Home

Hof van Justitie EU 15-01-1987 ECLI:EU:C:1987:12

Hof van Justitie EU 15-01-1987 ECLI:EU:C:1987:12

Gegevens

Instantie
Hof van Justitie EU
Datum uitspraak
15 januari 1987

Uitspraak

Arrest van het Hof

15 januari 1987(*)

In zaak 365/85,

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur A. Prozzillo als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij G. Kremlis, bâtiment Jean Monnet, Kirchberg,

verzoekster, tegen

Italiaanse Republiek, vertegenwoordigd door L. Ferrari Bravo, hoofd van de dienst Diplomatieke geschillen, als gemachtigde, bijgestaan door J. Braguglia, avvocato dello Stato, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Italiaanse ambassade,

verweerster,

HET HOF VAN JUSTITIE,

samengesteld als volgt: C. Kakouris, kamerpresident, waarnemend voor de president, T. F. O'Higgins en F. Schockweiler, kamerpresidenten, G. Bosco, T. Koopmans, K. Bahlmann en G. C. Rodríguez Iglesias, rechters,

advocaatgeneraal: M. Darmon

griffier: P. Heim

gezien het rapport ter terechtzitting en ten vervolge op de mondelinge behandeling op 1 oktober 1986,

gehoord de conclusie van de advocaatgeneraal ter terechtzitting van 1 oktober 1986,

het navolgende

Arrest

Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 25 november 1985, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen krachtens artikel 169 EEG-Verdrag beroep ingesteld, strekkende tot vaststelling dat de Italiaanse Republiek, door niet binnen de gestelde termijn de nodige bepalingen vast te stellen om te voldoen aan de richtlijnen 77/101 van de Raad van 23 november 1976 betreffende de handel in enkelvoudige diervoeders (PB 1976, L 32, biz. 1), 79/372 van de Raad van 2 april 1979 tot wijziging van richtlijn 77/101 (PB 1979, L 86, biz. 29), 79/797 van de Commissie van 10 augustus 1979 tot wijziging van de bijlage bij richtlijn 77/101 (PB 1979, L 239, biz. 53) en 80/510 van de Commissie van 2 mei 1980 tot wijziging van de bijlage van richtlijn 77/101 (PB 1980, L 126, biz. 12), de krachtens het EEG-Verdrag op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

Doel van richtlijn 77/101 is de harmonisatie van de nationale wettelijke regelingen in de Lid-Staten op het gebied van de handel in enkelvoudige diervoeders. Zij werd gewijzigd bij richtlijn 79/372 van de Raad van 2 april 1979, terwijl de bijlage bij eerstgenoemde richtlijn werd gewijzigd bij richtlijnen 79/797 en 80/510. Krachtens deze wijzigingsrichtlijnen moesten de Lid-Staten uiterlijk op 1 januari 1981 de nodige maatregelen voor de omzetting van de richtlijnen vaststellen en de Commissie daarvan onverwijld in kennis stellen.

Omdat de Commissie van de Italiaanse regering geen enkele inlichting had ontvangen omtrent de omzetting van de betrokken richtlijnen en zij ook niet over andere inlichtingen beschikte, leidde zij de procedure van artikel 169 EEG-Verdrag in. Bij brief van 22 december 1983 stelde zij de verdragsschending vast en verzocht zij de Italiaanse regering om binnen een termijn van twee maanden haar opmerkingen te maken. De Italiaanse overheid antwoordde bij brief van 22 maart 1984. Op 7 juni 1985 bracht de Commissie een met redenen omkleed advies uit waarop niet is geantwoord. In die omstandigheden heeft de Commissie bij het Hof onderhavig beroep wegens niet-nakoming ingesteld.

In haar verweerschrift ontkent de Italiaanse regering de haar verweten inbreuk niet. Zij merkt evenwel op, dat voor de omzetting van de richtlijnen in nationaal recht wettelijke maatregelen moeten worden vastgesteld waarvan de inhoud wegens de complexiteit van de materie, niet makkelijk is te bepalen. Voorts deelt zij mee, dat een wetsontwerp ter uitvoering van deze richtlijnen in voorbereiding is en dat die procedure binnen afzienbare tijd zou moeten kunnen worden afgesloten.

Van mening dat de verdragsschending door de verklaring van de Italiaanse regering in haar verweerschrift afdoend is bewezen, heeft de Commissie van repliek afgezien.

Ter terechtzitting heeft de Italiaanse regering verklaard, dat bij de Senaat van de Republiek een machtigingswet in behandeling is, op grond waarvan de regering de uitvoeringsmaatregelen van de betrokken richtlijn — en van de richtlijnen betreffende samengestelde diervoeders — bij presidentieel decreet zal kunnen vaststellen, maar dat zij niet kon zeggen wanneer die wet zou worden aangenomen.

Opgemerkt zij, dat deze omstandigheden niet afdoen aan het feit, dat de Italiaanse Republiek haar verplichtingen niet is nagekomen. Volgens vaste rechtspraak van het Hof kan een Lid-Staat zich immers niet ten exceptieve op nationaalrechtelijke bepalingen, praktijken of situaties beroepen ter rechtvaardiging van de niet-nakoming van verplichtingen die in de richtlijnen van de Gemeenschap besloten liggen.

Mitsdien moet worden vastgesteld, dat de Italiaanse Republiek, door niet binnen de gestelde termijn de nodige bepalingen vast te stellen om te voldoen aan de richtlijnen 77/101, 79/372, 79/797 en 80/510, de krachtens het Verdrag op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

Kosten

Ingevolge artikel 69, paragraaf 2, van het Reglement voor de procesvoering moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen. Aangezien verweerster in het ongelijk is gesteld, moet zij in de kosten worden verwezen.

HET HOF VAN JUSTITIE,

rechtdoende, verstaat:

  1. Door niet binnen de gestelde termijn de nodige bepalingen vast te stellen om te voldoen aan de richtlijnen van de Raad 77/101 van 23 november 1976 betreffende de handel in enkelvoudige diervoeders (PB 1977, L 32, biz. 1) en 79/372 van 2 april 1979 houdende wijziging van richtlijn 77/101 (PB 1979, L 86, biz. 29), en van de richtlijnen van de Commissie 79/797 van 10 augustus 1979 (PB 1979, L 239, biz. 53) en 80/510 van 2 mei 1980 (PB 1980, L 126, biz. 12), beide houdende wijziging van de bijlage van richtlijn 77/101, is de Italiaanse Republiek de krachtens het EEG-Verdrag op haar rustende verplichtingen niet nagekomen.

  2. De Italiaanse Republiek wordt verwezen in de kosten van de procedure.

Kakouris

O'Higgins

Schockweiler

Bosco

Koopmans

Bahlmann

Rodríguez Iglesias

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 15 januari 1987.

De griffier

P. Heim

De waarnemend president

C. Kakouris

kamerpresident