoezichtautoriteit”: de instantie van een lidstaat die verantwoordelijk is voor het uitoefenen van markttoezicht op het grondgebied van de lidstaat;

  4. “goedkeuringsinstantie”: de instantie van een lidstaat die door die lidstaat bij de Commissie is aangemeld en die bevoegd is voor alle aspecten van de typegoedkeuring van niet voor de weg bestemde mobiele machines, de afgifte en de eventuele intrekking of weigering van goedkeuringscertificaten, het fungeren als contactpunt voor de goedkeuringsinstanties van andere lidstaten, de aanwijzing van de technische diensten en voor het waarborgen dat de fabrikant voldoet aan zijn verplichtingen inzake de conformiteit van de productie;

  5. “nationale autoriteit”: een goedkeuringsinstantie of een andere instantie die betrokken is bij en verantwoordelijk is voor markttoezicht, grenscontroles of registratie in een lidstaat met betrekking tot niet voor de weg bestemde mobiele machines;

  6. “technische dienst”: een onafhankelijke organisatie of instantie die door de goedkeuringsinstantie is aangewezen om namens haar als testlaboratorium, tests of als conformiteitsbeoordelingsinstantie de eerste beoordeling en andere tests of keuringen te verrichten; de goedkeuringsinstantie kan deze functies ook zelf vervullen;

  7. “fabrikant”: een natuurlijke of rechtspersoon die niet voor de weg bestemde mobiele machines vervaardigt of laat ontwerpen of vervaardigen, en deze machines onder zijn of haar naam of handelsmerk op de markt brengt;

  8. “vertegenwoordiger van de fabrikant voor markttoezicht”: een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die door de fabrikant is aangewezen om de in artikel 8 vermelde taken uit te voeren;

  9. “importeur”: een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die in een derde land geproduceerde niet voor de weg bestemde mobiele machines in de handel brengt;

  10. “distributeur”: een handelaar of een andere natuurlijke of rechtspersoon in de toeleveringsketen dan de fabrikant of de importeur, die een niet voor de weg bestemde mobiele machine op de markt aanbiedt;

  11. “marktdeelnemer”: de fabrikant, de vertegenwoordiger van de fabrikant voor markttoezicht, de importeur of de distributeur;

  12. “in de handel brengen”: het voor het eerst in de Unie op de markt aanbieden van een niet voor de weg bestemde mobiele machine;

  13. “op de markt aanbieden”: het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een niet voor de weg bestemde mobiele machine, met het oog op distributie of gebruik op de markt;

  14. “in het verkeer brengen”: het eerste gebruik in de Unie van een niet voor de weg bestemde mobiele machine overeenkomstig het gebruiksdoel;

  15. “registratie”: de permanente dan wel tijdelijke administratieve goedkeuring voor het in het verkeer brengen van een niet voor de weg bestemde mobiele machine, die de identificatie ervan en de afgifte van een serienummer (het kenteken) omvat;

  16. “EU-typegoedkeuringscertificaat”: het door de goedkeuringsinstantie afgegeven document dat certificeert dat voor een type niet voor de weg bestemde mobiele machine typegoedkeuring is verleend overeenkomstig deze verordening;

  17. “conformiteitscertificaat”: het document dat door de fabrikant wordt afgegeven overeenkomstig deze verordening en dat certificeert dat een geproduceerde niet voor de weg bestemde mobiele machine in conformiteit is met het goedgekeurde type niet voor de weg bestemde mobiele machine;

  18. “type niet voor de weg bestemde mobiele machine”: een bepaalde categorie of klasse niet voor de weg bestemde mobiele machines, met inbegrip van varianten en uitvoeringen van die machines, die op de volgende essentiële punten onderling niet verschillen:

    1. categorie of klasse,

    2. fabrikant,

  1. typeaanduiding door de fabrikant,

  2. essentiële kenmerken van de constructie en het ontwerp,

  3. chassis met centrale buis/chassis met langsbalken/geleed chassis (duidelijke en fundamentele verschillen),

  4. assen (aantal) of rupsbanden (aantal),

  5. in het geval van een in meerdere fasen gebouwde niet voor de weg bestemde mobiele machine, de fabrikant en het type van de niet voor de weg bestemde mobiele machine van de voorafgaande fase;

  1. “variant”: tot een type behorende niet voor de weg bestemde mobiele machines die ten minste op de volgende punten niet van elkaar verschillen:

    1. concept van de carrosseriestructuur of het carrosserietype,

    2. stadium van voltooiing,

    3. motor (interne verbranding/hybride/elektrisch/hybride elektrisch),

    4. werkingsprincipe,

    5. aantal en opstelling van de cilinders,

    6. vermogensverschil van niet meer dan 30 % (het hoogste vermogen is niet meer dan 1,3 maal het laagste vermogen),

    7. verschil in cilinderinhoud van niet meer dan 20 % (de grootste cilinderinhoud is niet meer dan 1,2 maal de kleinste cilinderinhoud),

    8. aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbinding),

    9. gestuurde assen (aantal en plaats),

    10. verschillen in maximummassa in beladen toestand van niet meer dan 10 %,

    11. transmissie (soort),

    12. kantelbeveiliging,

    13. geremde assen (aantal);

  2. “uitvoering van een variant”: een voertuig dat bestaat uit een combinatie van punten in het informatiepakket;

  1. “technische voorschriften”: de in artikel 15 vermelde technische voorschriften;

  2. “informatiepakket”: het in artikel 19, lid 4, bedoelde informatiepakket;

  3. “houder van EU-typegoedkeuring”: de natuurlijke of rechtspersoon die EU-typegoedkeuring heeft aangevraagd en aan wie een EU-typegoedkeuringscertificaat is afgegeven;

  4. “niet voor de weg bestemde mobiele machine die een ernstig risico vormt”: een niet voor de weg bestemde mobiele machine die, op basis van een passende risicobeoordeling waarbij rekening wordt gehouden met de aard van het gevaar en de waarschijnlijkheid dat dit zich zal voordoen, een ernstig risico vormt met betrekking tot de aspecten die onder deze verordening vallen;

  5. “terugroepen”: een maatregel waarmee wordt beoogd om een niet voor de weg bestemde mobiele machine die al aan de eindgebruiker ter beschikking is gesteld, te doen terugkeren;

  6. “uit de handel nemen”: een maatregel waarmee wordt beoogd te voorkomen dat een niet voor de weg bestemde mobiele machine die zich in de toeleveringsketen bevindt, op de markt wordt aangeboden.

HOOFDSTUK II

VERPLICHTINGEN

Artikel 4

Verplichtingen van de lidstaten

  1. De lidstaten richten overeenkomstig deze verordening de op het gebied van goedkeuring en markttoezicht bevoegde autoriteiten op of wijzen deze aan. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de oprichting en aanwijzing van deze autoriteiten.

  2. De kennisgeving betreffende de goedkeuringsinstanties en de markttoezichtautoriteiten bevat hun naam, adres, inclusief elektronisch adres, alsmede hun bevoegdheidsgebied. De Commissie publiceert de lijst en de gegevens van de goedkeuringsinstanties op haar website.

  3. De lidstaten geven uitsluitend toestemming voor het op de markt aanbieden, registreren, in het verkeer brengen of deelnemen aan het verkeer op de openbare weg van niet voor de weg bestemde mobiele machines die aan deze verordening voldoen.

  4. Het is de lidstaten niet toegestaan het op de markt aanbieden, registreren, in het verkeer brengen of deelnemen aan het verkeer op de openbare weg van niet voor de weg bestemde mobiele machines die aan deze verordening voldoen, te verbieden, beperken of belemmeren in verband met de aspecten waarop deze verordening betrekking heeft.

  5. In afwijking van lid 4 mogen de lidstaten de deelname aan het verkeer op de openbare weg van niet voor de weg bestemde mobiele machines beperken of verbieden indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    1. de machines hebben excessieve afmetingen en zijn daardoor onvoldoende manoeuvreerbaar op de openbare weg; of

    2. de machines hebben een excessief gewicht of excessieve massa’s en kunnen daardoor het wegdek van de openbare weg of andere wegeninfrastructuur beschadigen.

  6. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 47 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling van deze verordening met de drempelwaarden, waaronder de maximummassa in beladen toestand van de machines, waarboven de afmetingen, het gewicht en de massa’s van de niet voor de weg bestemde mobiele machines als excessief worden beschouwd in de zin van de punten a) en b) van de eerste alinea. In deze gedelegeerde handelingen kunnen de betrokken categorieën of klassen van niet voor de weg bestemde machines worden vastgesteld.

  7. De lidstaten organiseren en verrichten markttoezichtactiviteiten en controles van niet voor de weg bestemde mobiele machines die in de handel worden gebracht overeenkomstig de hoofdstukken IV, V en VII van Verordening (EU) 2019/1020.

Artikel 5

Verplichtingen van goedkeuringsinstanties

  1. De goedkeuringsinstanties zien erop toe dat fabrikanten die een EU-typegoedkeuring aanvragen hun verplichtingen uit hoofde van deze verordening nakomen.

  2. De goedkeuringsinstanties verlenen alleen goedkeuring voor niet voor de weg bestemde mobiele machines die aan de voorschriften van deze verordening voldoen.

  3. Goedkeuringsinstanties voeren hun taken uit hoofde van deze verordening onafhankelijk en onpartijdig uit. Zij werken efficiënt en doeltreffend samen en wisselen informatie uit die relevant is voor hun rol en functies.

Artikel 6

Algemene verplichtingen van de fabrikanten

  1. Fabrikanten zorgen ervoor dat niet voor de weg bestemde mobiele machines die zij in de handel brengen, behoren tot een type waarvoor een EU-typegoedkeuring is verleend en overeenkomstig dat type zijn ontworpen en vervaardigd.

  2. Fabrikanten zorgen ervoor dat niet voor de weg bestemde mobiele machines waarvoor EU-typegoedkeuring is verleend en die zij in de handel brengen, zijn voorzien van de bij deze verordening voorgeschreven plaat en markering en vergezeld gaan van het conformiteitscertificaat, en dat de door deze verordening voorgeschreven documenten, informatie en instructies voor de gebruiker zijn opgesteld.

  3. Voor de doeleinden van het markttoezicht wijzen fabrikanten die buiten de Unie zijn gevestigd één binnen de Unie gevestigde vertegenwoordiger aan, die de in artikel 17 bedoelde vertegenwoordiger of een extra vertegenwoordiger kan zijn. De vertegenwoordiger van de fabrikant op het gebied van markttoezicht voert de taken uit die zijn gespecificeerd in het in artikel 8 bedoelde mandaat.

  4. De fabrikanten vermelden hun naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerd handelsmerk en hun post- en e-mailadres waarop zij bereikbaar zijn op hun niet voor de weg bestemde mobiele machines, of wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking of in een bij die machines gevoegd document. Het adres omvat één contactpunt van de fabrikant. De contactgegevens worden gesteld in een taal die de eindgebruikers en markttoezichtautoriteiten gemakkelijk kunnen begrijpen.

  5. Fabrikanten zijn jegens de goedkeuringsinstantie verantwoordelijk voor alle aspecten van de goedkeuringsprocedure en voor het waarborgen van de conformiteit van de productie, ongeacht of zij al dan niet rechtstreeks bij alle fasen van de bouw van een niet voor de weg bestemde mobiele machine betrokken zijn.

  6. Fabrikanten zorgen ervoor dat zij beschikken over procedures om de conformiteit van hun serieproductie met het goedgekeurde type te blijven waarborgen. Overeenkomstig hoofdstuk V wordt rekening gehouden met wijzigingen van het ontwerp of van de kenmerken van niet voor de weg bestemde mobiele machines en met wijzigingen in de voorschriften waarmee die machines in conformiteit zijn verklaard.

