Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 21 januari 1987. - Michael Powell tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen. - Demande de reclassement. - Zaak 219/84.-

1 BIJ VERZOEKSCHRIFT NEERGELEGD TER GRIFFIE VAN HET HOF OP 28*AUGUSTUS 1984, HEEFT M.*POWELL, AMBTENAAR VAN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, BEROEP INGESTELD TOT NIETIGVERKLARING VAN DE BESLUITEN VAN DE COMMISSIE VAN 1*MAART 1974 WAARBIJ HIJ PER 11*FEBRUARI 1974 ALS AMBTENAAR OP PROEF IS AANGESTELD, EN VAN 31*OKTOBER 1974 WAARBIJ HIJ PER 11*NOVEMBER 1974 IN VASTE DIENST IS BENOEMD, DOCH SLECHTS VOOR ZOVER HIJ BIJ DIE BESLUITEN IS INGEDEELD IN DE RANG A*5, ALSMEDE VAN HET BESLUIT DAT HEM TER KENNIS IS GEBRACHT BIJ NOTA VAN DE DIRECTEUR-GENERAAL PERSONEELSZAKEN EN ALGEMEEN BEHEER VAN 6*JANUARI 1984, WAARIN HEM WERD MEEGEDEELD DAT ZIJN OORSPRONKELIJKE INDELING IN A*5 WERD GEHANDHAAFD .

2 BIJ ARREST VAN 14*NOVEMBER 1985 HEEFT HET HOF ( EERSTE KAMER ) EEN DOOR DE COMMISSIE TEGEN HET BEROEP OPGEWORPEN EXCEPTIE VAN NIET-ONTVANKELIJKHEID AFGEWEZEN EN DE BESLISSING OMTRENT DE KOSTEN AANGEHOUDEN .

3 VOOR DE FEITEN, HET PROCESVERLOOP EN DE MIDDELEN EN ARGUMENTEN VAN PARTIJEN WORDT VERWEZEN NAAR HET RAPPORT TER TERECHTZITTING . DEZE ELEMENTEN UIT HET DOSSIER WORDEN HIERNA SLECHTS WEERGEGEVEN VOOR ZOVER DIT NOODZAKELIJK IS VOOR DE REDENERING VAN HET HOF .

4 TOT STAVING VAN ZIJN BEROEP VOERT POWELL IN DE EERSTE PLAATS AAN, DAT HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG HEM TEN ONRECHTE IN DE RANG A*5 HEEFT INGEDEELD, TERWIJL HIJ INGEVOLGE HET BESLUIT VAN DE COMMISSIE VAN 6*JUNI 1973 INZAKE DE CRITERIA VOOR DE INDELING IN RANG EN SALARISTRAP BIJ AANWERVING, IN DE RANG A*4 HAD MOETEN WORDEN INGEDEELD .

5 VOLGENS ARTIKEL*3 VAN DIT BESLUIT KAN HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG IN AFWIJKING VAN ARTIKEL*1, LUIDENS HETWELK ELKE AMBTENAAR BIJ ZIJN AANSTELLING IN DE AANVANGSRANG VAN ZIJN LOOPBAAN WORDT INGEDEELD, BIJ WIJZE VAN UITZONDERING EN INDIEN DE PERSONEELSBEHOEFTEN ZULKS VEREISEN, EEN KANDIDAAT IN DE HOOGSTE RANG VAN DE AANVANGSLOOPBAAN OF DE MIDDENLOOPBAAN AANSTELLEN, WANNEER HIJ AAN BEPAALDE VOORWAARDEN VOLDOET . VOOR DE RANG A*4 MOET DE KANDIDAAT AANTONEN OVER EEN RELEVANTE BEROEPSERVARING VAN TEN MINSTE TWAALF JAAR TE BESCHIKKEN .

6 IN DE LOOP VAN DE PROCEDURE HEEFT DE COMMISSIE UITDRUKKELIJK ERKEND, DAT VERZOEKER REEDS BIJ ZIJN AANWERVING OP EEN RELEVANTE BEROEPSERVARING VAN TWAALF JAAR EN DRIE MAANDEN KON BOGEN EN DAT HET ADVIES DAT HET INDELINGSCOMITE OP 13*DECEMBER 1983 HAD UITGEBRACHT NAAR AANLEIDING VAN HET VERZOEK OM HERINDELING DAT POWELL OP 22*NOVEMBER 1983 OVEREENKOMSTIG EEN MEDEDELING VAN DE DIRECTEUR-GENERAAL PERSONEELSZAKEN EN ALGEMEEN BEHEER VAN 21*OKTOBER 1983 HAD INGEDIEND, OP EEN FEITELIJKE DWALING BERUST . IN DIT ADVIES, WAAROP HET IN DE NOTA VAN 6*JANUARI 1984 VERVATTE BESLUIT IS GEBASEERD, WERD NAMELIJK GESTELD DAT VERZOEKER ALS HOUDER VAN "EEN DIPLOMA VAN EEN KORTE UNIVERSITAIRE STUDIE" SLECHTS EEN BEROEPSERVARING VAN ELF JAAR EN DRIE MAANDEN HAD, TERWIJL UIT DE DOOR BETROKKENE OVERGELEGDE STUKKEN PERTINENT BLIJKT DAT HIJ EEN UNIVERSITAIRE STUDIE VAN VIER JAAR HEEFT VOLBRACHT EN DAT HIJ IN IEDER GEVAL MEER DAN TWAALF JAAR BEROEPSERVARING HEEFT, ZELFS WANNEER BIJ DE BEREKENING DAARVAN DE CRITERIA WORDEN TOEGEPAST DIE GELDEN BIJ EEN KORTE UNIVERSITAIRE STUDIE .

