Home

Bekendmaking van een goedgekeurde standaardwijziging van een productdossier van een beschermde oorsprongsbenaming of beschermde geografische aanduiding in de sector landbouwproducten en levensmiddelen, als bedoeld in artikel 6 ter, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 664/2014 van de Commissie 2023/C 244/05

Bekendmaking van een goedgekeurde standaardwijziging van een productdossier van een beschermde oorsprongsbenaming of beschermde geografische aanduiding in de sector landbouwproducten en levensmiddelen, als bedoeld in artikel 6 ter, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 664/2014 van de Commissie 2023/C 244/05

11.7.2023

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 244/8


Bekendmaking van een goedgekeurde standaardwijziging van een productdossier van een beschermde oorsprongsbenaming of beschermde geografische aanduiding in de sector landbouwproducten en levensmiddelen, als bedoeld in artikel 6 ter, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 664/2014 van de Commissie

(2023/C 244/05)

Deze mededeling wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 6 ter, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 664/2014 van de Commissie (1).

MEDEDELING VAN DE GOEDKEURING VAN EEN STANDAARDWIJZIGING VAN HET PRODUCTDOSSIER VAN EEN BESCHERMDE OORSPRONGSBENAMING OF EEN BESCHERMDE GEOGRAFISCHE AANDUIDING UIT EEN LIDSTAAT

(Verordening (EU) nr. 1151/2012)

“Volailles de Bretagne”

EU-nr.: PGI-FR-0155-AM01 – 28.3.2023

BOB ( ) BGA (X)

1. Naam van het product

“Volailles de Bretagne”

2. Lidstaat waartoe het geografische gebied behoort

Frankrijk

3. Autoriteit van de lidstaat die de standaardwijziging meedeelt

Ministerie van Landbouw en Voedselsoevereiniteit

4. Beschrijving van de goedgekeurde wijziging(en)

1. Beschrijving van het product

Voor producten die onder de BGA vallen, voorziet de wijziging in de productie van de volgende extra soorten:

gele kip,

kapoen van parelhoen.

De rubriek is aangevuld met een beschrijving van de fenotypen van de soorten en een organoleptische beschrijving voor elke soort.

De kenmerken van de deelstukken worden beschreven. Deze kunnen afkomstig zijn van karkassen met geringe afwijkingen, maar moeten voldoen aan de aanbiedingscriteria van klasse A. De karkassen waarvan de deelstukken zijn verkregen, mogen niet minder wegen dan 90 % van het gewicht dat geldt voor pluimvee dat als heel karkas in de handel wordt gebracht.

Het toepassingsgebied van het productdossier is uitgebreid tot slachtafvallen. Bij de betrokken slachtafvallen gaat het om de lever, de spiermaag en het hart. Alleen slachtafvallen die afkomstig zijn van pluimveekarkassen die zijn geselecteerd voor de BGA, zijn toegestaan.

De wijziging heeft gevolgen voor het enig document.

2. Geografisch gebied

Het uitbroeden is uit het geografisch gebied verwijderd.

De wijziging heeft gevolgen voor het enig document.

3. Bewijs dat het product van oorsprong is uit het geografisch gebied

Deze rubriek is bijgewerkt in overeenstemming met de wijzigingen in de andere punten van het productdossier. Voor elke fase van de werkwijze voor het verkrijgen van het product zijn documenten ingediend die de traceerbaarheid waarborgen.

De wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

4. Beschrijving van de werkwijze voor het verkrijgen van het product

Subrubriek 5.1 “Houden van kuikens”

De voorwaarden voor het onderbrengen van de kuikens in de stallen zijn toegevoegd (staat van het strooisel, verwarming van de stallen, toegang tot water en voer).

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

Subrubriek 5.2 “Stammen of kruisingen van stammen”

De fenotypen van de soorten worden in deze subrubriek herhaald. De stammen en kruisingen van stammen worden erkend als traag groeiende stammen die uit landrassen bestaan.