  7. Fabrikanten zorgen gedurende de periode dat zij verantwoordelijk zijn voor een niet voor de weg bestemde mobiele machine waarvoor EU-typegoedkeuring is verleend en die bestemd is om op de markt te worden aangeboden, voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de conformiteit ervan met deze verordening niet in het gedrang komt.

Artikel 7

Specifieke verplichtingen van de fabrikanten

  1. Fabrikanten die voldoende redenen hebben om aan te nemen dat een door hen op de markt aangeboden niet voor de weg bestemde mobiele machine niet in conformiteit is met deze verordening, nemen onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om die niet voor de weg bestemde mobiele machine in conformiteit te brengen of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen.

  2. De fabrikant stelt de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend onmiddellijk in kennis van de non-conformiteit en van alle genomen maatregelen.

  3. Fabrikanten die voldoende redenen hebben om aan te nemen dat een door hen op de markt aangeboden niet voor de weg bestemde mobiele machine een ernstig risico vormt, stellen de goedkeuringsinstanties en de markttoezichtautoriteiten van de lidstaten waar de niet voor de weg bestemde mobiele machine op de markt werd aangeboden daar onmiddellijk van in kennis, waarbij zij de non-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen in detail beschrijven.

  4. Gedurende tien jaar nadat een niet voor de weg bestemde mobiele machine in de handel is gebracht, houden fabrikanten het informatiepakket en een kopie van de conformiteitscertificaten ter beschikking van de goedkeuringsinstanties.

  5. Op een met redenen omkleed verzoek van een nationale autoriteit verstrekken fabrikanten die autoriteit via de goedkeuringsinstantie een kopie van het EU-typegoedkeuringscertificaat, vertaald in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen.

  1. Fabrikanten verlenen de nationale autoriteit medewerking aan eventuele overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) 2019/1020 getroffen maatregelen om de risico’s van hun niet voor de weg bestemde mobiele machine die in de handel is gebracht, is geregistreerd of in het verkeer is gebracht, weg te nemen.

  2. Fabrikanten onderzoeken eventueel ontvangen klachten met betrekking tot risico’s, vermoedelijke incidenten of non-conformiteitsproblemen met betrekking tot door hen in de handel gebrachte, niet voor de weg bestemde mobiele machine.

In geval van een onderbouwde klacht stellen fabrikanten hun distributeurs en importeurs daarvan in kennis.

Fabrikanten houden een register van de in de eerste alinea bedoelde klachten bij, met voor elke klacht een beschrijving van het probleem en de gegevens die nodig zijn om het betrokken type niet voor de weg bestemde mobiele machine te identificeren.

Artikel 8

Verplichtingen van vertegenwoordigers van de fabrikant met betrekking tot markttoezicht

De vertegenwoordiger van de fabrikant op het gebied van markttoezicht voert de taken uit die zijn omschreven in het mandaat dat hij van de fabrikant heeft ontvangen. Dit mandaat kent een vertegenwoordiger de volgende bevoegdheden toe:

  1. toegang hebben tot het in artikel 18 bedoelde informatiedossier en tot de conformiteitscertificaten;

  2. op een met redenen omkleed verzoek van een goedkeuringsinstantie, aan deze instantie alle benodigde informatie en documentatie verstrekken om de conformiteit van de productie van een niet voor de weg bestemde mobiele machine aan te tonen;

  3. op verzoek van de goedkeuringsinstanties of markttoezichtautoriteiten medewerking verlenen aan eventueel getroffen maatregelen om de ernstige risico’s van de niet voor de weg bestemde mobiele machines die onder hun mandaat vallen, weg te nemen.

Artikel 9

Algemene verplichtingen van importeurs

  1. Importeurs zorgen ervoor dat niet voor de weg bestemde mobiele machines die zij in de handel brengen, behoren tot een type waarvoor een EU-typegoedkeuring is verleend en in conformiteit zijn met dat type.

  2. Importeurs zorgen ervoor dat niet voor de weg bestemde mobiele machines waarvoor EU-typegoedkeuring is verleend en die zij in de handel brengen, zijn voorzien van de bij deze verordening voorgeschreven plaat en markering en vergezeld gaan van het conformiteitscertificaat, dat de door deze verordening voorgeschreven documenten, informatie en instructies voor de gebruiker zijn opgesteld, en dat aan de verplichtingen van artikel 6, leden 3 en 4, indien van toepassing, is voldaan.

  3. Importeurs vermelden hun naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerd handelsmerk en hun post- en e-mailadres waarop zij bereikbaar zijn, op de niet voor de weg bestemde mobiele machines of, wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking of in een bij die machines gevoegd document. Het adres omvat één contactpunt van de fabrikant. De contactgegevens worden gesteld in een taal die de eindgebruikers en markttoezichtautoriteiten gemakkelijk kunnen begrijpen.

  4. Importeurs zorgen gedurende de periode dat zij verantwoordelijk zijn voor niet voor de weg bestemde mobiele machines waarvoor EU-typegoedkeuring is verleend en die bestemd zijn om op de markt te worden aangeboden, voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de conformiteit ervan met de desbetreffende bepalingen van deze verordening niet in het gedrang komt.

Artikel 10

Specifieke verplichtingen van importeurs

  1. Importeurs bieden niet voor de weg bestemde mobiele machines die niet in conformiteit zijn met deze verordening niet aan op de markt voordat zij in conformiteit zijn gebracht.

  2. Importeurs die voldoende redenen hebben om aan te nemen dat door hen op de markt aangeboden niet voor de weg bestemde mobiele machines niet in conformiteit zijn met deze verordening, nemen onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om die niet voor de weg bestemde mobiele machines in conformiteit met deze verordening te brengen of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen.

  1. Importeurs die voldoende redenen hebben om aan te nemen dat een door hen op de markt aangeboden niet voor de weg bestemde mobiele machine een ernstig risico vormt, stellen de fabrikant, de goedkeuringsinstanties en de markttoezichtautoriteiten van de lidstaten waar zij de niet voor de weg bestemde mobiele machine in de handel hebben gebracht of in gebruik hebben genomen daar onmiddellijk van in kennis.

  2. De importeur stelt hen tevens in kennis van elke actie die is ondernomen, waarbij hij het ernstige risico en alle door de fabrikant genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijft.

  3. Importeurs houden gedurende een periode van tien jaar nadat de niet voor de weg bestemde mobiele machines in de handel zijn gebracht een kopie van het conformiteitscertificaat ter beschikking van de goedkeuringsinstanties en markttoezichtautoriteiten en zorgen ervoor dat het informatiepakket op verzoek van die autoriteiten aan die autoriteiten kan worden verstrekt.

  4. Importeurs verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een nationale autoriteit aan deze autoriteit alle benodigde informatie en documentatie, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen, om de conformiteit van niet voor de weg bestemde mobiele machines aan te tonen. Op verzoek van deze autoriteit verlenen importeurs medewerking aan alle maatregelen om de risico’s van door hen in de handel gebrachte niet voor de weg bestemde mobiele machines weg te nemen.

  5. Importeurs houden een register bij van klachten en terugroepingen met betrekking tot niet voor de weg bestemde mobiele machines die zij in de handel hebben gebracht en houden hun distributeurs geïnformeerd over dergelijke klachten en terugroepingen.

Artikel 11

Algemene verplichtingen van distributeurs

  1. Distributeurs die niet voor de weg bestemde mobiele machines met EU-typegoedkeuring op de markt aanbieden, betrachten de nodige zorgvuldigheid in verband met de toepasselijke bepalingen van deze verordening.

  2. Alvorens niet voor de weg bestemde mobiele machines met EU-typegoedkeuring op de markt aan te bieden, gaan de distributeurs na of is voldaan aan de volgende voorwaarden:

    1. de niet voor de weg bestemde mobiele machines zijn voorzien van de door deze verordening voorgeschreven plaat en opschriften;

    2. de machine gaat vergezeld van het conformiteitscertificaat;

    3. de documenten, informatie en instructies voor de gebruiker zijn opgesteld overeenkomstig deze verordening.

    4. de verplichtingen van artikel 6, leden 3 en 4, en artikel 9, lid 3, zijn vervuld, indien van toepassing.

  3. Distributeurs zorgen gedurende de periode dat zij verantwoordelijk zijn voor niet voor de weg bestemde mobiele machines met EU-typegoedkeuring voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de conformiteit ervan met deze verordening niet in het gedrang komt.

Artikel 12

Specifieke verplichtingen van distributeurs

  1. Wanneer distributeurs voldoende redenen hebben om aan te nemen dat niet voor de weg bestemde mobiele machines niet in conformiteit met deze verordening zijn, stellen zij de fabrikant, de importeur en de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend daarvan in kennis en bieden zij die machines niet op de markt aan totdat deze in conformiteit zijn gebracht.

  2. Distributeurs die voldoende redenen hebben om aan te nemen dat door hen op de markt aangeboden niet voor de weg bestemde mobiele machines niet in conformiteit met deze verordening zijn, stellen de fabrikant, de importeur en de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend, daarvan in kennis.

  3. Distributeurs die voldoende redenen hebben om aan te nemen dat door hen op de markt aangeboden niet voor de weg bestemde mobiele machines een ernstig risico vormen, stellen de fabrikant, de importeur, de goedkeuringsinstanties en de markttoezichtautoriteiten van de lidstaten waar zij de niet voor de weg bestemde mobiele machines op de markt hebben aangeboden daar onmiddellijk van in kennis.

  4. De distributeurs stellen hen eveneens in kennis van alle ondernomen acties, waarbij zij in het bijzonder de ernst van het risico en alle door de fabrikant genomen corrigerende maatregelen in detail beschrijven.

  1. Op een met redenen omkleed verzoek van een nationale autoriteit zorgen de distributeurs ervoor dat de fabrikant de nationale autoriteit de in artikel 7, lid 4, genoemde informatie verstrekt of dat de importeur de nationale autoriteit de in artikel 10, lid 4, genoemde informatie verstrekt. Op verzoek van deze autoriteit verlenen zij medewerking aan overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) 2019/1020 getroffen maatregelen om de risico’s van de niet voor de weg bestemde mobiele machines die zij op de markt hebben aangeboden weg te nemen.

  2. Distributeurs stellen de betrokken fabrikant onmiddellijk in kennis van eventueel ontvangen klachten met betrekking tot risico’s, vermoedelijke incidenten of problemen door non-conformiteit inzake de door hen op de markt aangeboden niet voor de weg bestemde mobiele machine.

Artikel 13

Gevallen waarin de verplichtingen van fabrikanten van toepassing zijn op importeurs en distributeurs

In de volgende gevallen wordt een importeur of distributeur voor de toepassing van deze verordening beschouwd als een fabrikant en is hij onderworpen aan de verplichtingen van de fabrikant:

  1. indien de importeur of distributeur een niet voor de weg bestemde mobiele machine onder zijn eigen naam of handelsmerk op de markt aanbiedt of registreert of verantwoordelijk is voor het in het verkeer brengen ervan;

  2. indien de importeur of distributeur die machine zodanig wijzigt dat de conformiteit met deze verordening in het gedrang kan komen.

Artikel 14

Identificatie van marktdeelnemers

Marktdeelnemers delen de goedkeuringsinstanties en markttoezichtautoriteiten op verzoek gedurende tien jaar na het in de handel brengen van niet voor de weg bestemde mobiele machines mee:

  1. welke marktdeelnemer hen een niet voor de weg bestemde mobiele machine heeft geleverd;

  2. aan welke marktdeelnemer zij een niet voor de weg bestemde mobiele machine hebben geleverd.

