Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Regionale organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan en tot intrekking van Besluit (EU) 2019/859
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Regionale organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan en tot intrekking van Besluit (EU) 2019/859
BESLUIT VAN DE RAAD
Brussel, 11.7.2023 |
COM(2023) 417 final |
2023/0267(NLE) |
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Regionale organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan en tot intrekking van Besluit (EU) 2019/859 |
TOELICHTING
Dit voorstel betreft een besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie in de vergaderingen van de Regionale Organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan (SPRFMO) voor de periode 2024-2028 moet worden ingenomen in verband met de beoogde vaststelling van instandhoudings- en beheersmaatregelen.
Het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden van de volle zee in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan (het SPRFMO-verdrag) heeft met de oprichting van de SPRFMO tot doel de instandhouding op de lange termijn en het duurzame gebruik van de visbestanden in het onder het verdrag vallende gebied te garanderen. Het Verdrag is op 24 augustus 2012 in werking getreden.
De EU is partij bij de SPRFMO, aangezien zij het SPRFMO-verdrag uit hoofde van Besluit 2012/130/EU van de Raad heeft geratificeerd 1 .
De SPRFMO-commissie is het lichaam dat is opgericht bij het SPRFMO-verdrag en dat verantwoordelijk is voor het beheer en de instandhouding van de visbestanden in het verdragsgebied. Zij stelt instandhoudings- en beheersmaatregelen vast om de instandhouding op de lange termijn en het duurzame gebruik te garanderen van de visbestanden waarvoor zij verantwoordelijk is.
Als lid van de SPRFMO-commissie is de EU gerechtigd te participeren in, en te stemmen over, haar besluiten. De SPRFMO-commissie neemt haar besluiten gewoonlijk bij consensus. Zij kan echter besluiten nemen bij een drievierdemeerderheid, behalve wanneer het SPRFMO-verdrag uitdrukkelijk bepaalt dat een besluit bij consensus moet worden genomen.
De SPRFMO-commissie heeft de bevoegdheid om instandhoudings- en handhavingsmaatregelen voor de onder haar verantwoordelijkheid vallende visserijen vast te stellen, die bindend zijn voor de verdragsluitende partijen.
Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van het SPRFMO-verdrag treden de maatregelen in werking 90 dagen na de datum waarop de SPRFMO de verdragsluitende partijen ervan in kennis heeft gesteld. Indien een lid van de SPRFMO-commissie binnen 60 dagen na de datum van kennisgeving bezwaar maakt tegen een besluit, wordt het besluit voor dat lid niet bindend wat betreft de punten waartegen bezwaar is gemaakt. Indien een bezwaar wordt ingediend, wordt binnen 30 dagen na afloop van de bezwaarperiode een beoordelingspanel opgericht om een uitspraak te doen over het bezwaar.
Het standpunt dat namens de EU moet worden ingenomen in de jaarvergaderingen van regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s), wordt momenteel bepaald volgens een tweeledige aanpak. In een besluit van de Raad worden de beginselen voor het standpunt van de EU voor meerdere jaren vastgelegd, waarna het standpunt vóór elke jaarlijkse vergadering wordt aangepast via non-papers van de diensten van de Commissie, die door de Raad moeten worden bekrachtigd.
Voor de SPRFMO is deze aanpak ten uitvoer gelegd bij Besluit (EU) 2019/859 van de Raad van 14 mei 2019, waarin het standpunt van de EU binnen de SPRFMO voor de periode 2020-2024 is vastgesteld. Het besluit bevat algemene beginselen en richtsnoeren, maar houdt ook zo veel mogelijk rekening met de specifieke kenmerken van de SPRFMO. Voorts is op verzoek van de lidstaten de standaardprocedure voor de jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt van de EU in het besluit opgenomen.
In Besluit (EU) 2019/859 van de Raad zijn de beginselen van het nieuwe gemeenschappelijk visserijbeleid, zoals vastgelegd in Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad 2 , opgenomen, met inachtneming van de doelstellingen die zijn bepaald in de mededeling van de Commissie inzake de externe dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid 3 . Voorts heeft het besluit het standpunt van de EU aangepast aan het Verdrag van Lissabon.
