Home

Resolutie van het Europees Comité van de Regio’s over het benutten van talent in Europa’s regio’s

Resolutie van het Europees Comité van de Regio’s over het benutten van talent in Europa’s regio’s

30.5.2023

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 188/1


Resolutie van het Europees Comité van de Regio’s over het benutten van talent in Europa’s regio’s

(2023/C 188/01)

HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S (CvdR),

Gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over het benutten van talent in Europa’s regio’s,

Algemene opmerkingen

1.

is ingenomen met de mededeling van de Europese Commissie over het benutten van talent in Europa’s regio’s en staat achter de algemene doelstellingen van het voorstel, met name wat betreft het voorkomen van ongelijkheden en territoriale verschillen tussen regio’s en steden op basis van hun omvang en de vaardigheden van hun beroepsbevolking;

2.

wijst erop dat regio’s die geconfronteerd dreigen te worden met lacunes bij de ontwikkeling van talent voor een enorme uitdaging staan; het gaat momenteel om 82 regio’s in 16 lidstaten (die bijna 30 % van de EU-bevolking vertegenwoordigen), die ernstig te lijden hebben onder een krimpende beroepsbevolking, een laag percentage werknemers met een diploma van universitair of hoger onderwijs en weinig mobiliteit onder hun inwoners in de leeftijdsgroep van 15 tot 39 jaar;

3.

spreekt zijn waardering uit voor het “Talent Booster Mechanism” en onderstreept dat het ervan uitgaat dat de acht voorstellen snel en doeltreffend worden uitgevoerd op Europees, lokaal en regionaal niveau;

4.

erkent dat steden en regio’s snel gebruik moeten maken van het potentieel van deze strategieën om op maat gemaakte, interoperabele en plaatsgebonden ecosystemen voor het aantrekken van talent tot stand te brengen. Dit is met name van belang voor regio’s die geconfronteerd worden met lacunes bij de ontwikkeling van talent en met name te kampen hebben met lage geboortecijfers, een krimpende bevolking in de werkende leeftijd, een laag percentage werknemers met een diploma van universitair of hoger onderwijs en braindrain;

5.

benadrukt dat demografische veranderingen en de veelzijdige gevolgen en territoriale impact ervan aan de orde zijn gesteld in verschillende aanbevelingen van de Conferentie over de toekomst van Europa, die door de EU-instellingen moeten worden opgevolgd (met name voorstel nr. 47.7). Burgers hebben gevraagd om specifiek beleid om een braindrain uit sommige regio’s en landen binnen de EU te voorkomen en te verhinderen dat Europese talenten en arbeidskrachten wegtrekken naar derde landen (voorstel nr. 47.7) en om de duurzame ontwikkeling en de demografische veerkracht van achterstandsregio’s te waarborgen (voorstel nr. 15.9);

6.

is van mening dat regio’s die specifiek worden getroffen door de groene en de digitale transitie, zoals koolstofintensieve en kolenregio’s, alsook automobielregio’s, belangrijke kandidaten zijn voor het Talent Booster Mechanism, aangezien een fors aantal werknemers in deze regio’s behoefte zal hebben aan bij- en omscholing;

7.

is van mening dat lokale en regionale overheden bij de uitvoering van hun strategie voor het aantrekken en behouden van talent op hun grondgebied gebruik moeten maken van het Europees Jaar van de Vaardigheden (EYS), in het kader waarvan wordt gepleit voor een beleid op het gebied van vaardigheden en voor sociale investeringen om arbeidskrachttekorten aan te pakken en in te zetten op een beter geschoolde en flexibele beroepsbevolking in de toekomst. Jongerenorganisaties, met inbegrip van jongerenafdelingen van politieke partijen op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau, moeten ook nauw worden betrokken bij de mainstreaming van jongerenbelangen en de nalatenschap van het Europees Jaar van de Jeugd (EYY);

8.

