Home

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de gedeeltelijke opschorting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië inzake de versoepeling van de afgifte van visa

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de gedeeltelijke opschorting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië inzake de versoepeling van de afgifte van visa

BESLUIT VAN DE RAAD

Brussel, 20.12.2024

COM(2024) 594 final

2024/0329(NLE)

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de gedeeltelijke opschorting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië inzake de versoepeling van de afgifte van visa

TOELICHTING

De Overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië inzake de versoepeling van de afgifte van visa (hierna “de visumversoepelingsovereenkomst” genoemd) 1 is op 1 maart 2011 in werking getreden. De visumversoepelingsovereenkomst heeft tot doel om op basis van wederkerigheid de afgifte van visa voor een voorgenomen verblijf van ten hoogste 90 dagen per periode van 180 dagen aan burgers van de Unie en Georgië te versoepelen. De wens om in het belang van een gestage ontwikkeling van economische, humanitaire, culturele, wetenschappelijke en andere banden de contacten tussen mensen tussen de Europese Unie en Georgië te vergemakkelijken, wordt in de preambule van de visumversoepelingsovereenkomst onderstreept.

Krachtens artikel 14, lid 5, van de visumversoepelingsovereenkomst kan elk van beide partijen de visumversoepelingsovereenkomst geheel of gedeeltelijk opschorten in verband met de openbare orde, de bescherming van de nationale veiligheid of de bescherming van de volksgezondheid. Het besluit tot schorsing wordt uiterlijk 48 uur vóór de inwerkingtreding ervan meegedeeld aan de andere partij. De partij die de toepassing van de overeenkomst heeft opgeschort, stelt de andere partij onverwijld in kennis van het feit dat de redenen voor de opschorting zijn vervallen zodra dit het geval is.

Na de aankondiging op 28 november van het voornemen van de Georgische autoriteiten om de onderhandelingen met de EU niet voort te zetten tot 2028 (het volgende verkiezingsjaar voor het parlement) en om tot dan toe geen begrotingssubsidies toe te kennen, braken in veel Georgische steden massale protesten uit. In talrijke verslagen, waaronder die van de ombudsman van Georgië, wordt melding gemaakt van het opzettelijke gebruik van buitensporig geweld en gewelddadige methoden door de autoriteiten, alsook van willekeurige arrestaties die foltering en andere vormen van mishandeling kunnen vormen. Naar verluidt hebben de autoriteiten hun toevlucht genomen tot ernstig geweld, willekeurige arrestaties en mishandeling van demonstranten, politici en journalisten om de protesten te beteugelen. Tot dusver zijn geen politiefunctionarissen of leden van informele gewelddadige groepen ter verantwoording geroepen voor hun daden.

De onderdrukking van vreedzame protesten werd veroordeeld in een verklaring van de hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter en de commissaris voor Uitbreiding van 1 december 2024. Ook de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de mensenrechten en de Raad van Europa hebben de Georgische autoriteiten opgeroepen de internationale mensenrechtennormen te eerbiedigen. In hun verklaringen herinnerden zij aan de verplichtingen van de staten om een gunstig klimaat te bevorderen voor de uitoefening van het recht op vreedzame vergadering zonder discriminatie en dat het gebruik van geweld door veiligheidspersoneel een uitzondering moet blijven en moet voldoen aan de beginselen van legaliteit, noodzakelijkheid, evenredigheid, voorzorg en non-discriminatie.

  • leden van officiële delegaties van Georgië die op officiële uitnodiging gericht aan Georgië moeten deelnemen aan officiële bijeenkomsten, overlegronden, onderhandelingen of uitwisselingsprogramma’s of aan evenementen die door intergouvernementele organisaties op het grondgebied van een van de lidstaten worden gehouden;

  • leden van de nationale en regionale regeringen en parlementen van Georgië, van het Grondwettelijk Hof en het Hooggerechtshof van Georgië;

  • burgers van Georgië die in het bezit zijn van een door Georgië afgegeven geldig diplomatiek paspoort.

De procedurele rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De materiële rechtsgrondslag is artikel 77, lid 2, punt a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen. De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de gedeeltelijke opschorting van de toepassing van sommige bepalingen van de visumversoepelingsovereenkomst en vallen derhalve binnen de werkingssfeer van het gemeenschappelijke visumbeleid.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 77, lid 2, punt a), VWEU.

n.v.t.