Artikel 15

Technische voorschriften voor niet voor de weg bestemde mobiele machines

  1. Niet voor de weg bestemde mobiele machines moeten zodanig worden ontworpen, gebouwd en geassembleerd dat het risico op letsel voor de inzittenden en andere personen en op schade aan de wegeninfrastructuur in het omliggende gebied van de machines tot een minimum wordt beperkt wanneer die niet voor de weg bestemde mobiele machine aan het verkeer op de openbare weg deelnemen.

  2. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 47 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de voorschriften van lid 1 nader uit te werken voor de volgende elementen:

    1. integriteit van de voertuigstructuur;

    2. door het ontwerp bepaalde maximumsnelheid, regulateur, snelheidsbegrenzers en snelheidsmeter;

    3. reminrichtingen;

    4. stuurinrichting;

  1. gezichtsveld;

  2. ruitenwissers;

  3. ruiten en de aanbrenging ervan;

  4. inrichtingen voor indirect zicht;

  5. verlichting en verlichtingsinstallaties;

  6. buitenzijde van het voertuig en accessoires in wegstand, met inbegrip van werkuitrusting en zwenkstructuur;

  7. geluidssignaalinrichtingen en bijbehorende installatie;

  8. verwarmings-, ontdooiings- en ontwasemingssystemen;

  9. ruimten voor kentekenplaten;

  10. voorgeschreven plaat en opschriften;

  11. afmetingen;

  12. massa’s, inclusief maximummassa in beladen toestand op de weg;

  13. brandstoftanks;

  14. banden;

  15. achteruitversnelling;

  16. rupsbanden;

  17. mechanische koppelingen;

  18. zitplaatsen en beveiligingssystemen voor bestuurder en andere inzittenden;

  19. gebruikershandleiding voor weggebruik;

  20. bedieningsorganen voor weggebruik;

  1. weginformatie, waarschuwingen en markeringen.

    1. Ook voor andere elementen kunnen met de in de eerste alinea bedoelde gedelegeerde handelingen nadere regels worden vastgesteld indien dat nodig is vanwege de technische en wetenschappelijke vooruitgang en om conformiteit met lid 1 te waarborgen.

    2. De in de eerste alinea bedoelde gedelegeerde handelingen omvatten, in voorkomend geval, ook gedetailleerde regels over het volgende:

  2. gekozen testprocedures op basis van de in artikel 21, lid 3, genoemde testprocedures;

  3. testmethoden;

  4. grenswaarden of parameters met betrekking tot de in de eerste alinea genoemde elementen;

  5. beschrijving van uitrusting of onderdelen waarmee niet voor de weg bestemde mobiele machines moeten zijn uitgerust;

  6. specifieke kenmerken van de niet voor de weg bestemde mobiele machines.

    1. De in de eerste alinea bedoelde gedelegeerde handelingen specificeren de klassen of categorieën waarop de gedetailleerde regels betrekking hebben en kunnen voorzien in verschillende gedetailleerde regels voor verschillende klassen of categorieën van niet voor de weg bestemde mobiele machines.

Artikel 16

Op de markt aanbieden, registreren of in gebruik nemen van niet voor de weg bestemde mobiele machines

  1. Niet voor de weg bestemde mobiele machines worden niet op de markt aangeboden, geregistreerd of in gebruik genomen tenzij zij in conformiteit zijn met deze verordening.

  2. Niet voor de weg bestemde mobiele machines zijn alleen in conformiteit met deze verordening indien aan de in deze verordening vastgestelde verplichtingen voor die machines is voldaan.

HOOFDSTUK III

EU-TYPEGOEDKEURINGSPROCEDURE

Artikel 17

Aanvraag van EU-typegoedkeuring

  1. Een natuurlijke of rechtspersoon kan in elke lidstaat een aanvraag voor EU-typegoedkeuring indienen.

  2. De aanvraag voor EU-typegoedkeuring wordt ingediend bij een goedkeuringsinstantie.

  3. Indien de aanvrager van de EU-typegoedkeuring buiten de Unie is gevestigd, wijst die aanvrager één in de Unie gevestigde vertegenwoordiger aan om hem voor de goedkeuringsinstantie te vertegenwoordigen.

  1. De EU-typegoedkeuring omvat de goedkeuring van niet voor de weg bestemde mobiele machines als geheel in één handeling.

  2. Voor een specifiek type niet voor de weg bestemde mobiele machine wordt in slechts één lidstaat slechts één aanvraag voor EU-typegoedkeuring ingediend, bij slechts één goedkeuringsinstantie in die lidstaat.

  3. Voor ieder goed te keuren type wordt een afzonderlijke aanvraag voor EU-typegoedkeuring ingediend.

Artikel 18

Informatiedossier

  1. Bij de indiening van een aanvraag overeenkomstig artikel 17, lid 1, verstrekt de aanvrager van de EU-typegoedkeuring de goedkeuringsinstantie een informatiedossier.

  2. Het informatiedossier bevat de volgende elementen:

    1. een inlichtingenformulier;

    2. alle gegevens, tekeningen, foto’s en andere relevante informatie;

    3. de EU-conformiteitsverklaring waarin wordt voorzien in de toepasselijke Uniewetgeving tot harmonisatie van de voorwaarden voor het in de handel brengen van producten;

    4. alle informatie waar de goedkeuringsinstantie in het kader van de aanvraagprocedure om verzoekt.

  3. Het informatiedossier wordt verstrekt op papier of in een elektronisch formaat dat is aanvaard door de technische dienst en de goedkeuringsinstantie.

  4. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen modellen voor het inlichtingenformulier en het informatiedossier vast. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 46, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

HOOFDSTUK IV

VERLOOP VAN EU-TYPEGOEDKEURINGSPROCEDURES

Artikel 19

Algemene bepalingen inzake het verloop van EU-typegoedkeuringsprocedures`

  1. Goedkeuringsinstanties verlenen slechts één EU-typegoedkeuring voor elk type niet voor de weg bestemde mobiele machine.

  2. De goedkeuringsinstanties verifiëren al het volgende:

    1. de in artikel 22 bedoelde regelingen inzake de conformiteit van de productie; en

  1. de conformiteit van het type niet voor de weg bestemde mobiele machine met de toepasselijke technische voorschriften.

Indien een goedkeuringsinstantie oordeelt dat een type niet voor de weg bestemde mobiele machine een ernstig risico vormt, ook al voldoet het aan de desbetreffende technische voorschriften, kan zij weigeren EU-typegoedkeuring te verlenen. Zij zendt de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten en de Commissie dan onmiddellijk een gedetailleerd dossier toe met opgave van de redenen voor haar besluit en bewijsmateriaal voor haar bevindingen.

  1. De goedkeuringsinstantie stelt de goedkeuringsinstanties van de andere lidstaten onverwijld via een gemeenschappelijk beveiligd systeem voor elektronisch uitwisseling van gegevens in kennis van haar weigering of intrekking van een EU-typegoedkeuring, samen met de redenen voor haar besluit.

  2. De goedkeuringsinstantie stelt een informatiepakket met alle volgende informatie samen:

    1. het informatiedossier plus de testrapporten en alle andere documenten die de technische dienst of de goedkeuringsinstantie tijdens de uitvoering van hun taken hebben toegevoegd aan het informatiedossier;

    2. een inhoudsopgave van het informatiepakket, genummerd of voorzien van andere tekens zodat alle pagina’s en het formaat van ieder document duidelijk worden aangegeven en een overzicht wordt gegeven van de opeenvolgende stappen in het beheer van de EU-typegoedkeuringsprocedure, met name de data van alle herzieningen en bijwerkingen. De goedkeuringsinstantie houdt de informatie in het informatiepakket gedurende tien jaar na afloop van de geldigheid van de desbetreffende goedkeuring ter beschikking.

  3. De Commissie kan toegang verkrijgen tot het in lid 3 en in artikel 20, lid 3, artikel 25, lid 3, en artikel 26, lid 5, bedoelde gemeenschappelijke beveiligde systeem voor elektronische uitwisseling van gegevens. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen tot vaststelling van het formaat van de via dat systeem beschikbaar te stellen elektronische documenten, het mechanisme voor gegevensuitwisseling en de procedures om autoriteiten in kennis te stellen van de verleningen, wijzigingen, weigeringen en intrekkingen van EU-typegoedkeuringen alsook van de relevante beveiligingsmaatregelen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 46, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 20

EU-typegoedkeuringscertificaat

  1. Indien een EU-typegoedkeuring wordt verleend, wordt door de goedkeuringsinstantie een EU-typegoedkeuringscertificaat aan de aanvrager van EU-typegoedkeuring afgegeven.

  2. Het EU-typegoedkeuringscertificaat blijft geldig zolang de EU-typegoedkeuring geldig is.

Het EU-typegoedkeuringscertificaat wordt door de goedkeuringsinstantie gewijzigd wanneer de desbetreffende EU-typegoedkeuring wordt gewijzigd.

  1. Het EU-typegoedkeuringscertificaat omvat alle volgende bijlagen:

    1. het informatiepakket;

    2. het formulier met testresultaten;

    3. de naam en handtekening van de persoon die gemachtigd is conformiteitscertificaten te tekenen met vermelding van zijn of haar positie in het bedrijf;

    4. een ingevuld exemplaar van het conformiteitscertificaat.

  2. De EU-typegoedkeuringscertificaten worden genummerd volgens een geharmoniseerd, door de Commissie bij uitvoeringshandelingen vastgesteld systeem. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 46, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. Binnen een maand na afgifte van het EU-typegoedkeuringscertificaat voor de niet voor de weg bestemde mobiele machine zendt de goedkeuringsinstantie de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten door middel van een gemeenschappelijk beveiligd systeem voor de elektronische uitwisseling van gegevens een kopie van het EU-typegoedkeuringscertificaat toe, inclusief de bijlagen.

  3. Het EU-typegoedkeuringscertificaat wordt afgegeven op basis van het door de Commissie bij uitvoeringshandelingen vastgestelde model. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 46, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. Voor elk type niet voor de weg bestemde mobiele machine moet de goedkeuringsinstantie:

    1. alle relevante rubrieken van het EU-typegoedkeuringscertificaat invullen, met inbegrip van het daarbij gevoegde formulier met testresultaten;

  1. de inhoudsopgave van het informatiepakket samenstellen;

  2. het ingevulde certificaat en de bijlagen onverwijld aan de aanvrager van de EU-typegoedkeuring verstrekken.

    1. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen het model voor het in lid 2, punt b), genoemde formulier met testresultaten vast. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 46, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

    2. In het geval van een EU-typegoedkeuring waarvan de geldigheid overeenkomstig artikel 29 beperkt is, worden deze beperkingen in het EU-typegoedkeuringscertificaat vermeld.

    3. De goedkeuringsinstantie stelt een lijst van toepasselijke voorschriften of regelgevingen op en voegt deze lijst bij het EU-typegoedkeuringscertificaat. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen het model voor deze lijst vast. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 46, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 21

Aantoning van naleving voor EU-typegoedkeuring

  1. Met het oog op de verlening van een EU-typegoedkeuring, moet worden aangetoond dat is voldaan aan de voorschriften van deze verordening, en met name aan de toepasselijke technische voorschriften.

  2. Om de naleving van de toepasselijke technische voorschriften aan te tonen, stelt de aanvrager van een EU-typegoedkeuring technische documenten op.