onderstreept in dit verband het belang van de ontwikkeling van empirisch onderbouwde beleidsvorming, alsook de noodzaak om op het passende regionale en lokale niveau strategische prognoses op te stellen en gebruik te maken van de gevestigde prognosemethode, teneinde plaatsgebonden scenario’s op te stellen en zich voor te bereiden op verschillende toekomstperspectieven op basis van de interactie van verschillende langetermijntrends en factoren;

9.

wijst op het belang van specifieke investeringen in initiatieven voor het combineren van werk en privéleven en spoort lokale en regionale overheden aan om voorbeelden van goede praktijken op het gebied van gezinsvriendelijk beleid te delen;

De ontwikkeling van talent stimuleren met behulp van plaatsgebonden beleid

10.

benadrukt dat gebruik moet worden gemaakt van het potentieel van mentorregelingen en dat partnerschappen tussen gebieden (steden, plattelandsgebieden of hele regio’s) moeten worden bevorderd, waarbij moet worden uitgegaan van de beginselen van samenwerking op het gebied van multilevel governance om de cruciale rol van kleine steden en dorpen in geïntegreerde territoriale ontwikkeling te ondersteunen;

11.

beveelt de Europese Commissie aan haar inspanningen op te voeren om de regionale verschillen te verkleinen met behulp van plaatsgebonden beleidsmaatregelen en door middel van een versterkt cohesiebeleid waarin de uitdaging van het benutten van talent in alle regio’s van de EU wordt aangepakt en ervoor wordt gezorgd dat alle regio’s in de Europese Unie een eerlijke kans krijgen om de vruchten van de eengemaakte markt te plukken, hetgeen een positief effect zal hebben op het concurrentievermogen van de EU;

12.

pleit ervoor dat territoriale effectbeoordelingen en plattelandstoetsing doeltreffende instrumenten worden voor de toepassing van het “doe geen afbreuk aan de cohesie”-beginsel — dat wil zeggen “neem geen maatregelen die het convergentieproces belemmeren of regionale verschillen vergroten” — dat de Europese Commissie in haar achtste cohesieverslag (1) heeft geïntroduceerd;

13.

stelt voor om de regio’s die met lacunes bij de ontwikkeling van talent geconfronteerd worden of dreigen te worden, aan een grondiger analyse te onderwerpen om de verschillen, uitdagingen en kansen binnen de regio’s aan het licht te brengen. De beleidsrespons moet een uitgebreide reeks maatregelen omvatten, die via op maat gesneden benaderingen worden uitgewerkt en uitgevoerd, door het cohesiebeleid worden gestuurd en met sectorale strategieën worden aangevuld;

14.

herhaalt dat het Europees Semester, met een sterkere nadruk op partnerschap en meerlagig bestuur, een actieve rol moet spelen bij het bevorderen van de hervormingen die nodig zijn, met name op de arbeidsmarkt en in onderwijs- en opleidingsstelsels, om de ontwikkeling van talent te stimuleren;

15.

benadrukt dat de digitale en de groene transitie, die een fundamentele verschuiving van vaardigheden vereisen, momenteel zowel in kwalitatief als kwantitatief opzicht gevolgen hebben voor de arbeidsmarkt in de EU. Het belang van bij- en omscholing van werknemers om hen voor te bereiden op nieuwe banen of nieuwe taken binnen bestaande beroepen, in combinatie met nieuwe werkmethoden en de flexibiliteit van bedrijven om zich aan te passen aan nieuwe omstandigheden en maatschappelijke behoeften, zijn strategische doelstellingen die door overheidsinstanties op alle bestuursniveaus en in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel moeten worden aangepakt en ondersteund;

16.

benadrukt dat het Fonds voor een rechtvaardige transitie moet worden voortgezet en dat er in de toekomst een nieuw Fonds voor een rechtvaardige transitie (JTF 2.0) moet worden opgezet, dat fungeert als instrument voor een duurzame transitie, op basis van het lokale en regionale perspectief en de ervaring die is opgedaan met het opstellen en uitvoeren van de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie. Er zal uitgebreid onderzoek moeten worden gedaan om vast te stellen welke regio’s en sectoren, inclusief de bijbehorende toeleveringsketens en arbeidskrachten, het zwaarst worden getroffen;

