Home

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Ledenraad van de Internationale Olijfraad (IOR) in verband met de toetreding van San Marino tot de Internationale Overeenkomst van 2015 voor olijfolie en tafelolijven

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Ledenraad van de Internationale Olijfraad (IOR) in verband met de toetreding van San Marino tot de Internationale Overeenkomst van 2015 voor olijfolie en tafelolijven

BESLUIT VAN DE RAAD

Brussel, 26.7.2024

COM(2024) 323 final

2024/0184(NLE)

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Ledenraad van de Internationale Olijfraad (IOR) in verband met de toetreding van San Marino tot de Internationale Overeenkomst van 2015 voor olijfolie en tafelolijven

TOELICHTING

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Ledenraad van de Internationale Olijfraad (“IOR”) in verband met de toetreding van de regering van San Marino tot de Internationale Overeenkomst voor olijfolie en tafelolijven (“de overeenkomst”).

De Internationale Overeenkomst voor olijfolie en tafelolijven (“de overeenkomst”) heeft tot doel om i) te streven naar harmonisatie van de nationale en internationale wetgeving met betrekking tot de fysisch-chemische en organoleptische kenmerken van olijfolie, olie uit perskoeken van olijven en tafelolijven om handelsbelemmeringen te vermijden, ii) activiteiten te organiseren met betrekking tot fysisch-chemische en organoleptische analyses om de kennis over de samenstelling en kwaliteitskenmerken van olijfproducten te verbeteren met het oog op het consolideren van internationale normen, en iii) de rol van de Internationale Olijfraad te versterken als het forum bij uitstek voor de internationale wetenschappelijke gemeenschap op het gebied van olijven en olijfolie.

De nieuwe versie van de overeenkomst is op 1 januari 2017 in werking getreden.

De Europese Unie is partij bij de overeenkomst 1 .

De Ledenraad van de Internationale Olijfraad (“de Ledenraad”) is de hoogste autoriteit en het besluitvormingsorgaan van de IOR. De Ledenraad oefent alle bevoegdheden uit en verricht alle taken die nodig zijn om de doelstellingen van de overeenkomst te bereiken. Als partij bij de overeenkomst is de Europese Unie lid van de IOR en is zij vertegenwoordigd in de Ledenraad. De besluiten van de Ledenraad over de toetreding van een nieuw lid worden bij consensus genomen. Op grond van artikel 10, lid 4, punt b), van de overeenkomst gaan de leden, indien binnen een door de voorzitter van de Ledenraad bepaalde termijn geen consensus wordt bereikt, over tot stemming. Het besluit wordt geacht te zijn aangenomen wanneer voorgestemd wordt door ten minste een meerderheid van de leden die over ten minste 86 % van de aandelen van de leden beschikt.

Er zijn momenteel 21 leden in de IOR en de Europese Unie beschikt over 659 van de in totaal 1000 aandelen.

Verwacht wordt dat de Ledenraad naar aanleiding van het formele verzoek van San Marino van 21 maart 2024 om tot de overeenkomst toe te treden, tijdens een van zijn volgende zittingen dan wel in het kader van een procedure waarbij de Ledenraad besluiten aanneemt via een briefwisseling, een besluit betreffende de toetreding van San Marino zal aannemen.

De beoogde handeling strekt ertoe de toetredingsvoorwaarden voor San Marino te bepalen op grond van artikel 29 van de overeenkomst.

De beoogde handeling zal voor de partijen bindend zijn omdat zij de besluitvormingsverhoudingen binnen de Ledenraad wijzigt in die gevallen waarin besluiten overeenkomstig artikel 10, lid 4, van de overeenkomst niet bij consensus worden aangenomen.

Ondanks de bescheiden omvang van de sector olijfolie en tafelolijven in San Marino staat de productie en consumptie van olijfolie en tafelolijven er in een lange traditie. 38,3 % van het totale landoppervlak van San Marino was in 2021 landbouwgrond 2 , goed voor een jaarlijkse olijfolieproductie van rond de 90 ton.

Omdat de olijfoliesector van San Marino in een lange traditie staat, zal toetreding van het land de IOR onder bepaalde voorwaarden versterken en met name zorgen voor aansluiting van de nationale wetgeving bij de internationale wetgeving inzake de kenmerken van olijfproducten, waarmee handelsbelemmeringen worden voorkomen. Deze toetreding past in de doelstellingen van het beleid van de Unie wat betreft de afzetnormen voor landbouwproducten als vastgelegd in deel II, titel II, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad 3 .

Bij een door de Ledenraad aan te nemen besluit worden de toetredingsvoorwaarden voor San Marino bepaald die betrekking hebben op de aandelen in de IOR en op de neerleggingstermijn voor het toetredingsinstrument.

