Home

Arrest van het Hof van 14 oktober 1987.

Arrest van het Hof van 14 oktober 1987.

1 BIJ VERZOEKSCHRIFT, NEERGELEGD TER GRIFFIE VAN HET HOF OP 5 JULI 1985, HEEFT DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN KRACHTENS ARTIKEL 169 EEG-VERDRAG BEROEP INGESTELD STREKKENDE TOT VASTSTELLING, DAT DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND DE KRACHTENS HET EEG-VERDRAG OP HAAR RUSTENDE VERPLICHTINGEN NIET IS NAGEKOMEN DOOR NIET ALLE NODIGE WETTELIJKE EN BESTUURSRECHTELIJKE MAATREGELEN TE TREFFEN OM TE VOLDOEN AAN RICHTLIJN*79/831/EEG VAN DE RAAD VAN 18 SEPTEMBER 1979 HOUDENDE ZESDE WIJZIGING VAN RICHTLIJN*67/548/EEG BETREFFENDE DE AANPASSING VAN DE WETTELIJKE EN BESTUURSRECHTELIJKE BEPALINGEN INZAKE DE INDELING, DE VERPAKKING EN HET KENMERKEN VAN GEVAARLIJKE STOFFEN ( PB 1979, L 259, BLZ . 10 ).

2 DE COMMISSIE IS VAN MENING, DAT DOOR DE GETROFFEN MAATREGELEN, IN HET BIJZONDER HET CHEMIKALIENGESETZ VAN 16 SEPTEMBER 1980 ( BGBL.*I, BLZ.*1718 ) EN DE VERORDNUNG UEBER GEFAEHRLICHE ARBEITSSTOFFE VAN 11 FEBRUARI 1982 ( BGBL ., BLZ.*144 ), DE RICHTLIJN NIET BEVREDIGEND IN HET NATIONALE RECHT IS OMGEZET .

3 NA DE OPMERKINGEN VAN DE DUITSE REGERING WAARIN ZIJ MET NAME VERKLAARDE, DAT IN DE INMIDDELS VASTGESTELDE VERORDNUNG UEBER GEFAEHRLICHE STOFFE VAN 18*DECEMBER 1985 TEN VOLLE REKENING WAS GEHOUDEN MET HET STANDPUNT VAN DE COMMISSIE, HEEFT DE COMMISSIE BIJ REPLIEK EN BIJ EEN NA DE MONDELINGE BEHANDELING AAN HET HOF GERICHTE BRIEF VAN 25*FEBRUARI 1987 SOMMIGE VAN DE IN HET VERZOEKSCHRIFT AANGEVOERDE GRIEVEN INGETROKKEN . BIJGEVOLG MOETEN ALLEEN NOG DE GRIEVEN WORDEN BEHANDELD, DIE ZIJ HEEFT GEHANDHAAFD .

4 VOOR DE FEITEN VAN DE ZAAK, HET PROCESVERLOOP EN DE MIDDELEN EN ARGUMENTEN VAN PARTIJEN WORDT VERWEZEN NAAR HET RAPPORT TER TERECHTZITTING . DEZE ELEMENTEN WORDEN HIERNA SLECHTS WEERGEGEVEN VOOR ZOVER DAT VOOR DE REDENERING VAN HET HOF NOODZAKELIJK IS .