  3. Indien in de krachtens deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen tests worden vereist, omvatten de in lid 2 bedoelde technische documenten testrapporten over de volgende testprocedures:

    1. tests die door de fabrikant zijn uitgevoerd;

    2. tests die zijn uitgevoerd door een technische dienst die voor de uitvoering van die activiteit is aangewezen of door de in artikel 40 bedoelde geaccrediteerde interne technische dienst van die fabrikant;

    3. tests die door de fabrikant worden uitgevoerd onder toezicht van een andere technische dienst dan een geaccrediteerde interne technische dienst als bedoeld in artikel 40, die voor de uitvoering van die activiteit is aangewezen.

  4. Voor de EU-typegoedkeuring van niet voor de weg bestemde mobiele machines worden onderdelen of technische eenheden waarvoor overeenkomstig de procedures en voorschriften van Verordening (EU) nr. 167/2013 of Verordening (EU) 2018/858 typegoedkeuring is verleend, aanvaard indien zij correct zijn geïnstalleerd en geïntegreerd in de niet voor de weg bestemde mobiele machines en geen invloed hebben op de conformiteit van die machines met de toepasselijke technische voorschriften.

  5. Het formaat van het testrapport als bedoeld in lid 3 voldoet aan de door de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen vastgestelde algemene voorschriften. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 46, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

  6. De aanvrager van de EU-typegoedkeuring stelt de goedkeuringsinstantie zoveel niet voor de weg bestemde mobiele machines ter beschikking als vereist is volgens de desbetreffende gedelegeerde handelingen die op grond van deze verordening zijn vastgesteld voor de uitvoering van de krachtens die gedelegeerde handelingen vereiste tests.

  7. De voorgeschreven tests worden uitgevoerd op niet voor de weg bestemde mobiele machines die representatief zijn voor het goed te keuren type.

  8. De aanvrager van EU-typegoedkeuring kan evenwel, na instemming van de goedkeuringsinstantie, een niet voor de weg bestemde mobiele machine kiezen die niet representatief is voor dat type, maar die een aantal van de meest ongunstige kenmerken ten aanzien van het vereiste prestatieniveau bezit. Tijdens de selectieprocedure mogen ter ondersteuning van de besluitvorming virtuele testmethoden worden gebruikt.

  9. Als alternatief voor de in lid 3 bedoelde testprocedures mogen op verzoek van de aanvrager en na instemming van de goedkeuringsinstantie virtuele testmethoden worden gebruikt ten aanzien van de voorschriften vastgelegd in de gedelegeerde handelingen die op grond van lid 9 worden vastgesteld.

  10. Virtuele testmethoden moeten voldoen aan de voorwaarden van de op grond van lid 9 vastgestelde gedelegeerde handelingen.

  1. Om ervoor te zorgen dat de met virtuele tests verkregen resultaten even inzichtelijk zijn als de met fysieke tests verkregen resultaten, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 47 gedelegeerde handelingen vast te stellen met de voorschriften waarvoor virtueel testen mogelijk is en de voorwaarden waaronder het virtueel testen moet plaatsvinden.

Artikel 22

Regelingen inzake de conformiteit van de productie

  1. Een goedkeuringsinstantie die een EU-typegoedkeuring verleent, neemt de nodige maatregelen om, zo nodig in samenwerking met de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten, te verifiëren of afdoende productieregelingen zijn getroffen om te waarborgen dat de in productie zijnde niet voor de weg bestemde mobiele machine in conformiteit is met het goedgekeurde type en met gedocumenteerde controleplannen die met de houder van EU-typegoedkeuring voor elke goedkeuring moeten worden overeengekomen.

  2. De goedkeuringsinstantie controleert of de houder van EU-typegoedkeuring een voldoende aantal monsters van conformiteitscertificaten heeft afgegeven overeenkomstig artikel 27 en of de houder van EU-typegoedkeuring passende maatregelen heeft getroffen om ervoor te zorgen dat de gegevens op de conformiteitscertificaten correct zijn.

  3. Een goedkeuringsinstantie die een EU-typegoedkeuring heeft verleend, neemt met betrekking tot die goedkeuring de nodige maatregelen om, zo nodig in samenwerking met de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten, te verifiëren of de in de leden 1 en 2 bedoelde regelingen nog steeds afdoende zijn zodat niet voor de weg bestemde mobiele machines in productie nog steeds conform zijn met het goedgekeurde type en de conformiteitscertificaten nog steeds aan artikel 27 voldoen.

  4. De goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend mag alle controles of tests die vereist zijn voor de EU-typegoedkeuring uitvoeren op monsters die in de bedrijfsruimten, met inbegrip van de productiefaciliteiten, van de houder van de EU-typegoedkeuring zijn genomen.

  5. Indien een goedkeuringsinstantie die een EU-typegoedkeuring heeft verleend, vaststelt dat de in de leden 1 en 2 bedoelde regelingen niet worden toegepast, aanzienlijk afwijken van de overeengekomen regelingen en controleplannen of niet langer als afdoende worden beschouwd, terwijl de productie wel wordt voortgezet, neemt zij de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de procedure voor de conformiteit van de productie correct wordt nageleefd of trekt zij de EU-typegoedkeuring in.

  6. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 47 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere invulling van de regelingen met betrekking tot de conformiteit van de productie.

HOOFDSTUK V

WIJZIGINGEN VAN EU-TYPEGOEDKEURING

Artikel 23

Algemene bepalingen

  1. De houder van de EU-typegoedkeuring stelt de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend onverwijld in kennis van elke wijziging van de gegevens in het informatiepakket.

  2. Die goedkeuringsinstantie besluit welke van de procedures van artikel 24 moet worden gevolgd.

  3. Zo nodig kan de goedkeuringsinstantie na overleg met de houder van EU-typegoedkeuring besluiten dat een wijziging van EU-typegoedkeuring moet worden toegestaan.

  4. De houder van de te wijzigen EU-typegoedkeuring dient een aanvraag tot wijziging van een EU-typegoedkeuring in bij de goedkeuringsinstantie die de te wijzigen EU-typegoedkeuring heeft verleend.

  5. Wanneer de goedkeuringsinstantie vaststelt dat voor het aanbrengen van een wijziging van een EU-typegoedkeuring inspecties of tests moeten worden herhaald, stelt zij de houder van de te wijzigen EU-typegoedkeuring daarvan in kennis.

  6. De in artikel 24 bedoelde procedures zijn alleen van toepassing als de goedkeuringsinstantie op grond van die inspecties of tests tot de conclusie komt dat nog steeds aan de voorwaarden voor EU-typegoedkeuring wordt voldaan.

Artikel 24

Wijzigingen van de EU-typegoedkeuring

  1. Wanneer de goedkeuringsinstantie verifieert dat de gegevens in het informatiepakket zijn gewijzigd, verleent de goedkeuringsinstantie een wijziging van de EU-typegoedkeuring waarvoor de aanvraag overeenkomstig artikel 23 is ingediend.

  2. De goedkeuringsinstantie duidt de wijziging aan als “herziening” indien inspecties of tests niet hoeven te worden herhaald.

  3. In dat geval geeft de goedkeuringsinstantie de herziene bladzijden van het informatiepakket af, waarbij op iedere herziene bladzijde duidelijk de aard van de wijziging en de nieuwe afgiftedatum zijn vermeld. Met een geconsolideerde, bijgewerkte versie van het informatiepakket, vergezeld van een gedetailleerde beschrijving van de wijzigingen, wordt geacht aan deze eis te zijn voldaan.

  4. De goedkeuringsinstantie noemt de wijziging een “uitbreiding” indien zich een van de volgende situaties voordoet:

    1. er zijn aanvullende inspecties of tests nodig;

    2. een gegeven op het EU-typegoedkeuringscertificaat, de bijlagen uitgezonderd, is gewijzigd;

    3. nieuwe voorschriften uit hoofde van krachtens deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen worden van toepassing op de niet voor de weg bestemde mobiele machines waarvoor typegoedkeuring is verleend.

  5. Bij iedere afgifte van gewijzigde bladzijden van het informatiepakket of van een geconsolideerde, geactualiseerde versie van het informatiepakket wordt in de inhoudsopgave bij het informatiepakket die bij het typegoedkeuringscertificaat wordt gevoegd de datum van de laatste uitbreiding of herziening of die van de laatste consolidering van de geactualiseerde versie vermeld.

  6. Er is geen wijziging van de EU-typegoedkeuring van een niet voor de weg bestemde mobiele machine vereist indien de in lid 3, punt c), bedoelde nieuwe voorschriften vanuit technisch oogpunt irrelevant zijn voor dat type niet voor de weg bestemde mobiele machine.

Artikel 25

Afgifte en kennisgeving van wijzigingen

  1. In geval van een herziening worden de herziene documenten of in voorkomend geval de geconsolideerde, bijgewerkte versie, inclusief de herziene inhoudsopgave van het informatiepakket, door de goedkeuringsinstantie onverwijld aan de houder van EU-typegoedkeuring toegezonden.

  2. In het geval van een uitbreiding geeft de goedkeuringsinstantie een bijgewerkt EU-typegoedkeuringscertificaat af, voorzien van een uitbreidingsnummer dat één nummer hoger is dan het laatst toegekende uitbreidingsnummer. Op dat certificaat worden duidelijk de reden voor de uitbreiding en de nieuwe afgiftedatum van het bijgewerkte EU-typegoedkeuringscertificaat vermeld. Alle relevante rubrieken van dat certificaat, de bijlagen ervan en de inhoudsopgave bij het informatiepakket worden bijgewerkt.

  3. Dat bijgewerkte certificaat en de bijlagen ervan worden door de goedkeuringsinstantie afgegeven aan de houder van EU-typegoedkeuring.

  4. De goedkeuringsinstantie stelt de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten in kennis van elke wijziging van EU-typegoedkeuringen door middel van een gemeenschappelijk beveiligd systeem voor de elektronische uitwisseling van gegevens.

 
HOOFDSTUK VI

GELDIGHEID VAN EU-TYPEGOEDKEURING

Artikel 26

Einde van de geldigheid

  1. Een EU-typegoedkeuring wordt verleend voor onbepaalde tijd.

  2. In elk van de volgende gevallen wordt een EU-typegoedkeuring ongeldig:

    1. de productie van niet voor de weg bestemde mobiele machines waarvoor EU-typegoedkeuring is verleend, wordt vrijwillig definitief stopgezet;

    2. nieuwe voorschriften die van toepassing zijn op niet voor de weg bestemde mobiele machines waarvoor EU-typegoedkeuring is verleend, worden verplicht voor het op de markt aanbieden, de registratie of het in het verkeer brengen van niet voor de weg bestemde mobiele machines, en de typegoedkeuring kan niet overeenkomstig hoofdstuk V worden bijgewerkt;

    3. de geldigheid van de EU-typegoedkeuring loopt af ingevolge van een beperking overeenkomstig artikel 29, lid 3;

    4. de EU-typegoedkeuring is ingetrokken overeenkomstig artikel 22, lid 5.

  3. In het geval van de eerste alinea, punt b), worden de EU-typegoedkeuring en het desbetreffende EU-typegoedkeuringscertificaat echter 18 maanden na de datum van toepassing van de in de eerste alinea, punt b), bedoelde nieuwe voorschriften ongeldig.

  4. Indien slechts één variant van een type of één uitvoering van een variant hierdoor wordt beïnvloed, verliest de EU-typegoedkeuring van de betrokken niet voor de weg bestemde mobiele machine alleen voor die variant of uitvoering haar geldigheid.

  5. Indien de productie van een bepaald type niet voor de weg bestemde mobiele machine definitief wordt stopgezet, stelt de houder van EU-typegoedkeuring de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring voor de niet voor de weg bestemde mobiele machines heeft verleend hiervan in kennis.

