Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD ter ondersteuning van de productie van munitie
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD ter ondersteuning van de productie van munitie
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
Brussel, 3.5.2023 |
COM(2023) 237 final |
2023/0140(COD) |
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD ter ondersteuning van de productie van munitie |
TOELICHTING
De eerste pijler bestaat uit maatregelen ter ondersteuning van de versterking van de industrie in alle toeleveringsketens die verband houden met de productie van relevante defensieproducten in de EU en is gebaseerd op artikel 173, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).
De defensie-industrie van de Unie, die de relevante defensieproducten produceert, heeft momenteel te maken met een plotselinge toename van de vraag en moet zich dringend aan deze nieuwe marktsituatie aanpassen. Met de financiële steun van de EU in het kader van deze pijler wordt beoogd het concurrentievermogen en de veerkracht van de Europese industriële en technologische defensiebasis (EDTIB) op het gebied van relevante defensieproducten te versterken, zodat deze zich snel kan aanpassen aan structurele veranderingen, overeenkomstig artikel 173, lid 1, eerste streepje, van het VWEU. Zo wordt met deze pijler de EU-industrie ondersteund bij het vergroten van haar productievolume, het terugdringen van haar leveringstermijnen en het aanpakken van mogelijke knelpunten en/of factoren die de levering en productie van de relevante defensieproducten zouden kunnen vertragen of belemmeren.
Overeenkomstig artikel 173, lid 3, van het VWEU, omvat deze pijler geen enkele harmonisering van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten. De tweede pijler bestaat uit harmonisatiemaatregelen om de beschikbaarheid van de relevante defensieproducten, onderdelen daarvan en de bijbehorende inputs te identificeren, in kaart te brengen en voortdurend te monitoren, en uit maatregelen tot vaststelling van vereisten om de tijdige en duurzame beschikbaarheid van de desbetreffende defensieproducten in de Unie te waarborgen. Deze tweede pijler is gebaseerd op artikel 114 VWEU.
Het waarborgen van de veiligheid van het grondgebied van de Unie is een dwingende doelstelling van overheidsbeleid, en deze veiligheid hangt ook af van de beschikbaarheid van voldoende defensiematerieel en defensiediensten. De huidige geopolitieke context leidt tot een aanzienlijke toename van de vraag naar relevante defensieproducten in de Unie. Deze situatie belemmert de werking van de interne markt voor deze producten en onderdelen daarvan, en brengt de leveringszekerheid daarvan in gevaar. In het kader van hun nationale defensie hebben de lidstaten maatregelen getroffen of zullen de lidstaten waarschijnlijk maatregelen treffen om hun eigen voorraden van deze producten en onderdelen daarvan in stand te houden. Uiteenlopende nationale wetgeving, met name met betrekking tot de certificering van defensieproducten en overdracht van producten en hun onderdelen binnen de EU, en uiteenlopende uitvoering van het Unierecht zijn echter knelpunten voor Europese toeleveringsketens van relevante defensieproducten en belemmeringen voor interoperabiliteit gebleken. Daarom moet op grond van artikel 114 VWEU harmonisatiewetgeving van de Unie worden vastgesteld om de werking van de interne markt te waarborgen door tekorten aan relevante defensieproducten in de Unie te voorkomen. Deze maatregelen moeten bestaan uit het aanwijzen van defensieproducten waarvan de levering cruciaal is, het in kaart brengen van de daarmee verband houdende industriële capaciteiten, het aanwijzen van prioritaire orders, het versnellen van vergunningsprocedures of het vereenvoudigen van aanbestedingsprocedures. De combinatie van deze maatregelen moet ertoe leiden dat het aanbod van de relevante defensieproducten en de onderdelen daarvan in alle lidstaten wordt vergroot, hetgeen noodzakelijk is voor de werking van de interne markt en ertoe moet leiden dat relevante defensieproducten tijdig in de Unie beschikbaar zijn en geleverd worden.
Andere artikelen van het VWEU of elk artikel afzonderlijk kunnen beide bovengenoemde doelstellingen niet rechtvaardigen. De voorgestelde elementen zijn opgenomen in één handeling, aangezien alle maatregelen een coherente aanpak vormen om op verschillende wijzen tegemoet te komen aan de noodzaak om het defensie-ecosysteem in de Unie te versterken.
De voorgestelde maatregelen van de eerste pijler zijn erop gericht investeringen in de productiecapaciteit voor relevante defensieproducten in de Unie te versnellen en tegelijkertijd de veerkracht van de EDTIB te bevorderen door middel van grensoverschrijdende industriële partnerschappen en samenwerking tussen relevante ondernemingen in een gezamenlijke inspanning van de industrie om te voorkomen dat de toeleveringsketens verder versnipperd raken. Aangezien de EDTIB moet worden aangepast aan structurele veranderingen, kunnen financiële steun en stimulansen alleen op het niveau van de Unie adequaat worden ontworpen en uitgevoerd. Er moet worden benadrukt dat de producenten van relevante defensieproducten wijdverspreid zijn over de hele Unie en verschillende kmo’s en midcap-ondernemingen omvatten.
De geplande maatregelen van de tweede pijler zullen ten goede komen aan de interne markt, de veerkracht van de EDTIB versterken en de leveringszekerheid waarborgen. Met de maatregelen om de beschikbaarheid in de Unie van de relevante defensieproducten, onderdelen daarvan en de bijbehorende inputs te identificeren, in kaart te brengen en voortdurend te monitoren, wordt ervoor gezorgd dat op het niveau van de Unie de nodige inlichtingen worden ingewonnen en worden de Commissie en de lidstaten in staat gesteld te anticiperen op tekorten die van invloed zijn op de leveringszekerheid van die defensieproducten. Met de maatregelen om tijdige en duurzame beschikbaarheid van de relevante defensieproducten in de Unie te waarborgen, worden de lidstaten en de Commissie in staat gesteld om de tekorten en knelpunten in de toeleveringsketens doeltreffender aan te pakken dan met een lappendeken van nationale maatregelen.
2023/0140 (COD) |
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD ter ondersteuning van de productie van munitie |
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
ter ondersteuning van de productie van munitie
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114 en artikel 173, lid 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 2 ,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
De Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne heeft de Europese defensie-industrie en de Europese markt voor defensiemateriaal op de proef gesteld en een aantal tekortkomingen aan het licht gebracht. Deze tekortkomingen ondermijnen hun vermogen om op de vereiste veilige en tijdige wijze te voldoen aan de dringende behoeften van de lidstaten wat betreft defensieproducten en -systemen zoals munitie en raketten, gezien het hoge verbruikspercentage van die producten of systemen tijdens hevige conflicten.
Sinds 24 februari 2022 voeren de Unie en haar lidstaten gestaag hun inspanningen op om tegemoet te komen aan de dringende defensiebehoeften van Oekraïne. Bovendien hebben de staatshoofden en regeringsleiders van de Unie die op 11 maart 2022 in Versailles bijeenkwamen, gezien de toenemende instabiliteit, strategische concurrentie en veiligheidsdreigingen, besloten meer verantwoordelijkheid te nemen voor de eigen veiligheid van de Unie en verdere beslissende stappen te zetten om de Europese soevereiniteit op te bouwen. Zij zegden toe “de Europese defensievermogens te versterken”, kwamen overeen de defensie-uitgaven te verhogen, de samenwerking te intensiveren door middel van gezamenlijke projecten en gemeenschappelijke aanbestedingen van defensievermogens, tekorten te dichten, innovatie te stimuleren en de defensie-industrie van de Unie te versterken en te ontwikkelen. Op 21 maart 2022 heeft de Raad het strategisch kompas voor veiligheid en defensie van de Unie in het komende decennium goedgekeurd, dat vervolgens op 24 maart 2022 door de Europese Raad is bekrachtigd. In het strategisch kompas wordt benadrukt dat de defensie-uitgaven moeten worden verhoogd en dat meer moet worden geïnvesteerd in vermogens, zowel op het niveau van de Unie als op nationaal niveau.
De Commissie en de hoge vertegenwoordiger presenteerden op 18 mei 2022 een gezamenlijke mededeling over “de analyse van de lacunes op het gebied van defensie-investeringen en de te volgen koers”, waarin wordt gewezen op het bestaan, binnen de Unie, van lacunes op het gebied van defensiegerelateerde financiën, industrie en vermogens. In juli 2022 presenteerde de Commissie het instrument voor de versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen (Edirpa), dat tot doel heeft de samenwerking tussen de lidstaten in de aanbestedingsfase te ondersteunen om op een coöperatieve manier de meest dringende en kritieke lacunes op te vullen, met name de lacunes die zijn ontstaan als gevolg van de reactie op de huidige Russische agressie. Edirpa zal bijdragen tot de versterking van gemeenschappelijke aanbestedingen op defensiegebied en, via de bijbehorende financiering van de Unie, tot de versterking van de industriële defensiecapaciteiten van de Unie en de aanpassing van de defensie-industrie van de Unie aan structurele marktveranderingen als gevolg van de toegenomen vraag naar aanleiding van nieuwe uitdagingen, zoals de terugkeer van hevige conflicten.
In het licht van de situatie in Oekraïne en de dringende defensiebehoeften, met name wat betreft munitie, heeft de Raad op 20 maart 2023 overeenstemming bereikt over een drieledige aanpak, die erop gericht is Oekraïne via een gezamenlijke inspanning in de komende twaalf maanden een miljoen patronen artilleriemunitie ter beschikking te stellen. De Raad kwam overeen om Oekraïne met spoed grond-grondmunitie en artilleriemunitie te leveren en desgevraagd raketten, uit bestaande voorraden of door herprioritering van bestaande orders. Voorts riep de Raad de lidstaten op gezamenlijk munitie aan te kopen en desgevraagd raketten van de Europese defensie-industrie (en Noorwegen) aan te schaffen in het kader van een bestaand project van het Europees Defensieagentschap (EDA) of via aanvullende aankoopprojecten onder leiding van de lidstaten, teneinde hun voorraden aan te vullen en tegelijkertijd de steun aan Oekraïne voort te zetten. Om deze inspanningen te ondersteunen, kwam de Raad overeen passende financiering vrij te maken, onder meer via de Europese Vredesfaciliteit. De Raad heeft de Commissie opgedragen concrete voorstellen in te dienen om het opvoeren van de productiecapaciteit van de Europese defensie-industrie onverwijld te ondersteunen, toeleveringsketens veilig te stellen, efficiënte aankoopprocedures te faciliteren, tekortkomingen in productiecapaciteiten aan te pakken en investeringen te bevorderen, onder meer door, in voorkomend geval, een beroep te doen op de Uniebegroting. Dit laatste is van essentieel belang om ervoor te zorgen dat te allen tijde adequaat aan de eigen veiligheidsbehoeften van de Unie wordt voldaan en dat de defensie-industrie en de interne markt van de Unie opgewassen zijn tegen de huidige veranderingen. De drie onderling verbonden trajecten moeten parallel en op gecoördineerde wijze worden nagestreefd. Ook zullen regelmatig vergaderingen op het niveau van de nationale directeuren Bewapening worden georganiseerd met de taskforce voor gezamenlijke aanbestedingen op defensiegebied (Commissie, EDEO, EDA), om de behoeften en industriële capaciteiten te beoordelen en de nodige nauwe coördinatie te waarborgen, teneinde te zorgen voor een adequate uitvoering van de drie verschillende trajecten.
Op 13 april 2023 heeft de Raad in het kader van de Europese Vredesfaciliteit een steunmaatregel ter waarde van 1 miljard EUR aangenomen ter ondersteuning van de Oekraïense strijdkrachten, waardoor de lidstaten vergoed kunnen worden voor grond-grondmunitie en artilleriemunitie, en eventueel raketten die gedurende de periode van 9 februari tot en met 31 mei 2023 uit bestaande voorraden of door herprioritering van bestaande orders aan Oekraïne zijn gedoneerd. Wat gezamenlijke aanbestedingen betreft, hebben tot dusver 24 lidstaten en Noorwegen de projectregeling van het EDA voor de gezamenlijke aankoop van munitie ondertekend.
Gezamenlijke inspanningen om de lidstaten in staat te stellen hun uitgeputte voorraden aan te vullen en Oekraïne te ondersteunen, kunnen alleen doeltreffend zijn als de aanbodzijde van de Unie tijdig de vereiste defensieproducten kan leveren. Maar nu de voorraden snel slinken, de Europese productie bijna op maximale capaciteit is als gevolg van de orders van de lidstaten of derde landen, en de prijzen al snel stijgen, zijn aanvullende maatregelen op het gebied van het industriebeleid van de Unie nodig om een snelle opschaling van de productiecapaciteit te waarborgen.