ARTIKEL*11, LID*3, VAN DE RICHTLIJN

5 INGEVOLGE ARTIKEL*11, LID*3, VAN RICHTLIJN*67/548, ZOALS GEWIJZIGD BIJ RICHTLIJN*79/831, MAG DE NAAM VAN EEN NIET ALS GEVAARLIJK INGEDEELDE STOF GEDURENDE DRIE JAAR IN CODEVORM WORDEN VERMELD OP DE LIJST DIE DE COMMISSIE KRACHTENS ARTIKEL*13, LID*2, BIJHOUDT, INDIEN DE BEVOEGDE INSTANTIE BIJ WIE DE AANMELDING IS GEDAAN, DAAROM VERZOEKT, OMDAT OPENBAARMAKING VAN DE NAAM VAN DIE STOF PROBLEMEN IN VERBAND MET DE VERTROUWELIJKHEID ZOU SCHEPPEN . IN HAAR VERZOEKSCHRIFT VERWIJT DE COMMISSIE DE DUITSE*REGERING, DAT DEZE MOGELIJKHEID NIET IN HET NATIONALE RECHT IS OVERGENOMEN, WAARDOOR DE DOOR DEZE BEPALING VAN DE RICHTLIJN BEOOGDE GEHEIMHOUDING NIET GEWAARBORGD IS . IN REPLIEK VOERT ZIJ ECHTER AAN, DAT ALS GEVOLG VAN HET NIET-OMZETTEN VAN ARTIKEL*11, LID*3, IN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND DE KENNISGEVER VOOR ONBEPERKTE DUUR AANSPRAAK KAN MAKEN OP GEHEIMHOUDING VAN DE CHEMISCHE NAAM VAN DE STOF, TERWIJL DE RICHTLIJN DE GEHEIMHOUDING BEPERKT TOT EEN PERIODE VAN DRIE JAAR .

6 DE DUITSE*REGERING MERKT OP DAT, TERWIJL IN HET VERZOEKSCHRIFT WERD GEKLAAGD OVER EEN ONTOEREIKENDE GARANTIE VAN DE GEHEIMHOUDING ALS DOOR DE GENOEMDE GEMEENSCHAPSBEPALING BEOOGD, DE COMMISSIE HAAR IN REPLIEK INTEGENDEEL VERWIJT, DAT DE GEHEIMHOUDING VOOR ONBEPERKTE TIJD WORDT VERZEKERD . ZIJ STELT DAT DEZE GRIEF NOCH IN HET VERZOEKSCHRIFT NOCH TIJDENS DE PRECONTENTIEUZE PROCEDURE IS AANGEVOERD, MAAR VOOR HET EERST IN REPLIEK, ZODAT HIJ NIET-ONTVANKELIJK IS .

7 DIENAANGAANDE MOET WORDEN OPGEMERKT, DAT ARTIKEL*11, LID*3, VAN DE RICHTLIJN TWEE VOORSCHRIFTEN BEVAT : IN DE EERSTE PLAATS KUNNEN VOLGENS DE EERSTE ALINEA DE BEVOEGDE INSTANTIES DE COMMISSIE VERZOEKEN OM DE BIJ HEN AANGEMELDE STOF IN CODEVORM OP TE NEMEN IN DE LIJST DIE DE COMMISSIE OVEREENKOMSTIG DE IN HAAR BESLUIT NR.*85/71 VAN 21 DECEMBER 1984 ( PB*1985, L*30, BLZ.*33 ) VASTGESTELDE REGELS BIJHOUDT; IN DE TWEEDE PLAATS MAG VOLGENS DE TWEEDE ALINEA "DE VERMELDING OP DE LIJST VAN DE CODENAAM NIET LANGER DAN DRIE JAAR ... DUREN ".

8 HOEWEL DE COMMISSIE IN HAAR VERZOEKSCHRIFT NAAR ARTIKEL*11, LID*3, ALS ZODANIG VERWIJST, BLIJKT UIT DE DOOR HAAR AAN DE VERWETEN NIET-NAKOMING TOEGESCHREVEN GEVOLGEN, TE WETEN EEN ONTOEREIKENDE GARANTIE VAN DE GEHEIMHOUDING, DAT ZIJ IN*FEITE DE EERSTE ALINEA VAN DEZE BEPALING BEDOELDE . NA DE DOOR DE DUITSE REGERING IN HAAR VERWEERSCHRIFT GEGEVEN OPHELDERING VERWIJT DE COMMISSIE HAAR VERVOLGENS IN REPLIEK, DAT DE NATIONALE WETGEVING EEN ONBEPERKTE GEHEIMHOUDING MOGELIJK MAAKT, WELKE GRIEF SLECHTS OP ARTIKEL*11, LID*3, TWEEDE ALINEA, BETREKKING KAN HEBBEN .

