Arrest van het Hof van 10 december 1969.
Arrest van het Hof van 10 december 1969.
OVERWEGENDE DAT DE COUR D'APPEL TE PARIJS BIJ ARREST VAN 27 JUNI 1969, INGEKOMEN TER GRIFFIE VAN HET HOF OP 30 JULI 1969, INGEVOLGE ARTIKEL 177 VAN HET VERDRAG TOT OPRICHTING VAN DE E.E.G ., DE VRAAG STELT OF "AAN EEN WEDUWE, DIE RECHT OP UITKERING VAN OUDERDOMSPENSIOEN HEEFT VERWORVEN WEGENS BEZOLDIGDE WERKZAAMHEDEN IN EEN ENKELE LID-STAAT VERRICHT EN DIE IN EEN ANDERE LID-STAAT, WAAR ZIJ VERBLIJF HOUDT, OP UITKERING VAN HET DOOR HAAR MAN IN DEZE TWEEDE LID-STAAT VERWORVEN PENSIOEN VERZOEKT, ZICH VERORDENING NO . 3 INZAKE DE SOCIALE ZEKERHEID VAN MIGRERENDE WERKNEMERS - MET NAME ARTIKEL 11, LID 2, BETREFFENDE BEPALINGEN INZAKE VERMINDERING EN SCHORSING DER UITKERINGEN - ( KAN ) ZIEN TEGENGEWORPEN ...";
DAT DE UITLEGGINGSVRAAG KAN WORDEN HERLEID TOT DE VRAAG ONDER WELKE VOORWAARDEN DE BEPALINGEN INZAKE VERMINDERING OF SCHORSING, VOORZIEN BIJ DE WETTELIJKE REGELING VAN EEN LID-STAAT, KRACHTENS ARTIKEL 11, LID 2, VAN VERORDENING NO . 3, AAN DE VERZEKERDE KUNNEN WORDEN TEGENGEWORPEN INGEVAL VAN SAMENLOOP MET ANDERE UITKERINGEN VAN SOCIALE ZEKERHEID WELKE VERSCHULDIGD ZIJN KRACHTENS EEN WETTELIJKE REGELING VAN EEN ANDERE LID-STAAT;
OVERWEGENDE DAT DE BEPALINGEN VAN GENOEMDE VERORDENING NAAR LUID VAN HAAR ARTIKEL 4, ALINEA 1, TOEPASSELIJK ZIJN, "OP DE WERKNEMERS OF DAARMEDE GELIJKGESTELDEN, OP WIE DE WETTELIJKE REGELING VAN EEN OF MEER LID-STATEN VAN TOEPASSING IS OF GEWEEST IS ... ALSMEDE OP HUN GEZINSLEDEN OF HUN NAGELATEN BETREKKINGEN";
DAT BIJ VERGELIJKING VAN DIT ARTIKEL MET ARTIKEL 12, LID 2, BLIJKT DAT DIT LAATSTE KAN WORDEN TOEGEPAST OP WERKNEMERS OP WIE DE WETTELIJKE REGELING VAN EEN ENKELE LID-STAAT VAN TOEPASSING IS GEWEEST;
OVERWEGENDE DAT VOLGENS ARTIKEL 11, LID 2, DE BEPALINGEN INZAKE VERMINDERING OF SCHORSING, VOORZIEN BIJ DE WETTELIJKE REGELING VAN EEN LID-STAAT, IN GEVAL VAN SAMENLOOP MET ANDERE UITKERINGEN VAN SOCIALE ZEKERHEID AAN DE RECHTHEBBENDE KUNNEN WORDEN TEGENGEWORPEN, ZELFS INDIEN HET UITKERINGEN BETREFT WELKE VERSCHULDIGD ZIJN KRACHTENS EEN WETTELIJKE REGELING VAN EEN ANDERE LID-STAAT;