Zoals blijkt uit de inspanningen van de gezamenlijke taskforce voor overheidsopdrachten op defensiegebied (Commissie, EDEO, EDA) om de behoeften aan defensieaankopen op zeer korte termijn te coördineren en samen te werken met de lidstaten en de defensiefabrikanten van de Unie ter ondersteuning van gemeenschappelijke aanbestedingen om de voorraden aan te vullen, met name in het licht van de steun aan Oekraïne, beschikt de Unie-industrie over capaciteit voor de productie van grond-grondmunitie, artilleriemunitie en raketten. De productiecapaciteit in de defensie-industrie van de Unie is echter toegesneden op andere tijden, waarin de Unie nog niet geconfronteerd werd met de huidige uitdagingen. De aanbodstromen zijn op een bescheidener vraag afgestemd en om de kosten laag te houden zijn de voorraden tot een minimum beperkt en de leveranciers wereldwijd weinig divers, wat de defensie-industrie van de Unie vatbaar maakt voor afhankelijkheden. Daardoor maken de huidige productiecapaciteit en de bestaande toeleverings- en waardeketens geen veilige en tijdige levering van defensieproducten mogelijk om tegemoet te komen aan de behoeften van de lidstaten op het gebied van hun beveiligingsbehoeften en om de Oekraïense behoeften te blijven ondersteunen, waardoor spanningen ontstaan op de markt voor grond-grondmunitie, artilleriemunitie en raketten, en er een risico op verdringing ontstaat. Daarom is een aanvullend optreden op het niveau van de Unie noodzakelijk.
Overeenkomstig artikel 173, lid 3, VWEU is het industriebeleid van de Unie erop gericht de aanpassing van de industrie aan structurele veranderingen te bespoedigen. Daarom lijkt het passend het Europese bedrijfsleven te ondersteunen bij het vergroten van het productievolume, het verkorten van de leveringstermijnen en het aanpakken van potentiële knelpunten en/of factoren die de levering en productie van grond-grondmunitie, artilleriemunitie en raketten, die voor de toepassing van deze verordening als relevante defensieproducten worden beschouwd, kunnen vertragen of belemmeren.
De op het niveau van de Unie genomen maatregelen moeten erop gericht zijn het concurrentievermogen en de veerkracht van de Europese industriële en technologische defensiebasis (EDTIB) op het gebied van munitie en raketten te versterken, zodat deze snel kan worden aangepast aan structurele veranderingen.
Daartoe moet een instrument worden vastgesteld voor de financiële ondersteuning van de versterking van de industrie in de toeleverings- en waardeketens voor de productie van deze relevante defensieproducten in de Unie (“het instrument”).
Het instrument zal in overeenstemming zijn met bestaande samenwerkingsinitiatieven van de EU op defensiegebied, zoals die in het kader van het Europees Defensiefonds, het voorgestelde instrument voor de versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen, en de Europese Vredesfaciliteit, en zal synergieën met andere programma’s van de Unie genereren. Het instrument is volledig in overeenstemming met de ambitie van het strategisch kompas.
Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad moet van toepassing zijn op dit instrument, tenzij anders bepaald.
Overeenkomstig artikel 193, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 kan subsidiëring van reeds begonnen acties slechts worden toegestaan indien de aanvrager kan aantonen dat het noodzakelijk was met de actie te beginnen vóór de ondertekening van de subsidieovereenkomst. Financiële bijdragen mogen echter geen betrekking hebben op een periode voorafgaand aan de datum van indiening van de subsidieaanvraag, behalve in naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke gevallen. Om tegemoet te komen aan de oproep van de Raad van 20 maart 2023 om de levering van relevante defensieproducten te versnellen, moet het mogelijk zijn om in het financieringsbesluit te voorzien in financiële bijdragen aan acties die een periode vanaf 20 maart 2023 bestrijken.
In deze verordening worden voor het instrument de financiële middelen vastgelegd die voor het Europees Parlement en de Raad in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van punt 18 van het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen 3 , met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen (het “Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020”).
De lidstaten mogen verzoeken dat de aan hen in gedeeld beheer toegewezen middelen naar het instrument worden overgedragen, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad. Dit kan met name het geval zijn wanneer de productie van relevante defensieproducten te kampen heeft met specifieke tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties op het grondgebied van de lidstaten, met name in kwetsbare en afgelegen gebieden, en die middelen bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma waaruit zij zijn overgedragen. De in artikel 73, lid 4, van Verordening (EU) 2021/1060 vastgestelde mogelijkheden kunnen worden toegepast op voorwaarde dat het project voldoet aan de voorschriften van die verordening en aan het toepassingsgebied van het EFRO en het ESF+ zoals uiteengezet in de fondsspecifieke verordeningen. Overeenkomstig artikel 24 van Verordening (EU) 2021/1060 moet de Commissie de door de lidstaat ingediende gewijzigde nationale programma’s beoordelen en haar opmerkingen daarover binnen twee maanden kenbaar maken. Gezien de urgentie van de situatie moet de Commissie ernaar streven de beoordeling van de gewijzigde nationale programma’s onverwijld af te ronden.
Wanneer de lidstaten gewijzigde of nieuwe herstel- en veerkrachtplannen voorstellen overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad 4 , moeten zij maatregelen kunnen voorstellen die ook bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van dit instrument. Daartoe moeten de lidstaten met name maatregelen overwegen in verband met voorstellen die naar aanleiding van een oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van het instrument zijn ingediend en waaraan overeenkomstig het instrument een excellentiekeurmerk is toegekend.
Overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad 5 en Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95 6 , (Euratom, EG) nr. 2185/96 7 en (EU) 2017/1939 van de Raad 8 moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door middel van evenredige maatregelen, onder meer maatregelen met betrekking tot preventie, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden, waaronder fraude, met betrekking tot terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist bestede financiële middelen en, waar passend, met betrekking tot het opleggen van administratieve sancties. Met name heeft het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig de Verordeningen (Euratom, EG) nr. 2185/96 en (EU, Euratom) nr. 883/2013 de bevoegdheid administratief onderzoek, daaronder begrepen controles ter plaatse en inspecties, te verrichten om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten die de financiële belangen van de Unie schaden. Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) is overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 bevoegd tot het onderzoeken en vervolgen van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad 9 . Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 volledig meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, de Rekenkamer en ten aanzien van de lidstaten die deelnemen aan de nauwere samenwerking op grond van Verordening (EU) 2017/1939, het EOM, en ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van financiële middelen van de Unie, gelijkwaardige rechten verlenen.
Leden van de Europese Vrijhandelsassociatie die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER) kunnen als geassocieerde landen aan dit instrument deelnemen in het kader van de samenwerking die is ingesteld uit hoofde van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, waarin is voorzien in de uitvoering van hun deelname aan programma’s van de Unie op basis van een uit hoofde van die overeenkomst vastgesteld besluit. Er moet een specifieke bepaling in deze verordening worden opgenomen om die derde landen ertoe te verplichten de verantwoordelijke ordonnateur, OLAF en de Rekenkamer de nodige rechten en toegang te verlenen zodat deze hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen.
Gelet op de specifieke kenmerken van de defensie-industrie, waar de vraag nagenoeg uitsluitend afkomstig is van de lidstaten en de geassocieerde landen, die ook de zeggenschap hebben over alle aanschaf van defensiegerelateerde producten en technologieën, met inbegrip van de uitvoer daarvan, is de werking van de defensie-industriesector niet onderworpen aan de gebruikelijke regels en bedrijfsmodellen van traditionelere markten. De sector doet daarom geen aanzienlijke investeringen op eigen initiatief, maar alleen als respons op vaste orders. Hoewel vaste orders van de lidstaten een voorwaarde zijn voor elke investering, kan de Commissie het risico van industriële investeringen verminderen door middel van subsidies en leningen, en zo een snellere aanpassing aan de huidige structurele veranderingen op de markt mogelijk maken. In de huidige noodsituatie moet de steun van de Unie tot 60 % van de directe subsidiabele kosten dekken om begunstigden in staat te stellen acties zo snel mogelijk uit te voeren, het risico van hun investeringen te verminderen en zo sneller over relevante defensieproducten te kunnen beschikken.
Belanghebbenden in de defensie-industriesector worden geconfronteerd met sectorspecifieke indirecte kosten, zoals kosten voor beveiliging. Daarom moet een vast percentage van 7 % van de totale directe subsidiabele kosten van de actie worden toegestaan.
Het instrument moet via de in Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 gedefinieerde middelen financiële steun verlenen aan acties die bijdragen tot de tijdige beschikbaarheid en levering van relevante defensieproducten, waaronder industriële coördinatie en netwerkactiviteiten, toegang tot financiering voor ondernemingen die betrokken zijn bij de productie van relevante defensieproducten, reservering van capaciteit, een industrieel proces voor het opnieuw inzetbaar maken van verlopen producten, uitbreiding, optimalisering, modernisering, opwaarderen of herbestemming van bestaande productiecapaciteiten of de totstandbrenging van nieuwe productiecapaciteit op dit gebied, en opleiding van personeel.
Aangezien het instrument tot doel heeft het concurrentievermogen en de efficiëntie van de defensie-industrie van de Unie te verbeteren, komen alleen (openbare of particuliere) juridische entiteiten die in de Unie of in geassocieerde landen gevestigd zijn en daar hun uitvoerende bestuursstructuren hebben in aanmerking voor steun.
In de Unie of in een geassocieerd land gevestigde juridische entiteiten die onder zeggenschap staan van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land, mogen alleen als ontvangers in aanmerking komen mits is voldaan aan strikte voorwaarden met betrekking tot de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten, zoals vastgesteld in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid uit hoofde van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), waaronder ook wat betreft de versterking van de EDTIB. De deelname van dergelijke juridische entiteiten mag niet in strijd zijn met de doelstellingen van het instrument. In die context moet onder “zeggenschap” het vermogen worden verstaan om beslissende invloed op een juridische entiteit uit te oefenen, hetzij direct, hetzij indirect via een of meer intermediaire juridische entiteiten. Aanvragers moeten alle relevante informatie over bij de actie te gebruiken infrastructuur, faciliteiten, activa en middelen verstrekken. In dat verband moet tevens rekening worden gehouden met punten van zorg van de lidstaten op het gebied van voorzieningszekerheid. Gezien de urgentie van de situatie als gevolg van de bestaande crisis op het gebied van de levering van munitie, moet in het instrument rekening worden gehouden met bestaande toeleveringsketens.
De infrastructuur, faciliteiten, activa en middelen van de ontvangers die betrokken zijn bij een door het instrument ondersteunde actie, moeten zich gedurende de gehele duur van de actie op het grondgebied van een lidstaat of een geassocieerd land bevinden, en de uitvoerende bestuursstructuren van de bij een actie betrokken ontvangers moeten zich in de Unie of in een geassocieerd land bevinden. Bijgevolg mogen juridische entiteiten die in een niet-geassocieerd derde land zijn gevestigd noch juridische entiteiten die in de Unie of in een geassocieerd land zijn gevestigd, maar waarvan de uitvoerende bestuursstructuur zich in een niet-geassocieerd derde land bevindt, in aanmerking komen als bij een actie betrokken ontvanger.
Volgens artikel 94 van Besluit 2013/755/EU van de Raad 10 komen in landen en gebieden overzee gevestigde personen en entiteiten in aanmerking voor financiering, overeenkomstig de voorschriften en doelstellingen van het instrument en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het desbetreffende land of gebied overzee banden heeft.
Bij de beoordeling van voorstellen moet de Commissie bijzondere aandacht besteden aan de mate waarin zij bijdragen tot het bereiken van de doelstellingen van het instrument. Voorstellen moeten met name worden beoordeeld in het licht van hun bijdrage aan het opschalen, uitbreiden, reserveren en moderniseren van de productiecapaciteit en de om- en bijscholing van de betrokken werknemers. De voorstellen moeten ook worden beoordeeld aan de hand van de mate waarin zij bijdragen tot het verkorten van de leveringstermijnen van relevante defensieproducten, onder meer door middel van mechanismen voor herprioritering van orders, aan het identificeren en wegwerken van knelpunten in hun toeleveringsketens en aan de ontwikkeling van de veerkracht van deze toeleveringsketens door de ontwikkeling en operationalisering van grensoverschrijdende samenwerking tussen ondernemingen, waaronder met name — en in aanzienlijke mate — kmo’s en midcaps die actief zijn in de betrokken toeleveringsketens.
Bij het ontwerpen, toekennen en uitvoeren van financiële steun van de EU moet de Commissie er in het bijzonder op letten dat dergelijke maatregelen geen negatieve gevolgen hebben voor de mededingingsvoorwaarden op de interne markt.