9 HIERUIT VOLGT, DAT DE COMMISSIE DE OORSPRONKELIJK IN HET VERZOEKSCHRIFT GEFORMULEERDE GRIEF HEEFT INGETROKKEN, ZODAT DEZE GEEN VOORWERP VAN GESCHIL MEER UITMAAKT, EN DAT ZIJ BIJ REPLIEK EEN NIEUWE GRIEF HEEFT OPGEWORPEN, DIE ZIJ IN DE VOORGAANDE STADIA VAN DE PROCEDURE NOG NIET HAD AANGEVOERD; DEZE GRIEF IS DERHALVE TARDIEF EN DUS NIET-ONTVANKELIJK .

10 BIJGEVOLG IS DE GRIEF VAN DE COMMISSIE NIET-ONTVANKELIJK .

DE ARTIKELEN 15 EN 16 VAN DE RICHTLIJN

11 VOLGENS DEZE BEPALINGEN TREFFEN DE LID-STATEN DE NODIGE MAATREGELEN OPDAT GEVAARLIJKE STOFFEN SLECHTS IN DE HANDEL KUNNEN WORDEN GEBRACHT INDIEN ZIJ, WAT DE VERPAKKING EN HET KENMERKEN BETREFT, VOLDOEN AAN DE IN DEZE ARTIKELEN GESTELDE VEREISTEN .

12 DE COMMISSIE STELT, DAT KRACHTENS DE DUITSE REGELING DE VERPLICHTINGEN VAN DE RICHTLIJN ALLEEN GELDEN TEN AANZIEN VAN DE VOOR INDUSTRIEEL GEBRUIK BESTEMDE GEVAARLIJKE STOFFEN EN NIET TEN AANZIEN VAN DE VOOR HUISHOUDELIJK GEBRUIK OF VERBRUIK BESTEMDE STOFFEN, HOEWEL OOK DEZE ONDER DE WERKINGSSFEER VAN DE RICHTLIJN VALLEN, GELET OP DE RUIME FORMULERING VAN ARTIKEL*1 . IN HET BIJZONDER IS DE COMMISSIE VAN MENING, DAT PARAGRAAF*13 VAN HET CHEMIKALIENGESETZ NIET MEER DOET DAN HET OPENEN VAN DE MOGELIJKHEID OM NATIONALE REGELS VAST TE STELLEN TEN AANZIEN VAN DE VOOR HUISHOUDELIJK GEBRUIK OF VERBRUIK BESTEMDE GEVAARLIJKE STOFFEN, AANGEZIEN IN HET DERDE LID IS BEPAALD DAT DEZE STOFFEN KUNNEN WORDEN INGEDEELD . VAN DEZE MOGELIJKHEID ZOU TOT NU TOE ECHTER ENKEL GEBRUIK ZIJN GEMAAKT VOOR GEVAARLIJKE STOFFEN VOOR INDUSTRIEEL GEBRUIK ( IN DE ARBEITSSTOFFVERORDNUNG ), MAAR NIET VOOR GEVAARLIJKE STOFFEN DIE VOOR HUISHOUDELIJK GEBRUIK OF VERBRUIK ZIJN BESTEMD ( HUISHOUDARTIKELEN ).

13 DE DUITSE REGERING BETOOGT, DAT DE GRIEF VAN DE COMMISSIE IS OPGELOST, OMDAT OP 18*DECEMBER 1985 DE REEDS IN HET ONTWERP-STADIUM AAN DE COMMISSIE MEEGEDEELDE GEFAHRSTOFFVERORDNUNG IS VASTGESTELD, DIE GEHEEL IN OVEREENSTEMMING IS MET HET STANDPUNT VAN DE COMMISSIE TEN AANZIEN VAN DE BETWISTE PUNTEN .

14 DIENAANGAANDE MOET WORDEN OPGEMERKT, DAT MET DEZE NA DE INSTELLING VAN HET BEROEP VASTGESTELDE VERORDENING GEEN REKENING KAN WORDEN GEHOUDEN : WELISWAAR HEEFT DE COMMISSIE ZICH TER TERECHTZITTING HET RECHT VOORBEHOUDEN OM DE GRIEF EVENTUEEL IN TE TREKKEN, DOCH ZIJ HEEFT DIT UITEINDELIJK NIET GEDAAN .

15 DE DUITSE REGERING STELT VOORTS, DAT REEDS VOORDAT VOORMELDE VERORDENING VAN KRACHT WERD, DE ARBEITSSTOFFVERORDNUNG DE WERKING VAN DE BETROKKEN BEPALINGEN VAN DE RICHTLIJN VOLLEDIG HAD GEWAARBORGD .

16 VOLGENS DE DUITSE REGERING BEVAT PARAGRAAF*13, LID*1, VAN HET CHEMIKALIENGESETZ VEREISTEN VOOR HET KENMERKEN EN VERPAKKEN -*"OP WETENSCHAPPELIJK VERANTWOORDE WIJZE "*-, DIE GELDEN ZOWEL VOOR DE STOFFEN VERMELD IN DE BIJLAGE BIJ DE ARBEITSSTOFFVERORDNUNG, ALS VOOR ALLE ANDERE GEVAARLIJKE STOFFEN, EN DUS VOOR ALLE GEVAARLIJKE STOFFEN IN DE ZIN VAN ARTIKEL*2, LID*2, VAN DE RICHTLIJN . DEZE BEPALING ZOU WORDEN AANGEVULD DOOR PARAGRAAF*14 VAN DEZELFDE WET, WAARIN OP GEDETAILLEERDE WIJZE WORDT VOORGESCHREVEN HOE TER BESCHERMING VAN LEVEN, GEZONDHEID EN MILIEU HET KENMERKEN EN VERPAKKEN MOETEN GESCHIEDEN .

17 ZOALS DE DUITSE REGERING HEEFT AANGEGEVEN, GELDT INGEVOLGE PARAGRAAF*13, LID*1, VAN HET CHEMIKALIENGESETZ DE VERPLICHTING TOT INDELING, VERPAKKING EN KENMERKING VOOR ALLE GEVAARLIJKE STOFFEN EN PREPARATEN, ZONDER ONDERSCHEID . HET IS WELISWAAR JUIST, DAT ER VOLGENS PARAGRAAF*13, LID*1, EERSTE ZIN, EEN VERORDENING INZAKE DE INDELING VAN DEZE STOFFEN EN PREPARATEN MOET WORDEN VASTGESTELD EN DAT EEN DERGELIJKE VERORDENING TOT DUSVER ALLEEN TEN AANZIEN VAN DE VOOR INDUSTRIEEL GEBRUIK BESTEMDE GEVAARLIJKE STOFFEN IS VASTGESTELD; VOLGENS DEZE BEPALING ECHTER IS DE VASTSTELLING VAN EEN DERGELIJKE VERORDENING GEEN VOORWAARDE VOOR DE GELDING VAN DE BEDOELDE VERPLICHTING . DEZE VASTSTELLING WORDT NOG VERSTERKT DOOR PARAGRAAF*14 VAN DEZELFDE WET, WAARIN VOOR EEN IEDER OP WIE DEZE VERPLICHTING RUST, DE AARD VAN DE VERPAKKING EN VAN DE KENMERKING OP GEDETAILLEERDE WIJZE WORDT VOORGESCHREVEN .

18 BIJGEVOLG MOET WORDEN VASTGESTELD, DAT MET PARAGRAAAF*13, LID*1, VAN HET CHEMIKALIENGESETZ DE IN DE ARTIKELEN 15 EN 16 VAN RICHTLIJN*79/831 NEERGELEGDE ALGEMENE VERPLICHTING IN HET NATIONALE RECHT IS OMGEZET .

19 MITSDIEN IS DE GRIEF VAN DE COMMISSIE ONGEGROND .

ARTIKEL*16, LID*2, SUB*F

20 VOLGENS DEZE BEPALING IS HET VERBODEN OM OP HET ETIKET OF DE VERPAKKING VAN STOFFEN DIE ONDER DE RICHTLIJN VALLEN, AANDUIDINGEN ALS "NIET*GIFTIG" EN "NIET SCHADELIJK" AAN TE BRENGEN . NAAR DE MENING VAN DE COMMISSIE IS DIT VERBOD NIET IN HET DUITSE RECHT OMGEZET .

21 DE DUITSE REGERING STELT, DAT DIT VERBOD IS TE VINDEN IN DE "TECHNISCHE REGELN ZUR VERORDNUNG UEBER GEFAEHRLICHE ARBEITSSTOFFE ". HOEWEL DEZE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN FORMEEL GEEN RECHTSREGELS ZIJN, ZOUDEN ZIJ TOCH ALS VERBINDEND ZIJN TE BESCHOUWEN, OMDAT ZOWEL DE EERDERGENOEMDE WET ALS VOORMELDE VERORDENING NAAR DEZE VOORSCHRIFTEN VERWIJZEN . ALS GEVOLG VAN DEZE VERWIJZINGEN ZOU EEN INBREUK OP DEZE VOORSCHRIFTEN TEVENS EEN INBREUK BETEKENEN OP DE WET, DIE TOT NALEVING VAN DEZE REGELS VERPLICHT .

22 ZONDER DAT BEHOEFT TE WORDEN ONDERZOCHT OF DE "TECHNISCHE REGELN" WAAROP DE DUITSE REGERING ZICH BEROEPT, INDERDAAD EEN VERBOD BEVATTEN ALS NEERGELEGD IN ARTIKEL 16, LID 2, SUB F, VAN DE RICHTLIJN -*WAT DE COMMISSIE BETWIST *-, KAN WORDEN VASTGESTELD DAT DE ENIGE BEPALING IN DE VERORDNUNG UEBER GEFAEHRLICHE ARBEITSSTOFFE, WAARIN NAAR DE "TECHNISCHE REGELN" WORDT VERWEZEN, TE WETEN PAARAGRAAF*12, SLECHTS VERPLICHTINGEN VOOR DE WERKGEVERS BEVAT OP HET GEBIED VAN DE VEILIGHEID, DE ARBEIDSGENEESKUNDE EN DE HYGIENE BIJ GEBRUIK VAN DEZE STOFFEN . ZIJ HEEFT DUS GEEN BETREKKING OP HET KENMERKEN, WAAROM HET HIER GAAT .

23 DEZE GRIEF VAN DE COMMISSIE IS DERHALVE GEGROND .

ARTIKEL 16, LID 2, SUB D

24 VOLGENS DE COMMISSIE HOUDT ARTIKEL 16, LID 2, SUB*D ( JUNCTIS DE ARTIKELEN*2, LID*2, SUB*L, EN 16, LID*2, DERDE STREEPJE ) VAN DE RICHTLIJN DE VERPLICHTING IN OM BIJ ALLE KANKERVERWEKKENDE STOFFEN, ZONDER ENIGE UITZONDERING, OP DE VERPAKKING DOOR MIDDEL VAN HET OPSCHRIFT "KANKERVERWEKKEND" AAN TE GEVEN, WELKE GEVAREN AAN HET GEBRUIK VAN DEZE STOFFEN VERBONDEN ZIJN . IN PARAGRAAF*5, LID*1, LAATSTE ALINEA, VAN DE ARBEITSSTOFFVERORDNUNG ZOU ECHTER EEN UITZONDERING ZIJN GEMAAKT VOOR STOFFEN DIE BIJ NORMAAL GEBRUIK NIET KANKERVERWEKKEND KUNNEN ZIJN .

25 DE DUITSE REGERING VOERT HIERTEGEN AAN, DAT RICHTLIJN*79/831 GEEN VOORSCHRIFTEN BEVAT INZAKE HET KENMERKEN VAN KANKERVERWEKKENDE STOFFEN DIE VOOR INDUSTRIEEL GEBRUIK ZIJN BESTEMD . DIT IS GEREGELD IN RICHTLIJN*83/467 VAN DE COMMISSIE VAN 29 JULI 1983 HOUDENDE VIJFDE AANPASSING VAN RICHTLIJN*67/548/EEG ( PB 1983, L*257, BLZ.*1 ), WAAROP HET BEROEP VAN DE COMMISSIE ECHTER GEEN BETREKKING HEEFT .

26 VASTGESTELD MOET WORDEN DAT, HOEWEL RICHTLIJN*83/467 DATEERT VAN VOOR DE SCHRIFTELIJKE INGEBREKESTELLING, DEZE RICHTLIJN IN HET VERZOEKSCHRIFT NIET ALS GRONDSLAG VAN HET BEROEP IS AANGEVOERD, DOCH VOOR HET EERST IN REPLIEK TER SPRAKE IS GEBRACHT, ZOALS DE DUITSE REGERING TERECHT OPMERKT .

27 DEZE GRIEF VAN DE COMMISSIE MOET DERHALVE WORDEN VERWORPEN .

ARTIKEL 16, LID 4, VAN DE RICHTLIJN

28 ARTIKEL 16, LID 2, VAN DE RICHTLIJN SCHRIJFT VOOR, DAT OP ELKE VERPAKKING SYMBOLEN MOETEN WORDEN AANGEBRACHT DIE DE AAN HET GEBRUIK VAN DE STOFFEN VERBONDEN GEVAREN AANGEVEN . ARTIKEL*16, LID*4, REGELT HET GEVAL, DAT VOOR EEN STOF MEER DAN EEN WAARSCHUWINGSSYMBOOL MOET WORDEN GEBRUIKT; HET SCHRIJFT VOOR, WELK SYMBOOL IN EEN BEPAALD GEVAL VERPLICHT IS EN VAN WELKE SYMBOLEN HET GEBRUIK FACULTATIEF IS . DE COMMISSIE VERWIJT DE DUITSE REGERING DEZE LAATSTE BEPALING NIET IN DE NATIONALE REGELING TE HEBBEN OVERGENOMEN .

29 DE DUITSE REGERING HOUDT STAANDE, DAT DIT ONDERDEEL VAN DE RICHTLIJN IS GEREGELD IN DE EERDERGENOEMDE "TECHNISCHE*REGELN ".

30 NIET VALT VOL TE HOUDEN, DAT DE RICHTLIJN DOOR DEZE "TECHNISCHE REGELN" NAAR BEHOREN IN HET NATIONALE RECHT WORDT OMGEZET . IN DE VOORMELDE DUITSE VERORDENING WORDT IMMERS IN ZOVERRE NIET AAN DEZE REGELS GEREFEREERD, ZODAT ZIJ JURIDISCH GEEN BETEKENIS HEBBEN .

31 DE ONDERHAVIGE GRIEF VAN DE COMMISSIE IS DUS GEGROND .

32 UIT HET VOORGAANDE VOLGT, DAT DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, DOOR NIET ALLE NODIGE WETTELIJKE EN BESTUURSRECHTELIJKE MAATREGELEN VAST TE STELLEN OM TE VOLDOEN AAN RICHTLIJN*79/831 VAN DE RAAD VAN 18 SEPTEMBER 1979 HOUDENDE ZESDE WIJZIGING VAN RICHTLIJN*67/548/EEG BETREFFENDE DE AANPASSING VAN DE WETTELIJKE EN BESTUURSRECHTELIJKE BEPALINGEN INZAKE DE INDELING, DE VERPAKKING EN HET KENMERKEN VAN GEVAARLIJKE STOFFEN, DE KRACHTENS HET VERDRAG OP HAAR RUSTENDE VERPLICHTINGEN NIET IS NAGEKOMEN .

HET HOF VAN JUSTITIE,

RECHTDOENDE, VERSTAAT :

1 ) DOOR NIET ALLE NODIGE WETTELIJKE EN BESTUURSRECHTELIJKE MAATREGELEN VAST TE STELLEN OM TE VOLDOEN AAN RICHTLIJN*79/831 VAN DE RAAD VAN 18 SEPTEMBER 1979 HOUDENDE ZESDE WIJZIGING VAN RICHTLIJN 67/548/EEG BETREFFENDE DE AANPASSING VAN DE WETTELIJKE EN BESTUURSRECHTELIJKE BEPALINGEN INZAKE DE INDELING, DE VERPAKKING EN HET KENMERKEN VAN GEVAARLIJKE STOFFEN, IS DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND DE KRACHTENS HET VERDRAG OP HAAR RUSTENDE VERPLICHTINGEN NIET NAGEKOMEN .

2 ) ELK DER PARTIJEN ZAL DE EIGEN KOSTEN DRAGEN .

++++

LID-STATEN - VERPLICHTINGEN - UITVOERING VAN RICHTLIJNEN - NIET-NAKOMING - UITVOERING DOOR MIDDEL VAN "TECHNISCHE REGELS" ZONDER JURIDISCHE BETEKENIS - ONTOELAATBAARHEID

( EEG-VERDRAG, ARTIKEL*189, DERDE ALINEA; RICHTLIJN VAN DE RAAD 67/548, GEWIJZIGD BIJ RICHTLIJN 79/831 )

KOSTEN

33 INGEVOLGE ARTIKEL 69, PARAGRAAF 2, VAN HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING MOET DE IN HET ONGELIJK GESTELDE PARTIJ IN DE KOSTEN WORDEN VERWEZEN . INGEVOLGE PARAGRAAF 3, EERSTE ALINEA, VAN DIT ARTIKEL KAN HET HOF DE PROCESKOSTEN ECHTER GEHEEL OF GEDEELTELIJK COMPENSEREN, INDIEN PARTIJEN ONDERSCHEIDENLIJK OP EEN OF MEER PUNTEN IN HET ONGELIJK WORDEN GESTELD, EN VOORTS WEGENS BIJZONDERE REDENEN .

34 AANGEZIEN BEIDE PARTIJEN OP VERSCHILLENDE PUNTEN IN HET ONGELIJK ZIJN GESTELD, DIENT ELK DER PARTIJEN DE EIGEN KOSTEN TE DRAGEN .

IN ZAAK 208/85,

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, VERTEGENWOORDIGD DOOR C.*BAIL EN J.*GRUNWALD, LEDEN VAN DE JURIDISCHE DIENST, DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG BIJ G.*KREMLIS, LID VAN DE JURIDISCHE DIENST, BATIMENT JEAN MONNET, KIRCHBERG,

VERZOEKSTER,

TEGEN

BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, VERTEGENWOORDIGD DOOR M.*SEIDEL, MINISTERIALRAT, EN P.*ROHLAND, OBERREGIERUNGSRAT BIJ HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN, BIJGESTAAN DOOR D.*KNOPP, ADVOCAAT TE KEULEN, DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG TER KANSELARIJ VAN DE DUITSE AMBASSADE, 2O-22, AVENUE EMILE-REUTER,

VERWEERSTER,

BETREFFENDE EEN VERZOEK AAN HET HOF OM VAST TE STELLEN DAT DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND DE KRACHTENS HET EEG-VERDRAG OP HAAR RUSTENDE VERPLICHTINGEN NIET IS NAGEKOMEN DOOR NOG NIET DE NODIGE MAATREGELEN TE HEBBEN GETROFFEN OM TE VOLDOEN AAN RICHTLIJN*79/831/EEG VAN DE RAAD VAN 18 SEPTEMBER 1979 HOUDENDE ZESDE WIJZIGING VAN RICHTLIJN*67/548/EEG BETREFFENDE DE AANPASSING VAN DE WETTELIJKE EN BESTUURSRECHTELIJKE BEPALINGEN INZAKE DE INDELING, DE VERPAKKING EN HET KENMERKEN VAN GEVAARLIJKE STOFFEN,

WIJST

HET HOF VAN JUSTITIE,

ADVOCAAT-GENERAAL : J.*L.*DA*CRUZ*VILACA

GRIFFIER : D.*LOUTERMAN, ADMINISTRATEUR

GEZIEN HET RAPPORT TER TERECHTZITTING EN TEN VERVOLGE OP DE MONDELINGE BEHANDELING OP 11 FEBRUARI 1987,

GEHOORD DE CONCLUSIE VAN DE ADVOCAAT-GENERAAL TER TERECHTZITTING VAN 7*APRIL 1987,

HET NAVOLGENDE,

ARREST