DAT DIT VOORSCHRIFT, TER BEPALING VAN ZIN EN STREKKING, MOET WORDEN UITGELEGD IN HET LICHT VAN DE ARTIKELEN 48 TOT EN MET 51 VAN HET VERDRAG, WELKE GRONDSLAG, RAAM EN BEGRENZING VORMEN VAN DE VERORDENINGEN INZAKE DE SOCIALE ZEKERHEID;
DAT MEN, NU DEZE ARTIKELEN TEN DOEL HEBBEN HET VRIJE VERKEER VAN WERKNEMERS TE VERZEKEREN DOOR HUN BEPAALDE RECHTEN TE VERLENEN, ZICH BUITEN DE DOELSTELLING EN HET KADER VAN GENOEMDE BEPALINGEN ZOU BEGEVEN DOOR DE AANSPRAKEN DER WERKNEMERS TE BEPERKEN WANNEER DAARTEGENOVER GEEN IN DE VERORDENINGEN VOORZIENE VOORDELEN STAAN;
OVERWEGENDE DAT IN DE GEVALLEN WAARIN DE VERORDENINGEN DE WERKNEMERS VOOR WAT DE SOCIALE ZEKERHEID BETREFT VOORDELEN VERSCHAFFEN WELKE ZIJ NIET ZOUDEN KUNNEN VERKRIJGEN WANNEER DEZELVE NIET VAN TOEPASSING ZIJN, HUN TEGENOVER DE VOORDELEN WELKE ZIJ DAARAAN ONTLENEN BEPERKINGEN KUNNEN WORDEN OPGELEGD;
DAT ZODANIGE BEPERKINGEN, WANNEER DAARTEGENOVER GEEN VOORDELEN ALS VERMELD STAAN, NIET GERECHTVAARDIGD ZOUDEN ZIJN, OMDAT ZIJ ERTOE ZOUDEN LEIDEN DAT DE WERKNEMER IN EEN MINDER GUNSTIGE POSITIE ZOU KOMEN TE VERKEREN DAN DIE WELKE, BIJ GEBREKE VAN VERORDENINGEN, UIT DE TOEPASSING VAN HET NATIONALE RECHT OF VAN BIJZONDERE OVEREENKOMSTEN TUSSEN LID-STATEN ZOU VOORTVLOEIEN;
DAT DAN OOK BEPERKINGEN ALS VOOR BEPAALDE UITKERINGEN VAN SOCIALE ZEKERHEID VOORZIEN OF TOEGELATEN IN ARTIKEL 11, LID 2, VAN VERORDENING NO . 3, AAN DE VERZEKERDE SLECHTS KUNNEN WORDEN TEGENGEWORPEN WANNEER ZIJ IN HET GENOT ZIJN VAN UITKERINGEN DIE INGEVOLGE DE TOEPASSING VAN DIEZELFDE VERORDENING VERSCHULDIGD ZIJN GEWORDEN;
HET HOF VAN JUSTITIE,
VERKLAART IN ANTWOORD OP DE IN HET ARREST VAN DE COUR D'APPEL TE PARIJS, CHAMBRE SOCIALE, VAN 27 JUNI 1969 GESTELDE VRAAG, VOOR RECHT :
DE BEPALINGEN INZAKE VERMINDERING OF SCHORSING, VOORZIEN BIJ DE WETTELIJKE REGELING VAN EEN LID-STAAT IN GEVAL VAN SAMENLOOP MET ANDERE UITKERINGEN VAN SOCIALE ZEKERHEID KUNNEN KRACHTENS ARTIKEL 11, LID 2, VAN VERORDENING NO . 3, AAN DE VERZEKERDEN SLECHTS WORDEN TEGENGEWORPEN WANNEER ZIJ IN HET GENOT ZIJN VAN UITKERINGEN WELKE INGEVOLGE DE TOEPASSING VAN GENOEMDE VERORDENING ZIJN VERWORVEN .