Bovendien heeft de huidige crisis niet alleen tekortkomingen in de defensie-industriesector van de EU aan het licht gebracht, maar ook uitdagingen voor de werking van de interne markt voor defensieproducten. De huidige geopolitieke context houdt immers een aanzienlijke toename van de vraag in die van invloed is op de werking van de interne markt voor de productie en verkoop, in de Unie, van grond-grondmunitie, artilleriemunitie en raketten en van de onderdelen daarvan. Hoewel sommige lidstaten omwille van de nationale veiligheid maatregelen hebben genomen of waarschijnlijk zullen nemen om hun eigen voorraden in stand te houden, ondervinden andere lidstaten moeilijkheden bij de aanvoer van de goederen die nodig zijn voor de vervaardiging of aankoop van grond-grondmunitie, artilleriemunitie en raketten. Soms worden hele productieketens belemmerd door een probleem met de aanvoer van één enkele grondstof of van een bepaald onderdeel. Om de werking van de interne markt te waarborgen, moeten bepaalde maatregelen worden vastgesteld die op gecoördineerde wijze zorgen voor geharmoniseerde regels om de voorzieningszekerheid van defensieproducten te faciliteren. Het gaat daarbij onder meer om het in kaart brengen van de behoeften aan goederen en diensten op die interne markt, de mogelijkheid om op het niveau van de Unie opdrachten met als prioritair aangemerkte orders vast te stellen wanneer ten minste drie lidstaten besluiten of voornemens zijn te besluiten gezamenlijk defensiegerelateerde producten aan te schaffen, indien dat nodig is om een doelstelling van algemeen belang van veiligheid van de Unie en haar lidstaten na te streven, en het versnellen van de procedures voor het verlenen van subsidies of het vergemakkelijken van aanbestedingsprocedures. Deze maatregelen moeten gebaseerd zijn op artikel 114 VWEU.
Om de nodige en passende maatregelen uit hoofde van deze verordening te nemen, moet de Commissie, op basis van de samenwerking met de EDEO en het EDA, in het kader van de taskforce voor gezamenlijke aanbestedingen op defensiegebied, een overzicht opstellen en bijhouden van de in de Unie gevestigde ondernemingen die actief zijn in de toeleveringsketens van relevante defensieproducten. Dat overzicht moet met name de typen producten en de specificaties daarvan, de bijbehorende productiecapaciteit en hun positie in de toeleveringsketen van de desbetreffende defensieproducten omvatten. De Commissie moet in nauwe samenwerking met de in kaart gebrachte ondernemingen regelmatig toezicht houden op de productiecapaciteit en de toeleveringsketens van deze ondernemingen. De resultaten van de inventarisatie en de monitoring moeten door het programmacomité worden gepresenteerd en besproken.
Op basis hiervan moet de Commissie een lijst opstellen van de relevante defensieproducten, grondstoffen of componenten daarvan die gevoelig zijn voor verstoringen of potentiële verstoringen van de werking van de eengemaakte markt en de toeleveringsketens daarvan die tot aanzienlijke tekorten leiden. De Commissie moet deze lijst van defensieproducten waarvan levering cruciaal is regelmatig bijwerken om ervoor te zorgen dat de aandacht beperkt blijft tot mogelijke verstoringen of knelpunten die van invloed zijn op de voorzieningszekerheid van relevante defensieproducten en grondstoffen en componenten daarvan.
De Commissie moet, in overleg met de lidstaat van vestiging, van marktdeelnemers die met deze producten, grondstoffen of componenten daarvan omgaan de informatie kunnen vragen die nodig is om ervoor te zorgen dat defensieproducten waarvan levering cruciaal is, tijdig beschikbaar zijn. Dergelijke informatie moet als basis dienen voor het besluit van de Commissie over passende maatregelen uit hoofde van deze verordening om mogelijke verstoringen of knelpunten aan te pakken die van invloed zijn op de voorzieningszekerheid van relevante defensieproducten alsook van relevante grondstoffen en componenten.
Een dergelijk mechanisme voor identificatie, inventarisatie en continue monitoring moet een bijna-realtimeanalyse mogelijk maken van de productiecapaciteit in de Unie, de kritieke factoren die van invloed zijn op de voorzieningszekerheid van relevante defensieproducten en de stand van de voorraden. Het moet de Commissie ook in staat stellen noodmaatregelen te ontwikkelen voor bestaande of verwachte tekorten.
Preventie van tekorten aan relevante defensieproducten is van essentieel belang voor het behoud van de doelstelling van algemeen belang van de veiligheid van de Unie en haar lidstaten en rechtvaardigt, waar nodig, evenredige uitholling van de grondrechten van ondernemingen die defensieproducten aanbieden waarvan levering cruciaal is, zoals de vrijheid van ondernemerschap overeenkomstig artikel 16 van het Handvest en het recht op eigendom overeenkomstig artikel 17 van het Handvest, onverminderd artikel 52 van het Handvest. Dergelijke uitholling kan met name gerechtvaardigd zijn wanneer verscheidene lidstaten zich specifiek hebben ingespannen om de vraag te consolideren door middel van gezamenlijke aanbestedingen, waardoor wordt bijgedragen aan de verdere integratie en soepele werking van de interne markt voor relevante defensieproducten. De Commissie kan met instemming van de lidstaat van vestiging van ondernemingen verlangen dat zij orders van relevante producten waarvan de levering cruciaal is aanvaarden en prioriteren, indien ten minste drie lidstaten die meewerken aan de aanbesteding van relevante defensieproducten of ten minste één lidstaat die defensieproducten inkoopt met het doel de betrokken producten aan Oekraïne over te dragen, daarom verzoeken/verzoekt en ernstige moeilijkheden ondervinden/ondervindt bij het plaatsen of uitvoeren van een contract. Om de grondrechten van het ondernemerschap te beschermen, mogen deze verzoeken alleen worden gedaan voor producten die door de Commissie in een uitvoeringsbesluit zijn geïdentificeerd. Bovendien moet een stapsgewijze procedure worden vastgesteld om de ondernemingen de mogelijkheid te bieden hun bezorgdheid over de voorgenomen maatregel kenbaar te maken. In het bijzonder moet de Commissie, in overleg met de lidstaat waar de betrokken ondernemingen zijn gevestigd, die ondernemingen in kennis stellen van haar voornemen hen te verzoeken voorrang te geven aan als prioritair aangemerkte orders en hun alle gegevens te verstrekken die zij nodig hebben om met kennis van zaken te kunnen beslissen of zij dat verzoek kunnen aanvaarden. Indien de onderneming weigert, kan de Commissie, met instemming van de betrokken lidstaat en met inachtneming van de aard van de bezwaren van de onderneming, oordelen dat een als prioritair aangemerkte order wegens veiligheidsredenen gerechtvaardigd is, en deze bij uitvoeringsbesluit verplicht stellen. Een dergelijk besluit moet worden genomen overeenkomstig alle toepasselijke wettelijke verplichtingen van de Unie, rekening houdend met de omstandigheden van het geval. De als prioritair aangemerkte order moet tegen een billijke en redelijke prijs worden geplaatst. De als prioritair aangemerkte order moet voorrang krijgen op elke private of publiekrechtelijke prestatieverplichting, maar er moet rekening worden gehouden met de legitieme doelstellingen van de ondernemingen en met de kosten en inspanningen die gemoeid zijn met eventuele veranderingen in de productiesequentie. Ondernemingen kunnen aan sancties worden onderworpen als zij hun verplichtingen in verband met als prioritair aangemerkte orders niet nakomen.
Om de grondrechten van de ondernemingen te beschermen, moeten zij het recht krijgen om te verzoeken van hun verplichtingen te worden ontheven in situaties waarin het ondanks de prioritaire status niet mogelijk is de als prioritair aangemerkte order te vervullen, zij het omdat het productievermogen en de productiecapaciteit ontoereikend is, of omdat dit een onredelijke economische last voor de onderneming zou betekenen en de onderneming bijzondere moeilijkheden zou berokkenen.
Als de uitzonderlijke situatie zich voordoet dat een onderneming die actief is in de toeleveringsketen van relevante defensieproducten in de Unie een verzoek om een als prioritair aangemerkte order van een derde land ontvangt, moet zij de Commissie van dat verzoek in kennis stellen.
Gezien het belang van de leveringszekerheid voor specifieke defensiesectoren die cruciale functies in verband met de veiligheid van de burgers van de Unie vervullen, mag de naleving van de verplichting om een als prioritair aangemerkte order uit te voeren, geen aansprakelijkheid voor schade jegens derden inhouden voor inbreuken op contractuele verplichtingen die het gevolg kunnen zijn van de noodzakelijke tijdelijke wijziging van de operationele processen van de desbetreffende fabrikant, beperkt tot de mate waarin de inbreuk op de contractuele verplichtingen noodzakelijk was om aan de opgelegde prioriteit te voldoen. Ondernemingen aan wie als prioritair aangemerkte orders mogelijk toegewezen zullen worden, moeten in de voorwaarden van hun commerciële contracten op die mogelijkheid anticiperen. Onverminderd de toepasselijkheid van andere bepalingen moet de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, zoals bepaald in Richtlijn 85/374/EEG van de Raad 11 , door deze vrijstelling van aansprakelijkheid onverlet worden gelaten.
De verplichting om voorrang te geven aan de productie van bepaalde producten, mag de vrijheid van ondernemerschap en de contractvrijheid (artikel 16 van het Handvest) en het recht op eigendom (artikel 17 van het Handvest) niet onevenredig aantasten. Elke beperking van die rechten moet, overeenkomstig artikel 52, lid 1, van het Handvest, bij wet worden gesteld, de wezenlijke inhoud van die rechten en vrijheden eerbiedigen en in overeenstemming zijn met het evenredigheidsbeginsel.
Gezien het belang van het waarborgen van de voorzieningszekerheid van relevante defensieproducten, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat administratieve aanvragen in verband met de planning, bouw en exploitatie van productiefaciliteiten, de overdracht van productiemiddelen binnen de EU en de kwalificering en certificering van relevante eindproducten op efficiënte en tijdige wijze worden verwerkt.
Om de algemene publieke beleidsdoelstelling van veiligheid na te streven, moeten faciliteiten voor de productie van relevante defensieproducten zo snel mogelijk worden opgezet, en moeten de administratieve lasten daarvan tot een minimum worden beperkt. Daarom moeten de lidstaten aanvragen voor de planning, de bouw en de exploitatie van fabrieken en installaties voor de productie van relevante defensieproducten zo snel mogelijk afhandelen. In individuele gevallen moeten zij bij het afwegen van juridische belangen voorrang krijgen,
Gezien de doelstelling van deze verordening, de noodsituatie en de uitzonderlijke context van de vaststelling ervan, moeten de lidstaten overwegen om per geval gebruik te maken van defensiegerelateerde vrijstellingen uit hoofde van het nationale en toepasselijke Unierecht, indien zij van oordeel zijn dat toepassing daarvan nadelige gevolgen zou hebben voor het bereiken van die doeleinden. Dit kan met name gelden voor het recht van de Unie op het gebied van milieu, gezondheid en veiligheid 12 , dat onontbeerlijk is om de menselijke gezondheid en het milieu beter te beschermen en een duurzame en veilige ontwikkeling tot stand te brengen. De uitvoering ervan kan echter ook belemmeringen op regelgevingsgebied opwerpen die het potentieel van de defensie-industrie van de Unie om de productie en levering van relevante defensieproducten op te voeren, bemoeilijken. Het is een collectieve verantwoordelijkheid van de Europese Unie en haar lidstaten om met spoed na te gaan welke maatregelen zij kunnen nemen om eventuele belemmeringen te verhelpen. Dergelijke acties op Unie-, regionaal of nationaal niveau mogen het milieu, de gezondheid of de veiligheid niet in gevaar brengen.
Om het gebruik van bestaande toeleveringsketens te optimaliseren en zo de continuïteit van de productie van relevante defensieproducten te waarborgen, moeten de lidstaten de mogelijkheid overwegen om gebruik te maken van de afwijkingen waarin Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad 13 voorziet, of om de betrokken bedrijven aan te moedigen daarvan gebruik te maken. Wanneer voor het gebruik van dergelijke afwijkingen voorafgaande toestemming van de nationale autoriteiten vereist is, moeten de aanvragen efficiënt en tijdig worden verwerkt.
Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad 14 heeft tot doel de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten op defensie- en veiligheidsgebied te harmoniseren, zodat aan de veiligheidseisen van de lidstaten en de uit het Verdrag voortvloeiende verplichtingen kan worden voldaan. Die richtlijn voorziet met name in specifieke bepalingen waarin dringende situaties als gevolg van een crisis worden geregeld, met name kortere termijnen voor de ontvangst van inschrijvingen en de mogelijkheid om gebruik te maken van de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking van een aanbestedingsbericht. De extreme urgentie als gevolg van de huidige crisis op het gebied van de levering van munitie kan echter zelfs met die bepalingen onverenigbaar zijn wanneer meer dan twee lidstaten voornemens zijn tot een gemeenschappelijke aanbesteding over te gaan. In sommige gevallen kunnen de veiligheidsbelangen van die lidstaten alleen gewaarborgd worden door het openstellen van een bestaande raamovereenkomst voor aanbestedende diensten van lidstaten die er oorspronkelijk geen partij bij waren, ook al was die mogelijkheid niet voorzien in de oorspronkelijke raamovereenkomst.