  6. Uiterlijk een maand na ontvangst van de in lid 4 bedoelde kennisgeving stelt de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring voor de niet voor de weg bestemde mobiele machine heeft verleend, de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten daarvan in kennis door middel van een gemeenschappelijk beveiligd systeem voor de elektronische uitwisseling van gegevens.

  7. Wanneer een EU-typegoedkeuring van een niet voor de weg bestemde mobiele machine ongeldig wordt, stelt de houder van EU-typegoedkeuring, onverminderd het bepaalde in de leden 4 en 5, de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend daarvan in kennis.

  8. De goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend, verstrekt de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten onverwijld alle relevante informatie door middel van een gemeenschappelijk beveiligd systeem voor de elektronische uitwisseling van gegevens.

  9. De in lid 6 bedoelde informatie omvat met name de productiedatum en het voertuigidentificatienummer van de laatst geproduceerde niet voor de weg bestemde mobiele machine.


HOOFDSTUK VII

CONFORMITEITSCERTIFICAAT EN VOORGESCHREVEN PLAAT EN OPSCHRIFTEN

Artikel 27

Conformiteitscertificaat

  1. De fabrikant verstrekt een conformiteitscertificaat bij elke niet voor de weg bestemde mobiele machine die is vervaardigd conform de niet voor de weg bestemde mobiele machine waarvoor EU-typegoedkeuring is verleend.

  2. Het conformiteitscertificaat wordt samen met de niet voor de weg bestemde mobiele machine kosteloos aan de eindgebruiker geleverd. De levering ervan mag niet afhankelijk worden gesteld van een uitdrukkelijk verzoek daartoe of van het verstrekken van aanvullende gegevens aan de houder van EU-typegoedkeuring.

  3. Het conformiteitscertificaat kan worden verstrekt op papier of in elektronisch formaat.

  1. Indien de koper bij de aankoop van de niet voor de weg bestemde mobiele machine echter om een papieren versie van dat certificaat verzoekt, wordt dat certificaat kosteloos op papier verstrekt.

  2. Op verzoek van de eigenaar van de niet voor de weg bestemde mobiele machine verstrekt de fabrikant, gedurende een periode van tien jaar na de productiedatum van de niet voor de weg bestemde mobiele machine, een duplicaat van het conformiteitscertificaat aan de eigenaar, tegen betaling van een bedrag dat niet hoger is dan de hieraan verbonden kosten. Op de voorzijde van elk duplicaat is het woord “duplicaat” duidelijk zichtbaar in de taal waarin het conformiteitscertificaat is opgesteld.

  3. De fabrikant maakt gebruik van het model voor het conformiteitscertificaat dat door de Commissie is vastgesteld door middel van uitvoeringshandelingen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 46, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. Het conformiteitscertificaat wordt zodanig ontworpen dat vervalsing wordt voorkomen. Daartoe bepalen de uitvoeringshandelingen dat het formaat dat voor het certificaat wordt gebruikt, door verscheidene technische beveiligingen wordt beschermd. Het conformiteitscertificaat wordt opgesteld in een officiële taal van een lidstaat. Een goedkeuringsinstantie kan de fabrikant erom verzoeken dat het conformiteitscertificaat in haar eigen officiële taal of talen wordt vertaald.

  4. De persoon die gemachtigd is om de conformiteitscertificaten te ondertekenen, maakt deel uit van de organisatie van de fabrikant en wordt door de directie naar behoren gemachtigd om volledig de wettelijke verantwoordelijkheid van de fabrikant te dragen ten aanzien van het ontwerp en de constructie of de conformiteit van de productie van de niet voor de weg bestemde mobiele machine.

  5. Het conformiteitscertificaat wordt volledig ingevuld en bevat geen andere beperkingen op het gebruik van de niet voor de weg bestemde mobiele machine dan die waarin deze verordening voorziet.

  6. Het opschrift van het conformiteitscertificaat van niet voor de weg bestemde mobiele machines waarvoor overeenkomstig artikel 29, lid 2, goedkeuring is verleend, luidt als volgt: “Voor niet voor de weg bestemde mobiele machines waarvoor overeenkomstig artikel 29, lid 2, van [PB: gelieve de volledige naam en datum in te voegen van deze verordening — vastgestelde handeling] typegoedkeuring is verleend (voorlopige goedkeuring)”.

  7. Onverminderd lid 1 mag de fabrikant het conformiteitscertificaat met elektronische middelen aan de registratie-instantie van een lidstaat doorgeven.

Artikel 28

Voorgeschreven plaat met opschriften van niet voor de weg bestemde mobiele machines

  1. De fabrikant van de niet voor de weg bestemde mobiele machine brengt op elke niet voor de weg bestemde mobiele machine die conform het goedgekeurde type is vervaardigd, een voorgeschreven plaat met opschriften aan.

  2. De voorgeschreven plaat met de opschriften komt overeen met het model dat de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen heeft vastgesteld. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 46, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. De eerste van deze uitvoeringshandelingen worden uiterlijk op [PB: gelieve de datum in te voegen — 30 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening.] vastgesteld.

HOOFDSTUK VIII

NIEUWE TECHNOLOGIEËN OF NIEUWE CONCEPTEN

Artikel 29

Ontheffingen voor nieuwe technologieën of nieuwe concepten

  1. De in artikel 17 bedoelde aanvraag kan worden ingediend voor een type niet voor de weg bestemde mobiele machine waarin nieuwe technologieën of concepten zijn verwerkt die onverenigbaar zijn met de toepasselijke technische voorschriften.

  2. Na te hebben beoordeeld of aan alle volgende voorwaarden is voldaan, verleent de goedkeuringsinstantie de EU-typegoedkeuring voor de in lid 1 bedoelde niet voor de weg bestemde mobiele machine:

    1. in de aanvraag wordt toegelicht waarom de betrokken technologieën of concepten niet verenigbaar zijn met de toepasselijke technische voorschriften;

    2. in de aanvraag worden de gevolgen in verband met de bestreken aspecten van de nieuwe technologie beschreven, alsmede de maatregelen die zijn getroffen om ervoor te zorgen dat ten minste een even hoog beschermingsniveau in verband met de bestreken aspecten wordt gewaarborgd als wordt geboden door de voorschriften waarvan ontheffing wordt aangevraagd;

    3. uit beschrijvingen en resultaten van tests die zijn uitgevoerd door een technische dienst die voor de uitvoering van die activiteit is aangewezen of door de in artikel 38 geaccrediteerde interne technische dienst van die fabrikant, blijkt dat aan de voorwaarde in punt b) is voldaan.

  1. Voor het verlenen van een dergelijke EU-typegoedkeuring met ontheffing voor nieuwe technologieën of nieuwe concepten is goedkeuring door de Commissie vereist. Die goedkeuring of de weigering om goedkeuring te verlenen, gebeurt door middel van een uitvoeringshandeling. Die uitvoeringshandeling wordt overeenkomstig de in artikel 46, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

In voorkomend geval wordt in die uitvoeringshandeling gespecificeerd of voor de bij de uitvoeringshandeling verleende goedkeuring beperkingen gelden, met inbegrip van een geldigheidsperiode.

De EU-typegoedkeuring is in alle gevallen ten minste 36 maanden geldig.

  1. In afwachting van het goedkeuringsbesluit van de Commissie mag de goedkeuringsinstantie een voorlopige EU-typegoedkeuring verlenen.

  2. Die EU-typegoedkeuring is echter alleen geldig op het grondgebied van die lidstaat, voor een type niet voor de weg bestemde mobiele machine waarop de aangevraagde ontheffing betrekking heeft, en op dat van de lidstaten waarvan de goedkeuringsinstantie die goedkeuring overeenkomstig lid 5 heeft aanvaard.

  3. De goedkeuringsinstantie die de voorlopige EU-typegoedkeuring heeft verleend, stelt de Commissie en overige goedkeuringsinstanties onverwijld in kennis door middel van een dossier met de in lid 2 bedoelde informatie waaruit blijkt dat aan alle in dat lid bedoelde voorwaarden is voldaan.

  4. In het opschrift van het typegoedkeuringscertificaat en het opschrift van het conformiteitscertificaat wordt aangegeven dat het hierbij om een voorlopige goedkeuring met een beperkt geldigheidsgebied gaat. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen om te voorzien in modellen voor het typegoedkeuringscertificaat en het conformiteitscertificaat voor de toepassing van dit lid. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 46, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

  5. Een andere goedkeuringsinstantie dan de in lid 4 bedoelde instantie kan de in lid 4 bedoelde voorlopige EU-typegoedkeuring schriftelijk aanvaarden, zodat de geldigheid van die voorlopige goedkeuring wordt uitgebreid tot het grondgebied van die lidstaat.

  6. Indien de Commissie de goedkeuring weigert, stelt de goedkeuringsinstantie de houder van de in lid 3 bedoelde voorlopige typegoedkeuring er onverwijld van in kennis dat de voorlopige goedkeuring zes maanden na de datum van toepasselijkheid van de weigering van de in lid 3 bedoelde uitvoeringshandeling zal worden ingetrokken.

  7. Niet voor de weg bestemde mobiele machines mogen echter in de handel worden gebracht, worden geregistreerd of in gebruik worden genomen in de lidstaat waarvan de goedkeuringsinstantie die goedkeuring heeft verleend en in elke lidstaat waarvan de goedkeuringsinstantie die goedkeuring heeft aanvaard, indien:

    1. die machines zijn vervaardigd conform de voorlopige EU-typegoedkeuring voordat zij haar geldigheid verloor;

    2. die machines zijn voorzien van de door deze verordening voorgeschreven plaat en opschriften;

    3. de machines vergezeld gaan van het voorlopige conformiteitscertificaat; en

    4. de documenten, informatie en instructies voor de gebruiker zijn opgesteld overeenkomstig deze verordening.

Artikel 30

Latere wijziging van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen

  1. Wanneer de Commissie een goedkeuring voor de verlening van een ontheffing overeenkomstig artikel 29 verleent, neemt zij onmiddellijk de nodige maatregelen om de gedelegeerde of uitvoeringshandelingen in kwestie aan te passen aan de technologische ontwikkelingen.

  2. Zodra de desbetreffende handelingen zijn gewijzigd, wordt elke aan het besluit van de Commissie tot goedkeuring van de ontheffing verbonden beperking onmiddellijk opgeheven.

  3. Indien de nodige stappen voor de wijziging van de gedelegeerde of uitvoeringshandelingen niet zijn genomen, kan de Commissie op verzoek van de lidstaat die de goedkeuring heeft verleend, bij een volgens de in artikel 46, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld uitvoeringsbesluit de lidstaat machtigen de EU-typegoedkeuring uit te breiden.

HOOFDSTUK IX

VRIJWARINGSCLAUSULES

Artikel 31

Nationale evaluatie van niet voor de weg bestemde mobiele machines waarvan wordt vermoed dat zij een ernstig risico vormen of niet in conformiteit zijn

  1. Wanneer de markttoezichtautoriteit van een lidstaat, op basis van eigen markttoezichtactiviteiten of op basis van door een goedkeuringsinstantie of een fabrikant verstrekte informatie of klachten, voldoende redenen heeft om aan te nemen dat een niet voor de weg bestemde mobiele machine een ernstig risico vormt of niet in conformiteit is met deze verordening, verricht zij een evaluatie van de betrokken niet voor de weg bestemde mobiele machine met betrekking tot de desbetreffende bepalingen van deze verordening.

  2. De betrokken marktdeelnemers en de desbetreffende goedkeuringsinstanties verlenen volledige medewerking aan de markttoezichtautoriteiten.