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

Subrubriek 5.3 “Houderijsysteem en -beheer”

Er is een nadere invulling gegeven aan de waarden voor de maximale bezettingen en aantallen per stal afhankelijk van de leeftijd, voor de minimumoppervlakte aan uitloop per dier, alsook voor de maximumleeftijden voor de toegang tot de uitloop en de minimumleeftijden voor de slacht. De bezetting in de stal en van de uitloop neemt af tijdens de opfokperiode. De minimumleeftijden voor de slacht variëren per soort. Deze nadere beschrijvingen zijn aangebracht ten opzichte van het productdossier ten tijde van de BGA-registratie.

De gekozen waarden voor de maximale bezettingen en aantallen per stal afhankelijk van de leeftijd, voor de minimumoppervlakte aan uitloop per dier, alsook voor de maximumleeftijden voor de toegang tot de uitloop en de minimumleeftijden voor de slacht zijn overgenomen. Ze zijn toegevoegd voor de kapoen van parelhoen en geactualiseerd voor de poularde en de kalkoen. De bezetting in de stal en van de uitloop neemt af tijdens de opfokperiode. Deze nadere beschrijvingen zijn aangebracht ten opzichte van het productdossier na de BGA-registratie.

De afmestperioden en de duur ervan zijn toegevoegd voor het pluimvee waarvoor dat is toegestaan. Zo is voor kippen ouder dan 90 dagen een afmesting in gevangenschap van maximaal 15 dagen mogelijk en voor kapoenen en poulardes een afmesting in gevangenschap van 4 weken. In dat geval past de pluimveehouder het voer aan en dient een minder eiwitrijk voer toe dan het geval is bij dieren die uitlopen.

Voor poularde en kapoen kunnen de stallen worden verduisterd of kan er een verlichtingsprogramma worden gerealiseerd. Bij poularde is het van belang de seksuele rijpheid te beheersen. Bij kapoen moet de agressiviteit worden ingetoomd, omdat die nadelig kan zijn voor de kwaliteit van het vlees.

De voorwaarden voor het castreren en kortwieken van parelhoenders moeten nader worden omschreven. Er wordt over een verbod op het ontdoen van kammen en knippen van pluimvee gesproken.

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

Subrubriek 5.4 “Kenmerken van de stallen”

Er wordt een nauwkeurige beschrijving gegeven van de kenmerken van de stallen en de inrichting ervan. De oppervlakten ervan worden beschreven, alsook de voorwaarden voor het gebruik van mobiele stallen, waaronder de regels voor de installatie en de inrichting en voor de toegang tot de uitloop.

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

Subrubriek 5.5 “Kenmerken van de uitloop”

De uitloop waarvan de dieren kunnen gebruikmaken, wordt beschreven. Deze wordt grotendeels bedekt met een permanente weide, die zich goed heeft ontwikkeld en het gehele jaar groen is. Er worden natuurlijke inrichtingen beschreven voor een optimaal verblijf van de dieren op de uitloop en om ze te beschermen tegen de overheersende winden. Het belang van heggen wordt onderstreept. Op de uitloop moeten ten minste 20 bomen staan. In het productdossier staat een lijst van toegestane soorten. Deze soorten moeten ten minste 50 % van de bomenaanplant op nieuwe of omgewerkte uitlopen beslaan.

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

Subrubriek 5.6 “Voer en voedingspatroon”

Ter aanvulling van de informatie over de minimale verhouding van granen en dus van graankorrels en daarvan afgeleide producten zijn de drie fasen van de opfok van de dieren nader omschreven. Er is bovendien een lijst van grondstofcategorieën en goedgekeurde technologische toevoegingsmiddelen toegevoegd, alsook een verbod op de systematische toediening van voer met een medicinale werking, met uitzondering van voer dat werkt tegen parasieten.

Deze wijziging heeft gevolgen voor het enig document.

Subrubriek 5.7 “Gezondheidsvoorschriften voor de houderij”

Er zijn meerdere toevoegingen gedaan wat betreft de aanwezigheid van een functionele sluis per stal, het dagelijkse toezicht op het pluimvee en het gebruik van antibiotica. Na de opfok van het pluimvee moeten het materieel en de stal worden gereinigd en gedesinfecteerd. Er moet een sanitaire leegstand van 14 dagen, of 12 dagen onder voorwaarden, in acht worden genomen.