Overeenkomstig de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie moeten wijzigingen van een opdracht strikt beperkt blijven tot hetgeen in de gegeven omstandigheden absoluut noodzakelijk is, waarbij de beginselen van non-discriminatie, transparantie en evenredigheid zoveel mogelijk in acht worden genomen. In dit verband moet het mogelijk zijn om van Richtlijn 2009/81/EG af te wijken door de in de raamovereenkomst vastgestelde hoeveelheden te verhogen wanneer deze voor aanbestedende diensten van andere lidstaten worden opengesteld. Voor deze aanbestedende diensten moeten voor die extra hoeveelheden dezelfde voorwaarden gelden als voor de oorspronkelijke aanbestedende dienst die de oorspronkelijke raamovereenkomst heeft gesloten. In dergelijke gevallen moet de aanbestedende dienst ook elke ondernemer die aan de voorwaarden van de oorspronkelijke raamovereenkomst voldoet, toestaan een contractant van die raamovereenkomst te worden. Daarnaast moeten passende transparantiemaatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat alle potentieel geïnteresseerde partijen op de hoogte kunnen worden gebracht. Om de gevolgen van deze wijzigingen voor de goede werking van de interne markt te beperken en onevenredige concurrentieverstoringen te voorkomen, moet het op deze manier wijzigen van kaderovereenkomsten alleen tot en met 30 juni 2025 mogelijk zijn.
Richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad 15 heeft tot doel de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de EU te vereenvoudigen, met name door middel van algemene overdrachtsvergunningen waarvan de verificatie achteraf geschiedt, die betrekking hebben op een vooraf bepaald assortiment, aan specifieke afnemers geleverde of voor een specifiek doel bestemde producten, en die niet van te voren aangevraagd hoeven worden. Geen van de verplichte algemene overdrachtsvergunningen als bedoeld in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2009/43/EG of de aanbevelingen van de Commissie betreffende de harmonisatie van het toepassingsgebied van en de voorwaarden voor deze vergunningen zijn echter voldoende voor de overdrachten die nodig zijn voor de productie van relevante defensieproducten.
In de huidige context, waarin de leveringstermijnen overal in de betrokken toeleverings- en waardeketens verkort moeten worden, lijkt het noodzakelijk de overdracht van relevante defensieproducten vrij te stellen van de verplichting van voorafgaande toestemming binnen de Unie. Deze vrijstelling mag geen afbreuk doen aan de beslissingsvrijheid van de lidstaten wat betreft het exportbeleid voor defensiegerelateerde producten.
Om concurrerend, innovatief en veerkrachtig te zijn en om zijn productiecapaciteit te kunnen opvoeren, moet de EDTIB toegang hebben tot zowel publieke als particuliere financiering. Zoals bepaald in de “Bijdrage van de Commissie aan de Europese defensie” van 15 februari 2022, zijn de initiatieven van de Unie inzake duurzame financiering in overeenstemming met de inspanningen van de Unie om de Europese defensie-industrie voldoende toegang tot financiering en investeringen te helpen bieden. In die context vormt het EU-kader voor duurzame financiering geen belemmering voor investeringen in defensiegerelateerde activiteiten. De defensie-industrie van de Unie levert een cruciale bijdrage aan de weerbaarheid en veiligheid van de Unie en daarmee aan de vrede en sociale duurzaamheid. Binnen de initiatieven van de Unie inzake het duurzamefinancieringsbeleid worden controversiële wapens waarvan de ontwikkeling, productie, aanleg van voorraden, aanwending, overdracht en levering bij door de lidstaten van de Unie ondertekende internationale verdragen is verboden, onverenigbaar geacht met sociale duurzaamheid. Voor de sector gelden strikte toetsingsvoorschriften wat betreft de overbrenging en uitvoer van militaire producten en producten voor tweeërlei gebruik. In dit verband zou een verbintenis van nationale en Europese financiële actoren (zoals nationale stimuleringsbanken en -instellingen) om de Europese defensie-industrie te ondersteunen, een sterk signaal afgeven aan de particuliere sector. Voor zover dergelijke investeringen duidelijk zouden dienen om de prioriteiten van het strategisch kompas uit te voeren, moet de Europese Investeringsbank (EIB) haar steun aan de Europese defensie-industrie en aan gezamenlijke aanbestedingen opvoeren bovenop haar lopende steun voor tweeërlei gebruik, en tegelijkertijd haar andere missies op het gebied van economische ontwikkeling en de financiering van overheidsbeleid, met inbegrip van de dubbele transitie en in overeenstemming met artikel 309 VWEU en haar statuten, volledig voortzetten.
Ondernemingen in de waardeketen van relevante defensieproducten moeten toegang hebben tot schuldfinanciering om de investeringen te versnellen die nodig zijn om de productiecapaciteit te vergroten. Het instrument moet het voor EU-ondernemingen op het gebied van munitie en raketten makkelijker maken toegang tot financiering te krijgen. De verordening moet er met name voor zorgen dat voor die juridische entiteiten dezelfde voorwaarden gelden als voor andere juridische entiteiten, waarbij eventuele extra kosten die eigen zijn aan de defensiesector, worden vergoed.
De Commissie kan een speciale faciliteit opzetten als onderdeel van de investeringsfaciliteringsactiviteiten die gezamenlijk worden omschreven als het “opschalingsfonds”. Het opschalingsfonds kan in direct of indirect beheer worden uitgevoerd. De Commissie moet in dat verband onderzoeken hoe de EU-begroting het best kan worden aangewend om publieke en private investeringen aan te trekken ter ondersteuning van de beoogde snelle opschaling, bijvoorbeeld door de mogelijkheid van een blendingfaciliteit, onder meer in het kader van het bij Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad 16 ingestelde InvestEU-fonds, in nauwe samenwerking met haar uitvoerende partners. De activiteiten van het opschalingsfonds moeten de uitbreiding van de productiecapaciteit van munitie en raketten ondersteunen door de bedrijven in de hele waardeketen meer toegang tot middelen te bieden.
Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de vaststelling van het werkprogramma en de lijst van defensieproducten waarvan levering cruciaal is, het aan ondernemingen opleggen van de verplichting om als prioritair aangemerkte orders tegen een eerlijke en redelijke prijs te aanvaarden of uit te voeren, en voor het vaststellen van de praktische en operationele regelingen voor de werking van als prioritair aangemerkte orders. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 17 . Indien dwingende redenen van urgentie dit vereisen, moet de Commissie onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen in naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met de vaststelling van de lijst van defensieproducten waarvan levering cruciaal is, het aan ondernemingen opleggen van de verplichting om als prioritair aangemerkte orders tegen een eerlijke en redelijke prijs te aanvaarden of uit te voeren, en het vaststellen van praktische en operationele regelingen voor de werking van als prioritair aangemerkte orders.
Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk de gevolgen van de veiligheidscrisis op te vangen, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen van het voorgestelde optreden, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (“VEU”) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.
Deze verordening moet van toepassing zijn onverminderd de mededingingsregels van de Unie, met name de artikelen 101 tot en met 109 VWEU en de uitvoeringsverordeningen daarvan.
Er zij aan herinnerd dat beleidsuitgaven die voortvloeien uit titel V, hoofdstuk 2, overeenkomstig artikel 41, lid 2, VEU ten laste komen van de begroting van de Unie, met uitzondering van uitgaven die voortvloeien uit operaties die gevolgen hebben op militair of defensiegebied.
In het licht van de urgentie om de veiligheidscrisis aan te pakken, is het passend een uitzondering te maken op de periode van acht weken genoemd in artikel 4 van Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, dat gehecht is aan het VEU, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie. Gezien het dreigende gevaar voor de voorzieningszekerheid als gevolg van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, moet deze verordening in werking treden op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad.
Op grond van de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 18 moet de verordening worden geëvalueerd op basis van overeenkomstig bepaalde monitoringvoorschriften verzamelde informatie, waarbij administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten, en overregulering moeten worden vermeden. Die voorschriften moeten in voorkomend geval meetbare indicatoren omvatten als basis voor de evaluatie van de effecten van de verordening in de praktijk. De Commissie moet uiterlijk op 30 juni 2024 een evaluatie uitvoeren, onder meer met het oog op het indienen van voorstellen voor passende wijzigingen van deze verordening,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
Algemene bepalingen
Artikel 1
Onderwerp
In deze verordening worden een reeks maatregelen en een begroting vastgesteld die bedoeld zijn om dringend het reactievermogen en het vermogen van de Europese technologische en industriële defensiebasis (EDTIB) te versterken, teneinde de tijdige beschikbaarheid en levering van grond-grondmunitie en artilleriemunitie, alsmede raketten (“relevante defensieproducten”) te waarborgen, met name door middel van:
een instrument dat financiële ondersteuning biedt aan de versterking van de industrie voor de productie van de relevante defensieproducten in de Unie, onder meer door de levering van onderdelen daarvan (“het instrument”);
het identificeren, in kaart brengen en permanent monitoren van de beschikbaarheid van de relevante defensieproducten, de componenten daarvan en de bijbehorende inputs (grondstoffen);
het vaststellen van mechanismen, beginselen en tijdelijke regels om de tijdige en duurzame beschikbaarheid van de relevante defensieproducten voor de kopers daarvan in de Unie te waarborgen.
Op basis van een evaluatie, overeenkomstig artikel 28, van de resultaten die medio 2024 met de uitvoering van deze verordening zijn bereikt, in het bijzonder wat de ontwikkeling van de beveiligingscontext betreft, zal worden nagegaan of het wenselijk is de toepasbaarheid van de reeks maatregelen uit te breiden en de overeenkomstige aanvullende begroting toe te wijzen.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
“grondstoffen”: de materialen die nodig zijn voor de productie van relevante defensieproducten;
“knelpunt”: een congestiepunt in een productiesysteem dat de productie stopzet of ernstig vertraagt;
“ontvanger”: een entiteit waarmee een financieringsovereenkomst is ondertekend of waaraan kennis van een financieringsbesluit is gegeven;
“aanvrager”: een natuurlijke persoon of een entiteit met of zonder rechtspersoonlijkheid die in het kader van een subsidietoekenningsprocedure een aanvraag heeft ingediend;
“zeggenschap”: het vermogen om via een of meer intermediaire juridische entiteiten direct of indirect beslissende invloed uit te oefenen op een juridische entiteit;
“uitvoerende bestuursstructuur”: een overeenkomstig nationaal recht aangewezen orgaan van een juridische entiteit dat in voorkomend geval aan de bestuursvoorzitter rapporteert en gemachtigd is om de strategie, doelstellingen en algemene richting van de juridische entiteit te bepalen, en dat belast is met het toezicht op en de monitoring van de bestuurlijke besluitvorming;
“entiteit”: een uit hoofde van het Unierecht, nationaal recht of internationaal recht opgerichte en erkende rechtspersoon, die rechtspersoonlijkheid bezit en de bekwaamheid bezit in eigen naam te handelen, rechten uit te oefenen en verplichtingen te hebben, dan wel een entiteit zonder rechtspersoonlijkheid als bedoeld in artikel 197, lid 2, punt c), van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 (het Financieel Reglement);
“gerubriceerde informatie”: informatie of materiaal in ongeacht welke vorm waarvan ongeoorloofde openbaarmaking de belangen van de Unie of van een of meer van haar lidstaten in meerdere of mindere mate kan schaden en die/dat een EU-rubricering of een overeenkomstige rubricering draagt die strookt met de Overeenkomst tussen de lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de bescherming van in het belang van de Europese Unie uitgewisselde gerubriceerde informatie;
“gevoelige informatie”: informatie en gegevens die moeten worden beschermd tegen ongeoorloofde toegang of openbaarmaking op grond van in Unierecht of nationaal recht vastgelegde verplichtingen, dan wel om de bescherming van de persoonlijke levenssfeer of veiligheid van een natuurlijke persoon of rechtspersoon te waarborgen;
“entiteit uit een niet-geassocieerd derde land”: een juridische entiteit die in een niet-geassocieerd derde land is gevestigd of die in de Unie of een geassocieerd land is gevestigd, maar waarvan de uitvoerende bestuursstructuur zich in een niet-geassocieerd derde land bevindt;
“productiedoorlooptijd”: de periode tussen het plaatsen van een kooporder en het voltooien van de order door de fabrikant;
“relevante defensieproducten”: grond-grondmunitie en artilleriemunitie, alsmede raketten;
“defensieproducten waarvan levering cruciaal is”: relevante defensieproducten of essentiële componenten of grondstoffen daarvan waarvan is vastgesteld dat zij ernstig worden getroffen door verstoring of potentiële verstoring van de werking van de eengemaakte markt en de toeleveringsketens daarvan, waardoor daadwerkelijke of potentiële aanzienlijke tekorten ontstaan;
“blendingverrichtingen”: een door de Uniebegroting ondersteunde actie, onder meer in het kader van een blendingfaciliteit of -platform als gedefinieerd in artikel 2, punt 6, van het Financieel Reglement, waarbij niet-terugbetaalbare vormen van steun of financieringsinstrumenten uit de Uniebegroting worden gecombineerd met terugbetaalbare vormen van steun van instellingen voor ontwikkelingsfinanciering of andere openbare financiële instellingen, alsmede van commerciële financiële instellingen en investeerders;
“excellentiekeurmerk”: kwaliteitskeurmerk dat aantoont dat een voorstel dat is ingediend naar aanleiding van een in het kader van het instrument gedane oproep tot het indienen van voorstellen, alle in het werkprogramma vastgestelde drempelwaarden voor beoordeling heeft gehaald, maar bij gebrek aan beschikbare middelen in het werkprogramma voor die oproep tot het indienen van voorstellen niet kon worden gefinancierd, en steun zou kunnen ontvangen uit andere Unie- of nationale financieringsbronnen.