7 DE COMMISSIE BETOOGT EVENWEL DAT ZIJ OP GROND VAN ARTIKEL*3 VAN HAAR BESLUIT VAN 6*JUNI 1973 GEENSZINS VERPLICHT WAS OM VERZOEKER IN DE RANG A*4 AAN TE STELLEN, DAAR UIT DE BEWOORDINGEN VAN DEZE BEPALING DUIDELIJK BLIJKT DAT, ZELFS WANNEER EEN KANDIDAAT QUA BEROEPSERVARING AAN DE ALDAAR GESTELDE VOORWAARDEN VOLDOET, HET VOLLEDIG TER BEOORDELING VAN DE COMMISSIE STAAT, OF BEPAALDE PERSONEELSBEHOEFTEN AL DAN NIET EEN AFWIJKING VAN DE ALGEMENE INDELINGSREGELS RECHTVAARDIGEN .

8 VASTGESTELD MOET WORDEN DAT DE TENEUR VAN ARTIKEL*3 INDERDAAD VAN DIEN AARD IS, DAT HET BESLUIT OM EEN AMBTENAAR BIJ ZIJN AANWERVING IN DE HOOGSTE RANG VAN DE AANVANGSLOOPBAAN EN DE MIDDENLOOPBAAN AAN TE STELLEN, MOET WORDEN GEZIEN ALS EEN UITZONDERING OP DE ALGEMENE INDELINGSREGELS EN ALS EEN BESLUIT TER ZAKE WAARVAN DE ADMINISTRATIE IN IEDER GEVAL OVER EEN DISCRETIONAIRE BEVOEGDHEID BESCHIKT .

9 HET VOLSTAAT EVENWEL NIET DAT DE ADMINISTRATIE TER ZAKE OVER EEN DISCRETIONAIRE BEVOEGDHEID BESCHIKTE . ZIJ DIENDE DIE BEVOEGDHEID OOK VOLGENS DE REGELS UIT TE OEFENEN DOOR DE SITUATIE TOT IN DE DETAILS TE ONDERZOEKEN OP BASIS VAN JUISTE FEITELIJKE GEGEVENS . VERZOEKER IS ER NIET IN GESLAAGD HET BEWIJS TE LEVEREN DAT DE BESLUITEN VAN 1*MAART 1974, WAARBIJ HIJ ALS AMBTENAAR OP PROEF IS AANGESTELD, EN VAN 31 OKTOBER 1974, WAARBIJ HIJ IN VASTE DIENST IS BENOEMD, OP BASIS VAN EEN ONJUISTE BEOORDELING VAN DE FEITEN ZIJN VASTGESTELD .

10 DIT KAN NIET WORDEN GEZEGD VAN HET BESLUIT BEDOELD IN DE NOTA VAN DE DIRECTEUR-GENERAAL PERSONEELSZAKEN EN ALGEMEEN BEHEER VAN 6*JANUARI 1984 . UIT DEZE NOTA BLIJKT IMMERS, DAT HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG NA POWELLS VERZOEK VAN 22 NOVEMBER 1983 OM HERZIENING VAN ZIJN INDELING, TOT HANDHAVING VAN ZIJN OORSPRONKELIJKE INDELING IN DE RANG A*5 HEEFT BESLOTEN NA ONDERZOEK VAN HET DOSSIER EN OP BASIS VAN HET ADVIES DAT HET INDELINGSCOMITE TIJDENS ZIJN VERGADERING VAN 13*DECEMBER 1983 HAD UITGEBRACHT EN WAARIN VERZOEKERS ERKENDE BEROEPSERVARING VAN TWAALF JAAR EN DRIE MAANDEN TOT ELF JAAR EN DRIE MAANDEN WAS TERUGGEBRACHT .

11 BLIJKENS DE CONSIDERANS VAN DIT BESLUIT HEEFT HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG ZICH BIJ ZIJN AFWIJZING VAN POWELLS VERZOEK OM HERINDELING UITDRUKKELIJK GEBASEERD OP HET ADVIES VAN HET INDELINGSCOMITE, DAT ZICH KENNELIJK HAD VERGIST WAAR HET, TEN ONRECHTE ERVAN UITGAANDE DAT POWELL HOUDER WAS VAN EEN DIPLOMA VAN EEN KORTE UNIVERSITAIRE STUDIE, DIENS BEROEPSERVARING TOT ELF JAAR EN DRIE MAANDEN HAD TERUGGEBRACHT .

12 GELET OP EEN EN ANDER MOET WORDEN VASTGESTELD, DAT HET IN DE NOTA VAN 6*JANUARI 1984 BEDOELDE BESLUIT VAN HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG OP EEN KENNELIJKE DWALING TEN AANZIEN VAN DE FEITEN BERUST EN DERHALVE MOET WORDEN NIETIGVERKLAARD .

HET HOF VAN JUSTITIE ( EERSTE KAMER ),

RECHTDOENDE :

1 ) VERKLAART NIETIG HET BESLUIT BEDOELD IN DE NOTA VAN DE DIRECTEUR-GENERAAL PERSONEELSZAKEN EN ALGEMEEN BEHEER VAN 6*JANUARI 1984, WAARBIJ HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG VAN DE COMMISSIE AAN M.*POWELL MEEDEELDE DAT ZIJN OORSPRONKELIJKE INDELING IN A*5 WERD GEHANDHAAFD .

2 ) VERWIJST DE COMMISSIE IN DE KOSTEN, DAARONDER BEGREPEN DIE WELKE DOOR DE EXCEPTIE VAN NIET-ONTVANKELIJKHEID ZIJN VEROORZAAKT .

DE TENEUR VAN ARTIKEL*3 VAN HET BESLUIT VAN DE COMMISSIE VAN 6*JUNI 1973 INZAKE DE CRITERIA VOOR DE INDELING IN RANG EN SALARISTRAP BIJ AANWERVING IS VAN DIEN AARD DAT HET BESLUIT OM EEN AMBTENAAR BIJ ZIJN AANWERVING IN DE HOOGSTE RANG VAN DE AANVANGSLOOPBAAN EN DE MIDDENLOOPBAAN AAN TE STELLEN, MOET WORDEN GEZIEN ALS EEN UITZONDERING OP DE ALGEMENE INDELINGSREGELS EN ALS EEN BESLUIT TER ZAKE WAARVAN DE ADMINISTRATIE IN IEDER GEVAL OVER EEN DISCRETIONAIRE BEVOEGDHEID BESCHIKT .

++++

AMBTENAREN - AANWERVING - AANSTELLING IN RANG - REGELS VASTGESTELD DOOR COMMISSIE - AANSTELLING IN HOOGSTE RANG VAN LOOPBAAN - DISCRETIONAIRE BEVOEGDHEID VAN ADMINISTRATIE

KOSTEN

13 INGEVOLGE ARTIKEL*69, PARAGRAAF 2, VAN HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING MOET DE IN HET ONGELIJK GESTELDE PARTIJ IN DE KOSTEN WORDEN VERWEZEN . AANGEZIEN DE COMMISSIE OP DE WEZENLIJKE PUNTEN IN HET ONGELIJK IS GESTELD, DIENT ZIJ IN DE KOSTEN TE WORDEN VERWEZEN, DAARONDER BEGREPEN DIE WELKE DOOR DE EXCEPTIE VAN NIET-ONTVANKELIJKHEID ZIJN VEROORZAAKT .

IN ZAAK 219/84,

MICHAEL POWELL, AMBTENAAR VAN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, WONENDE TE BRUSSEL, VERTEGENWOORDIGD EN BIJGESTAAN DOOR V.*BIEL, ADVOCAAT TE LUXEMBURG, DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG TE DIENS KANTORE, 18 A, RUE DES GLACIS,

VERZOEKER,

TEGEN

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, VERTEGENWOORDIGD DOOR D.*GOULOUSSIS, LID VAN HAAR JURIDISCHE DIENST, ALS GEMACHTIGDE, DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG BIJ G.*KREMLIS, LID VAN HAAR JURIDISCHE DIENST, BATIMENT JEAN MONNET, KIRCHBERG,

VERWEERSTER,

BETREFFENDE EEN BEROEP TOT NIETIGVERKLARING VAN DE BESLUITEN VAN DE COMMISSIE VAN 1*MAART 1974 TOT AANSTELLING VAN VERZOEKER ALS AMBTENAAR OP PROEF PER 11*FEBRUARI 1974, EN VAN 31 OKTOBER 1974 TOT BENOEMING VAN VERZOEKER IN VASTE DIENST PER 11 NOVEMBER 1974, DOCH SLECHTS VOOR ZOVER HIJ BIJ DIE BESLUITEN IS INGEDEELD IN DE RANG A*5,

WIJST

HET HOF VAN JUSTITIE ( EERSTE KAMER ),

ADVOCAAT-GENERAAL : SIR GORDON SLYNN

GRIFFIER : P . HEIM

GEZIEN HET RAPPORT TER TERECHTZITTING EN TEN VERVOLGE OP DE MONDELINGE BEHANDELING OP 12*NOVEMBER 1986,

GEHOORD DE CONCLUSIE VAN DE ADVOCAAT-GENERAAL TER TERECHTZITTING VAN 12*NOVEMBER 1986,

HET NAVOLGENDE

ARREST