Home

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 26 februari 1976. - Germaine van de Roy tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen. - Zaak 92-75.-

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 26 februari 1976. - Germaine van de Roy tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen. - Zaak 92-75.-

1 OVERWEGENDE DAT VERZOEKSTER , BELGISCHE VAN NATIONALITEIT , BIJ OP 13 AUGUSTUS 1975 TER GRIFFIE VAN HET HOF INGESCHREVEN BEROEPSCHRIFT NIETIGVERKLARING VORDERT VAN HET OP 17 JANUARI 1975 JEGENS HAAR GENOMEN ONTSLAGBESLUIT VAN VERWEERSTER , DIE HAAR OP 16 APRIL 1974 OP DE VOET VAN ARTIKEL 34 VAN HET STATUUT VAN DE AMBTENAREN HAD AANGESTELD ALS AMBTENAAR OP PROEF BIJ DE NEDERLANDSE VERTAALAFDELING ;

2 DAT ZIJ VOORTS VRAAGT DE COMMISSIE TE VEROORDELEN TOT BETALING VAN 100 000 BFR . TER VERGOEDING VAN DE MORELE SCHADE DIE ZIJ DOOR HAAR ONTSLAG ZOU HEBBEN GELEDEN , SUBSIDIAIR EEN SCHADEVERGOEDING VAN 480 000 BFR ., OVEREENKOMEND MET 10 MAANDEN SALARIS ;

3 OVERWEGENDE DAT VERZOEKSTER ALLEREERST AANVOERT DAT HAAR PROEFTIJD WAS BEKORT EN NIET ONDER ZODANIGE OMSTANDIGHEDEN WAS VERLOPEN DAT ZIJ GENOEGZAAM VAN HAAR VAKBEKWAAMHEID HAD KUNNEN DOEN BLIJKEN ;

4 OVERWEGENDE DAT DE , GEENSZINS UITZONDERLIJKE , OMSTANDIGHEID DAT DE PROEFTIJD ZICH MEDE UITSTREKTE OVER DE VAKANTIEPERIODE - WAARIN VELE AMBTENAREN AFWEZIG ZIJN EN ER MINDER WERK IS - , NOG NIET INHOUDT DAT HET IN DIE PROEFTIJD NIET MOGELIJK WAS VERZOEKSTERS GESCHIKTHEID TE BEOORDELEN ;

5 DAT , WANNEER VERZOEKSTER EEN AANTAL DAGEN ZONDER WERK ZOU ZIJN GEBLEVEN , ZULKS VALT TE VERKLAREN OMDAT NIET STEEDS GESCHIKT WERK VOORHANDEN IS VOOR AMBTENAREN OP PROEF , DIE WORDEN GEACHT DEZE PERIODEN TE BENUTTEN OM HUN TALENKENNIS TE VERBETEREN ;

6 DAT WANNEER , ZOALS VERZOEKSTER ZEGT , HAAR HIERARCHIEKE MEERDEREN HEBBEN ' ' GEWEIGERD ' ' HAAR NA 29 NOVEMBER 1974 WERK TE GEVEN , DIT MOET WORDEN TOEGESCHREVEN AAN HET FEIT DAT OP DIE DATUM HAAR BEOORDELING OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 34 , LID 2 , AMBTENARENSTATUUT WAS OPGEMAAKT EN VERWEERSTERS MENING DERHALVE VASTSTOND ;

7 OVERWEGENDE VERVOLGENS DAT VAN VERZOEKSTERS GRIEVEN DAT HET JEGENS HAAR GENOMEN BESLUIT ONGEGROND ZOU ZIJN , DAT HAAR WERK NIET DOOR HAAR HIERARCHIEKE MEERDERE , HET HOOFD VAN DE NEDERLANDSE AFDELING , ZOU ZIJN GECONTROLEERD , EN DAT DE AMBTENAREN DIE HAAR BEOORDELING HEBBEN ONDERTEKEND NIET BEVOEGD ZOUDEN ZIJN HAAR GESCHIKTHEID TE BEOORDELEN , DAAR ZIJ DE NEDERLANDSE TAAL NIET ZOUDEN BEHEERSEN , NIET KUNNEN WORDEN AANVAARD ;

8 DAT DE DIRECTEUR VAN HET DIRECTORAAT ' ' VERTALING , DOCUMENTATIE ' ' EN HET HOOFD VAN DE AFDELING ' ' VERTALING , ALGEMENE ZAKEN ' ' AAN DE HAND VAN HET OORDEEL VAN DE COORDINATOR VAN DE GROEP WAARIN VERZOEKSTER WERKZAAM WAS , IN STAAT WAREN TE ZAMEN MET HAAR RECHTSTREEKSE HIERARCHIEKE MEERDERE VERZOEKSTERS GESCHIKTHEID TE BEOORDELEN EN DAT HUN BEOORDELING VAN VERZOEKSTERS BEKWAAMHEID NIET ONGEGROND VOORKOMT ;

9 DAT DEZE GRIEVEN DERHALVE ONGEGROND ZIJN ;

10 OVERWEGENDE DAT VERZOEKSTER VOORTS KLAAGT DAT HET BESTREDEN BESLUIT HAAR EERST NA HET EINDE VAN DE PROEFTIJD IS MEDEGEDEELD ;

11 DAT HET BESTREDEN BESLUIT , WAARVAN DE INGANGSDATUM WAS GESTELD OP 16 JANUARI 1975 , HAAR EERST DE DAG DAAROP ZOU ZIJN MEDEGEDEELD EN PAS ZOU ZIJN BEVESTIGD BIJ EEN DOOR HAAR OP 21 JANUARI ONTVANGEN BRIEF ;

12 OVERWEGENDE DAT ARTIKEL 34 VOOR HET GEVAL EEN AMBTENAAR AAN HET EINDE VAN DE PROEFTIJD WORDT ONTSLAGEN , GEEN BEPAALDE TERMIJN VOOR DE KENNISGEVING VAN DIT BESLUIT VOORSCHRIJFT , DOCH AAN DE INSTELLING HIERTOE EEN REDELIJKE TERMIJN BIJ AFLOOP VAN DE PROEFTIJD LAAT ;

13 DAT DERHALVE DE OMSTANDIGHEID DAT VERZOEKSTER , DIE REEDS OP DE HOOGTE WAS VAN DE OVER HAAR UITGEBRACHTE BEOORDELING , NIET OP 15 JANUARI 1975 - TOEN HAAR PROEFTIJD TEN EINDE LIEP - AANZEGGING VAN HAAR ONTSLAG HEEFT GEKREGEN , HAAR DIENSTVERBINTENIS VOOR BEPAALDE TIJD NIET VERMAG OM TE ZETTEN IN EEN DIENSTVERBINTENIS VOOR ONBEPAALDE TIJD ;

14 DAT DEZE GRIEF MITSDIEN MOET WORDEN VERWORPEN ;

15 OVERWEGENDE DAT VERZOEKSTER VERVOLGENS AANVOERT DAT HET ONTSLAGBESLUIT HAAR ERNSTIGE MORELE SCHADE HEEFT TOEGEBRACHT , DAAR HET UITERST ZELDEN VOORKOMT DAT IEMAND DIE HEEFT DEELGENOMEN AAN EEN EXTERN VERGELIJKEND ONDERZOEK , AAN HET EINDE VAN DE PROEFTIJD WORDT ONTSLAGEN ;

16 OVERWEGENDE ECHTER DAT DE ONTSLAGPROCEDURE IN HET STATUUT IS VOORZIEN EN , BIJ INACHTNEMING VAN DE DESBETREFFENDE STATUTAIRE BEPALINGEN , GEEN AANSPRAKELIJKHEID VAN DE COMMISSIE TEGENOVER DE ONTSLAGEN AMBTENAAR OP PROEF KAN MEEBRENGEN ;

17 DAT , GEZIEN DE FORMELE REGELMATIGHEID VAN DE PROCEDURE DIE IS GEVOLGD VOOR DE VASTSTELLING VAN HET BESTREDEN BESLUIT , HET MIDDEL MOET WORDEN VERWORPEN ;

18 OVERWEGENDE DAT VERZOEKSTER TEN SLOTTE BETOOGT DAT ZIJ DOOR DE EENZIJDIGE VERBREKING VAN HAAR ARBEIDSOVEREENKOMST EEN SCHADE OVEREENKOMEND MET TIEN MAANDEN SALARIS HEEFT GELEDEN ;

19 DAT , WAAR VERZOEKSTERS DIENSTBETREKKING CONFORM DE BEPALINGEN VAN HET AMBTENARENSTATUUT IS GEEINDIGD , OOK DEZE GRIEF MOET WORDEN VERWORPEN ;

HET HOF ( EERSTE KAMER ),

RECHTDOENDE :

1 . VERWERPT HET BEROEP ;

2 . VERSTAAT DAT ELK DER PARTIJEN HAAR EIGEN KOSTEN ZAL HEBBEN TE DRAGEN .

1 . DE OMSTANDIGHEID DAT DE PROEFTIJD ZICH MEDE UITSTREKTE OVER DE VAKANTIEPERIODE - WAARIN VELE AMBTENAREN AFWEZIG ZIJN EN ER MINDER WERK IS - HOUDT NOG NIET IN DAT HET IN DIE PROEFTIJD NIET MOGELIJK WAS VERZOEKSTERS GESCHIKTHEID TE BEOORDELEN .

2 . ARTIKEL 34 VAN HET STATUUT VAN DE AMBTENAREN VOORZIET VOOR HET GEVAL EEN AMBTENAAR AAN HET EINDE VAN DE PROEFTIJD WORDT ONTSLAGEN , GEEN BEPAALDE TERMIJN VOOR DE KENNISGEVING VAN DIT BESLUIT , DOCH LAAT AAN DE INSTELLING HIERTOE EEN REDELIJKE TERMIJN BIJ AFLOOP VAN DE PROEFTIJD .

3 . DE ONTSLAGPROCEDURE IS IN HET STATUUT VOORZIEN EN KAN , BIJ INACHTNEMING VAN DE DESBETREFFENDE STATUTAIRE BEPERKINGEN , GEEN AANSPRAKELIJKHEID VAN DE INSTELLING TEGENOVER DE ONTSLAGEN AMBTENAAR OP PROEF MEEBRENGEN .

1 . AMBTENAREN - PROEFTIJD - VAKANTIEVERLOF - STREKT ZICH MEDE DAAROVER UIT - TOELAATBAARHEID

( STATUUT VAN DE AMBTENAREN , ART . 34 )

2 . AMBTENAREN - PROEFTIJD - ONTSLAG - KENNISGEVING - REDELIJKE TERMIJN

( STATUUT VAN DE AMBTENAREN , ART . 34 )

3 . AMBTENAREN - PROEFTIJD - AFLOOP - ONTSLAG - AANSPRAKELIJKHEID VAN DE INSTELLING - ONTBREKEN DAARVAN

( STATUUT VAN DE AMBTENAREN , ART . 34 )

TEN AANZIEN VAN DE KOSTEN

20 OVERWEGENDE DAT INGEVOLGE ARTIKEL 69 , PARAGRAAF 2 , VAN HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING DE IN HET ONGELIJK GESTELDE PARTIJ IN DE KOSTEN MOET WORDEN VERWEZEN ;

21 DAT VERZOEKSTER IN HET ONGELIJK IS GESTELD ;

22 DAT ECHTER INGEVOLGE ARTIKEL 70 VAN HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING DE KOSTEN , DOOR DE INSTELLING TER ZAKE VAN BEROEPEN VAN AMBTENAREN DER GEMEENSCHAPPEN GEMAAKT , TE HAREN LASTE BLIJVEN ;

IN DE ZAAK 92-75

GERMAINE VAN DE ROY , ECHTGENOTE LAMBERT , OUD-AMBTENARES OP PROEF BIJ DE COMMISSIE DER EUROPESE GEMEENSCHAPPEN , WONENDE TE BOUTERSEM , BELGIE , TEN DEZE VERTEGENWOORDIGD DOOR M . GOLDBERG , ADVOCAAT BIJ HET HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL , EN DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG BIJ J . LOESCH , ADVOCAAT ALDAAR , 2 , RUE GOETHE ,

VERZOEKSTER ,

TEGEN

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN , TEN DEZE VERTEGENWOORDIGD DOOR HAAR JURIDISCH ADVISEUR R . BAEYENS , ALS GEMACHTIGDE , EN DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG BIJ HAAR JURIDISCH ADVISEUR M . CERVINO , BATIMENT CFL , PLACE DE LA GARE ,

VERWEERSTER ,

BETREFFENDE PRIMAIR NIETIGVERKLARING VAN HET BESLUIT TOT VERZOEKSTERS ONTSLAG ,