Artikel 3
Deelname van derde landen aan de het instrument
Het instrument staat open voor deelname van leden van de Europese Vrijhandelsassociatie die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (geassocieerde landen), overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
HOOFDSTUK II
HET INSTRUMENT
Artikel 4
Doelstellingen van het instrument
De doelstelling van het instrument is de efficiëntie en het concurrentievermogen van de Europese technologische en industriële defensiebasis (EDTIB) te bevorderen om door de versterking van de industrie het opvoeren van de productiecapaciteit en de tijdige levering van relevante defensieproducten te ondersteunen.
De versterking van de industrie bestaat met name in het initiëren en versnellen van de aanpassing van de sector aan de snelle structurele veranderingen als gevolg van de crisis in de levering van de relevante defensieproducten. Dit omvat de verbetering en versnelling van het aanpassingsvermogen van toeleveringsketens voor relevante defensieproducten, het creëren van productiecapaciteit of het opvoeren daarvan, en het verkorten van de productiedoorlooptijd voor de relevante defensieproducten in de hele Unie, met name dankzij de intensivering en verbreding van de grensoverschrijdende samenwerking tussen de betrokken juridische entiteiten.
Artikel 5
Begroting
De financiële middelen voor de uitvoering van het instrument voor de periode vanaf de inwerkingtreding ervan tot en met 30 juni 2025 worden vastgesteld op 500 miljoen EUR in lopende prijzen.
Binnen de in lid 1 van dit artikel vastgestelde financiële middelen kan maximaal 50 miljoen EUR in het kader van het in artikel 21 omschreven “opschalingsfonds” als blendingverrichting worden gebruikt.
Aan de lidstaten in gedeeld beheer toegewezen middelen kunnen, op verzoek van de betrokken lidstaat, onder de voorwaarden van de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad 19 naar het instrument worden overgedragen. De Commissie wendt die middelen op directe wijze aan overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt a), van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad 20 . Die middelen worden ten voordele van de betrokken lidstaat gebruikt.
Indien de Commissie voor overeenkomstig dit lid overgedragen middelen geen juridische verbintenis in direct beheer is aangegaan, kunnen de overeenkomstige niet-vastgelegde middelen weer worden overgedragen naar het fonds van waaruit zij oorspronkelijk zijn overgedragen en aan een of meer programma’s worden toegewezen overeenkomstig de voorwaarden van de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) 2021/1060.
Het in lid 1 bedoelde bedrag kan ook worden gebruikt voor technische en administratieve bijstand bij de uitvoering van het instrument, zoals activiteiten op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie, met inbegrip van bedrijfsinformatietechnologiesystemen.
Vastleggingen in de begroting voor activiteiten waarvan de uitvoering zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, mogen in jaartranches worden verdeeld.
De begroting van het instrument kan worden verhoogd wanneer de situatie dit vereist of indien de verordening overeenkomstig artikel 1, laatste alinea, wordt verlengd.
Artikel 6
Cumulatieve en alternatieve financiering
Het instrument wordt uitgevoerd in synergie met andere programma’s van de Unie. Aan een actie waaraan een bijdrage uit hoofde van een ander programma van de Unie is toegekend, kan ook een bijdrage uit het instrument worden toegekend, op voorwaarde dat de bijdragen niet dezelfde kosten dekken. De regels van het desbetreffende programma van de Unie zijn van toepassing op de overeenkomstige bijdrage aan de actie. De cumulatieve financiering mag niet hoger zijn dan de totale subsidiabele kosten van de actie. De steun uit de verschillende programma’s van de Unie kan op een pro-ratabasis worden berekend overeenkomstig de documenten waarin de steunvoorwaarden zijn vastgesteld.
Om in het kader van het instrument een excellentiekeurmerk toegekend te krijgen, moeten acties aan alle volgende voorwaarden voldoen:
ze zijn beoordeeld in een oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van het instrument;
zij voldoen aan de minimale kwaliteitseisen van die oproep tot het indienen van voorstellen;
zij worden wegens budgetbeperkingen niet in het kader van die oproep tot het indienen van voorstellen gefinancierd.
Wanneer de lidstaten, overeenkomstig Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad, gewijzigde of nieuwe herstel- en veerkrachtplannen voorstellen, mogen zij maatregelen opnemen die ook bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van dit instrument, met name maatregelen die verband houden met voorstellen die in het kader van een oproep tot het indienen van voorstellen uit hoofde van het instrument zijn ingediend, waaraan een excellentiekeurmerk is toegekend.
Artikel 8, lid 5, is van overeenkomstige toepassing op acties die overeenkomstig dit artikel worden gefinancierd.
Artikel 7
Vormen van financiering door de Unie
Het instrument wordt in direct beheer uitgevoerd en, wat betreft het beheer van het in artikel 21 bedoelde opschalingsfonds, in indirect beheer met de organen als bedoeld in artikel 62, lid 1, punt c), van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046. In het kader van het instrument kan financiering worden verstrekt in een van de in het Financieel Reglement vastgestelde vormen, met inbegrip van financiering in de vorm van financieringsinstrumenten in het kader van blendingverrichtingen. Blendingverrichtingen worden uitgevoerd overeenkomstig titel X van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046, Verordening (EU) 2021/523 en artikel 21 van deze verordening.
In afwijking van artikel 193, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 kunnen financiële bijdragen, indien voor de uitvoering van een actie relevant en noodzakelijk, betrekking hebben op acties die vóór de datum van indiening van het voorstel voor die acties zijn gestart, mits die acties niet vóór 20 maart 2023 van start zijn gegaan.
Artikel 8
Subsidiabele acties
Alleen acties ter verwezenlijking van de doelstellingen als vastgelegd in artikel 4 komen in aanmerking voor subsidie.
In het kader van het instrument wordt financiële steun verleend voor acties om vastgestelde knelpunten in productiecapaciteit en toeleveringsketens aan te pakken teneinde de productie veilig te stellen en te versnellen zodat de effectieve levering en tijdige beschikbaarheid van de relevante defensieproducten kan worden gewaarborgd.
Subsidiabele acties betreffen een of meer van de volgende activiteiten en hebben uitsluitend betrekking op de productiecapaciteit van relevante defensieproducten, met inbegrip van de onderdelen en grondstoffen daarvan, voor zover zij uitsluitend bestemd zijn of worden gebruikt voor de productie van relevante defensieproducten:
de optimalisering, uitbreiding, modernisering, opwaardering of herbestemming van bestaande, of de totstandbrenging van nieuwe, productiecapaciteit betreffende de relevante defensieproducten of de grondstoffen en componenten daarvan, voor zover deze als directe input worden gebruikt voor de productie van relevante defensieproducten, met name om de productiecapaciteit te vergroten of de productiedoorlooptijd te verkorten, onder meer op basis van de aanbesteding of aankoop van de benodigde gereedschapswerktuigen en alle andere noodzakelijke productiemiddelen;
het opzetten van grensoverschrijdende partnerschappen in de industrie, onder meer via publiek-private partnerschappen of andere vormen van samenwerking in de industrie, in het kader van een gezamenlijke inspanning van de industrie, met inbegrip van activiteiten die gericht zijn op de coördinatie van het betrekken of reserveren van grondstoffen en componenten, voor zover deze als directe input voor de productie van relevante defensieproducten worden gebruikt, alsook van productiecapaciteit, en op de coördinatie van productieplannen;
het opbouwen en beschikbaar stellen van gereserveerde productiecapaciteit voor snelle toenames in de vraag naar relevante defensieproducten, grondstoffen en componenten daarvan, voor zover deze als directe input worden gebruikt voor de productie van relevante defensieproducten, in overeenstemming met de bestelde of geplande productievolumes;
het testen en, indien nodig, het opnieuw inzetbaar maken, het certificeren, indien nodig, van relevante defensieproducten om de veroudering ervan aan te pakken en ze voor eindgebruikers bruikbaar te maken;
de opleiding, omscholing of bijscholing van personeel in verband met de in de punten a) tot en met d) van dit artikel bedoelde activiteiten;
de verbetering van de toegang tot financiering door relevante marktdeelnemers die in de productie of het op de markt brengen van de relevante defensieproducten actief zijn, door compensatie van eventuele extra kosten die eigen zijn aan de defensie-industriesector, voor investeringen in verband met de in de punten a) tot en met e) van dit artikel beschreven activiteiten.
De volgende acties zijn in het kader van het instrument niet subsidiabel:
acties in verband met de productie van goederen of de levering van diensten die krachtens het toepasselijke internationale recht verboden zijn;
acties in verband met de productie van dodelijke autonome wapens die niet de mogelijkheid bieden om een zinvolle menselijke controle uit te oefenen over besluiten in verband met de selectie en inzet ervan bij aanvallen op mensen;
acties of delen daarvan die al volledig uit andere publieke of particuliere bronnen worden gefinancierd;
acties die uitgaven met zich brengen die uit operaties voortvloeien met gevolgen op militair of defensiegebied.
Door overeenkomsten met afzonderlijke ontvangers te sluiten, waarborgt de Commissie dat met het instrument alleen activiteiten worden gefinancierd die uitsluitend de productiecapaciteit van relevante defensieproducten betreffen, met inbegrip van de onderdelen en grondstoffen daarvan, voor zover deze exclusief bestemd zijn of worden gebruikt voor de productie van relevante defensieproducten.
Artikel 9
Percentage financiële steun
Het instrument financiert maximaal 40 % van de subsidiabele kosten van een actie.
In afwijking van lid 1 kan een actie in aanmerking komen voor een verhoogd financieringspercentage van 10 extra procentpunten wanneer aanvragers:
aantonen een bijdrage te leveren aan de totstandkoming van nieuwe grensoverschrijdende samenwerking tussen in lidstaten of geassocieerde landen gevestigde juridische entiteiten, zoals beschreven in artikel 10, lid 4, of
zich ertoe verbinden voor de duur van de actie voorrang te geven aan orders die volgen uit de gemeenschappelijke aanbesteding van relevante defensieproducten door ten minste drie lidstaten of geassocieerde landen of uit de aanbesteding van relevante defensieproducten door ten minste één lidstaat die inkoopt om de aangekochte relevante defensieproducten aan Oekraïne over te dragen. Deze verbintenis is van toepassing op alle aanbestedingen van alle producten die direct of indirect steun uit hoofde van dit instrument ontvangen.
In afwijking hiervan kan de steun uit het instrument tot 100 % van de subsidiabele kosten dekken van een in artikel 8, lid 3, punt f), bedoelde activiteit.
De ontvangers tonen aan dat de kosten van een actie die niet door de Unie wordt gefinancierd, door andere financieringsmiddelen worden gedekt.
Artikel 10
Subsidiabele entiteiten
De bij een actie betrokken ontvangers moeten (openbare of particuliere) juridische entiteiten zijn, die in de Unie of in een geassocieerd land gevestigd zijn.
De infrastructuur, faciliteiten, activa en middelen van de bij een actie betrokken ontvangers, die worden gebruikt voor de doeleinden van een door het instrument gesteunde actie, bevinden zich tijdens de gehele duur van de actie op het grondgebied van een lidstaat of een geassocieerd land, en hun uitvoerende bestuursstructuur is gevestigd in de Unie of een geassocieerd land.