17.

acht het noodzakelijk een reeks beleidsmaatregelen voor plattelandsgebieden in te voeren om ontvolking, en daarmee het verlies aan talent, tegen te gaan, met name voor de gebieden die het zwaarst worden getroffen door de klimaatverandering en de gebieden met ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen, zoals ultraperifere gebieden, eilanden en meer afgelegen en geïsoleerde regio’s, waar de toegang tot hulpbronnen doorgaans beperkter is; het CvdR herhaalt dat de toekomst van dergelijke gebieden afhangt van het vasthouden en aantrekken van jonge talentvolle mensen die daar hun levensdoelen willen nastreven en van het volledig betrekken van jongeren bij het zoeken naar oplossingen voor lokale uitdagingen;

18.

wijst erop dat onderwijs en opleiding, zowel fysiek onderwijs ter plaatse als afstandsonderwijs, toegankelijk moeten zijn voor alle leeftijden en alle maatschappelijke groepen, dat kennis moet worden uitgewisseld over innovatieve manieren om het verwerven van vaardigheden aan te pakken, en dat er gemeenschapscentra moeten komen met een scala aan diensten, van bibliotheken tot maatschappelijk werk; is het er voorts mee eens dat het belangrijk is het arbeids- en opleidingsaanbod te verruimen en maatregelen in te voeren om werk en privéleven te combineren;

19.

acht het in verband met de generatievernieuwingsproblematiek van essentieel belang dat er overheidsmaatregelen ter bevordering van de modernisering en de aanpassing aan de klimaatverandering van landbouwbedrijven worden genomen en dat jonge mensen ertoe worden aangespoord zich te vestigen als landbouwer. Daartoe moet de toegang tot programma’s voor integratie op de arbeidsmarkt en in de maatschappij, alsook tot opleiding, bij- en omscholing op lokaal niveau en cultuur worden verbeterd;

20.

onderstreept dat slimme dorpen nieuwe kansen creëren voor een gediversifieerde plattelandseconomie en toegang tot de arbeidsmarkt, en verzoekt om intensieve steun voor plattelandsgebieden om het beleidsprogramma 2030 uit te voeren, met name de versterking van digitale vaardigheden en onderwijs, veilige en duurzame digitale infrastructuren, de digitale transformatie van bedrijven en de digitalisering van overheidsdiensten; vindt het een goede zaak dat plattelandsgebieden zijn opgenomen in de Europese verklaring over digitale rechten en beginselen voor het digitale decennium;

21.

erkent dat vrouwen een belangrijke rol spelen in gebieden waar ontvolking dreigt en steunt daarom maatregelen om gelijke kansen te creëren voor vrouwen op het gebied van innovatieve, duurzame en creatieve banen en diensten;

22.

onderstreept dat de lidstaten krachtige steun moeten verlenen aan beleid ter bevordering van de deelname van meisjes en vrouwen aan STEAM-onderwijs (informatie- en communicatietechnologie, wetenschap, technologie, engineering, kunst en wiskunde), en de werkgelegenheid in sectoren waar hun kennis kan worden toegepast moeten stimuleren;

23.

beklemtoont dat het stimuleren van de digitale transitie van regio’s die te maken hebben met lacunes bij de ontwikkeling van talent, essentieel is en ook in het belang is van een sterke economische, sociale en territoriale cohesie; stelt voor om digitale cohesie uit te roepen tot doelstelling van de Europese Unie, om er zo voor te zorgen dat de juiste digitale infrastructuur kan worden aangelegd om telewerken, e-diensten en digitaal onderwijs binnen het bereik van iedereen te brengen. Bijzondere aandacht moet uitgaan naar de toegang tot digitale instrumenten voor kansarme en kwetsbare groepen;

24.

