Home

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2429 waarbij Letland wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te stellen die afwijkt van artikel 26, lid 1, punt a), en de artikelen 168 en 168 bis van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2429 waarbij Letland wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te stellen die afwijkt van artikel 26, lid 1, punt a), en de artikelen 168 en 168 bis van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Brussel, 23.10.2024

COM(2024) 488 final

2024/0270(NLE)

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2429 waarbij Letland wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te stellen die afwijkt van artikel 26, lid 1, punt a), en de artikelen 168 en 168 bis van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

TOELICHTING

Overeenkomstig artikel 395, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde 1 (“de btw-richtlijn”) kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen.

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 15 mei 2024, heeft Letland verzocht om machtiging tot verlenging van een van artikel 26, lid 1, punt a), en de artikelen 168 en 168 bis van de btw-richtlijn afwijkende maatregel om het recht op aftrek van voorbelasting ter zake van uitgaven voor bepaalde personenauto’s die niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt, te mogen beperken en belastingplichtigen te mogen ontheffen van de verplichting om het privégebruik van die voertuigen aan te merken als een dienst onder bezwarende titel. Samen met het verzoek om verlenging heeft Letland een verslag ingediend, met daarin ook een evaluatie van het percentage van de beperking van het recht op aftrek.

Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van de btw-richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 10 september 2024 van het verzoek van Letland in kennis gesteld. De Commissie heeft Letland bij brief van 11 september 2024 meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

Overeenkomstig artikel 168 van de btw-richtlijn is een belastingplichtige gerechtigd de btw op de goederen en diensten die hij voor zijn belaste handelingen aanschaft, in mindering te brengen. Overeenkomstig artikel 168 bis, lid 1, van de btw-richtlijn is de btw over uitgaven in verband met onroerend goed dat deel uitmaakt van het vermogen van het bedrijf van een belastingplichtige en zowel voor bedrijfsdoeleinden als andere dan bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt, slechts aftrekbaar naar evenredigheid van het gebruik ervan voor de bedrijfsactiviteiten van de belastingplichtige. Overeenkomstig artikel 168 bis, lid 2, van de btw-richtlijn kunnen de lidstaten deze regel ook toepassen op uitgaven in verband met andere door hen gespecificeerde goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen. Krachtens artikel 26, lid 1, punt a), van die richtlijn geldt er een aangifteplicht voor de btw wanneer een tot het bedrijf behorend goed wordt gebruikt voor privédoeleinden van de belastingplichtige of van zijn personeel of, meer in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden, wanneer voor dit goed recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de btw is ontstaan. Op deze manier kan initieel afgetrokken btw worden teruggenomen voor het gedeelte privégebruik.

Bij personenauto’s is dit mechanisme moeilijk toe te passen, met name omdat het lastig is het privé- en het zakelijk gebruik op te splitsen. Het bijhouden en controleren van een rittenregistratie vormt zowel voor de bedrijven als voor de belastingdienst een extra last.

Overeenkomstig artikel 395 van de btw-richtlijn kunnen de lidstaten maatregelen toepassen die afwijken van de bepalingen van de btw-richtlijn, teneinde de inning van de btw te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingontduiking of -ontwijking te voorkomen, mits zij daartoe door de Raad gemachtigd zijn.

Aan andere lidstaten (Estland 5 , Hongarije 6 , Kroatië 7 , Polen 8 , Italië 9 en Roemenië 10 ) zijn vergelijkbare afwijkingen met betrekking tot het recht op aftrek toegestaan.

Krachtens artikel 176 van de btw-richtlijn zal de Raad bepalen voor welke uitgaven geen recht op aftrek van de btw bestaat. In afwachting daarvan mogen de lidstaten de uitsluitingen die op 1 januari 1979 van toepassing waren, handhaven. Er bestaat derhalve een reeks standstillbepalingen die het recht op aftrek van de btw ter zake van personenauto’s beperken.

Artikel 395 van de btw-richtlijn.

Dit besluit betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in.

Voorgesteld instrument: uitvoeringsbesluit van de Raad.

Overeenkomstig artikel 395 van de btw-richtlijn kan slechts van de normale btw-regels worden afgeweken indien de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een uitvoeringsbesluit van de Raad is het aangewezen instrument, omdat het tot een individuele lidstaat kan worden gericht.

Het voorstel heeft geen negatieve gevolgen voor de eigen middelen van de Unie uit de btw.