Een in de Unie of in een geassocieerd land gevestigde onderneming die onder zeggenschap van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land staat, is als een bij een door het instrument gesteunde actie betrokken ontvanger uitsluitend subsidiabel indien garanties die zijn goedgekeurd door de lidstaat of het geassocieerde land waar de onderneming is gevestigd, overeenkomstig de nationale procedures ter beschikking worden gesteld van de Commissie, waarbij wordt gewaarborgd dat de betrokkenheid bij een actie van een dergelijke onderneming niet in strijd is met de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten die zijn bepaald in het kader van het GBVB op grond van titel V van het VEU, noch met de in artikel 4 van deze verordening vastgestelde doelstellingen. De garanties moeten met name aantonen dat er voor de uitvoering van een actie maatregelen zijn getroffen die ervoor zorgen dat:
de ontvanger in staat is om de actie uit te voeren en resultaten te boeken en er geen belemmeringen of beperkingen zijn die betrekking hebben op zijn infrastructuur, faciliteiten, activa, middelen, intellectuele eigendom of knowhow, die nodig zijn voor de actie, of die de vermogens en normen die nodig zijn voor de uitvoering van de actie ondermijnen;
de producten die worden vervaardigd door ondernemingen die financiële ondersteuning uit hoofde van het instrument hebben genoten, niet zijn onderworpen aan een beperking door een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land, en
de toegang van een niet-geassocieerd derde land of van een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land tot gevoelige of gerubriceerde informatie met betrekking tot de actie wordt voorkomen, en de werknemers of andere personen die bij de actie zijn betrokken, in voorkomend geval beschikken over een door een lidstaat of geassocieerd land afgegeven nationale veiligheidsmachtiging.
Indien de lidstaat of het geassocieerde land van vestiging van de onderneming dit passend acht, kunnen aanvullende garanties worden verstrekt.
De Commissie informeert het in artikel 22 bedoelde comité over ondernemingen die overeenkomstig lid 3 in aanmerking komen voor steun.
Artikel 11
Toekenningscriteria
Elk voorstel wordt beoordeeld op basis van een of meer van de volgende criteria voor het meten van de bijdrage die de desbetreffende acties leveren aan de versterking van de industrie die wordt nagestreefd ter bevordering van de efficiëntie en het algehele concurrentievermogen van de EDTIB, met betrekking tot de relevante defensieproducten:
verhoging van de productiecapaciteit in de Unie: de bijdrage van de actie, met betrekking tot de relevante defensieproducten, aan de verhoging, opschaling of reservering van de productiecapaciteit, de modernisering ervan of de om- en bijscholing van de betrokken werknemers;
vermindering van de productiedoorlooptijd: de bijdrage van de actie aan het tijdig voorzien in de vraag zoals die via aanbestedingen tot uiting komt, in termen van kortere leveringstermijnen, onder meer via mechanismen voor herprioritering van orders;
wegwerken van knelpunten bij de bevoorrading en productie: de bijdrage van de actie aan de vlotte identificatie en het snel en duurzaam wegwerken van eventuele knelpunten bij de bevoorrading (het betrekken van grondstoffen en andere productiemiddelen) of de productie (productiecapaciteit);
veerkracht dankzij grensoverschrijdende samenwerking: de bijdrage van de actie aan de ontwikkeling en operationalisering van grensoverschrijdende samenwerking tussen in verschillende lidstaten of geassocieerde landen gevestigde ondernemingen, waarbij met name — en in aanzienlijke mate — kmo’s of midcaps als ontvangers, als subcontractanten of als andere ondernemingen in de toeleveringsketen betrokken zijn;
het aantonen door de aanvragers van het verband tussen de actie en nieuw geplaatste orders die voortvloeien uit de gezamenlijke aanbesteding van relevante defensieproducten door ten minste drie lidstaten of geassocieerde landen, met name indien gedaan in een EU-kader;
De kwaliteit van de uitvoeringsplanning van de actie, onder meer wat betreft de processen en monitoring ervan.
Artikel 12
Werkprogramma
Het instrument wordt uitgevoerd door middel van één werkprogramma als bedoeld in artikel 110 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046. In de werkprogramma’s wordt in voorkomend geval het voor blendingverrichtingen gereserveerde totaalbedrag opgenomen.
De Commissie stelt het in lid 1 bedoelde werkprogramma vast door middel van een uitvoeringshandeling. De uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 22, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.
In het werkprogramma worden de financieringsprioriteiten vastgesteld in overeenstemming met de in artikel 13, lid 1, bedoelde inventarisatie en rekening houdend met de werkzaamheden van de taskforce voor gezamenlijke aanbestedingen op defensiegebied.
Hoofdstuk III
Identificatie en inventarisatie
Artikel 13
Identificatie van de behoeften, inventarisatie en monitoring van capaciteiten
De Commissie stelt, op basis van de samenwerking met de EDEO en het EDA in het kader van de taskforce voor gezamenlijke aanbestedingen op defensiegebied, een inventarisatie op van relevante in de Unie gevestigde ondernemingen die actief zijn in de toeleveringsketens van de relevante defensieproducten, met inbegrip van bijvoorbeeld het type en de specificaties van de relevante defensieproducten, hun bijbehorende productiecapaciteit en hun positie in de toeleveringsketen, en houdt deze inventarisatie actueel.
Op basis van deze inventarisatie houdt de Commissie, in nauwe samenwerking met de geïdentificeerde ondernemingen, voortdurend toezicht op hun productiecapaciteit en hun toeleveringsketens en beoordeelt zij hun algemene vermogen om in te spelen op de verwachte ontwikkeling van de marktvraag.
De Commissie legt de resultaten van de inventarisatie of de actualisering daarvan en van het toezicht op de toeleveringsketens, alsook haar beoordeling van het algemene vermogen van de geïdentificeerde ondernemingen om in te spelen op de verwachte ontwikkeling van de marktvraag voor aan het in artikel 22 bedoelde comité en bespreekt deze regelmatig met dat comité. Daarbij zal de Commissie rekening houden met de werkzaamheden die worden verricht in het kader van de regelmatige bijeenkomsten van de nationale directeuren Bewapening met de taskforce voor gezamenlijke aanbestedingen op defensiegebied.
Op basis van de uit hoofde van lid 1 verzamelde informatie en rekening houdend met de uit hoofde van lid 2 gevoerde besprekingen, stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen een lijst op van defensieproducten waarvan levering cruciaal is en werkt zij deze regelmatig bij. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 22, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie in verband met de leveringscrisis stelt de Commissie volgens de in artikel 22, lid 4, bedoelde procedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast.
In overleg met de lidstaat waar zij zijn gevestigd, kan de Commissie de ondernemingen die defensieproducten aanbieden waarvan levering cruciaal is, verzoeken om, in verband met die producten, binnen vijf werkdagen gedetailleerde informatie te ontvangen over:
de totale productiecapaciteit voor de relevante defensieproducten waarvan levering cruciaal is;
de bestaande en verwachte schommelingen in de voorraden van dergelijke producten;
eventuele bestaande schema’s van de verwachte productie voor de volgende drie maanden voor elke productiefaciliteit in de Unie of elders;
alle aanvullende informatie die relevant is om de tijdige beschikbaarheid te waarborgen van defensieproducten waarvan levering cruciaal is.
Onverminderd de nationale veiligheidsbelangen verstrekken de lidstaten de Commissie in voorkomend geval aanvullende informatie die nodig is om de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken.
Onverminderd de nationale veiligheidsbelangen en de bescherming van commercieel vertrouwelijke informatie die voortvloeit uit door de lidstaten gesloten overeenkomsten, stelt een lidstaat die voornemens is op nationaal niveau maatregelen vast te stellen voor de aanbesteding, aankoop of vervaardiging van in de in lid 3 bedoelde lijst opgenomen defensieproducten waarvan levering cruciaal is, de Commissie daarvan tijdig in kennis.
Hoofdstuk IV
Leveringszekerheid
Artikel 14
Als prioritair aangemerkte orders
Wanneer ten minste drie lidstaten die een overeenkomst hebben gesloten of overwegen een overeenkomst te sluiten om gezamenlijk relevante defensieproducten aan te kopen, of wanneer een lidstaat relevante defensieproducten heeft aangekocht of overweegt aan te schaffen met het oog op de overdracht daarvan aan Oekraïne, ernstige moeilijkheden ondervindt bij het plaatsen van de order of bij de uitvoering van de opdracht als gevolg van tekorten of ernstige risico’s op tekorten aan defensieproducten waarvan levering cruciaal is, en deze moeilijkheden de veiligheid van de Unie en haar lidstaten kunnen ondermijnen, kunnen die lidstaten de Commissie verzoeken een onderneming de verplichting op te leggen een order inzake defensieproducten waarvan levering cruciaal is, te aanvaarden, dan wel voorrang te geven aan een order inzake defensieproducten waarvan levering cruciaal is (“als prioritair aangemerkte order”), zoals gedefinieerd in artikel 13, lid 3.
Naar aanleiding van een dergelijk verzoek kan de Commissie, na raadpleging van de lidstaat van vestiging van de betrokken onderneming en met zijn instemming, die onderneming in kennis stellen van haar voornemen om een als prioritair aangemerkte order op te leggen.
De kennisgeving van het voornemen bevat informatie over de rechtsgrondslag ervan, details inzake het betrokken product en de betrokken specificaties en hoeveelheden, alsmede het tijdschema en de termijn waarbinnen de order zou moeten worden uitgevoerd, en vermeldt de redenen die het gebruik van de als prioritair aangemerkte order rechtvaardigen.
Vanaf het moment van kennisgeving van het voornemen antwoordt de onderneming de Commissie binnen vijf werkdagen en deelt zij mee of zij het verzoek al dan niet kan aanvaarden. Wanneer de urgentie van de situatie zulks vereist, kan de Commissie, op basis van een motivering van die urgentie, de termijn waarbinnen de onderneming moet antwoorden, verkorten.
Indien de onderneming het verzoek afwijst, verstrekt zij de Commissie een gedetailleerde toelichting bij de aangevoerde redenen om het voorgenomen verzoek af te wijzen.
Indien de onderneming het verzoek aanvaardt, wordt de order geacht te zijn aanvaard onder de in het verzoek van de Commissie beschreven voorwaarden in de zin van lid 1 en is de onderneming hier wettelijk aan gebonden.
Indien de onderneming aan welke de kennisgeving is gericht het verzoek afwijst, wordt de order geacht te zijn geweigerd. Met inachtneming van de door de onderneming aangevoerde redenen kan de Commissie, in overleg met de lidstaat van vestiging van die onderneming:
het verzoek niet verder doorzetten;
een uitvoeringshandeling vaststellen die de betrokken ondernemingen ertoe verplicht de als prioritair aangemerkte order tegen een eerlijke en redelijke prijs te aanvaarden of uit te voeren.
De Commissie houdt rekening met de bezwaren die de onderneming uit hoofde van lid 2 heeft aangevoerd en motiveert waarom het, in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel en de grondrechten van de onderneming uit hoofde van het Handvest van de grondrechten van de Unie, noodzakelijk was deze handeling vast te stellen in het licht van de in lid 1 beschreven omstandigheden.
De Commissie vermeldt in de uitvoeringshandeling de rechtsgrondslag van de als prioritair aangemerkte order, stelt de termijn vast waarbinnen de order moet worden uitgevoerd, alsmede het product, de specificaties, het volume en alle andere parameters die in acht moeten worden genomen. De Commissie vermeldt ook de in artikel 15 bedoelde sancties voor niet-naleving van de verplichting.
Indien de onderneming het verzoek van de Commissie uit hoofde van lid 2 heeft aanvaard of indien de Commissie overeenkomstig lid 3 een uitvoeringshandeling heeft vastgesteld, geldt dat de als prioritair aangemerkte order:
tegen een eerlijke en redelijke prijs wordt geplaatst;
voorrang heeft op elke publiekrechtelijke of privaatrechtelijke uitvoeringsverplichting.
Indien de onderneming heeft ingestemd met het verzoek van de Commissie uit hoofde van lid 2 of wanneer de Commissie een uitvoeringshandeling heeft vastgesteld uit hoofde van lid 3, kan de onderneming de Commissie verzoeken de als prioritair aangemerkte order te herzien indien zij van oordeel is dat zulks voldoende gerechtvaardigd is om een van de volgende redenen:
indien de onderneming wegens ontoereikende productievermogens of productiecapaciteiten niet in staat is de als prioritair aangemerkte order uit te voeren, zelfs niet wanneer de order met voorrang wordt behandeld;
indien aanvaarding van de order een onredelijke economische last zou meebrengen en de onderneming in bijzonder moeilijke omstandigheden zou brengen.
De onderneming verstrekt alle relevante en onderbouwde informatie aan de hand waarvan de Commissie de gegrondheid van de aangevoerde bezwaren kan beoordelen.
Op basis van het onderzoek van de door de onderneming aangevoerde redenen en bewijzen kan de Commissie, na raadpleging van de betrokken lidstaat, haar uitvoeringshandeling wijzigen om de betrokken onderneming geheel of gedeeltelijk vrij te stellen van haar verplichtingen uit hoofde van lid 2.
Voor de toepassing van deze verordening mogen overdrachten van defensieproducten waarvan levering cruciaal is en die onder de als prioritair aangemerkte order vallen, niet als gevoelig in de zin van artikel 4, lid 8, van Richtlijn 2009/43/EG worden aangemerkt.
Wanneer een in de Unie gevestigde onderneming onderworpen is aan een maatregel van een derde land die een als prioritair aangemerkte order inhoudt, stelt zij de Commissie daarvan in kennis. De Commissie stelt het comité vervolgens in kennis van het bestaan van dergelijke maatregelen.