Artikel 32

Nationale procedures voor niet voor de weg bestemde mobiele machines die een ernstig risico vormen of niet in conformiteit zijn

  1. Indien de markttoezichtautoriteit, na het verrichten van de evaluatie overeenkomstig artikel 31, vaststelt dat een niet voor de weg bestemde mobiele machine een ernstig risico vormt, verlangt zij onverwijld dat de betrokken marktdeelnemer onverwijld alle passende corrigerende maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat de betrokken niet voor de weg bestemde mobiele machine dat risico niet langer met zich meebrengt.

  2. Indien de markttoezichtautoriteit, na het verrichten van de evaluatie overeenkomstig artikel 31, vaststelt dat een niet voor de weg bestemde mobiele machine niet in conformiteit is met deze verordening en geen ernstig risico vormt als bedoeld in lid 1, verlangt die autoriteit onverwijld dat de desbetreffende marktdeelnemer binnen een redelijke termijn alle passende corrigerende maatregelen neemt om die machine in conformiteit te brengen. Die termijn is evenredig aan de ernst van de niet-naleving.

  3. Marktdeelnemers zorgen er overeenkomstig de in de artikelen 6 tot en met 13 uiteengezette verplichtingen voor dat alle passende corrigerende maatregelen worden genomen ten aanzien van alle betrokken niet voor de weg bestemde mobiele machines die zij in de handel hebben gebracht, hebben geregistreerd of in gebruik hebben genomen.

  4. Indien marktdeelnemers niet binnen de in lid 1 of lid 2 bedoelde toepasselijke termijn passende corrigerende maatregelen nemen, of indien het risico vereist dat snel wordt ingegrepen, nemen de nationale autoriteiten alle passende voorlopige beperkende maatregelen om het op de markt aanbieden, het registreren, met inbegrip van een verbod om op de openbare weg te rijden, of het in het verkeer brengen van de betrokken niet voor de weg bestemde mobiele machines op hun nationale markt te verbieden of te beperken, dan wel deze in de betrokken lidstaat uit de handel te nemen of terug te roepen.

  5. Artikel 18 van Verordening (EU) 2019/1020 is van toepassing op de in lid 4 genoemde beperkende maatregelen.

Artikel 33

Corrigerende en beperkende maatregelen op Unieniveau

  1. De markttoezichtautoriteit die corrigerende of beperkende maatregelen overeenkomstig artikel 32 neemt, stelt de Commissie en de nationale autoriteiten van de overige lidstaten daarvan onverwijld in kennis door middel van het in artikel 34, lid 1, van Verordening (EU) 2019/1020 bedoelde informatie- en communicatiesysteem.

  2. Die lidstaat stelt tevens de goedkeuringsinstantie die de goedkeuring heeft verleend onverwijld op de hoogte van zijn bevindingen. In het geval van niet voor de weg bestemde machines die een ernstig risico inhouden, worden de corrigerende of beperkende maatregelen ook gemeld via het in artikel 12 van Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad bedoelde systeem voor snelle uitwisseling van informatie (Rapex).

  3. De overeenkomstig de eerste twee alinea’s verstrekte informatie omvat alle bekende bijzonderheden, waaronder de gegevens die nodig zijn om de betrokken niet voor de weg bestemde mobiele machine te identificeren en om de oorsprong en de aard van de beweerde non-conformiteit en van het risico in kwestie, en de aard en de duur van de genomen nationale corrigerende en beperkende maatregelen, vast te stellen, alsmede, in voorkomend geval, de argumenten die door de betrokken marktdeelnemer worden aangevoerd.

  4. De lidstaat die de corrigerende of beperkende maatregel neemt, vermeldt of het risico of de non-conformiteit een van de volgende redenen heeft:

    1. de niet voor de weg bestemde mobiele machines voldoen niet aan deze verordening; of

    2. de desbetreffende regelgevingshandelingen die op grond van deze verordening zijn vastgesteld, vertonen tekortkomingen.

  1. De lidstaten, met uitzondering van de lidstaat die corrigerende of beperkende maatregelen neemt, brengen de Commissie en de overige lidstaten binnen een maand na de in lid 1 bedoelde kennisgeving op de hoogte van door hen genomen corrigerende of beperkende maatregelen en van informatie waarover zij beschikken met betrekking tot de non-conformiteit of het risico dat is verbonden aan de betrokken niet voor de weg bestemde mobiele machines, evenals van hun bezwaren indien zij het niet eens zijn met de aangemelde nationale maatregel.

  2. Indien binnen drie maanden na de in lid 1 bedoelde kennisgeving geen bezwaar tegen een aangemelde nationale maatregel is ingebracht door een andere lidstaat of de Commissie, zorgen de andere lidstaten ervoor dat op hun grondgebied onverwijld soortgelijke corrigerende of beperkende maatregelen worden genomen ten aanzien van de betrokken niet voor de weg bestemde mobiele machines.

  3. Indien binnen drie maanden na de in lid 1 bedoelde kennisgeving een andere lidstaat of de Commissie bezwaar maakt tegen een aangemelde nationale maatregel, of indien de Commissie van mening is dat een aangemelde nationale maatregel in strijd is met het Unierecht, raadpleegt de Commissie onverwijld de betrokken lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s).

  4. Aan de hand van de in lid 5 bedoelde raadpleging stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast waarin wordt besloten over geharmoniseerde corrigerende of beperkende maatregelen op Unieniveau. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 46, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

  5. De Commissie brengt het in lid 6 bedoelde besluit onmiddellijk ter kennis van de betrokken marktdeelnemer of marktdeelnemers. De lidstaten voeren de in de in lid 6 bedoelde handelingen vervatte maatregelen onverwijld uit en stellen de Commissie daarvan in kennis.

  6. Indien de Commissie een aangemelde nationale maatregel niet-gerechtvaardigd of in strijd met het Unierecht acht, trekt de betrokken lidstaat overeenkomstig het in lid 6 bedoelde besluit van de Commissie de maatregel in of past hij deze aan.

  7. Wanneer het risico of de non-conformiteit wordt toegeschreven aan tekortkomingen in de krachtens deze verordening vastgestelde regelgevingshandelingen, stelt de Commissie de noodzakelijke wijzigingen van de betrokken handelingen voor.

  8. Wanneer een corrigerende maatregel overeenkomstig dit artikel gerechtvaardigd wordt geacht of onderworpen is aan de in lid 6 bedoelde uitvoeringshandelingen, worden die maatregelen kosteloos ter beschikking gesteld van houders van registraties voor de betrokken niet voor de weg bestemde mobiele machines. Wanneer op kosten van de houder van de registratie reparaties zijn uitgevoerd voordat de corrigerende maatregel is vastgesteld, vergoedt de fabrikant die reparaties tot het bedrag van de kosten van de ingevolge die corrigerende maatregel vereiste reparaties.

HOOFDSTUK X

VERSTREKKING VAN TECHNISCHE INFORMATIE

Artikel 34

Informatie voor gebruikers

  1. De fabrikant verstrekt geen technische informatie over de bij deze verordening voorgeschreven gegevens die afwijkt van de gegevens die door de goedkeuringsinstantie zijn goedgekeurd.

  2. De fabrikant stelt de gebruikers alle relevante informatie en noodzakelijke instructies ter beschikking waarin de voorwaarden of beperkingen in verband met het gebruik van een niet voor de weg bestemde mobiele machine worden beschreven.

  3. De in lid 2 bedoelde informatie wordt verstrekt in de gebruikershandleiding voor weggebruik.

  4. De gebruikershandleiding voor weggebruik, met inbegrip van de in lid 2 bedoelde informatie, wordt samen met de niet voor de weg bestemde mobiele machine beschikbaar gesteld en verstrekt:

    1. in de officiële taal of talen van de lidstaat waar de niet voor de weg bestemde mobiele machine in de handel wordt gebracht, wordt geregistreerd of in gebruik wordt genomen; en

    2. op papier of in elektronisch formaat.

  5. Indien de gebruikershandleiding in elektronisch formaat wordt verstrekt, verstrekt de fabrikant in gedrukte of papieren vorm informatie over de wijze waarop die handleiding kan worden geraadpleegd of gevonden, in de officiële taal of talen van de lidstaat waar de niet voor de weg bestemde mobiele machine in de handel wordt gebracht, wordt geregistreerd of in het verkeer wordt gebracht.


HOOFDSTUK XI

AANWIJZING EN AANMELDING VAN TECHNISCHE DIENSTEN

Artikel 35

Voorschriften met betrekking tot technische diensten

  1. De aanwijzende goedkeuringsinstanties zien erop toe dat, alvorens zij een technische dienst krachtens artikel 37 aanwijzen, deze dienst aan de voorschriften van de leden 2 tot en met 10 van dit artikel voldoet.

  2. Een technische dienst wordt opgericht naar nationaal recht en bezit rechtspersoonlijkheid, met uitzondering van een technische dienst die deel uitmaakt van een typegoedkeuringsinstantie en met uitzondering van een geaccrediteerde interne technische dienst van de fabrikant als bedoeld in artikel 38.

  3. Een technische dienst is een derde partij die niet betrokken is bij het ontwerp, de vervaardiging, de levering of het onderhoud van de niet voor de weg bestemde mobiele machine die hij beoordeelt.

  4. Een instantie die lid is van een organisatie van ondernemers of van een vakorganisatie die ondernemingen vertegenwoordigt die betrokken zijn bij het ontwerp, de vervaardiging, de beschikbaarstelling, de assemblage, het gebruik of het onderhoud van de door haar beoordeelde, geteste of geïnspecteerde niet voor de weg bestemde mobiele machine, kan geacht worden aan de eerste alinea te voldoen, op voorwaarde dat haar onafhankelijkheid en de afwezigheid van belangenconflicten worden aangetoond.

  5. Een technische dienst, zijn hoogste leidinggevenden en het personeel ervan dat belast is met de categorieën activiteiten waarvoor zij overeenkomstig artikel 37, lid 1, zijn aangewezen, mogen niet de ontwerper, fabrikant, toeleverancier of onderhouder van de door hen beoordeelde niet voor de weg bestemde mobiele machine zijn, noch de vertegenwoordiger van partijen die dergelijke activiteiten verrichten. Dit belet echter niet het gebruik van de in lid 3 bedoelde beoordeelde niet voor de weg bestemde mobiele machines die nodig zijn voor de activiteiten van de technische dienst of het gebruik van de niet voor de weg bestemde mobiele machines voor persoonlijke doeleinden.

  6. Een technische dienst zorgt ervoor dat de activiteiten van zijn dochterondernemingen of onderaannemers geen afbreuk doen aan de vertrouwelijkheid, objectiviteit en onpartijdigheid van de categorieën activiteiten waarvoor die dienst is aangewezen.

  7. Een technische dienst en zijn personeel voeren de categorieën activiteiten waarvoor de dienst is aangewezen, uit met de grootste mate van beroepsintegriteit en met de vereiste technische bevoegdheid op het specifieke gebied, en zij zijn vrij van elke druk en beïnvloeding, met name van financiële aard, die hun oordeel of de resultaten van hun beoordelingsactiviteiten kunnen beïnvloeden, inzonderheid van druk en beïnvloeding van de kant van personen of groepen van personen die belang hebben bij de resultaten van deze activiteiten.