2024/0270 (NLE)

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2429 waarbij Letland wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te stellen die afwijkt van artikel 26, lid 1, punt a), en de artikelen 168 en 168 bis van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2429 waarbij Letland wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te stellen die afwijkt van artikel 26, lid 1, punt a), en de artikelen 168 en 168 bis van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde 12 , en met name artikel 395, lid 1, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Krachtens de artikelen 168 en 168 bis van Richtlijn 2006/112/EG is een belastingplichtige gerechtigd de btw af te trekken ter zake van de goederen en diensten die hij ten behoeve van zijn belaste activiteiten heeft ontvangen. Krachtens artikel 26, lid 1, punt a), van die richtlijn geldt er een aangifteplicht voor de btw wanneer een tot het bedrijf behorend goed wordt gebruikt voor privédoeleinden van de belastingplichtige of van zijn personeel of, meer in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden.

  2. Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2429 van de Raad 13 , zoals gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1968 van de Raad 14 , werd Letland gemachtigd om, tot en met 31 december 2024, het recht op aftrek van de btw ter zake van uitgaven voor personenauto’s die niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt, tot 50 % te beperken, en het privégebruik van een tot het bedrijf van een belastingplichtige behorende personenauto niet aan te merken als een dienst onder bezwarende titel, wanneer het recht op aftrek voor dit voertuig krachtens artikel 1 van dat besluit is beperkt (“de bijzondere maatregel”).

  3. Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 15 mei 2024, heeft Letland de Commissie overeenkomstig artikel 395, lid 2, eerste alinea, van Richtlijn 2006/112/EG verzocht de bijzondere maatregel te mogen blijven toepassen (“het verzoek om verlenging”).

  4. Overeenkomstig artikel 395, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2006/112/EG heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 10 september 2024 van het verzoek om verlenging in kennis gesteld. Bij brief van 11 september 2024 heeft de Commissie Letland ervan in kennis gesteld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek om verlenging.

  5. Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2429 heeft Letland de Commissie, samen met het verzoek om verlenging, een verslag voorgelegd met daarin ook een evaluatie van het in artikel 1 van dat uitvoeringsbesluit bedoelde percentage van de beperking van het recht op btw-aftrek. Op basis van actuele gegevens, te weten ervaringen met belastingcontroles en statistische gegevens over het privégebruik van personenauto’s, stelt Letland dat de beperking van 50 % nog altijd gerechtvaardigd en passend is.

  6. Omdat de bijzondere maatregel zowel voor de belastingplichtigen als voor de belastingautoriteiten een positief effect had op de administratieve lasten doordat daarmee de inning van de btw wordt vereenvoudigd en belastingfraude door onjuiste administratie wordt voorkomen, acht de Commissie het passend Letland te machtigen om de bijzondere maatregel te blijven toepassen.

  7. Het is passend de verlenging van de bijzondere maatregel in de tijd te beperken zodat de effectiviteit ervan en de toepasselijkheid van het tarief kunnen worden geëvalueerd. Letland moet derhalve worden gemachtigd de bijzondere maatregel te blijven toepassen tot en met 31 december 2027.

  8. Gezien de beperkte werkingssfeer en toepassingsduur van de bijzondere maatregel staat deze in verhouding tot het beoogde doel, namelijk de inning van de btw vereenvoudigen en bepaalde vormen van belastingontduiking of -ontwijking voorkomen. Voorts houdt de bijzondere maatregel niet het risico in dat de fraude zal verschuiven naar andere sectoren of andere lidstaten.

  9. Indien Letland een verlenging van de bijzondere maatregel na 2027 nodig acht, moet het de Commissie uiterlijk 31 maart 2027, samen met het verzoek om verlenging, een verslag voorleggen met daarin ook een evaluatie van het toegepaste percentage.

  1. De bijzondere maatregel zal geen noemenswaardige invloed hebben op de totale belastingopbrengst in het stadium van het eindverbruik en geen negatieve gevolgen hebben voor de eigen middelen van de Unie uit de btw.

  2. Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2429 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 6 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2429 wordt vervangen door:

“Artikel 6

1. Dit besluit vervalt op 31 december 2027.

2. Een verzoek om verlenging van de bij dit besluit verleende machtiging wordt uiterlijk op 31 maart 2027 aan de Commissie voorgelegd, samen met een verslag met daarin ook een evaluatie van het in artikel 1 vastgestelde percentage.”.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Republiek Letland.

Gedaan te Brussel,