2024/0329 (NLE)

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de gedeeltelijke opschorting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië inzake de versoepeling van de afgifte van visa

Artikel 1 van het voorstel bepaalt dat de toepassing van een aantal bepalingen van de overeenkomst die voorzien in versoepelingen voor bepaalde categorieën burgers van Georgië die een visum voor kort verblijf aanvragen, namelijk leden van Georgische officiële delegaties, leden van nationale en regionale regeringen en parlementen van Georgië, leden van het Grondwettelijk Hof en het Hooggerechtshof van Georgië, in de uitoefening van hun functie, en burgers van Georgië die in het bezit zijn van een geldig diplomatiek paspoort, moet worden opgeschort. Deze bepalingen hebben betrekking op: artikel 4, lid 1, punt b), inzake de “Bewijsstukken betreffende het doel van de reis”, artikel 5, lid 1, punten b) en c), artikel 5, lid 2, punt a), en artikel 5, lid 3, inzake de “Afgifte van meervoudige visa”, artikel 6, lid 1, en artikel 6, lid 3, punten c) en f), inzake het “Tarief voor het behandelen van een visumaanvraag”, artikel 7 inzake de “Duur van de visumaanvraagprocedure”, en artikel 10, lid 1, inzake “Diplomatieke paspoorten”.

Na goedkeuring zal de Commissie richtsnoeren vaststellen voor de uitvoering van dit besluit en voor de aanvullende maatregelen die de lidstaten moeten nemen op grond van artikel 6, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2018/1806.

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende de gedeeltelijke opschorting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië inzake de versoepeling van de afgifte van visa

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, punt a), en artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. De Overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië inzake de versoepeling van de afgifte van visa (hierna “de visumversoepelingsovereenkomst” genoemd) is op 1 maart 2011 in werking getreden.

  2. De visumversoepelingsovereenkomst heeft tot doel om op basis van wederkerigheid de afgifte van visa voor een voorgenomen verblijf van ten hoogste 90 dagen per periode van 180 dagen aan burgers van de Unie en Georgië te versoepelen. De visumversoepelingsovereenkomst bevordert de contacten tussen mensen en gemeenschappelijke waarden, zoals eerbiediging van de mensenrechten en democratische beginselen.

  1. Overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de visumversoepelingsovereenkomst kan elk van beide partijen de visumversoepelingsovereenkomst geheel of gedeeltelijk opschorten in verband met de openbare orde, de bescherming van de nationale veiligheid of de bescherming van de volksgezondheid. Het besluit tot opschorting moet uiterlijk 48 uur vóór de inwerkingtreding ervan worden meegedeeld aan de andere partij. De partij die de toepassing van de overeenkomst heeft opgeschort, stelt de andere partij onverwijld in kennis van het feit dat de redenen voor de opschorting zijn vervallen zodra dit het geval is.

  2. In 2024 werden in Georgië de wet inzake transparantie van buitenlandse invloed en het wetgevingspakket inzake gezinswaarden en de bescherming van minderjarigen aangenomen. Deze wetgeving ondermijnt de grondrechten van de Georgische bevolking, met inbegrip van de vrijheid van vereniging en meningsuiting, het recht op privacy, het recht om deel te nemen aan openbare aangelegenheden en zij werkt stigmatisering en discriminatie in de hand.

  3. De Europese Raad onderstreepte in zijn conclusies van 27 juni 2024 dat de wet inzake transparantie van buitenlandse invloed een achteruitgang inhoudt ten aanzien van de stappen in de aanbeveling van de Commissie voor de status van kandidaat-lidstaat, en riep de Georgische autoriteiten op hun intenties te verduidelijken en deze gang van zaken die de weg van Georgië naar de Europese Unie in gevaar brengt, en feitelijk leidt tot een stopzetting van het toetredingsproces, ongedaan te maken. In zijn conclusies van 17 oktober 2024 bevestigde de Europese Raad opnieuw dat een dergelijke aanpak het Europese traject van Georgië in gevaar brengt en het toetredingsproces de facto stopzet, en riep hij Georgië op democratische, alomvattende en duurzame hervormingen door te voeren, in overeenstemming met de kernbeginselen van de Europese integratie.

  4. Op 28 november 2024 kondigden de Georgische autoriteiten aan dat zij voornemens waren pas vanaf 2028 toetredingsonderhandelingen met de Europese Unie te openen. Deze aankondiging leidde tot massale protesten in talrijke Georgische steden, waarop de Georgische autoriteiten reageerden met buitensporig geweld en gewelddadige methoden, alsook met willekeurige arrestaties en mishandeling van demonstranten, politici en journalisten.

