Home

Conclusie van advocaat-generaal Mischo van 12 oktober 1989.

Conclusie van advocaat-generaal Mischo van 12 oktober 1989.

++++

Mijnheer de President,

mijne heren Rechters,

1 . Bij verzoekschrift neergelegd op 24 december 1981, zijn S . Acerbis en 485 andere ambtenaren van de Commissie, allen tewerkgesteld bij het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek te Ispra ( Varese, Italië ), opgekomen tegen de salarisafrekeningen over de maanden februari en maart 1981, waarbij de Commissie het vanaf 1 juli 1980 na te betalen salaris had vastgesteld overeenkomstig verordening ( Euratom, EGKS, EEG ) nr . 397/81 van de Raad van 10 februari 1981 houdende vaststelling, met ingang van 1 juli 1980, van de tabellen van de salarissen alsmede van de andere onderdelen van de bezoldiging ( PB 1981, L 46, blz . 1 ).

2 . Verzoekers concluderen primair tot nietigverklaring van deze vaststellingen en voeren daarvoor vier middelen aan : schending van artikel 64 Ambtenarenstatuut, van artikel 65, lid 2, Ambtenarenstatuut, van het non-discriminatiebeginsel en van het vertrouwensbeginsel .

3 . Artikel 64 bepaalt, dat op de bezoldiging van de ambtenaren "een aanpassingscoëfficiënt van meer dan, minder dan of gelijk aan 100% wordt toegepast, naar gelang van de levensomstandigheden in de verschillende plaatsen van tewerkstelling ". Deze bepaling is volgens verzoekers geschonden doordat voor geheel Italië een en dezelfde aanpassingscoëfficiënt is vastgesteld, die is gebaseerd op de prijzen te Rome, die aanmerkelijk lager zijn dan die te Ispra . De Raad zou hun bezoldiging bijgevolg niet hebben aangepast "naar gelang van de levensomstandigheden in de verschillende plaatsen van tewerkstelling ".

4 . Artikel 65, lid 2, Ambtenarenstatuut luidt als volgt :

"Bij aanzienlijke wijziging van de kosten van levensonderhoud beslist de Raad binnen een termijn van ten hoogste twee maanden, welke maatregelen tot wijziging van de aanpassingcoëfficiënten dienen te worden getroffen en, zo nodig, of dit met terugwerkende kracht dient te geschieden ."

Deze bepaling zou zijn geschonden doordat de bestreden maatregelen niet alleen ontoereikend waren, doch ook te laat waren genomen .

5 . Verzoekers achten het non-discriminatiebeginsel geschonden doordat zij in een slechtere situatie zijn geplaatst dan hun collega' s die zijn tewerkgesteld in de plaatsen die voor de berekening van de aanpassingscoëfficiënt in aanmerking zijn genomen .

6 . Het laatste middel is ontleend aan het feit, dat de herziening van de bestreden aanpassingscoëfficiënt, in strijd met de officiële toezeggingen aan het personeel, niet was gebaseerd op de in oktober 1980 door het Bureau voor de statistiek van de Europese Gemeenschappen verrichte prijsenquêtes .

7 . Na alle arresten die het Hof met betrekking tot deze materie reeds heeft gewezen, is het voorwerp van het beroep echter aanzienlijk beperkt .

8 . Dat de herziening ontoereikend was en te laat was gekomen, heeft het Hof immers al vastgesteld in zaak 59/81 ( 1 ), waarin het met name verordening ( Euratom, EGKS, EEG ) nr . 187/81 heeft nietig verklaard alsmede een aantal bepalingen van verordening nr . 397/81 waarop de bestreden salarisafrekeningen waren gebaseerd .

9 . In zijn tussenarrest van 15 december 1982 in zaak 58/79 ( Roumengous, Jurispr . 1982, blz . 4379 ) besliste het Hof bovendien, dat verordening ( Euratom, EGKS, EEG ) nr . 3087/78 van 21 december 1978 tot wijziging van de aanpassingscoëfficiënt die van toepassing is op de bezoldigingen van de ambtenaren en andere personeelsleden van de Gemeenschappen die werkzaam zijn in Italië ( PB 1978, L 369, blz . 10 ), die op dezelfde berekeningsmethode was gebaseerd als de verordeningen nrs . 187/81 en 397/81 en die zoals deze laatste in een en dezelfde coëfficiënt voor geheel Italië voorzag, in strijd was met de artikelen 64 en 65 Ambtenarenstatuut, met name omdat daarin geen afzonderlijke coëfficiënt voor Varese was voorzien .

10 . Vaststaat derhalve, dat de grieven van verzoekers betreffende de afzonderlijke coëfficiënt voor Ispra en het ontoereikende en te late karakter van de bestreden herziening, zonder voorwerp zijn geraakt .

11 . Blijkens de opmerkingen van verzoekers met betrekking tot deze recente rechtspraak en de ontwikkeling van de betrokken regeling beperkt het geding zich thans tot twee vorderingen .

12 . Enerzijds vragen zij het Hof te verstaan, dat de herziening van de aanpassingscoëfficiënt gebaseerd dient te zijn op het resultaat van de onderzoeken van het Bureau voor de statistiek van de Europese Gemeenschappen, en, inzonderheid, dat de bij de verordening vastgestelde aanpassingscoëfficiënten vanaf 1 januari 1981 rekening dienden te houden met het vijfjaarlijks onderzoek van oktober 1980 .

13 . In zijn arrest van 28 juni 1988 ( zaak 7/87, Commissie/Raad, Jurispr . 1988, blz . 3401 ) heeft het Hof de nietigverklaring uitgesproken van verordening ( EEG, Euratom, EGKS ) nr . 3619/86 van de Raad van 26 november 1986 houdende correctie van de aanpassingscoëfficiënten welke in Denemarken, Duitsland, Griekenland, Frankrijk, Ierland, Italië, Nederland en het Verenigd Koninkrijk van toepassing zijn op de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen ( PB 1986, L 336, blz . 1 ).

14 . Ter uitvoering van dat arrest heeft de Raad verordening ( EGKS, EEG, Euratom ) nr . 3294/88 van 24 oktober 1988 vastgesteld, tot rectificatie van de aanpassingscoëfficiënten welke in Denemarken, Duitsland, Griekenland, Frankrijk, Ierland, Italië, Nederland en het Verenigd Koninkrijk van toepassing zijn op de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen ( PB 1988, L 293, blz . 1 ). Artikel 1 van die verordening stelt met ingang van 1 januari 1981 een eigen coëfficiënt vast voor Varese en in de overwegingen wordt er uitdrukkelijk op gewezen, dat gevolg moet worden gegeven aan de door het Bureau voor de statistiek van de Europese Gemeenschappen "in de loop van de jaren 1980 en 1985" verrichte onderzoeken .

15 . Het is duidelijk, dat ook deze grief thans zonder voorwerp is . De gemachtigde van verzoekers heeft dat ter terechtzitting trouwens erkend .

16 . Wat anderzijds verzoekers' tweede vordering aangaat, betreffende de betaling van moratoire en compensatoire interessen, dient het volgende te worden opgemerkt .

17 . In zijn eindarrest van 15 januari 1985 in de zaak Roumengous ( zaak 158/79, Jurispr . 1985, blz . 39 ) en in andere arresten van dezelfde datum heeft het Hof moratoire interessen op de voet van 6% 's jaars over het bedrag van het achterstallig salaris toegekend vanaf de datum van de klacht, doch de vordering tot betaling van compensatoire interessen als tardief afgewezen .

18 . Ter uitvoering van die arresten heeft de Commissie bij besluit van 31 juli 1985 alle ambtenaren te Ispra, dus ook verzoekers, moratoire interessen betaald . Verzoekers hebben trouwens ter terechtzitting erkend, dat hun vordering zich sedertdien beperkt tot de betaling van compensatoire interessen, die hen schadeloos moet stellen voor het verlies dat zij als gevolg van de inflatie hebben geleden . Dienaangaande dient het volgende te worden opgemerkt .

19 . De vordering van moratoire zowel als compensatoire interessen is hoe dan ook tardief, daar zij eerst in repliek is geformuleerd . Zij is dus niet-ontvankelijk ingevolge artikel 19 van 's Hofs Statuut-EEG en artikel 38 van het Reglement voor de procesvoering, die geen nieuwe petita in de loop van het geding toelaten . Bovendien zijn verzoekers niet te gepasten tijde opgekomen tegen het besluit van de Commissie van 31 juli 1985 waarbij hun enkel moratoire interessen zijn toegekend, en kunnen zij zich niet op hun beroep van 1981 baseren om nu bedragen te krijgen die zij toen niet hebben gekregen .

20 . Met betrekking tot de kosten erkent de Commissie, dat het onderhavige beroep is ingesteld naar aanleiding van een verordening die door een arrest van het Hof is nietig verklaard . De houding van verzoekers, die het geding ondanks alles wilden voortzetten, rechtvaardigt haars inziens echter een compensatie van de kosten . Dat is ook mijn mening . Zoals de 272 verzoekers die formeel afstand van instantie hebben gedaan, zeer goed hadden begrepen, was het duidelijk, dat aan het beroep iedere rechtvaardiging was ontvallen, met name na de beschikking van 10 juni 1987 waarin het Hof zaak 321/81 zonder voorwerp had verklaard - in die zaak waren andere ambtenaren van het Centrum te Ispra tegen dezelfde salarisafrekeningen opgekomen als verzoekers, goeddeels met een beroep op dezelfde statutaire bepalingen; de analogie van die zaak met de onderhavige werd door verzoekers zelf onderstreept in de opmerkingen die zij op 2 december 1985 bij het Hof hebben ingediend -, en meer nog na de vaststelling door de Raad van verordening nr . 3294/88 .

21 . Ik geef het Hof derhalve in overweging, vast te stellen dat het beroep tot nietigverklaring van de salarisafrekeningen van verzoekers over de maanden februari en maart 1981, waarin het overeenkomstig verordening nr . 397/81 van de Raad na te betalen salaris was vastgesteld, zonder voorwerp is geraakt, met verwijzing van alle partijen in de eigen kosten .

(*) Oorspronkelijke taal : Frans .

( 1 ) Arrest van 6.10.1982, zaak 59/81, Commissie/Raad, Jurispr . 1982, blz . 3329 .