Hof van Justitie EU 16-03-1988 ECLI:EU:C:1988:157
Hof van Justitie EU 16-03-1988 ECLI:EU:C:1988:157
Gegevens
- Instantie
- Hof van Justitie EU
- Datum uitspraak
- 16 maart 1988
Conclusie van advocaat-generaal
M. Darmon
van 16 maart 1988(*)
Mijnheer de President,
mijne beren Rechters,
Met het onderhavige beroep verzoekt de Commissie het Hof vast te stellen, dat de Italiaanse Republiek bij de vaststelling van de prijzen van farmaceutische produkten de krachtens artikel 30 EEG-Verdrag op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen. Zij klaagt in wezen, dat de door de verwerende Lid-Staat vastgestelde methode op criteria is gebaseerd die specifiek zijn voor de Italiaanse situatie, die nationale produkten bevoordelen en derhalve de afzet van ingevoerde produkten bemoeilijken.
De Italiaanse Republiek heeft meegedeeld, dat zij voornemens is de methode zo spoedig mogelijk te wijzigen om elk vermoeden van discriminatie ten detrimente van ingevoerde produkten op te heffen.
Inderdaad worden in de Italiaanse regeling nationale produkten in verscheidene opzichten uitdrukkelijk bevoordeeld. Volgens de in punt A.1 van het besluit van het interministerieel comité voor de economische programmering van 11 oktober 1984 (hierna: ICEP) neergelegde beginselen moet de methode ter bepaling van de prijzen van farmaceutische produkten gericht zijn op de ontwikkeling van de binnenlandse farmaceutische sector. Voorts is in punt 1.1 van het besluit van het interministerieel comité voor de prijzen van 24 oktober 1984 vermeld, dat „rekening moet worden gehouden met de beoogde ontwikkeling van de produktieve investeringen op het nationale grondgebied”.(*)
Deze doelstellingen vindt men terug in punt B.4.1 van het besluit van het ICEP, waar is bepaald dat het aandeel van de researchkosten, dat in de regel niet hoger mag zijn dan 10%, tot 12% mag stijgen wanneer de researchactiviteiten aanleiding hebben gegeven tot belangrijke investeringen op nationaal grondgebied. Van gelijke strekking is punt B.4.2, dat bepaalt dat bijzonder oorspronkelijke en baanbrekende farmaceutische specialiteiten in aanmerking komen voor een verhoging met 20% in gewone gevallen en 40% wanneer het gaat om produkten die het resultaat zijn van uitsluitend op het nationale grondgebied verrichte research.
Ten slotte houdt de betrokken methode geen rekening met de bijzondere situatie van ingevoerde produkten.
In de eerste plaats wil ik wijzen op richtlijn 70/50/EEG van de Commissie(*), luidens welke zich niet verdragen met artikel 30 EEG-Verdrag, maatregelen die „de eventuele verhoging van de prijs van het ingevoerde produkt met de bijkomende kosten en lasten, die aan de invoer inherent zijn, onmogelijk maken”(*) en die welke „de prijzen van de produkten, alleen aan de hand van de kostprijs of van de kwaliteit van de nationale produkten, op een dusdanig peil vaststellen dat hierdoor een invoerbelemmering ontstaat”.(*) De betrokken regeling is onmiskenbaar in strijd met die bepalingen.
Volgens het arrest Roussel(*) blijven de Lid-Staten weliswaar bevoegd om de inflatie te bestrijden, doch zijn daartoe slechts maatregelen geoorloofd die ingevoerde geneesmiddelen niet benadelen. In de arresten Tasca(*) en Danis(*), waar het om prijsregelingen ging die ronder onderscheid van toepassing waren, dit in tegenstelling tot de in casu omstreden methode, beschouwde het Hof dergelijke regelingen als een kwantitatieve beperking, wanneer de afzet van geïmporteerde produkten in feite hetzij onmogelijk, hetzij moeilijker wordt dan die van nationale produkten. In het arrest Cullet(*) stelde het Hof, dat
„ter vermijding van ongunstige gevolgen voor de afzet op de markt van ingevoerde produkten, die maatstaven (ter bepaling van de prijzen) naar behoren rekening (dienen) te houden met de overnameprijzen van alle ondernemingen, welke ook de herkomst van het goed is.”
In casu bevoordeelt de betrokken methode uitdrukkelijk de nationale produktie: er wordt uitsluitend rekening gehouden met op Italiaans grondgebied verrichte research, waardoor ingevoerde geneesmiddelen duidelijk benadeeld worden. Voorts wordt deze discriminatie nog verergerd, doordat niet wordt gesproken over de kosten en lasten die inherent zijn aan de invoer, noch over de kostenfactoren in de andere Lid-Staten.
Mitsdien geef ik het Hof in overweging om vast te stellen, dat de Italiaanse Republiek, door een methode ter bepaling van de prijzen van farmaceutische produkten te aanvaarden en toe te passen, die uitgaat van specifieke kenmerken van de nationale produktie, welke voor deze voordelig zijn, en die de bijzondere situatie van de ingevoerde produkten negeert, de krachtens artikel 30 EEG-Verdrag op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen, en om de verwerende Lid-Staat in de kosten te verwijzen.