  5. De door Georgië ondernomen acties zijn in strijd met de grondbeginselen op basis waarvan de visumversoepelingsovereenkomst werd gesloten, en druisen in tegen de belangen van de Unie en haar lidstaten. Deze acties eerbiedigen met name de mensenrechten en de democratische beginselen niet en zijn derhalve in strijd met de waarden van de Unie en belemmeren de gestage ontwikkeling van economische, humanitaire, culturele, wetenschappelijke en andere banden tussen de Unie en Georgië.

  6. Tegen deze achtergrond werd in het zevende verslag van de Commissie in het kader van het opschortingsmechanisme voor de vrijstelling van de visumplicht 10 gewezen op de stappen die Georgië dringend moet ondernemen om de bezwaren van de Commissie weg te nemen, en werd opgemerkt dat er momenteel wordt nagedacht over de mogelijke activering van het opschortingsmechanisme voor bepaalde categorieën personen.

  7. Ter bescherming van de openbare orde van de lidstaten en van de Unie is het passend en evenredig dat de lidstaten een visum eisen van Georgische burgers die houder zijn van een geldig diplomatiek paspoort en naar de Europese Unie reizen, aangezien deze personen belangen vertegenwoordigen die in strijd zijn met de belangen die de Unie ertoe hebben gebracht de visumversoepelingsovereenkomst te sluiten. De toepassing van een aantal bepalingen van de visumversoepelingsovereenkomst die voorzien in vrijstellingen voor burgers van Georgië die in het bezit zijn van een geldig diplomatiek paspoort, en in versoepelingen voor bepaalde categorieën burgers van Georgië die een visum voor kort verblijf aanvragen, namelijk leden van Georgische officiële delegaties, leden van nationale en regionale regeringen en parlementen van Georgië, van het Grondwettelijk Hof en het Hooggerechtshof van Georgië, in de uitoefening van hun functie, moet derhalve worden opgeschort.

  8. Dit besluit vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad 11 . Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit is niet bindend voor, noch van toepassing op Ierland.

  9. Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit en is het besluit niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

  10. Gezien de ernst van de situatie in Georgië dient dit besluit zo spoedig mogelijk in werking te treden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De toepassing van de volgende bepalingen van de overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië inzake de versoepeling van de afgifte van visa wordt opgeschort:

  1. artikel 4, lid 1, punt b), wat betreft leden van officiële delegaties van Georgië die op officiële uitnodiging gericht aan Georgië deelnemen aan officiële bijeenkomsten, overlegronden, onderhandelingen of uitwisselingsprogramma’s of aan evenementen die door intergouvernementele organisaties op het grondgebied van een van de lidstaten worden gehouden;

  2. artikel 5, lid 1, punt b), wat betreft leden van de nationale en regionale regeringen van Georgië, het Grondwettelijk Hof en het Hooggerechtshof van Georgië;

  3. artikel 5, lid 1, punt c), wat betreft permanente leden van officiële delegaties van Georgië die op officiële uitnodiging gericht aan Georgië regelmatig moeten deelnemen aan bijeenkomsten, overlegronden, onderhandelingen of uitwisselingsprogramma’s of aan evenementen die door intergouvernementele organisaties op het grondgebied van een van de lidstaten worden gehouden;

  4. artikel 5, lid 2, punt a), wat betreft leden van officiële delegaties van Georgië die op officiële uitnodiging regelmatig moeten deelnemen aan bijeenkomsten, overlegronden, onderhandelingen of uitwisselingsprogramma’s of aan evenementen die door intergouvernementele organisaties op het grondgebied van een van de lidstaten worden gehouden;

  5. artikel 5, lid 3, wat betreft de categorieën als bedoeld in artikel 5, lid 2, punt a);

  6. artikel 6, lid 3, punten c) en f), wat betreft leden van de nationale en regionale regeringen van Georgië en van het Grondwettelijk Hof en het Hooggerechtshof van Georgië, en leden van officiële delegaties van Georgië die, op officiële uitnodiging gericht aan Georgië, deelnemen aan bijeenkomsten, overlegronden, onderhandelingen of uitwisselingsprogramma’s of aan evenementen die door intergouvernementele organisaties op het grondgebied van een van de lidstaten worden gehouden;

  7. artikel 10, lid 1, wat betreft burgers van Georgië die houder zijn van een door Georgië afgegeven geldig diplomatiek paspoort;

  1. artikel 6, lid 1, wat betreft het tarief voor het behandelen van een visumaanvraag voor de categorieën burgers en personen bedoeld in artikel 6, lid 3, punten c) en f), en artikel 10, lid 1;

  2. artikel 7, wat betreft de categorieën burgers en personen bedoeld in artikel 6, lid 3, punten c) en f), en artikel 10, lid 1.

Artikel 2 

Dit besluit treedt in werking op de tweede dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel,