Home

Hof van Justitie EU 16-12-1987 ECLI:EU:C:1987:558

Hof van Justitie EU 16-12-1987 ECLI:EU:C:1987:558

Gegevens

Instantie
Hof van Justitie EU
Datum uitspraak
16 december 1987

Uitspraak

Beschikking van het Hof van justitie

16 december 1987(*)

In zaak 132/85,

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseurs D. Gilmour en D. Gouioussis als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij G. Kremlis, bâtiment Jean Monnet, Kirchberg,

verzoekster, tegen

Helleense Republiek, vertegenwoordigd door Y. Kranidiotis, bijzonder adviseur bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, en L. Stefanou, juridisch adviseur bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Griekse ambassade, 117, Val Sainte-Croix,

verweerster,

betreffende een verzoek aan het Hof om vast te stellen dat Griekenland,

  • door niet de nodige nationale maatregelen te treffen voor het volgen van de richtlijn van 11 mei 1960 voor de uitvoering van artikel 67 (PB 1960, blz. 921), zoals gewijzigd bij richtlijn 63/21/EEG (PB 1963, blz. 62),

  • door de bepalingen van genoemde richtlijn niet toe te passen op een particulier die zich daarop kan beroepen, doordat het niet heeft toegestaan dat deze de liquidatieopbrengst van zijn beleggingen vrijelijk repatrieert — ofschoon deze repatriëring krachtens artikel 2 van de richtlijn onvoorwaardelijk is vrijgemaakt — of die liquidatieopbrengst op een convertibele rekening in Griekenland plaatst, en

  • door geen toestemming te verlenen om de rente over de rente uit genoemde beleggingen vrijelijk uit Griekenland over te maken,

de krachtens de Toetredingsakte van de Helleense Republiek tot de Europese Gemeenschap en het EEG-Verdrag op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen,

geeft

HET HOF VAN JUSTITIE

samengesteld als volgt: A. J. Mackenzie Stuart, president, G. Bosco, O. Due, J. C. Moitinho de Almeida en G. C. Rodríguez Iglesias, kamerpresidenten, T. Koopmans, U. Everling, K. Bahlmann, Y. Galmot, C. Kakouris, R. Joliét, T. F. O'Higgins en F. Schockweiler, rechters,

advocaatgeneraal: M. Darmon

griffier: P. Heim

gehoord de advocaatgeneraal,

de navolgende

Beschikking

Bij brief neergelegd ter griffie van het Hof op 11 november 1987, heeft de Commissie het Hof overeenkomstig artikel 78 van het Reglement voor de procesvoering meegedeeld dat zij afstand doet van instantie, met verzoek om de Helleense Republiek krachtens artikel 69, paragraaf 4, van het Reglement voor de procesvoering in de kosten te verwijzen.

De Helleense Republiek heeft niet binnen de gestelde termijn opmerkingen over de afstand van instantie ingediend.

Ingevolge artikel 69, paragraaf 4, van het Reglement voor de procesvoering wordt de partij die verklaart afstand te doen van instantie, in de proceskosten veroordeeld, tenzij deze afstand door de houding der wederpartij wordt gerechtvaardigd.

In dit geval wordt de afstand van instantie van de Commissie gerechtvaardigd door de houding van de Helleense Republiek, die pas nadat de Commissie beroep had ingesteld de nodige maatregelen heeft getroffen voor het volgen van de richtlijn van 11 mei 1960 voor de uitvoering van artikel 67 EEG-Verdrag.

De Helleense Republiek moet derhalve in de kosten worden verwezen.

HET HOF VAN JUSTITIE

beschikt:

  1. Zaak 132/85 wordt doorgehaald in het register van het Hof.

  2. De Helleense Republiek wordt in de kosten verwezen.

Luxemburg, 16 december 1987

De griffier

P. Heim

De president

A. J. Mackenzie Stuart