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

Subrubriek 5.8 “Ophalen en vervoeren van pluimvee”

Er is nader aangegeven dat er een periode van minimaal vijf uur geldt waarin de dieren geen voeder meer krijgen toegediend voordat ze worden opgehaald. Bovendien mag de afstand tussen de houderij en het slachthuis niet meer dan honderd km bedragen of mag het vervoer maximaal drie uur duren.

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

Subrubriek 5.9 “Slacht”

Bij aankomst in het slachthuis krijgt het pluimvee minimaal dertig minuten rust. Het pluimvee wordt geslacht in een omgeving waarin stress zoveel mogelijk wordt beperkt. Om het plukken te vergemakkelijken moet het pluimvee worden gebroeid. De karkassen worden gekoeld om de temperatuur snel omlaag te brengen naar 4 °C.

De minimumgewichten van de karkassen die van de ingewanden zijn ontdaan en in het productdossier staan, worden met een aanpassing overgenomen. Het minimumgewicht van de ontdarmde karkassen is toegevoegd.

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

Subrubriek 5.10 “Versnijding”

Meerdere bepalingen hebben betrekking op het versnijden van de karkassen na de slacht, en in het bijzonder op de maximale termijn waarbinnen dit na de slacht moet plaatsvinden, en de voorwaarden voor de controle hierop.

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

Subrubriek 5.11 “Verpakken van het pluimvee, de deelstukken en de slachtafvallen”

Er zijn toevoegingen gedaan met betrekking tot de voorbereiding van het pluimvee en de slachtafvallen op het moment van verpakking.

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

Subrubriek 5.12 “Invriezen”

Er zijn voorwaarden voor het invriezen toegevoegd. Voor elk type aanbieding uit het productdossier zijn de maximale termijnen voor het bereiken van de temperatuur van -18 °C gedefinieerd. Invriezen door onderdompeling is verboden.

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

5. Elementen die het verband met het geografische gebied rechtvaardigen

De elementen die het verband met het geografische gebied rechtvaardigen, zijn herschreven om de specifieke kenmerken van het geografische gebied, de specifieke kenmerken van het product en het causale verband te onderscheiden. De elementen waarop het verband met het geografische gebied berust, zijn niet gewijzigd. Deze zijn nog steeds gebaseerd op het gebruik van stammen en kruisingen die geschikt zijn voor de uitloop, op het belang en de reputatie van deze vorm van pluimveehouderij in het geografische gebied, op de menselijke factoren die ervoor hebben gezorgd dat een traditionele houderij in stand is gebleven, en op de omgevingskenmerken die gunstig zijn voor de uitloop. De vele voorbeelden en historische verwijzingen zijn geschrapt.

De wijziging heeft gevolgen voor het enig document.

6. Etikettering

De rubriek in het huidige productdossier is geschrapt en vervangen door een zin waarin de verplichte regelgevingselementen worden vermeld. Het etiket bevat de geregistreerde productnaam “Volailles de Bretagne” en het BGA-logo van de Europese Unie in hetzelfde gezichtsveld.

De wijziging heeft gevolgen voor het enig document.

7. Bevoegde dienst van de lidstaat

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1151/2012 worden de gegevens van het Institut national de l’origine et de la qualité (INAO) – het nationaal instituut voor oorsprong en kwaliteit – toegevoegd als bevoegde dienst van de lidstaat.

De wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

8. Groepering die de aanvraag indient

De gegevens en de rechtsvorm van Fermiers d’Argoat worden vermeld.

De wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

9. Controlestructuur

Voortaan worden de gegevens vermeld van de bevoegde controle-instanties voor Frankrijk: het Institut national de l’origine et de la qualité (INAO) en het DGCCRF (directoraat-generaal voor Mededinging, Consumentenzaken en Fraudebestrijding). De naam en contactgegevens van de certificerende instantie kunnen worden geraadpleegd op de website van het INAO en in de database van de Europese Commissie.

De wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

10. Nationale eisen

Deze rubriek heeft de vorm van een tabel met de voornaamste te controleren punten en de methode voor de evaluatie daarvan.

De wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

ENIG DOCUMENT

“Volailles de Bretagne”

EU-nr.: PGI-FR-0155-AM01 – 28.3.2023

BOB ( ) BGA (X)

1. Naam/Namen [van de BOB of de BGA]

“Volailles de Bretagne”

2. Lidstaat of derde land

Frankrijk

3. Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel

3.1. Productcategorie [zie bijlage XI]

Categorie 1.1. Vers vlees (en verse slachtafvallen)

3.2. Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

“Volailles de Bretagne” is pluimvee van traag groeiende stammen die een lange opfokperiode mogelijk maken, waarin ze toegang hebben tot uitlopen in de open lucht met gras en bomen. Het wordt gekenmerkt door stevig vlees en een karkas met een mooi vetlaagje en voldoende ontwikkelde spiermassa’s die goed over het skelet zijn verdeeld.

Het pluimvee omvat verschillende families en de volgende soorten:

kip, poularde, kapoen;

parelhoen, kapoen van parelhoen;

kalkoen.

“Volailles de Bretagne” wordt aangeboden in de vorm van rauw vlees, vers of diepgevroren, van:

karkassen (met of zonder slachtafvallen);

deelstukken;

slachtafvallen.

“Volailles de Bretagne” voldoet aan de volgende opfok- en kwaliteitscriteria:

voor karkassen: klasse A en minimumgewicht:

Minimumopfokperiode

Minimumgewicht, ontdaan van ingewanden zonder slachtafvallen

Minimumgewicht, ontdarmd

Kip

81 dagen

1 000 g

1 300 g

Poularde

120 dagen

1 650 g

1 950 g

Kapoen

150 dagen

2 500 g

2 900 g

Parelhoen

94 dagen

850 g

1 100 g

Kapoen van parelhoen

150 dagen

1 400 g

1 800 g

Kalkoen

140 dagen

Vrouwtjes: 2 300 g

Mannetjes: 3 100 g

Vrouwtjes: 2 700 g

Mannetjes: 3 600 g

voor deelstukken: afkomstig zijn van karkassen met geringe afwijkingen, maar ze moeten voldoen aan de aanbiedingscriteria van klasse A.

3.3. Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong) en grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

Het voer voor “Volailles de Bretagne” bestaat in de mestperiode voor ten minste 70 % uit granen en daarvan afgeleide producten.

In de beginfase bestaat het voer voor ten minste 50 % uit granen en daarvan afgeleide producten.

Tijdens de opfokperiode kunnen drie fasen met specifieke fysiologische behoeften worden onderscheiden:

de beginfase, van de 1e tot en met de 28e dag;

de groeifase, vanaf ten minste de 29e dag tot ten laatste de 66e dag;

de afmestfase, vanaf ten minste de 67e dag tot aan de slacht.

Het voer mag uitsluitend plantaardige grondstoffen, melkproducten en mineralen bevatten.

Toegestane grondstoffen zijn:

granen en daarvan afgeleide producten;

oliehoudende zaden of vruchten en daarvan afgeleide producten;

plantaardige oliën, alleen in ruwe of geraffineerde vorm;

zaden van peulvruchten en daarvan afgeleide producten;

knollen en wortels en daarvan afgeleide producten;

overige zaden en vruchten en daarvan afgeleide producten;

voedergewassen en ruwvoedergewassen en daarvan afgeleide producten;

andere planten, algen en daarvan afgeleide producten;

melkproducten en daarvan afgeleide producten: melk, karnemelk, melkserum;

producten van landdieren en daarvan afgeleide producten: uitsluitend ongewervelden;

mineralen en daarvan afgeleide producten;

(bij)producten van de fermentatie van micro-organismen: geïnactiveerd of gedood gist dat op plantaardig substraat is gekweekt;

overige: producten van de verwerking van plantaardige producten, producten van de verwerking van specerijen en kruiderijen, producten van de verwerking van planten.

Beperkingen: technologische toevoegingsmiddelen uit de functionele groepen van emulgatoren, stabilisatoren en geleermiddelen zijn verboden.

Elke systematische toediening van voer met een medicinale werking, met uitzondering van voer met een werking tegen parasieten, is verboden.

3.4. Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

De volgende activiteiten worden uitgevoerd in het geografische gebied: pluimveehouderij, vervaardiging van levensmiddelen.

3.5. Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz. van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst

De fasen die na de vervaardiging in het geografisch gebied plaatsvinden, zijn de slacht, de versnijding, het invriezen en de verpakking.

3.6. Specifieke voorschriften betreffende de etikettering van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst

Het etiket bevat de naam “Volailles de Bretagne” en het BGA-logo van de Europese Unie in hetzelfde gezichtsveld.

4. Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied

Het gebied omvat de volgende departementen en gemeenten:

De departementen Côtes d’Armor (22), Finistère (29), Ille-et-Vilaine (35) en Morbihan (56) in hun geheel.

Het departement Loire-Atlantique (44):

de gemeenten Assérac, Avessac, La Chapelle-des-Marais, Châteaubriant, Conquereuil, Derval, Drefféac, Fégréac, Fercé, Guémené-Penfao, Guenrouet, Herbignac, Jans, Lusanger, Marsac-sur-Don, Massérac, Missillac, Mouais, Noyal-sur-Brutz, Pierric, Plessé, Rougé, Ruffigné, Saint-Aubin-des-Châteaux, Saint-Gildas-des-Bois, Saint-Lyphard, Saint-Nicolas-de-Redon, Saint-Vincent-des-Landes, Sévérac, Sion-les-Mines, Soudan, Soulvache, Villepot.

Het departement Manche (50):

de gemeenten Aucey-la-Plaine, Beauvoir, Grandparigny, Hamelin, Huisnes-sur-Mer, Lapenty, Les Loges-Marchis, Le Mesnillard, Le Mont-Saint-Michel, Montjoie-Saint-Martin, Moulines, Pontorson, Sacey, Saint-Aubin-de-Terregatte, Saint-Brice-de-Landelles, Saint-Hilaire-du-Harcouët, Saint-James, Saint-Laurent-de-Terregatte, Saint-Senier-de-Beuvron, Servon, Tanis.

Het departement Mayenne (53):

de gemeenten Andouillé, La Baconnière, Ballots, Beaulieu-sur-Oudon, La Bigottière, Le Bourgneuf-la-Forêt, Bourgon, Brains-sur-les-Marches, La Brûlatte, Chailland, La Chapelle-Craonnaise, Congrier, Cosmes, Cossé-le-Vivien, La Croixille, Cuillé, Désertines, La Dorée, Ernée, Fontaine-Couverte, Fougerolles-du-Plessis, Gastines, Le Genest-Saint-Isle, La Gravelle, Juvigné, Landivy, Larchamp, Laubrières, Launay-Villiers, Loiron-Ruillé, Méral, Montaudin, Montenay, Montjean, Olivet, La Pellerine, Peuton, Pontmain, Port-Brillet, Quelaines-Saint-Gault, Renazé, La Roë, La Rouaudière, Saint-Aignan-sur-Roë, Saint-Berthevin-la-Tannière, Saint-Cyr-le-Gravelais, Saint-Denis-de-Gastines, Saint-Ellier-du-Maine, Saint-Erblon, Saint-Germain-le-Guillaume, Saint-Hilaire-du-Maine, Saint-Mars-sur-la-Futaie, Saint-Michel-de-la-Roë, Saint-Ouën-des-Toits, Saint-Pierre-des-Landes, Saint-Pierre-la-Cour, Saint-Poix, Saint-Saturnin-du-Limet, Senonnes, Simplé, Vautorte.

5. Verband met het geografische gebied

“Volailles de Bretagne” is pluimvee dat zich heeft aangepast aan de klimaatomstandigheden van Bretagne en gewend is om rond te scharrelen op de uitloop. Vanwege hun voer dat rijk is aan granen, zijn de spiermassa’s goed ontwikkeld, stevig en goed over het skelet verdeeld.

