Hof van Justitie EU 10-07-1984 ECLI:EU:C:1984:258
Hof van Justitie EU 10-07-1984 ECLI:EU:C:1984:258
Gegevens
- Instantie
- Hof van Justitie EU
- Datum uitspraak
- 10 juli 1984
Conclusie van de advocaat-generaal
C. O. Lenz
van 10 juli 1984 (*)
Mijnheer de President,
mijne heren Rechters,
Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 19 december 1983, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen krachtens artikel 169 EEG-Verdrag beroep ingesteld strekkende tot vaststelling dat de Italiaanse Republiek de krachtens het EEG-Verdrag op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen, door niet binnen de gestelde termijn de nodige bepalingen vast te stellen om te voldoen aan richtlijn nr. 79/1071 van de Raad van 6 december 1979 (PB L 331 van 1979, blz. 10) houdende uitbreiding tot de belasting over de toegevoegde waarde van het bij richtlijn nr; 76/308 ingevoerde stelsel van wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit verrichtingen die deel uitmaken van het financieringsstelsel van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, alsmede van landbouwheffingen en douanerechten.
Volgens artikel 3 van de betrokken richtlijn dienden de Lid-Staten de nodige maatregelen in werking te doen treden om uiterlijk op 1 januari 1981 aan de richtlijn te voldoen.
De Italiaanse regering geeft toe, dat zij deze verplichting niet binnen de voorgeschreven termijn is nagekomen. Ter rechtvaardiging van haar stilzitten beroept zij zich in hoofdzaak op moeilijkheden in verband met de wetgevingsprocedure. Evenwel zou een nieuw wetsontwerp voor de omzetting van de richtlijn in voorbereiding zijn.
Die omstandigheden kunnen niet afdoen aan de aan de Italiaanse Republiek verweten tekortkoming. Het is vaste rechtspraak van het Hof dat een Lid-Staat zich, ter rechtvaardiging van de niet-nakoming van uit communautaire richtlijnen voortvloeiende verplichtingen, niet kan beroepen op bepalingen, praktijken of omstandigheden in zijn nationale rechtsorde.
Derhalve geef ik het Hof in overweging vast te stellen, dat de Italiaanse Republiek de krachtens het EEG-Verdrag op haar rustende verplichtingen met is nagekomen, door niet binnen de voorgeschreven termijn de nodige bepalingen vast te stellen om te voldoen aan richtlijn nr. 79/1071 van de Raad van 6 december 1979. Zoals gevorderd, dient de in het ongelijk gestelde partij overeenkomstig artikel 69, paragraaf 2, van het Reglement voor de procesvoering in de kosten te worden verwezen.