Hof van Justitie EU 16-06-1970 ECLI:EU:C:1970:52
Hof van Justitie EU 16-06-1970 ECLI:EU:C:1970:52
Gegevens
- Instantie
- Hof van Justitie EU
- Datum uitspraak
- 16 juni 1970
Uitspraak
Beschikking van het hof
Van 16 juni 1970 (*)
In de zaak 31-68
betreffende een door de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam overeenkomstig artikel 177 van het EEG-Verdrag tot het Hof van Justitie gericht verzoek om een prejudiciële beslissing nopens de interpretatie van artikel 85 van het EEG-Verdrag (en de daartoe gegeven uitvoeringsvoorschriften), in het bij voornoemde rechtbank aanhangige geding :
SA CHANEL, gevestigd te Neuilly-sur-Seine, Frankrijk,
tegenCEPEHA HANDELSMAATSCHAPPIJ NV, gevestigd te Rotterdam,
HET HOF VAN JUSTITIE,
samengesteld als volgt: R. Lecourt President, R. Monaco (Rapporteur) en P. Pescatore, Kamerpresidenten, A. Donner, A. Trabucchi, W. Strauß en J. Mertens de Wilmars, Rechters, K. Roemer, Advocaat-Generaal, A. Van Houtte, Griffier, de volgende
BESCHIKKING
Overwegende dat de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam bij vonnis van 3 december 1968 — binnengekomen ter griffie op 13 december 1968 — het Hof om interpretatie van artikel 85 van het EEG-Verdrag heeft verzocht;
dat voornoemd gerecht het Hof bij mededeling van 29 januari 1969 heeft bericht dat tegen die uitspraak hoger beroep was ingesteld „ten gevolge waarvan de tenuitvoerlegging van bovengenoemd vonnis is geschorst”;
dat het Hof, gelet op dit bericht, bij beschikking van 3 juni 1969 de uitspraak heeft aangehouden;
dat de Griffier van de Arrondissementsrechtbank het Hof bij brief, ter griffie van het Hof binnengekomen op 12 juni 1970, heeft medegedeeld dat het vonnis van 3 december 1968 door het Gerechtshof te 's-Gravenhage bij arrest van 6 mei 1970 werd vernietigd;
dat mitsdien de procedure ter verkrijging ener interpretatie zonder voorwerp is geraakt;
Overwegende dat de kosten der Commissie der Europese Gemeenschappen, die haar opmerkingen aan het Hof heeft voorgelegd, niet terugvorderbaar zijn;
dat de procedure ten aanzien van partijen het karakter draagt van een incident in het geding voor de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam en dit gerecht derhalve over de kosten zal hebben te beslissen;
Gezien de stand van het geding;
Gelet op 's Hofs beschikking van 3 juni 1969;
Gelet op de brief van de Griffier van voornoemde Arrondissementsrechtbank, ter Griffie van het Hof binnengekomen op 12 juni 1970;
Gehoord de Rechter-Rapporteur;
Gehoord de conclusie van de Advocaat-Generaal;
Gelet op artikel 177 van het EEG-Verdrag;
Gelet op het Reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie der Europese Gemeenschappen;
HET HOF VAN JUSTITIE
beschikkende,
gelast de doorhaling van de zaak 31-38 in het register van het Hof.
Luxemburg, zestien juni negentienhonderdzeventig.
De Griffier
A. Van Houtte
De President
R. Lecourt