Bretagne is een schiereiland in het uiterste noordwesten van Frankrijk. Zijn ligging en grootte zijn sterk bepalend voor het klimaat, het gebied en de territoriale organisatiestructuur.

Het reliëf en de geologie van Bretagne hebben de kenmerken van het Armoricaans Massief. Dit hercynische massief is sterk door erosie afgesleten. In de hogere delen lopen van oost naar west twee bergketens: de Monts d’Arrée en de Montagnes Noires.

Ook kenmerkend voor Bretagne zijn de granietbodem vol oligo-elementen en micro-organismen, een specifieke hydrometrie en westenwinden die rijk zijn aan jodium. Het gesteente (leisteen, gneis, graniet) heeft door de tijd flinke veranderingen ondergaan. De zurige bodems van Bretagne vormen eveneens een getuigenis van de geologische geschiedenis, omdat kalksteenrotsen er zeldzaam zijn. Dat is gunstig voor lokale soorten.

In Bretagne heerst overwegend een zeeklimaat dat wordt gekenmerkt door zachte zomers en regenachtige, winderige en zachte winters. De temperatuurschommelingen zijn gering en er zijn ’s winters zelden dagen met vorst.

Er valt het hele jaar door veelvuldig neerslag. De neerslag is overvloedig aan de westkust, met meer dan 1 100 mm per jaar, en neemt af tot 950 mm aan de zuidkust, minder dan 800 mm langs de noordkust en circa 700 mm in het oostelijke binnenland. De hierdoor groene landschappen, waarin bomen in een grote verscheidenheid alom aanwezig zijn, zijn typerend voor Bretagne.

Van vroeger uit is de Bretonse pluimveehouderij kleinschalig en tot 1950 bezat bijna iedere boerderij wel een kleine hoeveelheid pluimvee (30 tot 100 stuks). De jonge hennen werden behouden voor de leg en de hanen werden vetgemest voor consumptie door het eigen gezin en de directe verkoop aan dorpsbewoners die geen boerderij hadden.

Met de komst van de moderne pluimveehouderij aan het begin van de jaren 1950 is de traditionele opfok van pluimvee overgegaan in een meer georganiseerde vorm, waarmee kon worden voldaan aan de groeiende vraag van consumenten. De daadwerkelijke omslag kwam in Bretagne rond 1954-1955.

Tijdens deze moderniseringsfase van de pluimveehouderij in Bretagne ontstonden twee richtingen: enerzijds de intensieve opfok van pluimvee in stallen, anderzijds de traditionele opfok van kwalitatief goed pluimvee op uitlopen met gras en bomen die kenmerkend zijn voor het geografisch gebied. Om de kwaliteit te waarborgen, hebben de pluimveehouders zich verenigd in een regionaal comité. Zij zetten zich in voor het behoud van een opfok van pluimvee in de open lucht, waarbij het pluimvee wordt gevoed met verhoudingsgewijs veel granen en de opfok lang duurt dankzij het gebruik van traag groeiende stammen.

Voor de opfok van “Volailles de Bretagne” wordt uitgegaan van een minimumleeftijd en een vrije toegang tot uitlopen met gras en bomen.

Het pluimvee is verkregen uit stammen en kruisingen van traag groeiende stammen, wat gunstig is voor het rondscharrelen op de uitlopen en het mogelijk maakt om stevig vlees te verkrijgen.

Dankzij voer met een hoog gehalte aan granen, bezit het pluimvee bijzondere eigenschappen: goed ontwikkelde, stevige spiermassa’s die goed over het skelet zijn verdeeld.

Vanwege de kenmerken van het geografisch gebied van “Volailles de Bretagne” kan dit pluimvee opgroeien in een natuurlijke omgeving waarin gebruik kan worden gemaakt van uitlopen met bomen. De traditionele pluimveehouderij in de open lucht heeft zich generatieslang staande weten te houden in Bretagne.