Besluit (EU) 2019/859 van de Raad voorziet niet in een toetsing en, waar passend, een herziening van het standpunt van de EU binnen de SPRFMO vóór de jaarlijkse vergadering van 2025. De overgrote meerderheid van de besluiten van de Raad betreffende het standpunt van de EU binnen de verschillende ROVB’s waarbij de Unie verdrag- of overeenkomstsluitende partij is, dienen echter te worden herzien vóór de jaarlijkse vergaderingen van 2024 van die ROVB’s. Om consistentie tussen de standpunten van de EU in alle ROVB’s te bevorderen en de tijdsplanning voor de herzieningsprocedures te synchroniseren, is het derhalve passend de herziening van het standpunt van de EU binnen de SPRFMO voor de periode 2024-2028 te vervroegen en Besluit (EU) 2019/859 van de Raad te vervangen.
Het huidige voorstel houdt, met betrekking tot visserij, rekening met de Europese Green Deal, met name de biodiversiteits 4 -, de klimaatadaptatie 5 - en de “van boer tot bord” 6 -strategie. Het voorstel houdt ook rekening met de strategie voor kunststoffen 7 en het actieplan om de vervuiling tot nul terug te dringen 8 . Voorts wordt in het voorstel ook de gezamenlijke mededeling over internationale oceaangovernance in aanmerking genomen 9 .
Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.
Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen ook instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar wel een “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de EU vaststelt” 10 .
De SPRFMO-commissie is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, te weten het SPRFMO-verdrag.
De door de SPRFMO-commissie aan te nemen handelingen zijn handelingen met rechtsgevolgen. De beoogde handelingen zijn uit hoofde van het volkenrecht bindend overeenkomstig artikel 17 van het SPRFMO-verdrag en kunnen een beslissende invloed hebben op de inhoud van de EU-wetgeving, waaronder:
Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen 11 ;
Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen 12 ; en
Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten 13 .
De beoogde handelingen strekken niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het SPRFMO-verdrag.
De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.
De materiële rechtsgrondslag voor een krachtens artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de EU een standpunt wordt ingenomen. Wanneer die handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het krachtens artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.
De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de visserij. Verordening (EU) nr. 1380/2013 vormt de rechtsgrondslag voor de beginselen die in dit standpunt moeten worden weerspiegeld.
De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 43, lid 2, VWEU. Het besluit zal in de plaats komen van Besluit (EU) 2019/859 van de Raad.
2023/0267 (NLE) |
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Regionale organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan en tot intrekking van Besluit (EU) 2019/859 |
De rechtsgrondslag van het voorgestelde besluit is artikel 43, lid 2, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.
BESLUIT VAN DE RAAD
betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Regionale organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan en tot intrekking van Besluit (EU) 2019/859
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
Bij Besluit 2012/130/EU van de Raad 14 heeft de Unie het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden van de volle zee in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan (“het SPRFMO-verdrag”) gesloten, waarbij de SPRFMO-commissie is opgericht.
De SPRFMO-commissie stelt instandhoudings- en beheersmaatregelen vast om de doelstellingen van het SPRFMO-verdrag te verwezenlijken. Dergelijke maatregelen kunnen bindend worden voor de Unie.
In Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad 15 is bepaald dat de Unie er borg voor moet staan dat de activiteiten in het kader van de visserij en de aquacultuur uit ecologisch oogpunt duurzaam op de lange termijn zijn en worden beheerd op een manier die strookt met de doelstellingen voordelen te realiseren op economisch en sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid, en bij te dragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden. Die verordening bepaalt eveneens dat de Unie bij het visserijbeheer de voorzorgsbenadering moet toepassen en ernaar moet streven dat mariene biologische rijkdommen zo worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten boven een niveau worden gebracht en behouden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. Voorts is in die verordening bepaald dat de Unie maatregelen inzake beheer en instandhouding moet nemen op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies, de ontwikkeling van wetenschappelijke kennis en wetenschappelijk advies moet ondersteunen, teruggooi geleidelijk moet uitbannen en vangstmethoden moet bevorderen die bijdragen tot selectievere visserij, tot het zo veel mogelijk voorkomen en beperken van ongewenste vangsten en tot visserij met een lage impact op het mariene ecosysteem en de visbestanden. Daarnaast is in Verordening (EU) nr. 1380/2013 specifiek bepaald dat de Unie deze doelstellingen en beginselen moet toepassen bij haar externe betrekkingen op visserijgebied.
Overeenkomstig de biodiversiteits 16 -, de klimaatadaptatie 17 - en de “van boer tot bord” 18 -strategie is het essentieel om de natuur te beschermen en de achteruitgang van ecosystemen te keren. De risico’s die voortvloeien uit de klimaatverandering en het biodiversiteitsverlies mogen de beschikbaarheid van goederen en diensten die gezonde mariene ecosystemen leveren aan vissers, kustgemeenschappen en de mensheid in het algemeen niet in gevaar brengen.
In de kunststoffenstrategie 19 wordt verwezen naar specifieke maatregelen ter vermindering van kunststoffen en mariene verontreiniging, alsook van het verlies of achterlaten van vistuig op zee. Voorts is het actieplan om de vervuiling tot nul terug te dringen 20 erop gericht het kunststofafval op zee met 50 % en het vrijkomen van microplastics in het milieu met 30 % te verminderen.
Overeenkomstig de gezamenlijke mededeling over internationale oceaangovernance 21 zijn de bescherming en instandhouding van de mariene biodiversiteit belangrijke prioriteiten in het kader van het externe optreden van de EU. De EU is wereldwijd de belangrijkste speler in regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s) en visserijorganen. In dit kader bevordert de EU de duurzaamheid van de visbestanden, ijvert zij voor transparante besluitvorming op basis van gedegen wetenschappelijk advies, en stimuleert zij wetenschappelijk onderzoek en de naleving van de regels.
Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de vergaderingen van de SPRFMO is momenteel vastgesteld in Besluit (EU) 2019/859 van de Raad 22 . Het is passend dat besluit in te trekken en een nieuw besluit voor de periode 2024-2028 vast te stellen.
Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de SPRFMO-commissie voor de periode 2024-2028, aangezien de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de SPRFMO bindend kunnen zijn voor de Unie en mogelijk een beslissende invloed kunnen uitoefenen op de inhoud van de Uniewetgeving, met name Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad 23 ; Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad 24 ; en Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad 25 .
In het licht van de steeds veranderende aard van de visbestanden in het SPRFMO-verdragsgebied en de daaruit volgende noodzaak voor de Unie om in haar standpunt rekening te houden met nieuwe ontwikkelingen zoals nieuwe wetenschappelijke en andere relevante gegevens die voor of tijdens de vergaderingen van de SPRFMO-commissie worden gepresenteerd, moeten procedures worden vastgesteld voor de jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt van de Unie voor de periode 2024-2028. Deze standpunten moeten in overeenstemming zijn met het beginsel van loyale samenwerking tussen de instellingen van de Unie, dat is neergelegd in artikel 13, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de vergaderingen van de commissie van de Regionale Organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan (SPRFMO), is opgenomen in bijlage I bij dit besluit.
Artikel 2
De jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt dat de Unie in de vergaderingen van de SPRFMO-commissie moet innemen, verloopt overeenkomstig bijlage II.
Artikel 3
Het in bijlage I uiteengezette standpunt van de Unie wordt uiterlijk vóór de jaarlijkse vergadering van de SPRFMO-commissie in 2029 door de Raad getoetst en, waar passend, op voorstel van de Commissie door hem herzien.
Artikel 4
Besluit (EU) 2019/859 wordt ingetrokken.
Artikel 5
Dit besluit is gericht tot de Commissie.
Gedaan te Brussel,
BIJLAGEN bij voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Regionale organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan en tot intrekking van Besluit (EU) 2019/859
Brussel, 11.7.2023 |
COM(2023) 417 final |
BIJLAGE I
Standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Regionale Organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan (SPRFMO)
In het kader van de SPRFMO moet de Unie:
erop toezien dat de in de SPRFMO vastgestelde maatregelen in overeenstemming zijn met het internationaal recht, en met name met de bepalingen van het VN-Verdrag van 1982 inzake het recht van de zee, de VN-Overeenkomst van 1995 betreffende de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden, de Overeenkomst van 1993 om de naleving van de internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen door vissersvaartuigen op de volle zee te bevorderen, en de Overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen van de Voedsel- en Landbouworganisatie van 2009;
de doelstellingen van de overeenkomst bevorderen in het kader van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, inzake de instandhouding en het duurzaam gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht (BBNJ) en op de 15e Conferentie van de Partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit (COP 15), met name wat betreft het opvoeren van de bescherming van de mariene biodiversiteit en de bescherming van 30 % van de wereldwijde oceaan via beschermde mariene gebieden;
bijdragen aan de uitvoering van de Europese Green Deal, met inbegrip van de biodiversiteits- en de klimaatadaptatiestrategie, met name wat betreft de bescherming van de natuur, en de “van boer tot bord”-strategie, en een sterker Europa in de wereld;
de doelstellingen van de kunststoffenstrategie en het actieplan om de vervuiling tot nul terug te dringen, na te streven, met name de vermindering van kunststoffen en mariene verontreiniging;
handelen in overeenstemming met de doelstellingen en beginselen die zij in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid nastreeft, met name door middel van de voorzorgsbenadering en de doelstellingen in verband met de maximale duurzame opbrengst, zoals neergelegd in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, om de uitvoering van een ecosysteemgerichte benadering van het visserijbeheer te bevorderen, om ongewenste vangsten zo veel mogelijk te voorkomen en te beperken en de teruggooi geleidelijk uit te bannen, om het effect van visserijactiviteiten op mariene ecosystemen en de habitats ervan zoveel mogelijk te beperken en om door het bevorderen van een economisch levensvatbare en concurrerende visserijsector in de Unie te zorgen voor een redelijke levensstandaard voor degenen die van visserijactiviteiten afhankelijk zijn en rekening te houden met de belangen van de consumenten;
handelen in overeenstemming met de conclusies van de Raad van 19 maart 2012 over een mededeling van de Commissie inzake de externe dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid 1 ;
handelen in overeenstemming met de doelstellingen van de gezamenlijke mededeling over de EU-agenda voor internationale oceaangovernance 2 wat betreft de instandhouding van de mariene biodiversiteit, alsook met de conclusies van de Raad over die gezamenlijke mededeling 3 ;
werken aan een passende betrokkenheid van de belanghebbenden bij de voorbereiding van SPRFMO-maatregelen en erop toezien dat de in de SPRFMO vastgestelde maatregelen in overeenstemming zijn met de doelstellingen van het SPRFMO-verdrag;
standpunten uitdragen die in overeenstemming zijn met de beste praktijken van de regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s);
streven naar consistentie en synergie met het beleid dat de Unie voert in het kader van haar bilaterale visserijrelaties met derde landen, en zorgen voor coherentie met haar ander beleid, met name inzake buitenlandse betrekkingen, milieu, handel, ontwikkeling, onderzoek en innovatie;
ernaar streven dat voor de vloot van de Unie binnen het SPRFMO-verdragsgebied gelijke voorwaarden gelden, op basis van de beginselen en normen die ook uit hoofde van het recht van de Unie worden gehanteerd, en zich inzetten voor de eenvormige uitvoering van die beginselen en normen;
ijveren voor coördinatie tussen de SPRFMO, bestaande ROVB’s en regionale zeeverdragen (RZV’s) en samenwerking met mondiale organisaties, naargelang van het geval, binnen hun mandaten, waar passend;
samenwerkingsmechanismen tussen niet-tonijn-ROVB’s stimuleren, vergelijkbaar met het zogenaamde “proces van Kobe” voor tonijn-ROVB’s.
