Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 5 december 1974. - Claudette van Belle tegen Raad van de Europese Gemeenschappen. - Zaak 176-73.-
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 5 december 1974. - Claudette van Belle tegen Raad van de Europese Gemeenschappen. - Zaak 176-73.-
1 OVERWEGENDE DAT HET BEROEP, INGESTELD BIJ VERZOEKSCHRIFT VAN 22 OKTOBER 1973, INGEKOMEN TER GRIFFIE VAN HET HOF OP 24 OKTOBER 1973, IN HOOFDZAAK STREKT TOT NIETIGVERKLARING VAN HET BESLUIT VAN DE RAAD VAN 22 DECEMBER 1972 TOT BENOEMING VAN CH . GOETZ, AMBTENAAR IN DE RANG B 1 BIJ DE RAAD, OP EEN ADMINISTRATEURSPOST VAN DE RANG A 6;
2 DAT DEZE BENOEMING IS VERRICHT MET TOEPASSING VAN ARTIKEL 29, LID 2, VAN HET STATUUT VAN DE AMBTENAREN, BEPALENDE DAT EEN ANDERE AANWERVINGSPROCEDURE DAN DIE VAN HET VERGELIJKEND ONDERZOEK KAN WORDEN GEVOLGD, MET NAME IN BUITENGEWONE GEVALLEN VOOR HET VERVULLEN VAN AMBTEN WAARVOOR BIJZONDERE KUNDIGHEDEN VEREIST ZIJN;
3 OVERWEGENDE DAT VERZOEKSTER IN DE EERSTE PLAATS BETOOGT DAT HET BESTREDEN BESLUIT NIET MET TOEPASSING VAN GENOEMD ARTIKEL 29, LID 2, HAD MOGEN WORDEN GENOMEN, OMDAT DIT SLECHTS ZIET OP DE AANWERVING VAN PERSONEN DIE NOG NIET IN DIENST VAN DE GEMEENSCHAPPEN ZIJN EN GEEN TOEPASSING KAN VINDEN WANNEER TER VOORZIENING IN EEN VACATURE EEN OPROEP WORDT GERICHT TOT REEDS IN DIENST ZIJNDE PERSONEELSLEDEN;
4 OVERWEGENDE DAT ARTIKEL 29 DEEL UITMAAKT VAN HET HOOFDSTUK IN HET STATUUT, DAT AAN DE AANWERVING IS GEWIJD EN DE VERSCHILLENDE WIJZEN VAN VOORZIENING IN EEN VACATURE REGELT;
5 DAT HET ARTIKEL TE DIEN EINDE BEPAALT DAT ACHTEREENVOLGENS ALLEREERST DE MOGELIJKHEDEN TOT BEVORDERING EN TOT OVERPLAATSING BINNEN DE INSTELLING WAAR DE VACATURE ONTSTAAT, VERVOLGENS DE MOGELIJKHEDEN TOT HET ORGANISEREN VAN EEN VERGELIJKEND ONDERZOEK BINNEN DE INSTELLING EN IN DE DERDE PLAATS DE VERZOEKEN TOT OVERGANG VAN AMBTENAREN VAN ANDERE INSTELLINGEN MOETEN WORDEN ONDERZOCHT;
6 DAT EERST WANNEER DEZE MOGELIJKHEDEN ONTOEREIKEND BLIJKEN , KAN WORDEN OVERGEGAAN TOT EEN VERGELIJKEND ONDERZOEK OP DE GRONDSLAG VAN SCHRIFTELIJKE BEWIJSSTUKKEN, VAN EEN EXAMEN OF OP DE GRONDSLAG VAN BEIDE;
7 DAT HET IN DIT GEVAL, NAAR BLIJKT UIT ARTIKEL 29 VAN HET STATUUT IN SAMENHANG MET ARTIKEL 1, LID 1, SUB A, VAN BIJLAGE III VAN HET STATUUT, GAAT OM HETZIJ INTERINSTITUTIONELE VERGELIJKENDE ONDERZOEKEN, HETZIJ ALGEMENE VERGELIJKENDE ONDERZOEKEN;
8 DAT HET STATUUT DERHALVE GEEN ONDERSCHEID MAAKT TUSSEN INTERNE EN EXTERNE VERGELIJKENDE ONDERZOEKEN, MAAR TUSSEN INTERNE EN ALGEMENE VERGELIJKENDE ONDERZOEKEN, VOOR WELKE LAATSTE ZOWEL VAN BUITEN KOMENDE KANDIDATEN ALS KANDIDATEN MET DE HOEDANIGHEID VAN AMBTENAAR OF PERSONEELSLID ZICH KUNNEN AANMELDEN;
9 DAT HIERUIT VOLGT DAT WANNEER ARTIKEL 29, LID 2, ONDER BEPAALDE VOORWAARDEN EN IN BUITENGEWONE OMSTANDIGHEDEN DE MOGELIJKHEID BIEDT INTERINSTITUTIONELE EN ALGEMENE VERGELIJKENDE ONDERZOEKEN TE VERVANGEN DOOR EEN ANDERE AANWERVINGSPROCEDURE, DEZE PROCEDURE ZONDER ONDERSCHEID MOET KUNNEN WORDEN TOEGEPAST OP AL DEGENEN DIE IN DE TERMEN VALLEN VOOR AANMELDING TOT GENOEMDE VERGELIJKENDE ONDERZOEKEN;
10 DAT HET ONBILLIJK EN NIET IN OVEREENSTEMMING MET HET BELANG VAN DE DIENST WARE, WANNEER BEDOELDE PROCEDURE ALLEEN TOEPASSING ZOU KUNNEN VINDEN OP KANDIDATEN DIE GEEN AMBTENAAR ZIJN, TERWIJL ZIJ IN DE PLAATS TREEDT VAN EEN VERGELIJKEND ONDERZOEK WAARVAN KANDIDATEN-AMBTENAREN NIET ZOUDEN KUNNEN WORDEN UITGESLOTEN;
11 OVERWEGENDE DAT VERZOEKSTER TEGENWERPT DAT ARTIKEL 29, LID 2, NIET MOCHT WORDEN TOEGEPAST OP REEDS IN DIENST ZIJNDE AMBTENAREN, OMDAT HET BESLUIT TOT TOEPASSING VAN DEZE BEPALING NOODZAKELIJKERWIJS MOEST ZIJN VOORAFGEGAAN DOOR EEN BESLUIT OM TER VOORZIENING IN HET BETROKKEN AMBT GEEN INTERN VERGELIJKEND ONDERZOEK TE HOUDEN;
12 DAT VOLGENS VERZOEKSTER NIET VALT AAN TE NEMEN DAT HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG GELIJKTIJDIG KAN MENEN DAT ER GEEN AANLEIDING IS OM EEN VERGELIJKEND ONDERZOEK BINNEN DE INSTELLING TE HOUDEN, OMDAT REEDS IS VASTGESTELD DAT DE EVENTUELE DEELNEMERS NIET VOLDOEN AAN DE VOORWAARDEN VOOR DE VERVULLING DER VACATURE, EN NIETTEMIN DAARNA OP DE VOET VAN ARTIKEL 29, LID 2, IEMAND KAN BENOEMEN DIE ZICH ALS PERSONEELSLID VAN DE INSTELLING VOOR GENOEMD VERGELIJKEND ONDERZOEK HAD MOETEN AANMELDEN;
13 OVERWEGENDE DAT DE VERLANGDE BEKWAAMHEDEN VOOR HET VERVULLEN VAN EEN AMBT WAARVOOR BIJZONDERE KUNDIGHEDEN ZIJN VEREIST, VAN DIEN AARD KUNNEN ZIJN DAT IN BUITENGEWONE GEVALLEN DE PROCEDURE VAN ZOWEL INTERN ALS ALGEMEEN VERGELIJKEND ONDERZOEK ONGESCHIKT BLIJKT OM DE AANWEZIGHEID DAARVAN VAST TE STELLEN;
14 DAT ZULKS ZICH STELLIG - ZOALS TROUWENS ARTIKEL 29, LID 2, AANGEEFT - SLECHTS IN BUITENGEWONE GEVALLEN ZAL VOORDOEN, ZODAT AAN DE TOEPASSING DIER BEPALING ZEER STRENGE FORMELE EN MATERIELE VOORWAARDEN DIENEN TE WORDEN GESTELD, MAAR TOCH NIET KAN WORDEN UITGESLOTEN;
15 DAT OVERIGENS, AANGENOMEN DAT EEN ALGEMEEN VERGELIJKEND ONDERZOEK ONDER BEPAALDE OMSTANDIGHEDEN ONGESCHIKT KAN BLIJKEN OM IN EEN VACATURE TE VOORZIEN, GEEN ENKELE REDEN BESTAAT WAAROM DIT EVENTUEEL NIET OOK ZOU GELDEN VOOR EEN INTERN VERGELIJKEND ONDERZOEK, VOORAL OMDAT DE REGELS VOOR BEIDE SOORTEN VERGELIJKENDE ONDERZOEKEN GELIJK ZIJN;
16 DAT DERHALVE KAN WORDEN GECONCLUDEERD DAT VERWEERDER NIET HEEFT GEHANDELD IN STRIJD MET ARTIKEL 29, LID 2, DOOR DEZE BEPALING TOE TE PASSEN OP EEN REEDS IN DIENST ZIJND PERSONEELSLID;
17 OVERWEGENDE DAT VERZOEKSTER IN DE TWEEDE PLAATS BETOOGT DAT IN IEDER GEVAL ARTIKEL 45, LID 2, VAN HET STATUUT VERBIEDT MET BEHULP VAN ARTIKEL 29, LID 2, DE OVERGANG VAN EEN AMBTENAAR NAAR EEN HOGERE CATEGORIE MOGELIJK TE MAKEN;
18 OVERWEGENDE DAT LUIDENS ARTIKEL 45, LID 1, VAN HET STATUUT "BEVORDERING PLAATSVINDT BIJ BESLUIT VAN HET TOT AANSTELLING BEVOEGDE GEZAG . ZIJ BRENGT VOOR DE BETROKKEN AMBTENAAR AANSTELLING MEDE IN DE EERSTVOLGENDE HOGERE RANG VAN DE CATEGORIE OF GROEP WAARTOE HIJ BEHOORT . BEVORDERING GESCHIEDT UITSLUITEND BIJ KEUZE UIT DIE AMBTENAREN WELKE REEDS EEN MINIMUMDIENSTTIJD IN HUN RANG HEBBEN, NA EEN ONDERZOEK WAARBIJ DE VERDIENSTEN DER AMBTENAREN DIE VOOR BEVORDERING IN AANMERKING KOMEN, ALSMEDE DE BEOORDELINGSRAPPORTEN DIE OVER HEN ZIJN UITGEBRACHT, ONDERLING WORDEN VERGELEKEN";
19 DAT LID 2 VAN DIT ARTIKEL BEPAALT : "DE OVERGANG VAN EEN AMBTENAAR NAAR EEN ANDERE GROEP OF EEN HOGERE CATEGORIE KAN ALLEEN PLAATSVINDEN NA EEN VERGELIJKEND ONDERZOEK";
20 OVERWEGENDE DAT VOLGENS VERWEERDER LAATSTGENOEMDE BEPALING ALLEEN MEEBRENGT DAT BEVORDERING IS UITGESLOTEN, WANNEER IN EEN VACATURE WORDT VOORZIEN DOOR OVERGANG VAN EEN AMBTENAAR NAAR EEN HOGERE CATEGORIE, DOCH VOOR HET OVERIGE VERWIJST NAAR DE VERSCHILLENDE AANWERVINGSMOGELIJKHEDEN, GENOEMD IN ARTIKEL 29, EN WEL EVENZEER IN LID 2 ALS LID 1;
21 OVERWEGENDE DAT ARTIKEL 45, LID 2, NIET DE ZUIVER NEGATIEVE STREKKING HEEFT DIE VERWEERDER DAARAAN TOEKENT, DOCH EEN FUNDAMENTELE REGEL BEVAT DIE AANSLUIT BIJ DE GELEDING VAN HET COMMUNAUTAIRE AMBTENARENAPPARAAT IN VERSCHILLENDE CATEGORIEEN, WAARVOOR ONDERSCHEIDEN KWALIFICATIES VEREIST ZIJN;
22 DAT REEDS UIT DE WOORDEN "KAN ALLEEN PLAATSVINDEN NA EEN VERGELIJKEND ONDERZOEK" BLIJKT, NIET SLECHTS DAT BEVORDERING IS UITGESLOTEN, MAAR OOK DAT ALLEEN HET VERGELIJKEND ONDERZOEK IS TOEGELATEN;
23 DAT DE BEPALING OVERIGENS ZINLOOS ZOU ZIJN, INDIEN ZIJ SLECHTS ZOU STREKKEN TOT UITSLUITING VAN DE MOGELIJKHEID VAN BEVORDERING EN DE ANDERE WIJZEN VAN AANWERVING ZOU OPENLATEN, DAAR DE UITSLUITING VAN BEVORDERING BIJ OVERGANG NAAR EEN HOGERE CATEGORIE REEDS IS VERVAT IN ARTIKEL 45, LID 1;
24 DAT ANDERZIJDS ARTIKEL 29, LID 2, WEGENS ZIJN UITZONDERINGSKARAKTER IN ENGE ZIN MOET WORDEN UITGELEGD EN GEEN VOORRANG KAN HEBBEN BOVEN DE ALGEMEEN EN ONVOORWAARDELIJK GESTELDE REGEL VAN ARTIKEL 45, LID 2;
25 DAT HET MIDDEL GEGROND IS EN HET BESTREDEN BESLUIT MOET WORDEN VERNIETIGD;
HET HOF VAN JUSTITIE ( EERSTE KAMER ),
RECHTDOENDE :
1 . VERNIETIGT 'S RAADS BESLUIT VAN 22 DECEMBER 1972 HOUDENDE BENOEMING VAN CH . GOETZ IN EEN AMBT VAN ADMINISTRATEUR VAN DE RANG A 6;
2 . VERWIJST DE RAAD IN DE KOSTEN VAN HET GEDING .
1 . ARTIKEL 29, LID 2, BIEDT ONDER BEPAALDE VOORWAARDEN EN IN BUITENGEWONE OMSTANDIGHEDEN DE MOGELIJKHEID INTERNE, INTERINSTITUTIONELE EN ALGEMENE VERGELIJKENDE ONDERZOEKEN TE VERVANGEN DOOR EEN ANDERE AANWERVINGSPROCEDURE . DEZE PROCEDURE IS ZONDER ONDERSCHEID VAN TOEPASSING OP AL DEGENEN DIE IN DE TERMEN VALLEN VOOR AANMELDING TOT GENOEMDE VERGELIJKENDE ONDERZOEKEN .
HET WARE ONBILLIJK EN NIET IN OVEREENSTEMMING MET HET BELANG VAN DE DIENST, WANNEER BEDOELDE PROCEDURE ALLEEN TOEPASSING ZOU KUNNEN VINDEN OP KANDIDATEN DIE GEEN AMBTENAAR ZIJN, TERWIJL ZIJ IN DE PLAATS TREEDT VAN EEN VERGELIJKEND ONDERZOEK WAARVAN KANDIDATEN-AMBTENAREN NIET ZOUDEN KUNNEN WORDEN UITGESLOTEN .
2 . ARTIKEL 29, LID 2, MOET WEGENS ZIJN UITZONDERINGSKARAKTER IN ENGE ZIN WORDEN UITGELEGD EN KAN GEEN VOORRANG HEBBEN BOVEN DE ALGEMEEN EN ONVOORWAARDELIJK GESTELDE REGEL VAN ARTIKEL 45, LID 2 .
++++
1 . AMBTENAREN - AANWERVING - PROCEDURE VAN BIJZONDERE AARD - TOEPASSING OP KANDIDATEN DIE AMBTENAAR ZIJN
( STATUUT VAN DE AMBTENAREN, ART . 29, LID 2 )
2 . AMBTENAREN - AANWERVING - PROCEDURE VAN BIJZONDERE AARD - TOEPASSING - UITLEGGING IN ENGE ZIN - OVERGANG VAN EEN AMBTENAAR NAAR EEN HOGERE CATEGORIE - ONTOELAATBAARHEID
( STATUUT VAN DE AMBTENAREN, ART . 29, LID 2, ART . 45, LID 2 )
TEN AANZIEN VAN DE KOSTEN
26 OVERWEGENDE DAT INGEVOLGE ARTIKEL 69, PARAGRAAF 2, VAN HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING DE IN HET ONGELIJK GESTELDE PARTIJ IN DE KOSTEN WORDT VERWEZEN;
27 DAT VERWEERDER IN HET ONGELIJK IS GESTELD EN IN DE KOSTEN DIENT TE WORDEN VERWEZEN;
IN DE ZAAK 176-73,
CLAUDETTE VAN BELLE, AMBTENARES BIJ HET SECRETARIAAT-GENERAAL VAN DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, WONENDE TE MOULIN DE ET A BORNIVAL-LEZ-NIVELLES, RUE BOIS D'EN BAS, BELGIE, TEN DEZE VERTEGENWOORDIGD DOOR W . GREGOIRE, ADVOCAAT BIJ HET HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL, CAMILLE LEMONNIERSTRAAT 68, 1060 BRUSSEL, EN DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG TEN KANTORE VAN T . BIEVER, ADVOCAAT ALDAAR, 83, BOULEVARD GRANDE-DUCHESSE CHARLOTTE,
VERZOEKSTER,
TEGEN
RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, WETSTRAAT 170, 1040 BRUSSEL, TEN DEZE VERTEGENWOORDIGD DOOR A . SACCHETTINI , JURIDISCH ADVISEUR BIJ HET SECRETARIAAT-GENERAAL VAN DE RAAD TE BRUSSEL, EN DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG BIJ P . LAMOUREUX, JURIDISCH ADVISEUR VAN DE COMMISSIE DER EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, 4, BOULEVARD ROYAL,
VERWEERDER,
BETREFFENDE VERZOEK TOT NIETIGVERKLARING VAN HET BESLUIT VAN DE RAAD VAN 22 DECEMBER 1972, BEKENDGEMAAKT OP 3 JANUARI 1973, HOUDENDE BENOEMING VAN CH . GOETZ IN EEN AMBT VAN ADMINISTRATEUR IN DE RANG A 6 ( AANKONDIGING VAN VACATURE NR . 84/72 ), VAN ALLE DAARMEDE VERBAND HOUDENDE BESLUITEN EN VAN HET STILZWIJGENDE BESLUIT TOT AFWIJZING VAN DE DOOR VERZOEKSTER DAARTEGEN INGEDIENDE KLACHT,