Zoals Jean Chombart de Lauwe, lid van de Académie d’agriculture (1955-2001), in zijn werk met de titel “Pour une agriculture organisée, Danemark et Bretagne” (Naar een georganiseerde landbouw, Denemarken en Bretagne) (Presse Universitaire de France, 1949), benadrukt, profiteert Bretagne van “buitengewone klimatologische omstandigheden voor de landbouw”. Een zacht en vochtig landklimaat maakt een lang groeiseizoen voor planten mogelijk en het zachte weer draagt meer dan waar dan ook bij aan pluimveehouderij in de open lucht.

De geselecteerde stammen en kruisingen van stammen zijn bij uitstek geschikt voor deze opfokomstandigheden vanwege hun robuustheid en hun vermogen om te rennen.

Om het pluimvee optimaal te laten rondscharrelen op de uitlopen, bevordert een groot aantal bomen de uitloop door het pluimvee bescherming te bieden tegen zon en wind. De begroeiing levert bovendien een belangrijke aanvulling op het voer (gras, insecten).

De diversiteit en de rijkdom aan soorten bomen vormen een kenmerk van het Bretonse bos. Dit kenmerk kan grotendeels worden verklaard uit de gevarieerde bodem- en klimaatomstandigheden. Het gebruik van lokale boomsoorten voor de beplanting van de uitlopen versterkt de identiteit van een regio en houdt de kenmerken van de verschillende landschappen van het gebied in stand. De gebruikte bomen kunnen tegen de bodem- en klimaatomstandigheden.

Rondom de uitloop bevindt zich vaak een heg op een vlakke of glooiende ondergrond, die bestaat uit lokale soorten die geschikt zijn voor de biotoop (bodem, klimaat, fauna en flora). Dit kunnen hoge bomen, jong hout of struikgewassen zijn. Ooit gebruikt om percelen af te bakenen, bieden ze een nuttige bescherming tegen wind, kou, zon, erosie en regenwater, herbergen ze een gevarieerde fauna, dragen ze bij aan biodiversiteit, slaan ze CO2 op. Ook zijn ze mooi en passen ze uitstekend in het landschap.

Behalve dat ze een aanvulling vormen op het voer van het pluimvee, bieden deze permanente graslanden een rijke biodiversiteit, dragen ze bij aan de filtering en daarmee de kwaliteit van het water en voorkomen ze het optreden van bepaalde natuurlijke gevaren, zoals erosie.

Het klimaat en de natuurlijke samenstelling van de uitlopen bevorderen het hele jaar door de uitloop van het pluimvee en dragen zo bij aan de ontwikkeling van “Volailles de Bretagne”, wat van invloed is op de textuur en de smaak van het vlees.

Naast het Bretonse landbouwmodel, dat zeer intensief van aard is, is de traditionele opfok van kwalitatief goed pluimvee blijven bestaan en verder ontwikkeld. Daardoor konden pluimveehouders zich blijven inzetten voor de opfok van pluimvee met erkende culinaire kenmerken.

Gastronomisch staat Bretagne hoog aangeschreven vanwege zijn visserijproducten, crêpes en cider, maar er werden ook altijd al prachtige gerechten met gevogelte geserveerd. Naar evenbeeld van Louis le Cunff laten talloze chefs er hun talent de vrije loop en verspreiden zij deze gerechten (Bible de Louis le Cunff “Cuisine et Gastronomie de Bretagne” – De Bretonse keuken en gastronomie).

Zo is er in Bretagne een regionaal comité in het leven geroepen om deze wijze van opfokken te beschermen. Sinds 1975 wordt de naam “de Bretagne” gebruikt om boerenkip in de handel te brengen. Vanwege hun identieke hoofdkenmerken heeft ook ander van de boerderij afkomstig pluimvee (kalkoenen, parelhoenders, kapoenen, poulardes) aan de uitbreiding van de naamsbekendheid bijgedragen.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

https://info.agriculture.gouv.fr/gedei/site/bo-agri/document_administratif-5a15268a-78b3-45a4-bfad-e2ebeffd3ec7


(1)PB L 179 van 19.6.2014, blz. 17.