  8. Een technische dienst is in staat alle categorieën activiteiten waarvoor hij overeenkomstig artikel 37, lid 1, is aangewezen, uit te voeren, door tot tevredenheid van zijn aanwijzende goedkeuringsinstantie aan te tonen dat hij beschikt over:

    1. personeel met passende vaardigheden, specifieke technische kennis en een beroepsopleiding alsmede voldoende passende ervaring om de taak te verrichten;

    2. beschrijvingen van de procedures die relevant zijn voor de categorieën activiteiten waarvoor hij wil worden aangewezen, zodat de transparantie en reproduceerbaarheid van die procedures gewaarborgd zijn;

    3. procedures om bij de uitoefening van de categorieën activiteiten waarvoor hij wil worden aangewezen, naar behoren rekening te houden met de relatieve complexiteit van de technologie van de niet voor de weg bestemde mobiele machines in kwestie en het massa- of seriële karakter van het productieproces; en

    4. de middelen die nodig zijn om op passende wijze de taken uit te voeren die verband houden met de categorieën activiteiten waarvoor hij wil worden aangewezen, en toegang tot alle noodzakelijke apparatuur of faciliteiten.

  9. Bovendien toont de technische dienst tegenover de aanwijzende goedkeuringsinstantie aan dat hij voldoet aan de voorschriften die zijn vastgelegd in de in artikel 41 bedoelde gedelegeerde handelingen en relevant zijn voor de categorieën activiteiten waarvoor die dienst werd aangewezen.

  10. De technische diensten, hun hoogste leidinggevenden en het beoordelingspersoneel moeten onpartijdig zijn. Zij oefenen geen activiteiten uit die hun onafhankelijk oordeel of hun integriteit met betrekking tot de categorieën activiteiten waarvoor zij zijn aangewezen, in het gedrang kunnen brengen.

  11. Technische diensten sluiten een aansprakelijkheidsverzekering voor hun activiteiten af, tenzij de wettelijke aansprakelijkheid op basis van hun nationale wetgeving door de lidstaat wordt gedekt of de lidstaat zelf rechtstreeks verantwoordelijk is voor de conformiteitsbeoordeling.

  12. Het personeel van een technische dienst is gebonden aan het beroepsgeheim ten aanzien van alle informatie waarvan het kennisneemt bij de uitoefening van zijn taken uit hoofde van deze verordening of bepalingen van de nationale wetgeving die daaraan uitvoering geven, behalve ten opzichte van de aanwijzende goedkeuringsinstantie of op grond van Uniewetgeving of nationale wetgeving. Eigendomsrechten worden beschermd.

Artikel 36

Dochterondernemingen van en uitbesteding door technische diensten

  1. Technische diensten mogen uitsluitend met instemming van hun aanwijzende goedkeuringsinstantie sommige van de activiteiten waarvoor zij overeenkomstig artikel 37, lid 1, zijn aangewezen, uitbesteden of door een dochteronderneming laten uitvoeren.

  2. Wanneer een technische dienst specifieke taken in verband met de categorieën activiteiten waarvoor hij is aangewezen, uitbesteedt of door een dochteronderneming laat uitvoeren, waarborgt hij dat de onderaannemer of dochteronderneming aan artikel 35 voldoet, en brengt hij de aanwijzende goedkeuringsinstantie hiervan op de hoogte.

  3. Technische diensten nemen de volledige verantwoordelijkheid op zich voor de taken die worden verricht door hun onderaannemers of dochterondernemingen, ongeacht waar deze zijn gevestigd.

  4. Technische diensten houden alle relevante documenten over de beoordeling van de kwalificaties van de onderaannemer of de dochteronderneming en over de door hen uitgevoerde taken ter beschikking van de aanwijzende goedkeuringsinstantie.

Artikel 37

Aanwijzing van technische diensten

  1. Technische diensten worden aangewezen voor een of meer van de volgende activiteitencategorieën, afhankelijk van hun competentiegebied:

    1. categorie A: technische diensten die de in deze verordening bedoelde tests in hun eigen bedrijfsruimten uitvoeren;

    2. categorie B: technische diensten die toezien op de in deze verordening bedoelde tests, indien de uitvoering plaatsvindt in de bedrijfsruimten van de fabrikant of in de bedrijfsruimten van een derde;

    3. categorie C: technische diensten die de door de fabrikant toegepaste procedures voor de controle van de conformiteit van de productie geregeld evalueren en verifiëren;

    4. categorie D: technische diensten die tests of inspecties uitvoeren of hierop toezien voor de controle van de conformiteit van de productie.

  2. Een goedkeuringsinstantie kan worden aangewezen als technische dienst voor een of meer van de in lid 1 bedoelde activiteiten.

  3. Technische diensten van een derde land die niet overeenkomstig artikel 38 zijn aangewezen, kunnen voor de toepassing van artikel 41 worden aangemeld, maar alleen als een bilaterale overeenkomst tussen de Unie en het betrokken derde land voorziet in een dergelijke aanvaarding van technische diensten. Dit belet een technische dienst die overeenkomstig artikel 35, lid 2, naar nationaal recht is opgericht niet om in derde landen dochterondernemingen op te richten, mits de dochterondernemingen rechtstreeks door de aangewezen technische dienst worden geleid en gecontroleerd.

Artikel 38

Geaccrediteerde interne technische diensten van de fabrikant

  1. Een geaccrediteerde interne technische dienst van een fabrikant mag alleen worden aangewezen voor het uitvoeren van activiteiten van categorie A als bedoeld in artikel 37, lid 1, punt a). Deze technische dienst vormt een afzonderlijk en te onderscheiden deel van de onderneming en is niet betrokken bij het ontwerp, de vervaardiging, de levering of het onderhoud van de niet voor de weg bestemde mobiele machines, systemen, onderdelen of technische eenheden die hij beoordeelt.

  2. Een geaccrediteerde interne technische dienst wordt aangewezen door de goedkeuringsinstantie van een lidstaat en voldoet aan de volgende vereisten:

    1. de geaccrediteerde interne technische dienst wordt geaccrediteerd door een nationale accreditatie-instantie als gedefinieerd in artikel 2, punt 11, van Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad 32 en in overeenstemming met de in artikel 39 bedoelde regels;

    2. de geaccrediteerde interne technische dienst en zijn personeel zijn organisatorisch te onderscheiden en beschikken binnen de onderneming waarvan zij deel uitmaken over rapportagemethoden die hun onpartijdigheid waarborgen en aan de desbetreffende nationale accreditatie-instantie aantonen;

  1. de geaccrediteerde interne technische dienst noch zijn personeel oefenen activiteiten uit die hun onafhankelijk oordeel of hun integriteit met betrekking tot de categorieën activiteiten waarvoor zij zijn aangewezen in het gedrang kunnen brengen;

  2. de geaccrediteerde interne technische dienst verleent zijn diensten uitsluitend aan de onderneming waarvan hij deel uitmaakt.

    1. Een geaccrediteerde interne technische dienst hoeft niet bij de Commissie te worden aangemeld voor de toepassing van artikel 41, maar op verzoek van de aanwijzende goedkeuringsinstantie wordt door de onderneming waarvan hij deel uitmaakt of door de nationale accreditatie-instantie informatie over zijn accreditatie aan die goedkeuringsinstantie verstrekt.

Artikel 39

Regels voor de beoordeling van technische diensten en geaccrediteerde interne technische diensten

De Commissie is overeenkomstig artikel 47 bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de regels waaraan de technische diensten moeten voldoen voor hun beoordeling overeenkomstig artikel 40 en de accreditatie van interne technische diensten overeenkomstig artikel 38.

Artikel 40

Beoordeling van de vaardigheden van de technische diensten

  1. De aanwijzende goedkeuringsinstantie stelt een beoordelingsverslag op waarin wordt aangetoond dat de kandidaat-technische dienst is beoordeeld met betrekking tot de naleving van de vereisten van deze verordening en de op grond van deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen. Dit verslag kan een door een accreditatie-instantie afgegeven accreditatiecertificaat bevatten.

  2. De beoordeling waarop het in lid 1 bedoelde verslag wordt gebaseerd, wordt uitgevoerd volgens een op grond van artikel 39 vastgestelde gedelegeerde handeling. Het beoordelingsverslag wordt ten minste om de drie jaar herzien.

  3. Het beoordelingsverslag wordt desgevraagd aan de Commissie verstrekt. In dergelijke gevallen, en als de beoordeling niet is gebaseerd op een door een nationale accreditatie-instantie afgegeven accreditatiecertificaat waarin wordt verklaard dat de technische dienst aan deze verordening voldoet, stelt de aanwijzende instantie aan de Commissie schriftelijke bewijsstukken ter beschikking waaruit de bekwaamheid van de technische dienst blijkt, alsmede de regelingen die zijn getroffen om te waarborgen dat de technische dienst regelmatig wordt gecontroleerd door de aanwijzende goedkeuringsinstantie en voldoet aan deze verordening en de op grond van deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen.

  4. De goedkeuringsinstantie die overeenkomstig artikel 37, lid 2, als technische dienst aangewezen wenst te worden, toont door middel van een beoordeling door van de beoordeelde activiteit onafhankelijke beoordelaars aan dat zij aan de voorwaarden voldoet. Deze beoordelaars kunnen uit dezelfde organisatie komen, mits zij afzonderlijk van het personeel dat de beoordeelde activiteit uitoefent, worden bestuurd.

  5. Een geaccrediteerde interne technische dienst moet voldoen aan de desbetreffende bepalingen van dit artikel.

Artikel 41

Aanmeldingsprocedures

  1. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de naam, het adres, inclusief het elektronische adres, de verantwoordelijke personen en de activiteitencategorie van elke door hen aangewezen technische dienst, en van latere wijzigingen in deze aanwijzingen. In de aanmelding wordt vermeld voor welke van de in de bijlage bij deze verordening genoemde onderwerpen de technische diensten zijn aangewezen.

  2. Een technische dienst mag de in artikel 37, lid 1, bedoelde activiteiten namens de voor de typegoedkeuring verantwoordelijke aanwijzende goedkeuringsinstantie alleen verrichten als hij van tevoren overeenkomstig lid 1 van dit artikel bij de Commissie is aangemeld.

  3. De in lid 2 bedoelde technische dienst kan door verschillende aanwijzende goedkeuringsinstanties worden aangewezen en aangemeld door de lidstaten van deze aanwijzende goedkeuringsinstanties, ongeacht de categorie of categorieën van activiteiten die deze dienst uitoefent overeenkomstig artikel 37, lid 1.

  4. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van alle relevante latere wijzigingen in de aanwijzing.

  5. Wanneer een specifieke organisatie of een bevoegd orgaan die of dat een activiteit verricht die niet onder artikel 37, lid 1, valt, moet worden aangewezen voor de toepassing van de op grond van deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen, vindt de aanmelding plaats overeenkomstig dit artikel.

  1. De Commissie publiceert de lijst en de gegevens van de overeenkomstig dit artikel aangemelde technische diensten op haar website.

Artikel 42

Wijzigingen van de aanwijzing

  1. Wanneer een aanwijzende goedkeuringsinstantie heeft geconstateerd of vernomen dat een door haar aangewezen technische dienst niet meer aan de eisen van deze verordening voldoet of zijn verplichtingen niet nakomt, wordt de aanwijzing door de aanwijzende goedkeuringsinstantie beperkt, opgeschort of ingetrokken, afhankelijk van de ernst van het niet-voldoen aan deze eisen of het niet-nakomen van deze verplichtingen. De lidstaat die deze technische dienst heeft aangemeld stelt de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis. De Commissie wijzigt de in artikel 41, lid 6, bedoelde gepubliceerde informatie dienovereenkomstig.

  2. Wanneer de aanwijzing wordt beperkt, opgeschort of ingetrokken of de technische dienst zijn activiteiten heeft gestaakt, doet de aanwijzende goedkeuringsinstantie het nodige om ervoor te zorgen dat de dossiers van die technische dienst hetzij door een andere technische dienst worden behandeld, hetzij aan de aanwijzende goedkeuringsinstantie of aan de markttoezichtautoriteiten op hun verzoek ter beschikking kunnen worden gesteld.

Artikel 43

Betwisting van de bekwaamheid van technische diensten

  1. De Commissie onderzoekt alle gevallen waarin zij twijfelt aan of in kennis wordt gesteld van twijfels over de bekwaamheid van een technische dienst of over de vraag of een technische dienst nog aan de voorschriften voldoet en zijn verantwoordelijkheden nakomt.

  2. De lidstaat van de aanwijzende goedkeuringsinstantie verstrekt de Commissie op verzoek alle informatie in verband met de grondslag van de aanwijzing of de instandhouding van de aanwijzing van de betrokken technische dienst.

  3. Alle gevoelige informatie die de Commissie in het kader van haar onderzoek ontvangt, wordt door haar vertrouwelijk behandeld.

  4. Wanneer de Commissie constateert dat een technische dienst niet of niet langer aan de vereisten voor aanwijzing voldoet, stelt zij de lidstaat van de aanwijzende goedkeuringsinstantie daarvan in kennis.

  5. De Commissie verzoekt die lidstaat om de aanwijzing op te schorten, te beperken of in te trekken, indien noodzakelijk.

Indien een lidstaat nalaat de nodige corrigerende maatregelen te nemen, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen waarin wordt beslist de aanwijzing van de betrokken technische dienst te beperken, te schorsen of in te trekken. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 46, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. De Commissie stelt de betrokken lidstaat in kennis van die uitvoeringshandelingen en actualiseert de in artikel 41, lid 6, bedoelde gepubliceerde informatie dienovereenkomstig.

Artikel 44

Operationele verplichtingen van technische diensten

  1. Technische diensten voeren namens de aanwijzende goedkeuringsinstantie de categorieën activiteiten waarvoor zij zijn aangewezen uit volgens de in deze verordening vervatte beoordelings- en testprocedures.

  2. Technische diensten houden toezicht op de in deze verordening voor de goedkeuring of inspecties vereiste tests of voeren deze zelf uit. De technische diensten voeren geen tests, beoordelingen of inspecties uit waarvoor zij niet naar behoren door hun goedkeuringsinstantie zijn aangewezen.

  3. Technische diensten:

    1. stellen hun aanwijzende goedkeuringsinstantie te allen tijde in staat in voorkomend geval getuige te zijn tijdens de conformiteitsbeoordeling door de technische dienst; en

    2. verstrekken, onverminderd artikel 35, lid 10, en artikel 45, hun aanwijzende goedkeuringsinstantie te allen tijde op verzoek de informatie over hun binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallende activiteitencategorieën.

  1. Als een technische dienst vaststelt dat een fabrikant niet heeft voldaan aan deze verordening, meldt hij dit aan de aanwijzende goedkeuringsinstantie, zodat de aanwijzende goedkeuringsinstantie van de fabrikant kan verlangen dat deze passende corrigerende maatregelen neemt en vervolgens geen typegoedkeuringscertificaat afgeeft, tenzij de passende corrigerende maatregelen naar tevredenheid van de goedkeuringsinstantie zijn genomen.

  2. Als een technische dienst die namens de aanwijzende goedkeuringsinstantie optreedt, tijdens de controle van de conformiteit van de productie na afgifte van een typegoedkeuringscertificaat vaststelt dat niet voor de weg bestemde mobiele machines niet langer conform zijn met deze verordening, meldt hij dit aan de aanwijzende goedkeuringsinstantie. De goedkeuringsinstantie neemt de in artikel 22 bepaalde passende maatregelen.

Artikel 45

Informatieverplichtingen van technische diensten

  1. Technische diensten stellen hun aanwijzende goedkeuringsinstantie op de hoogte van:

    1. elke geconstateerde non-conformiteit die een weigering, beperking, opschorting of intrekking van een typegoedkeuringscertificaat kan vereisen;

    2. alle omstandigheden die van invloed zijn op de werkingssfeer van en de voorwaarden voor hun aanwijzing;

    3. informatieverzoeken die zij van markttoezichtautoriteiten ontvangen over hun activiteiten.

  2. Op verzoek van hun aanwijzende goedkeuringsinstantie verstrekken technische diensten informatie over de activiteiten binnen de werkingssfeer van hun aanwijzing en over alle andere activiteiten, waaronder grensoverschrijdende activiteiten en uitbesteding.

HOOFDSTUK XII

UITVOERINGSHANDELINGEN EN GEDELEGEERDE HANDELINGEN

Artikel 46

Comitéprocedure

  1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 69 van Verordening (EU) nr. 167/2013 ingestelde technisch comité landbouwvoertuigen (TC-AV), een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

  2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

  3. Indien het comité geen advies uitbrengt, stelt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet vast en is artikel 5, lid 4, derde alinea van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 47

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

  1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

  2. De in artikel 4, lid 5, artikel 15, lid 2, artikel 21, lid 9, artikel 22, lid 6, en artikel 39 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van [PB: …. -gelieve de datum van inwerkingtreding in te voegen.]. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van die termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

  1. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 4, lid 5, artikel 15, lid 2, artikel 21, lid 9, artikel 22, lid 6, en artikel 39 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

  2. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling, waaronder een gedelegeerde handeling tot herziening, wijziging of intrekking van een gedelegeerde handeling, vaststelt, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daar gelijktijdig van in kennis.

  3. Een overeenkomstig artikel 4, lid 5, artikel 15, lid 2, artikel 21, lid 9, artikel 22, lid 6, of artikel 39 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad geen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Deze termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

 
HOOFDSTUK XIII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 48

Wijziging van Verordening (EU) 2019/1020

Aan bijlage I bij Verordening (EU) 2019/1020 wordt het volgende punt toegevoegd:

“71. [Verordening XXX] “betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op niet voor de weg bestemde mobiele machines die deelnemen aan het verkeer op de openbare weg en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1020”.

Artikel 49

Forum

  1. De Commissie richt een forum voor uitwisseling van informatie over handhaving op (“het Forum”), zit dit Forum voor en beheert het.

  2. Het Forum bestaat uit door elke lidstaat benoemde vertegenwoordigers van hun goedkeuringsinstanties en markttoezichtautoriteiten.

  3. Waar passend kunnen technische diensten, vertegenwoordigers van het Europees Parlement, van de industrie en van de betrokken marktdeelnemers, evenals van belanghebbenden bij veiligheidsaangelegenheden, overeenkomstig het in lid 6 bedoelde reglement van orde worden uitgenodigd als waarnemers voor het Forum.

  4. Doel van de adviserende taken van het Forum is het bevorderen van beste praktijken die bijdragen tot een uniforme interpretatie en toepassing van deze verordening.

  5. Het Forum neemt het volgende in overweging:

    1. vraagstukken in verband met de uniforme interpretatie van de voorschriften van deze verordening;

    2. de resultaten van de typegoedkeurings- en markttoezichtactiviteiten;

    3. vraagstukken van algemeen belang voor de toepassing van de voorschriften in deze verordening in verband met de beoordeling, aanwijzing en monitoring van technische diensten;

  1. inbreuken door marktdeelnemers;

  2. de toepassing van de corrigerende of beperkende maatregelen van hoofdstuk IX;

  3. de planning, coördinatie en resultaten van markttoezichtactiviteiten.

    1. In het kader van zijn adviserende taak en rekening houdend met het resultaat van de overwegingen uit hoofde van lid 2, kan het Forum een advies of een aanbeveling uitbrengen.

    2. Wanneer het Forum een advies of aanbevelingen uitbrengt, streeft het naar een consensus. Indien geen consensus kan worden bereikt, brengt het Forum zijn advies of aanbevelingen met een gewone meerderheid van de lidstaten uit. Elke lidstaat heeft één stem. Lidstaten met afwijkende standpunten kunnen erom verzoeken dat die standpunten en de redenen ervoor in het advies of de aanbevelingen van het Forum worden opgenomen.

    3. Indien de Commissie uitvoeringshandelingen vaststelt, houdt zij terdege rekening met de door het Forum overeenkomstig lid 2 uitgebrachte adviezen.

    4. Het Forum stelt zijn reglement van orde vast.

    5. Voor de toepassing van deze verordening:

  4. zijn artikel 30, lid 2, en artikel 32 van Verordening (EU) 2019/1020 niet van toepassing;

  5. worden verwijzingen naar “ADCO” in artikel 11, lid 8, artikel 30, leden 1 en 3, artikel 31, lid 2, en artikel 33 van Verordening (EU) 2019/1020 gelezen als verwijzingen naar het Forum.

Artikel 50

Sancties

  1. De lidstaten stellen voorschriften vast ten aanzien van de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de sancties worden uitgevoerd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op [PB: gelieve de datum in te voegen — de exacte dag die voorafgaat aan de datum waarop deze verordening van toepassing wordt.] van die bepalingen in kennis en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen daarvan mee.

  2. De soorten inbreuken die aanleiding geven tot sancties zijn:

    1. het afleggen van valse verklaringen tijdens goedkeuringsprocedures of procedures die tot terugroeping leiden;

    2. het vervalsen van testresultaten voor typegoedkeuring of conformiteit tijdens het gebruik;

    3. het achterhouden van gegevens of technische specificaties die tot terugroeping, weigering of intrekking van een typegoedkeuring kunnen leiden;

    4. het weigeren van toegang tot informatie;

    5. het zonder goedkeuring op de markt aanbieden of het in gebruik nemen door marktdeelnemers van niet voor de weg bestemde mobiele machines waarvoor goedkeuring is vereist, of het met die intentie vervalsen van documenten of opschriften;

    6. het niet nakomen van verplichtingen door marktdeelnemers;

  1. het niet naleven door de technische diensten van de vereisten voor hun aanwijzing.

Artikel 51

Evaluatie

  1. Uiterlijk op [PB: gelieve de datum in te voegen — 60 maanden na de datum van toepassing van deze verordening.] brengt dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de uitvoering van deze verordening, dat zo nodig vergezeld gaat van passende wetgevingsvoorstellen.

  2. Het verslag wordt gebaseerd op een raadpleging van belanghebbenden en houdt rekening met bestaande aanverwante Europese en internationale normen en de in lid 3 bedoelde informatie.

  3. Uiterlijk op [PB: gelieve de datum in te voegen — 48 maanden na de datum van toepassing van deze verordening.] informeren de lidstaten de Commissie over het volgende:

    1. de toepassing van de in deze verordening vastgestelde typegoedkeurings- en markttoezichtprocedures;

    2. het aantal uit hoofde van deze verordening verleende EU-typegoedkeuringen sinds [PB: gelieve de datum in te voegen – de datum van toepassing van deze verordening.];

    3. de nationale voorschriften voor nationale typegoedkeuring van kleine series, nationale individuele goedkeuring en nationale typegoedkeuring, en het aantal goedkeuringen dat sinds [PB: gelieve de datum in te voegen– de datum van toepassing van deze verordening.] is verleend.

Artikel 52

Overgangsbepalingen

In afwijking van deze verordening kunnen de lidstaten tot en met …[PB: gelieve de datum in te voegen: 8 jaar na de datum van toepassing] nationale wetgeving inzake de nationale typegoedkeuring van niet voor de weg bestemde mobiele machines voor de deelname aan het verkeer op de openbare weg toepassen op niet voor de weg bestemde mobiele machines die in de handel worden gebracht tussen … [PB: gelieve de datum van toepassing in te voegen] en …[PB: gelieve de datum in te voegen: 8 jaar na de datum van toepassing]. Tijdens die periode kan de fabrikant ervoor kiezen EU-typegoedkeuring aan te vragen of te voldoen aan de desbetreffende nationale wetgeving.

Artikel 53

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van [OP: gelieve de datum in te voegen — 36 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening.]

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,