De Unie zet zich, waar passend, in om ervoor te zorgen dat de SPRFMO de volgende maatregelen vaststelt:
maatregelen ter bevordering van de instandhouding en het volledige herstel van de biodiversiteit, de duurzaamheid van de bestanden en de integratie van klimaatveranderingsoverwegingen in het besluitvormingsproces;
instandhoudings- en beheersmaatregelen voor visbestanden in het SPRFMO-verdragsgebied die gebaseerd zijn op het beste beschikbare wetenschappelijke advies, met inbegrip van totale toegestane vangsten (TAC’s) en quota of regulering van de visserijinspanning bij de vangst van mariene biologische rijkdommen die door de SPRFMO worden gereguleerd, waarmee de maximale duurzame opbrengst wordt bereikt. Zo nodig omvatten die instandhoudings- en beheersmaatregelen specifieke maatregelen voor bestanden die te lijden hebben onder overbevissing, om de visserijinspanning in overeenstemming te houden met de beschikbare vangstmogelijkheden;
maatregelen ter bevordering van gegevensverzameling, wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijk onderbouwde beheersbeslissingen, de versterking van het nalevingscomité, een cultuur van naleving en periodieke onafhankelijke prestatiebeoordelingen;
maatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserijactiviteiten (IOO) in het verdragsgebied te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, met inbegrip van het op lijsten plaatsen van IOO-vaartuigen en “cross-listing” van IOO-vaartuigen met andere ROVB’s, en maatregelen ter bevordering van de traceerbaarheid van vis en visserijproducten op basis van de vrijwillige richtsnoeren voor vangstdocumentatieregelingen;
monitoring-, controle- en bewakingsmaatregelen in het verdragsgebied met het oog op een efficiënte controle en naleving van de in het kader van de SPRFMO vastgestelde maatregelen, met inbegrip van de versterking van de controle op overladingsverrichtingen op basis van de vrijwillige richtsnoeren inzake overlading van de FAO;
maatregelen om het negatieve effect van visserijactiviteiten op de mariene biodiversiteit en de mariene ecosystemen en hun habitats zo veel mogelijk te verminderen, met inbegrip van beschermende maatregelen voor kwetsbare mariene ecosystemen in het SPRFMO-verdragsgebied in overeenstemming met het SPRFMO-verdrag en de internationale richtsnoeren van de FAO voor het beheer van de diepzeevisserij op volle zee, evenals maatregelen om ongewenste vangsten, met name van kwetsbare mariene soorten, zo veel mogelijk te voorkomen en te beperken, en om teruggooi geleidelijk uit te bannen;
maatregelen ter vermindering van de verontreiniging van de zee en ter voorkoming van het lozen van kunststoffen op zee en ter vermindering van de impact van in zee aanwezige kunststoffen op de mariene biodiversiteit en de mariene ecosystemen, met inbegrip van maatregelen om de impact van op zee achtergelaten, verloren of anderszins weggegooid vistuig in de oceaan te verminderen en te helpen bij de identificatie en inzameling van dat vistuig op basis van de vrijwillige richtsnoeren van de FAO voor de markering van vistuig;
maatregelen waarbij visserij die louter gericht is op het verkrijgen van haaienvinnen wordt verboden en op grond waarvan bij de aanlanding van haaien al hun vinnen nog op natuurlijke wijze aan het lichaam moeten vastzitten;
aanbevelingen, waar passend en voor zover toegestaan krachtens de desbetreffende oprichtingsdocumenten, tot aanmoediging van de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO);
waar passend, gemeenschappelijke benaderingen met andere ROVB’s, in het bijzonder met ROVB’s die betrokken zijn bij het visserijbeheer in hetzelfde gebied;
aanvullende technische maatregelen op basis van advies van de hulporganen en werkgroepen van de SPRFMO.
BIJLAGE II
Jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt dat de Unie moet innemen
in de vergaderingen van de Regionale Organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan
Vóór elke vergadering van de SPRFMO-commissie worden, wanneer dat lichaam besluiten met rechtsgevolgen voor de Unie dient vast te stellen, de nodige stappen ondernomen om ervoor te zorgen dat in het standpunt dat namens de Unie zal worden ingenomen, rekening wordt gehouden met de aan de Europese Commissie meegedeelde recentste wetenschappelijke en andere relevante gegevens, overeenkomstig de in bijlage I geformuleerde beginselen en richtsnoeren.
Daartoe zendt de Europese Commissie, tijdig vóór elke vergadering van de SPRFMO-commissie, een op bovengenoemde gegevens gebaseerd schriftelijk document met de voorgestelde nadere bepaling van het namens de Unie in te nemen standpunt toe aan de Raad of zijn voorbereidende instanties, teneinde deze in staat te stellen de nadere bijzonderheden van dit standpunt te bespreken en goed te keuren.
Indien tijdens een vergadering van de SPRFMO-commissie, ook ter plaatse, geen overeenstemming kan worden bereikt, wordt de zaak voorgelegd aan de Raad of zijn voorbereidende instanties, zodat in het standpunt van de Unie rekening kan worden gehouden met nieuwe elementen.