De aandelen van de leden, op basis waarvan de financiële bijdragen en de stemrechten worden vastgesteld, worden berekend volgens de formule van artikel 11 van de overeenkomst. De Unie zal zich ervan vergewissen dat deze formule wordt gebruikt bij de toewijzing van aandelen aan San Marino.

De Unie zal haar steun verlenen voor elke neerleggingstermijn voor het toetredingsinstrument die het voor San Marino mogelijk maakt om spoedig tot de overeenkomst toe te treden. Indien de neerlegging van het instrument vertraging oploopt, kan de Unie de verlenging van de neerleggingsperiode voor het instrument steunen in een later besluit van de Ledenraad.

Rekening houdend met het besluitvormingsproces in de Ledenraad van de IOR is voor de bepaling van de toetredingsvoorwaarden voor San Marino het standpunt van de Unie vereist.

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen ook instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 4 .

De Ledenraad is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, te weten de Internationale Overeenkomst voor olijfolie en tafelolijven.

De door de Ledenraad aan te nemen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling heeft rechtsgevolgen omdat zij van invloed is op de besluitvormingsverhoudingen binnen de Ledenraad in die gevallen waarin besluiten overeenkomstig artikel 10, lid 4, van de overeenkomst niet bij consensus worden aangenomen 5 .

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op het gemeenschappelijk handelsbeleid.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207 VWEU.

2024/0184 (NLE)

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Ledenraad van de Internationale Olijfraad (IOR) in verband met de toetreding van San Marino tot de Internationale Overeenkomst van 2015 voor olijfolie en tafelolijven

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207 VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Ledenraad van de Internationale Olijfraad (IOR) in verband met de toetreding van San Marino tot de Internationale Overeenkomst van 2015 voor olijfolie en tafelolijven

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. De Internationale Overeenkomst van 2015 voor olijfolie en tafelolijven (“de overeenkomst”) is in overeenstemming met Besluit (EU) 2016/1892 van de Raad 6 op 18 november 2016 namens de Unie ondertekend, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een latere datum. De overeenkomst trad op 1 januari 2017 voorlopig in werking overeenkomstig artikel 31, lid 2, ervan en werd door de Unie gesloten bij Besluit (EU) 2019/848 van de Raad van 17 mei 2019 7 .

  2. Ingevolge artikel 29 van de overeenkomst bepaalt de Ledenraad van de Internationale Olijfraad (“de Ledenraad”) de voorwaarden voor toetreding van een regering tot de overeenkomst.

  3. De regering van San Marino heeft formeel verzocht om toetreding tot de overeenkomst. De Ledenraad moet daarom worden verzocht om tijdens een van zijn volgende zittingen dan wel in het kader van een procedure waarbij de Ledenraad besluiten aanneemt via een briefwisseling, de toetredingsvoorwaarden voor San Marino te bepalen met betrekking tot de aandelen in de IOR en de neerleggingstermijn voor het toetredingsinstrument.

  4. Aangezien San Marino aan een verdere vergroting van de consumptie in de olijfsectoren werkt en ook zijn productie wil vergroten, kan toetreding van het land onder bepaalde voorwaarden de IOR versterken en met name zorgen voor aansluiting van de nationale wetgeving bij de internationale wetgeving inzake de kenmerken van olijfproducten, waarmee handelsbelemmeringen worden voorkomen.

  5. Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Ledenraad, aangezien de aan te nemen besluiten rechtsgevolgen hebben voor de Unie omdat ze van invloed zijn op de besluitvormingsverhoudingen binnen de Ledenraad in die gevallen waarin besluiten overeenkomstig artikel 10, lid 4, van de overeenkomst niet bij consensus worden aangenomen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen tijdens een volgende zitting van de Ledenraad van de Internationale Olijfolieraad of in het kader van een procedure voor de vaststelling van besluiten door de Ledenraad via een briefwisseling, met betrekking tot de voorwaarden voor de toetreding van de regering van San Marino tot de overeenkomst, is opgenomen in de bijlage.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Commissie.

Gedaan te Brussel,

BIJLAGE bij het Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Ledenraad van de Internationale Olijfraad (IOR) in verband met de toetreding van San Marino tot de Internationale Overeenkomst van 2015 voor olijfolie en tafelolijven

Brussel, 26.7.2024

COM(2024) 323 final

BIJLAGE

De Unie steunt de toetreding van de regering van San Marino tot de overeenkomst tijdens een van de volgende zittingen van de Ledenraad dan wel in het kader van een procedure waarbij de Ledenraad besluiten aanneemt via een briefwisseling, op voorwaarde dat de aandelen van San Marino worden berekend volgens de formule van artikel 11 van de overeenkomst en dat de termijn voor de neerlegging van het toetredingsinstrument niet langer is dan anderhalf jaar na het besluit van de Ledenraad. Indien de neerlegging van het instrument vertraging oploopt, kan de Unie de verlenging van de neerleggingsperiode voor het instrument steunen in een later besluit van de Ledenraad.