merkt op dat burgers en bedrijven in de grensregio’s van Europa te maken hebben met tal van juridische en administratieve belemmeringen die economische groei en grensoverschrijdende samenwerking in de weg staan en benadrukt de noodzaak van een Schengengebied zonder grenzen voor alle lidstaten om de mobiliteit van studenten, werknemers en bedrijven, met name in de grensregio’s, te bevorderen;

25.

legt de nadruk op de rol van sociale innovatie voor de ontwikkeling van nieuwe ideeën, diensten en modellen om maatschappelijke uitdagingen beter aan te pakken, met name op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs, vaardigheden en sociale inclusie, en op de toegevoegde waarde ervan voor de ontwikkeling van gemeenschappen en de verbetering van sociale diensten in het veld. Het CvdR wijst in dit verband op het potentieel van de sociale economie op het gebied van beroepsopleiding, op universitair en andere onderwijsniveaus, op het gebied van actief werkgelegenheidsbeleid en op het gebied van de ontwikkeling van vaardigheden en competenties;

26.

pleit ervoor om middelen uit het ESF+ voor sociale innovatie aan te wenden om de innovatiecapaciteit te versterken en de overdracht en opschaling van innovatieve oplossingen te vergemakkelijken;

Het onderwijs doeltreffender maken en inspelen op de behoeften van de arbeidsmarkt

27.

constateert dat het, ondanks de aanzienlijke verschillen binnen de EU, vrijwel overal een grote uitdaging is om er bij het vaststellen en toepassen van nieuwe normen en praktijken op het gebied van onderwijs en opleiding voor te zorgen dat deze in voldoende mate inspelen op de behoeften van de arbeidsmarkt. Vaardigheidskloven en discrepanties tussen gevraagde en aangeboden vaardigheden vergroten de territoriale verschillen, hetgeen moet worden tegengegaan door middel van een doorwrocht, plaatsgebonden en naar behoren gefinancierd beleid;

28.

stelt vast dat door een snel veranderende arbeidsmarkt steeds meer mensen hun baan dreigen te verliezen wegens achterhaalde of ontbrekende vaardigheden. Moderne vaardigheden en toegang tot permanente educatie zijn belangrijker dan ooit, vooral gezien de toenemende impact van artificiële intelligentie op de Europese arbeidsmarkt als gevolg van de grootschalige automatisering van bestaande banen. Daarom moet er een holistische en toekomstgerichte aanpak worden gehanteerd voor de ontwikkeling van talent voor mensen met een verschillende onderwijs- en beroepsachtergrond;

29.

acht het van cruciaal belang dat de lokale en regionale overheden inzien hoe belangrijk universiteiten en aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding zijn voor het stimuleren van dynamische innovatie-ecosystemen door middel van strategieën voor slimme specialisatie en met behulp van technologische en sociale innovatie. Lokale universiteiten en hogescholen kunnen talent tot volle ontplooiing brengen, kennisclusters ontwikkelen en bedrijven naar hun regio lokken door met hen samen te werken aan programma’s om werknemers de nieuwe vaardigheden aan te leren die nodig zijn in de regio. Tegelijkertijd moeten overheden partnerschappen aangaan met universiteiten en zich ervan bewust zijn dat deze ook moeten worden ondersteund, onder meer door investeringen in lokale infrastructuur, inclusief digitale infrastructuur;

30.

benadrukt dat ook voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) en voor micro-ondernemingen de voorwaarden moeten worden geschapen om deel uit te maken van innovatie-ecosystemen om hun beperkte budgettaire en personele middelen te optimaliseren; het CvdR deelt wat dit betreft de mening van de Commissie dat het mkb kan profiteren van de door hubs voor digitale innovatie verleende steun voor innovatie en digitalisering;

Het aantrekken en behouden van talent doelgericht verbeteren en de mobiliteit vergroten

31.

stelt vast dat braindrain en verwante verschijnselen in de EU moeten worden begrepen en beoordeeld in het kader van het begrip “multilevel governance”; vestigt in dit verband de aandacht op het risico van braindrain voor de houdbaarheid van het Europese project op lange termijn, met name wanneer de verschillen tussen regio’s van herkomst en van ontvangst toenemen; stelt voor dat lokale en regionale overheden lokale allianties oprichten, waarbij alle belanghebbenden (overheden, bedrijven, universiteiten, ngo’s enz.) worden betrokken, om zo bij te dragen aan de ontwikkeling en uitvoering van lokaal beleid dat braindrain helpt beperken; de sociale partners zouden moeten worden gevraagd een actieve rol te spelen bij de ontwikkeling van talent;

32.

moedigt de lokale en regionale overheden aan om, in het licht van de toenemende mogelijkheden die werken op afstand biedt, gerichte voorlichtingscampagnes te voeren om het leven buiten dichtbevolkte steden te promoten en daarbij bijzondere aandacht te schenken aan de verschillende aantrekkelijke kanten van regio’s;

33.

wijst erop dat ten gevolge van de demografische ontwikkeling veel Europese regio’s de lacunes op hun arbeidsmarkt alleen via reguliere migratie kunnen dichten. Vooral innovatieve ondernemingen ondervinden de gevolgen van het toenemende tekort aan arbeidskrachten. Hierover zou meer overleg moeten plaatsvinden tussen regionale overheden, bedrijfsleven, universiteiten en ngo’s, met name in grensregio’s; pleit voor transparante, rechtvaardige en op het tekort aan arbeidskrachten afgestemde immigratieregelingen op zowel nationaal als Europees niveau;

34.

benadrukt dat het verlies van jongeren in regio’s met een uitstroom van mensen en dalende geboortecijfers een buitengewoon nadeel vormt voor kleinere gemeenten omdat ze daardoor veel moeilijker essentiële openbare diensten in stand kunnen houden en de economie kunnen stimuleren, hetgeen cruciale factoren zijn om talent in de regio te behouden en nieuw talent aan te trekken;

35.

dringt aan op het hanteren van een strategische aanpak van de integratie van onderdanen van derde landen in de EU als potentiële aanjager van lokale groei. Het CvdR is zeer te spreken over de maatregelen in het vaardigheden- en talentenpakket, waaronder de lancering van een nieuw online instrument voor het zoeken naar werk, het proefproject in het kader van de EU-talentenpool, dat specifiek bedoeld is voor vluchtelingen uit Oekraïne, en het plan om dit project uit te breiden tot geschoolde werknemers uit derde landen die blijk geven van hun belangstelling om naar de EU te migreren, om zo de weg vrij te maken voor een meer duurzame en inclusieve aanpak van arbeidsmobiliteit en oplossingen waarbij derde landen zijn betrokken;

36.

vestigt de aandacht op de tijdens de Conferentie over de toekomst van Europa door burgers geformuleerde aanbevelingen, waaronder het voorstel dat de EU de lidstaten ertoe moet aansporen de opvang- en integratieprocedure voor legale migranten te vereenvoudigen en hun gemakkelijker toegang te bieden tot de arbeidsmarkt van de EU door te zorgen voor een betere interoperabiliteit tussen de diverse bevoegde instanties, betere communicatie, een vlottere erkenning van kwalificaties en doeltreffender instrumenten, zoals het online op elkaar afstemmen van vraag en aanbod van vaardigheden;

37.

dringt aan op de overdraagbaarheid van een EU-status van langdurig ingezetene voor onderdanen van derde landen om hun effectieve mobiliteit binnen de EU te waarborgen, waardoor hun vooruitzichten kunnen worden verbeterd om een waardevol onderdeel van de Europese samenleving te worden, zij de kans krijgen om geen onzeker werk te hoeven verrichten maar banen kunnen vervullen waar daar behoefte aan is en aldus regionale onevenwichtigheden kunnen helpen compenseren;

38.

draagt zijn voorzitter op om deze resolutie aan de Europese Commissie, het Europees Parlement, de Zweedse en Spaanse voorzitterschappen van de Raad van de EU en de voorzitter van de Europese Raad te doen toekomen.

Brussel, 16 maart 2023.

De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

Vasco ALVES CORDEIRO


(1) COM(2022) 34 final.