HET IS MET DE DOELSTELLING VAN DE ARTIKELEN 48 TOT EN MET 51 VAN HET E.E.G.-VERDRAG, WELKE GRONDSLAG, RAAM EN BEGRENZING VORMEN VAN DE VERORDENINGEN INZAKE DE SOCIALE ZEKERHEID ONVERENIGBAAR DE AANSPRAKEN DER WERKNEMERS TE BEPERKEN WANNEER DAARTEGENOVER GEEN IN DIE VERORDENINGEN VOORZIENE VOORDELEN STAAN . VAN ZODANIGE BEPERKINGEN KAN DERHALVE SLECHTS SPRAKE ZIJN VOOR ZOVER ZIJ IN HET GENOT ZIJN VAN VOORDELEN WELKE ZIJ SLECHTS INGEVOLGE DE TOEPASSING VAN BEDOELDE BEPALINGEN KUNNEN VERKRIJGEN .
++++
SOCIALE ZEKERHEID VAN MIGRERENDE WERKNEMERS - REGELING DER GEMEENSCHAP - VERMINDERING VAN VOORDELEN ALS GEVOLG VAN DE TOEPASSING DER VERORDENINGEN VAN DE GEMEENSCHAP - BEHOUD VAN NIET KRACHTENS DIE VERORDENINGEN VERKREGEN VOORDELEN .
( E.E.G.-VERDRAG, ART . 48-51 )
OVERWEGENDE DAT DE KOSTEN, GEMAAKT DOOR DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, WELKE HAAR OPMERKINGEN AAN HET HOF HEEFT INGEDIEND, NIET TERUGVORDERBAAR ZIJN;
DAT DE PROCEDURE TEN AANZIEN VAN PARTIJEN ALS EEN IN DE LOOP VAN HET GEDING VOOR DE COUR D'APPEL TE PARIJS GEREZEN INCIDENT IS TE BESCHOUWEN, ZODAT DEZE INSTANTIE OVER DE KOSTEN ZOU HEBBEN TE BESLISSEN;
GEZIEN DE STUKKEN;
GEHOORD HET RAPPORT VAN DE RECHTER-RAPPORTEUR;
GEHOORD DE MONDELINGE OPMERKINGEN VAN VERWEERSTER IN HET BODEMGESCHIL EN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN;
GEHOORD DE CONCLUSIE VAN DE ADVOCAAT-GENERAAL;
GELET OP HET VERDRAG TOT OPRICHTING VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP, MET NAME OP DE ARTIKELEN 48 TOT EN MET 51 EN 177;
GELET OP DE VERORDENING VAN DE RAAD VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP NO . 3 VAN 25 SEPTEMBER 1958, MET NAME OP DE ARTIKELEN 4, 11 EN 19;
GELET OP HET PROTOKOL BETREFFENDE HET STATUUT VAN HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP, MET NAME OP ARTIKEL 20;
GELET OP HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING VAN HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN;
IN DE ZAAK 34-69
BETREFFENDE HET DOOR DE COUR D'APPEL TE PARIJS ( CHAMBRE SOCIALE ) INGEVOLGE ARTIKEL 177 VAN HET E.E.G.-VERDRAG TOT HET HOF VAN JUSTITIE GERICHT VERZOEK OM IN HET VOOR GENOEMDE RECHTERLIJKE INSTANTIE AANHANGIG GEDING TUSSEN
CAISSE D'ASSURANCE VIEILLESSE DES TRAVAILLEURS SALARIES, TE PARIJS
EN
MEVROUW J . DUFFY, WONENDE TE PARIJS, 17, RUE FOURCROY, BIJ WEGE VAN PREJUDICIELE BESLISSING UITSPRAAK TE DOEN INZAKE DE UITLEGGING VAN VERORDENING NO . 3 VAN DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN INZAKE DE SOCIALE ZEKERHEID VAN MIGRERENDE WERKNEMERS, MET NAME VAN ARTIKEL 11, LID 2, WIJST