Wanneer een onderneming overeenkomstig lid 2 of lid 3 een als prioritair aangemerkte order aanvaardt of verplicht is die te aanvaarden en met voorrang te behandelen, wordt zij afgeschermd van contractuele of niet-contractuele aansprakelijkheid in verband met het vervullen van de als prioritair aangemerkte order. De aansprakelijkheid wordt alleen uitgesloten voor zover de schending van contractuele verplichtingen noodzakelijk was om te voldoen aan de opgelegde prioritering.
De Commissie stelt een uitvoeringshandeling vast waarin de praktische en operationele regelingen voor de werking van als prioritair aangemerkte orders worden vastgelegd.
De in de leden 3 en 10 bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 22, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. Om naar behoren gemotiveerde, dwingende redenen van urgentie in verband met de leveringscrisis stelt de Commissie volgens de in artikel 22, lid 4, bedoelde procedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast.
Artikel 15
Sancties
Indien een onderneming opzettelijk of door grove nalatigheid niet voldoet aan een verplichting om prioriteit te geven aan als prioritair aangemerkte orders overeenkomstig artikel 14, kan de Commissie bij besluit, indien dit noodzakelijk en evenredig wordt geacht, dwangsommen opleggen.
Dwangsommen bedragen niet meer dan 1,5 % van de gemiddelde dagelijkse omzet in het voorgaande boekjaar voor elke werkdag van niet-naleving van de verplichting, berekend vanaf de in het besluit vastgestelde datum.
Bij de vaststelling van het bedrag van de dwangsom wordt rekening gehouden met de aard, de ernst en de duur van de inbreuk, met inachtneming van de beginselen van evenredigheid en passendheid.
Wanneer de onderneming de verplichting is nagekomen ter afdwinging waarvan de dwangsom was opgelegd, kan de Commissie de uiteindelijk verschuldigde dwangsom vaststellen op een bedrag dat lager is dan het uit het oorspronkelijke besluit voortvloeiende bedrag.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft volledige rechtsmacht ter zake van beroep tegen besluiten van de Commissie waarin een geldboete of een dwangsom wordt vastgesteld. Het kan de opgelegde geldboete of dwangsom intrekken, verlagen of verhogen.
De verjaringstermijn gaat in op de dag waarop de inbreuk is gepleegd. In geval van voortdurende of voortgezette inbreuken gaat de verjaringstermijn echter pas in op de dag waarop de inbreuk is beëindigd. De verjaring wordt gestuit door de maatregelen die de Commissie of de bevoegde autoriteiten van de lidstaten nemen om de naleving van de bepalingen van deze verordening te waarborgen. Na elke stuiting begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen. De verjaringstermijn verstrijkt echter uiterlijk op de dag waarop een termijn gelijk aan tweemaal de verjaringstermijn is verstreken zonder dat de Commissie een dwangsom heeft opgelegd. Die termijn wordt verlengd met de periode waarin de verjaring is geschorst omdat tegen het besluit van de Commissie een procedure aanhangig is bij het Hof van Justitie van de Europese Unie.
De bevoegdheid van de Commissie om op grond van dit artikel genomen besluiten ten uitvoer te leggen, verjaart na drie jaar. De verjaringstermijn gaat in op de dag waarop het besluit niet meer kan worden aangevochten. De verjaringstermijn voor de tenuitvoerlegging van dwangsommen wordt gestuit: a) door kennisgeving van een besluit waarbij het oorspronkelijke bedrag van de dwangsom wordt gewijzigd of waarbij een daartoe strekkend verzoek wordt afgewezen; b) door elke handeling van de Commissie of van een lidstaat op verzoek van de Commissie tot inning van de geldboete of de dwangsom. Na elke stuiting begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen. De verjaringstermijn voor de tenuitvoerlegging van dwangsommen wordt geschorst zolang: a) een betalingstermijn is toegestaan; b) de tenuitvoerlegging krachtens een beslissing van het Hof van Justitie is opgeschort.
Artikel 16
Recht om te worden gehoord voor het opleggen van geldboeten en dwangsommen
Alvorens een besluit uit hoofde van artikel 15 vast te stellen, stelt de Commissie de betrokken onderneming in de gelegenheid te worden gehoord over: a) voorlopige bevindingen van de Commissie, met inbegrip van alle zaken waartegen de Commissie bezwaren heeft gemaakt; b) maatregelen die de Commissie eventueel voornemens is te nemen in het licht van de voorlopige bevindingen als bedoeld in punt a) van dit lid.
De betrokken ondernemingen kunnen hun opmerkingen over de voorlopige bevindingen van de Commissie indienen binnen een termijn die de Commissie in haar voorlopige bevindingen vaststelt en die niet minder dan 14 werkdagen bedraagt.
De Commissie doet haar besluiten slechts steunen op de punten van bezwaar waarover de ondernemingen opmerkingen hebben kunnen maken.
Het recht van verdediging van de ondernemingen wordt in de loop van iedere procedure ten volle geëerbiedigd. De betrokken ondernemingen hebben recht tot inzage van het dossier van de Commissie volgens de voorwaarden van een onderhandelde inzageverlening, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake de bescherming van hun zakengeheimen. Het recht tot inzage van het dossier geldt niet voor vertrouwelijke inlichtingen en interne documenten van de Commissie of de autoriteiten van de lidstaten. Met name geldt het recht tot inzage niet voor de correspondentie tussen de Commissie en de autoriteiten van de lidstaten. Niets in dit lid belet de Commissie om voor het bewijs van een inbreuk noodzakelijke inlichtingen bekend te maken of te gebruiken.
Artikel 17
Versnelling van de vergunningsprocedure voor de tijdige beschikbaarheid en levering van relevante defensieproducten
De lidstaten zorgen ervoor dat administratieve aanvragen met betrekking tot de planning, de bouw en de exploitatie van productiefaciliteiten, de overdracht van productiemiddelen binnen de EU en de kwalificering en certificering van eindproducten efficiënt en tijdig worden verwerkt. Daartoe zorgen alle betrokken nationale autoriteiten ervoor dat deze aanvragen zo snel als wettelijk mogelijk worden behandeld.
De lidstaten zorgen ervoor dat in individuele gevallen bij het afwegen van juridische belangen in het plannings- en vergunningverleningsproces voorrang wordt gegeven aan de bouw en exploitatie van fabrieken en installaties voor de productie van relevante defensieproducten.
Artikel 18
Continuïteit van de productie van relevante defensieproducten
De lidstaten kunnen besluiten ondernemingen die actief zijn op het gebied van relevante defensieproducten te gebruiken of aan te moedigen gebruik te maken van de afwijkingen waarin artikel 17, lid 3, van Richtlijn 2003/88/EG voorziet, om uitbreiding van werkploegendiensten mogelijk te maken en zo de continuïteit van de productie van relevante defensieproducten te vergemakkelijken, indien zij dat nodig achten om de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken.
Daartoe zorgen alle betrokken nationale autoriteiten ervoor dat, indien voorafgaande toestemming vereist is, de aanvragen om van dergelijke afwijkingen gebruik te maken van bedrijven die actief zijn op het gebied van relevante defensieproducten zo snel als juridisch mogelijk worden behandeld.
Artikel 19
Faciliteren van gemeenschappelijke aanbestedingen tijdens de huidige crisis op het gebied van de levering van munitie
Wanneer ten minste drie lidstaten een overeenkomst sluiten om gezamenlijk relevante defensieproducten aan te schaffen en wanneer de extreme urgentie als gevolg van de huidige crisis als gevolg van de Russische agressie tegen Oekraïne het gebruik van een van de procedures van Richtlijn 2009/81/EG voor de gunning van een raamovereenkomst verhindert, kunnen de volgende regels worden toegepast.
In afwijking van artikel 29, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2009/81/EG kan een aanbestedende dienst een bestaande raamovereenkomst die is gegund volgens een van de procedures van artikel 21 van Richtlijn 2009/81/EG, zodanig aanpassen dat de bepalingen ervan van toepassing kunnen zijn op aanbestedende diensten die oorspronkelijk geen partij zijn bij de raamovereenkomst.
In afwijking van artikel 29, lid 2, derde alinea, van Richtlijn 2009/81/EG kan een aanbestedende dienst de in een bestaande raamovereenkomst vastgestelde hoeveelheden substantieel wijzigen voor zover dit strikt noodzakelijk is voor de toepassing van lid 2. Wanneer de in een bestaande raamovereenkomst vastgestelde hoeveelheden overeenkomstig dit lid ingrijpend worden aangepast, biedt de aanbestedende dienst elke ondernemer die voldoet aan de oorspronkelijk in de raamovereenkomst vastgestelde voorwaarden, door middel van een in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte ad-hocaankondiging de mogelijkheid om zich bij die raamovereenkomst aan te sluiten.
Het beginsel van non-discriminatie is van toepassing op de in de leden 2 en 3 bedoelde raamovereenkomsten met betrekking tot de extra hoeveelheden, met name tussen de in lid 1 bedoelde aanbestedende diensten van de lidstaten.
De aanbestedende diensten die in de in de leden 2 en 3 van dit artikel genoemde gevallen een overeenkomst hebben aangepast, doen hiervan mededeling in het Publicatieblad van de Europese Unie. Dergelijke mededelingen worden overeenkomstig artikel 32 van Richtlijn 2009/81/EG bekendgemaakt.
De aanbestedende diensten mogen geen oneigenlijk gebruik maken van dit artikel en het evenmin gebruiken om de mededinging te hinderen, te beperken of te vervalsen.
Aanpassingen in de in dit artikel bedoelde kaderovereenkomsten mogen niet worden aangebracht na 30 juni 2025.
Artikel 20
Faciliteren van overdrachten van defensiegerelateerde producten binnen de EU
In afwijking van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2009/43/EG is voor de overdracht van de volgende defensiegerelateerde producten tussen de lidstaten geen voorafgaande toestemming vereist:
munitie en ontstekingsinstellingsinrichtingen, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen, zoals vermeld in de derde categorie van de bijlage bij Richtlijn 2009/43/EG (derde categorie van de EU-lijst van militaire goederen — ML3);
raketten, aanverwante apparatuur en toebehoren, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen, zoals vermeld in de vierde categorie van de bijlage bij Richtlijn 2009/43/EG (vierde categorie van de EU-lijst van militaire goederen — ML4).
Elke overdracht overeenkomstig de in lid 1 bedoelde afwijking wordt ter informatie meegedeeld aan de lidstaat van oorsprong.
Dit artikel laat de beslissingsvrijheid van de lidstaten in het exportbeleid voor defensiegerelateerde producten van lid 1 onverlet.
Hoofdstuk V
Specifieke bepalingen voor de toegang tot financiering
Artikel 21
Opschalingsfonds
Er kan een blendingfaciliteit worden opgezet, die moet worden omschreven als het “opschalingsfonds” waarin schuldoplossingen worden voorgesteld om de investeringen die nodig zijn om de productiecapaciteit te vergroten, te mobiliseren, minder risicovol te maken en te versnellen.
De specifieke doelstellingen van het opschalingsfonds zijn:
het hefboomeffect van de begrotingsuitgaven van de Unie verbeteren en een hoger multiplicatoreffect bereiken bij het aantrekken van private financiering;
steun verlenen aan ondernemingen die moeilijkheden ondervinden bij de toegang tot financiering, en tegemoetkomen aan de behoefte om de veerkracht van de defensie-industrie van de Unie te ondersteunen;
investeringen op het gebied van de fabricage van relevante defensieproducten versnellen, financiering uit zowel de publieke als de particuliere sector aantrekken en de leveringszekerheid voor de hele defensie-industrie van de Unie vergroten;
de toegang tot financiering verbeteren voor investeringen in verband met de in artikel 8, lid 3, punten a) tot en met e), beschreven activiteiten.
Hoofdstuk VI
Slotbepalingen
Artikel 22
Comitéprocedure
De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
Het Europees Defensieagentschap wordt uitgenodigd om de vergaderingen van het comité bij te wonen als waarnemer, teneinde zijn standpunten kenbaar te maken en zijn deskundigheid te delen. De Europese Dienst voor extern optreden wordt eveneens uitgenodigd om de vergaderingen van het comité bij te wonen.
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011 in samenhang met artikel 5 van toepassing.
Artikel 23
Informatiebeveiliging
De Commissie beschermt gerubriceerde informatie die zij in verband met de toepassing van deze verordening heeft ontvangen overeenkomstig de in Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie 21 vastgestelde veiligheidsvoorschriften.
De Commissie maakt gebruik van bestaande of nieuw opgezette beveiligde uitwisselingssystemen om de uitwisseling van gevoelige en gerubriceerde informatie tussen de Commissie, de hoge vertegenwoordiger, het Europees Defensieagentschap en de lidstaten en, in voorkomend geval, met de juridische entiteiten waarop de in deze verordening vastgestelde maatregelen van toepassing zijn, te vergemakkelijken. Die systemen nemen de nationale beveiligingsvoorschriften van de lidstaten in acht.
Artikel 24
Vertrouwelijkheid en verwerking van de informatie
Informatie die naar aanleiding van de toepassing van deze verordening is ontvangen, wordt slechts gebruikt voor het doel waarvoor zij werd gevraagd.
De lidstaten en de Commissie waarborgen de bescherming van handels- en bedrijfsgeheimen en andere gevoelige en gerubriceerde informatie die bij de toepassing van deze verordening is verkregen en opgesteld, met inbegrip van aanbevelingen en te nemen maatregelen, overeenkomstig het Unierecht en het toepasselijke nationale recht.
De lidstaten en de Commissie zorgen ervoor dat op grond van deze verordening verstrekte of uitgewisselde gerubriceerde informatie geen lagere rubriceringsgraad krijgt of gederubriceerd wordt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opsteller.
De Commissie deelt geen informatie op een manier die kan leiden tot de identificatie van een individuele marktdeelnemer wanneer het delen van de informatie resulteert in potentiële commerciële of reputatieschade voor deze marktdeelnemer of in de onthulling van bedrijfsgeheimen.
Artikel 25
Bescherming van persoonsgegevens
Deze verordening doet geen afbreuk aan de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens uit hoofde van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 22 en Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad 23 , noch aan de verplichtingen van de Commissie en, in voorkomend geval, van andere instellingen en organen van de Unie in verband met de verwerking van persoonsgegevens uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad 24 bij het vervullen van hun verantwoordelijkheden.
Persoonsgegevens worden niet verwerkt of meegedeeld tenzij zulks strikt noodzakelijk is voor de toepassing van deze verordening. In dergelijke gevallen zijn in voorkomend geval de voorwaarden van Verordening (EU) 2016/679 en Verordening (EU) 2018/1725 van toepassing.
Wanneer de verwerking van persoonsgegevens niet strikt noodzakelijk is voor de uitvoering van de in deze verordening vastgestelde mechanismen, worden persoonsgegevens zodanig geanonimiseerd dat de betrokkene niet kan worden geïdentificeerd.
Artikel 26
Audits
Audits naar het gebruik van de bijdrage van de Unie door personen of entiteiten, met inbegrip van andere personen of entiteiten dan die welke door de instellingen, organen en instanties van de Unie zijn gemachtigd, vormen de basis van de algemene zekerheid in de zin van artikel 127 van het Financieel Reglement. Overeenkomstig artikel 287 VWEU onderzoekt de Europese Rekenkamer de rekeningen van alle ontvangsten en uitgaven van de Unie.
Artikel 27
Bescherming van de financiële belangen van de Unie
Indien een geassocieerd land aan het instrument deelneemt door middel van een op grond van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte vastgesteld besluit, verleent het geassocieerde land de nodige rechten en toegang aan de verantwoordelijke ordonnateur, OLAF en de Rekenkamer, zodat deze hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen. In het geval van OLAF omvatten dergelijke rechten het recht om onderzoeken, met inbegrip van controles en inspecties ter plaatse, uit te voeren als bepaald in Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013.
Artikel 28
Informatie, communicatie en publiciteit
De ontvangers van Uniefinanciering erkennen de oorsprong van die middelen en geven zichtbaarheid aan de Uniefinanciering, met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten, door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, op samenhangende, doeltreffende en proportionele wijze te informeren.
De Commissie onderneemt informatie- en communicatieacties in verband met het instrument, de acties die op grond van het instrument worden ondernomen en de behaalde resultaten.
De aan het fonds toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover die prioriteiten verband houden met de in artikel 4 bedoelde doelstellingen.
De aan het fonds toegewezen financiële middelen kunnen ook bijdragen aan de organisatie van verspreidingsactiviteiten, netwerkevenementen en bewustmakingsactiviteiten, met name om de toeleveringsketens open te stellen teneinde de grensoverschrijdende deelname van kleine en middelgrote ondernemingen te bevorderen.
Artikel 29
Evaluatie
Uiterlijk op 30 juni 2024 stelt de Commissie een verslag op met een evaluatie van de uitvoering van de in deze verordening vervatte maatregelen en de resultaten daarvan, alsmede van de mogelijkheid om de toepasbaarheid ervan uit te breiden en te voorzien in financiering, met name in het licht van de ontwikkeling van de beveiligingscontext. Het evaluatieverslag bouwt voort op raadplegingen van de lidstaten en de belangrijkste belanghebbenden en wordt meegedeeld aan het Europees Parlement en de Raad.
Rekening houdend met het evaluatieverslag kan de Commissie voorstellen indienen voor passende wijzigingen van deze verordening, met name om eventuele aanhoudende risico’s in verband met de levering van relevante defensieproducten te blijven aanpakken.
Artikel 30
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is van toepassing tot en met 30 juni 2025. Dit doet geen afbreuk aan de voortzetting of wijziging van uit hoofde van deze verordening geïnitieerde acties, van alle maatregelen die nodig zijn om de financiële belangen van de Europese Unie te beschermen en van de aan de Commissie verleende bevoegdheden om overeenkomstig artikel 15 sancties op te leggen.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel,
FINANCIEEL MEMORANDUM
2.3. Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden
een nieuwe actie
een nieuwe actie na een proefproject/voorbereidende actie 25
de verlenging van een bestaande actie
de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie
Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.
Vermeld de indicatoren voor de monitoring van de voortgang en de beoordeling van de resultaten
beperkte geldigheidsduur
van kracht vanaf 2023 tot en met 30/6/2025
financiële gevolgen vanaf 2023 tot en met 2024 voor vastleggingskredieten en vanaf 2023 tot en met 2028 voor betalingskredieten
onbeperkte geldigheidsduur
uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,
gevolgd door een volledige uitvoering.
direct beheer door de Commissie
door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;
door de uitvoerende agentschappen
gedeeld beheer met de lidstaten
indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken toe te vertrouwen aan:
derde landen of de door hen aangewezen organen;
internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);
de EIB en het Europees Investeringsfonds;
de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;
publiekrechtelijke organen;
privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;
privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;
personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.
Opmerkingen
Vermeld frequentie en voorwaarden.
Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.
Bestaande begrotingsonderdelen
In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.
Rubriek van het meerjarig financieel kader |
Begrotingsonderdeel |
Soort uitgave |
Bijdrage |
|||
Nummer
|
GK/NGK 27 |
van EVA-landen 28 |
van kandidaat-lidstaten en aspirant-kandidaten 29 |
van andere derde landen |
andere bestemmingsontvangsten |
|
GK/NGK |
JA/NEE |
JA/NEE |
JA/NEE |
JA/NEE |
Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen
In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.
Rubriek van het meerjarig financieel kader |
Begrotingsonderdeel |
Soort
|
Bijdrage |
|||
Nummer
|
GK/NGK |
van EVA-landen |
van kandidaat-lidstaten en aspirant-kandidaten |
van andere derde landen |
andere bestemmingsontvangsten |
|
5 |
13.0105 |
NGK |
JA |
NEE |
NEE |
NEE |
5 |
13.0602 |
GK |
JA |
NEE |
NEE |
NEE |
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
Totaal |
|
Edirpa |
157,000 |
83,000 |
240,000 |
|||
EDF Vermogen |
174,000 |
174,000 |
||||
EDF Onderzoek |
86,000 |
86,000 |
||||
Totaal |
157,000 |
343,000 |
500,000 |
Indien voor de jaren 2023 en 2024 onverwachte begrotingsmarges zouden ontstaan, stelt de Commissie de begrotingsautoriteit voor om het desbetreffende bedrag tot 100 miljoen EUR toe te wijzen aan het Europees Defensiefonds.
Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig
Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Rubriek van het meerjarig
|
5 |
Veiligheid en defensie — Cluster 13 Defensie |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
Na 2027 |
TOTAAL |
|||
Beleidskredieten |
|||||||||
13.0602 Instrument voor de versterking van de defensie-industrie |
Vastleggingen |
(1) |
156,000 |
343,000 |
500,000 |
||||
Betalingen |
(2) |
78,500 |
171,500 |
54,950 |
120,050 |
75,000 |
500,000 |
||
Uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten 30 |
|||||||||
13.0105 Ondersteunende uitgaven voor het instrument voor de versterking van de defensie-industrie |
Vastleggingen = betalingen |
(3) |
1,000 |
p.m. |
|||||
TOTAAL kredieten
|
Vastleggingen |
=1+3 |
157,000 |
343,000 |
500,000 |
||||
Betalingen |
=2+3 |
1,000 |
78,500 |
171,500 |
54,950 |
120,050 |
74,000 |
500,000 |
|
7 |
“Administratieve uitgaven” |
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
1,801 |
||||||||
0,052 |
||||||||
1,853 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
Na 2027 |
TOTAAL |
|||
TOTAAL kredieten
|
Vastleggingen |
158,787 |
345,788 |
2,567 |
2,225 |
2,215 |
1,853 |
513,435 |
|
Betalingen |
2,787 |
81,288 |
174,067 |
57,175 |
122,265 |
75,853 |
513,435 |
Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig
Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
Na 2027 |
TOTAAL |
RUBRIEK 7
|
|||||||
Personele middelen |
1,554 |
2,500 |
2,500 |
2,158 |
2,158 |
1,801 |
12,671 |
Andere administratieve uitgaven |
0,233 |
0,288 |
0,067 |
0,067 |
0,057 |
0,052 |
0,764 |
Subtotaal RUBRIEK 7
|
1,787 |
2,788 |
2,567 |
2,225 |
2,215 |
1,853 |
13,435 |
Buiten RUBRIEK 7
31
|
|||||||
Personele middelen |
|||||||
Andere administratieve uitgaven |
|||||||
Subtotaal
|
TOTAAL |
1,787 |
2,788 |
2,567 |
2,225 |
2,215 |
1,853 |
13,435 |
De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.
Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig
Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
Raming in voltijdequivalenten
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
Na 2027 |
||
□ Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) |
|||||||
20 01 02 01 (centrale diensten en vertegenwoordigingen van de Commissie) |
8 |
13 |
13 |
11 |
11 |
10 |
|
20 01 02 03 (delegaties) |
|||||||
□ Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) 32 |
|||||||
20 02 01 (AC, END, INT van de “totale financiële middelen”) |
2 |
3 |
3 |
3 |
3 |
1 |
|
20 02 03 (AC, AL, END, INT en JPD in de delegaties) |
|||||||
XX 01 xx yy zz 33 |
- centrale diensten |
||||||
- delegaties |
|||||||
01 01 01 02 (AC, END, INT – onderzoek onder contract) |
|||||||
01 01 01 12 (AC, END, INT – eigen onderzoek) |
|||||||
Ander begrotingsonderdeel (te vermelden) |
|||||||
TOTAAL |
10 |
16 |
16 |
14 |
14 |
11 |
XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.
De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.
Beschrijving van de uit te voeren taken:
Ambtenaren en tijdelijk personeel |
Er zijn 8 VTE (8 AD) nodig om het instrument in 2023 op te zetten en een begin te maken met de eerste activiteiten, waaronder het in kaart brengen van de economische actoren in de toeleveringsketens van de relevante defensieproducten en het opstellen van het werkprogramma; 13 VTE (10 AD en 3 AST) voor het uitvoeren van de activiteiten, geleidelijk terug te brengen tot 10 VTE (8 AD en 2 AST) in 2028 om zorg te dragen voor het operationele, financiële en juridische toezicht op de uitvoering van de projecten (met inbegrip van de afsluiting). |
Extern personeel |
2 VTE voor het opstarten van de activiteiten (2 END), oplopend tot 3 VTE (1 AC en 2 END) en vervolgens teruggebracht tot 1 VTE in 2028 (1 AC) om zorg te dragen voor het operationele, financiële en juridische toezicht op de uitvoering van de projecten (met inbegrip van de afsluiting). |
3.2.4. Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader
Het voorstel/initiatief:
kan volledig worden gefinancierd door middel van herschikking binnen de relevante rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK).
hiervoor moet een beroep worden gedaan op de niet-toegewezen marge in de desbetreffende rubriek van het MFK en/of op de speciale instrumenten zoals gedefinieerd in de MFK-verordening.
hiervoor is een herziening van het MFK nodig.
Het voorstel/initiatief:
voorziet niet in medefinanciering door derden
voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:
Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Jaar
|
Jaar
|
Jaar
|
Jaar
|
Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) |
Totaal |
|||
Medefinancieringsbron |
||||||||
TOTAAL medegefinancierde kredieten |
Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten
Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:
voor de eigen middelen
voor overige ontvangsten
geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: |
Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten |
Gevolgen van het voorstel/initiatief 35 |
||||||
Jaar
|
Jaar
|
Jaar
|
Jaar
|
Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) |
||||
Artikel …………. |
Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.
Andere opmerkingen (bv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie).