Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 10 juli 1975. - Berthold Küster tegen Europees Parlement. - Zaak 77-74.-

1 OVERWEGENDE DAT VERZOEKER OP 16 OKTOBER 1974 BEROEP KRACHTENS ARTIKEL 91 AMBTENARENSTATUUT HEEFT INGESTELD TOT NIETIGVERKLARING VAN HET STILZWIJGEND BESLUIT VAN HET EUROPESE PARLEMENT TOT AFWIJZING VAN ZIJN KLACHT VAN 17 MAART 1974 EN, BIJGEVOLG, VAN HET OP 14 FEBRUARI 1974 NA VERGELIJKEND ONDERZOEK A/45 GENOMEN BESLUIT TOT BENOEMING VAN DE HEER G . KIEFFER;

2 DAT HIJ TOT STAVING ZIJNER VORDERING ONDER MEER AANVOERT DAT HET BESTREDEN BENOEMINGSBELUIT ONREGELMATIG IS, DAAR DE JURY VOOR HET VERGELIJKEND ONDERZOEK BIJ HET CRITERIUM "ALGEMENE BEOORDELING EN BEROEPSWAARDERING BIJ DE GEMEENSCHAPSINSTELLINGEN" PUNTEN AAN DE VERKOZEN KANDIDAAT HAD TOEGEKEND, HOEWEL OVER DEZE GEEN BEOORDELINGSRAPPORT WAS UITGEBRACHT;

3 OVERWEGENDE DAT NIET BETWIST IS DAT DE VERKOZEN KANDIDAAT BIJ ZIJN BENOEMING TIJDELIJK AMBTENAAR WAS EN DAT DESWEGE OVER HEM GEEN BEOORDELING WAS UITGEBRACHT;

4 DAT EVENWEL, BLIJKENS DE TIJDENS DE MONDELINGE BEHANDELING DOOR DE JURYVOORZITTER VERSTREKTE MEDEDELINGEN, DE JURY AAN BEDOELDE KANDIDAAT 7 OP 10 PUNTEN ONDER GENOEMD SELECTIECRITERIUM HAD TOEGEKEND;

5 DAT, OOK AL STAAT AAN DE TOELATING VAN TIJDELIJKE AMBTENAREN TOT INTERNE VERGELIJKENDE ONDERZOEKEN NIETS IN DE WEG, HET NIET AANGAAT HUN EEN FICTIEVE PUNTENWAARDERING TOE TE KENNEN, WANNEER ZIJ INGEVOLGE HUN RECHTSPOSITIE NIET VOLDOEN AAN EEN DER AANGEHOUDEN SELECTIECRITERIA;

6 DAT OVERIGENS WELISWAAR HET CRITERIUM WAARONDER DE LITIGIEUZE PUNTENWAARDERING WERD TOEGEKEND, NIET ALLEEN SLOEG OP DE "ALGEMENE BEOORDELING" MAAR OOK OP DE "BEROEPSWAARDERING BIJ DE GEMEENSCHAPSINSTELLINGEN", DOCH DAT NIETTEMIN DE VOORWAARDEN WAARMEE HET STATUUT DE OPSTELLING VAN HET BEOORDELINGSRAPPORT OMGEEFT, NIET TOELATEN DAT DE BEOORDELING DOOR EEN JURY HIERVOOR GELDIG IN DE PLAATS KAN TREDEN;

7 DAT VOORTS UIT DE VERKLARINGEN TER TERECHTZITTING BLIJKT DAT HET ONDER DIT CRITERIUM TOEGEKENDE AANTAL PUNTEN EEN REKENKUNDIGE WAARDE WEERGEEFT EN DAARMEDE EEN GLOBALE BEOORDELING VAN DES KANDIDAATS INDIVIDUELE HOEDANIGHEDEN, WELKE STERK VERSCHILT VAN DE AAN HET BEOORDELINGSRAPPORT TEN GRONDSLAG LIGGENDE WAARDERING;

8 DAT, ALDUS GEZIEN, DEZE PUNTENTOEKENNING MOET WORDEN GEACHT EEN STATUTAIRE ONREGELMATIGHEID OP TE LEVEREN EN TOT NIETIGVERKLARING VAN HET BENOEMINGSBESLUIT AANLEIDING TE GEVEN;

9 DAT, NAAR BLIJKT UIT HET BIJ HET VERWEERSCHRIFT GEVOEGDE JURYRAPPORT, DE BENOEMDE KANDIDAAT ZONDER DE OMSTREDEN PUNTENTOEKENNING NIET HET MINIMUM AANTAL PUNTEN VOOR PLAATSING OP DE LIJST VAN GESCHIKTE KANDIDATEN HAD KUNNEN BEREIKEN;

10 DAT ALDUS DE AANGEVOERDE ONREGELMATIGHEID, WELKE DE GELDIGHEID VAN DE LITIGIEUZE BENOEMING AANTAST, NADEEL TOEBRENGT AAN VERZOEKER;

11 DAT, ZONDER DAT DE OVERIGE VOORGESTELDE MIDDELEN BEHOEVEN TE WORDEN ONDERZOCHT, DERHALVE HET NA VERGELIJKEND BEHOEVEN TE WORDEN ONDERZOCHT, DERHALVE HET NA VERGELIJKEND ONDERZOEK A/45 GENOMEN BESLUIT TOT BENOEMING VAN DE HEER G . KIEFFER MOET WORDEN NIETIGVERKLAARD;

HET HOF VAN JUSTITIE ( TWEEDE KAMER ),

RECHTDOENDE :

1 . VERNIETIGT HET NA VERGELIJKEND ONDERZOEK A/45 GENOMEN BESLUIT TOT BENOEMING VAN DE HEER G . KIEFFER;

2 . VERWIJST VERWEERDER IN DE KOSTEN VAN HET GEDING .

DE BEOORDELING DOOR EEN JURY KAN NIET IN DE PLAATS TREDEN VAN HET BEOORDELINGSRAPPORT .

++++

AMBTENAREN - BEOORDELING - VERVANGENDE BEOORDELING DOOR EEN JURY - ONTOELAATBAARHEID

( STATUUT VAN DE AMBTENAREN, ART . 43 )

12 OVERWEGENDE DAT INGEVOLGE ARTIKEL 69, PARAGRAAF 2, VAN HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING DE IN HET ONGELIJK GESTELDE PARTIJ IN DE KOSTEN MOET WORDEN VERWEZEN;

13 DAT VERWEERDER IN HET ONGELIJK IS GESTELD;

14 DAT VERWEERDER DERHALVE IN DE KOSTEN MOET WORDEN VERWEZEN;

IN DE ZAAK 77-74,

B . KUESTER, AMBTENAAR VAN HET EUROPESE PARLEMENT, WONENDE TE BERTRANGE ( LUXEMBURG ), TEN DEZE VERTEGENWOORDIGD DOOR V . BIEL, ADVOCAAT BIJ HET COUR SUPERIEURE DE JUSTICE TE LUXEMBURG, EN DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE DIENS KANTORE ALDAAR, 18 A, RUE DES GLACIS,

VERZOEKER,

TEGEN

EUROPEES PARLEMENT, LUXEMBURG, TEN DEZE VERTEGENWOORDIGD DOOR H . R . NORD, SECRETARIS-GENERAAL, ALS GEMACHTIGDE, BIJGESTAAN DOOR A . BONN, ADVOCAAT TE LUXEMBURG, EN DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE DIENS KANTORE ALDAAR, 22, COTE D'EICH,

VERWEERDER,

BETREFFENDE VERZOEK TOT NIETIGVERKLARING VAN INTERN VERGELIJKEND ONDERZOEK A/45 EN VAN HET DAAROP GEVOLGDE BENOEMINGSBESLUIT,