Home

Conclusie van advocaat-generaal Mischo van 11 februari 1988.

Conclusie van advocaat-generaal Mischo van 11 februari 1988.

++++

Mijnheer de President,

mijne heren Rechters,

1 . In het kader van een permanente openbare inschrijving voor de verkoop van olijfolie die in het bezit is van het Griekse interventiebureau, werd aan de vennootschap Inter-Kom ongeveer 8 000 ton olijfolie toegewezen . Een partij van 2 423 ton olijfolie voor verlichting werd haar toegewezen bij besluit van 7 september 1983 . Het interventiebureau verzocht verzoekster die partij uiterlijk op 6 december 1983 over te nemen, overeenkomstig artikel 13, lid 1, zoals gewijzigd ( 1 ), van verordening nr . 2960/77 inzake de voorschriften voor de verkoop van olijfolie die in het bezit is van de interventiebureaus . ( 2 ) Dit artikel bepaalt, dat wanneer aan de betrokkene meer dan 3 000 ton is toegewezen, de overname uiterlijk op de negentigste dag na de ontvangst van de mededeling van het resultaat van zijn deelneming aan de inschrijving dient beëindigd te zijn .

2 . Artikel 15 van die verordening bepaalt :

" Indien de overname van de olie niet op de in artikel 13, lid 1, bedoelde datum is beëindigd :

a ) blijft de olie voor rekening en risico van de koper opgeslagen;

b ) betaalt de koper aan het interventiebureau een opslagvergoeding berekend over de over te nemen hoeveelheid op basis van een per bijkomende opslagperiode van 30 dagen of een gedeelte daarvan vast te stellen bedrag ."

3 . Met de inlading van de partij van 2 423 ton werd begonnen op vrijdag 2 december 1983 . Diezelfde dag om 15.30 uur werd zij onderbroken wegens "onvoorziene verslechtering van de weersomstandigheden ". Op zaterdag 3 en zondag 4 december 1983 werd niet gewerkt . Op maandag 5 december moest de levering van 16 tot 20 uur worden stopgezet wegens een stroomonderbreking . Opgemerkt zij, dat zowel de elektriciteitsmaatschappij als de onderneming waarbij de olie was opgeslagen, eigendom zijn van de Griekse Staat . Op 6 december 1983 werd de stroom weer gedurende vier uur onderbroken . Daardoor zijn 882,642 ton olie pas 's anderendaags, 7 december 1983, dus na het verstrijken van de gestelde termijn, overgenomen .

4 . Om die reden heeft het Griekse interventiebureau met een beroep op artikel 15 van verordening nr . 2960/77 aan Inter-Kom een opslagvergoeding van 1 371 620 DR ingerekend .

5 . Tegen dit besluit werd beroep ingesteld bij de nationale rechterlijke instanties . In eerste aanleg werd de Griekse Staat tot betaling van het ingehouden bedrag veroordeeld, op grond dat de vertraging bij de inlading en de overname van de goederen het gevolg was van onvoorziene en buiten de wil van Inter-Kom liggende gebeurtenissen en dat de Griekse Staat in gebreke was gebleven de verkochte goederen via de met de uitvoering van de overeenkomst belaste vennootschap te leveren . In het hoger beroep tegen dit vonnis, heeft de Eerste kamer van het Efeteio ( Hof van beroep ) te Athene het Hof van Justitie vier vragen gesteld, waarvan ik de formulering zal herhalen naarmate ik ze behandel .

6 . Bij dit onderzoek ga ik ervan uit, dat de termijn daadwerkelijk is overschreden . Dit is het geval, indien Inter-Kom nog dezelfde dag kennis heeft gekregen van het besluit van het Griekse interventiebureau van 7 september 1983 waarbij haar een partij van 2 423 ton is toegewezen . De termijn van 90 dagen is dan ingegaan op 8 september 1983 om 0 uur en verstreken op 6 december 1983 om middernacht . Dit volgt uit artikel 3, leden 1 en 2, sub b, van verordening nr . 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs - en vervaltijden ( PB 1971, L 124, blz . 1 ). Het probleem van het verschil dat met betrekking tot de aanvang van de termijnen lijkt te bestaan tussen de Griekse taalversie en alle andere taalversies van die verordening, moet mijns inziens ten gunste van die andere taalversies worden opgelost . Enerzijds zijn de verschillende taalversies immers gelijkelijk authentiek en vereist de uitlegging van een bepaling van gemeenschapsrecht dan ook een vergelijking van de verschillende taalversies ( arrest van 6 oktober 1982, zaak 283/81, Cilfit, Jurispr . 1982, blz . 3415, 3430, r.o . 18 ). Anderzijds is Griekenland pas na de vaststelling van die verordening tot de Gemeenschap toegetreden en kan het verschil tussen de Griekse taalversie en de in 1971 gepubliceerde - en sindsdien in de andere talen gehandhaafde - tekst derhalve enkel te wijten zijn aan een verkeerde vertaling .

De eerste vraag

7 . Het Efeteio te Athene wenst allereerst van het Hof te vernemen, wat moet worden verstaan onder de uitdrukking "voor rekening en risico van de koper" in artikel 15, sub a, van verordening nr . 2960/77 .

8 . Welnu, voor zover ik kan nagaan wijst niets erop dat die uitdrukking in het gemeenschapsrecht een andere betekenis zou hebben dan in het nationaal recht van de Lid-Staten . Zij betekent dus, dat ingeval de olie na afloop van de voor de overname gestelde termijn tenietgaat of bederft, de koper de overeengekomen prijs niettemin volledig moet betalen .

9 . Daar in de onderhavige zaak geen gewag is gemaakt van een dergelijke gebeurtenis, is de betrokken bepaling van geen enkel belang voor de beslechting van het hoofdgeding .

10 . Derhalve geef ik het Hof in overweging, de eerste vraag te beantwoorden als volgt :

" De uitdrukking 'voor rekening en risico van de koper' in artikel 15, sub a, van verordening nr . 2960/77 betekent, dat in geval van verlies of bederf van de goederen na het verstrijken van de termijn voor overname, de koper de overeengekomen prijs niettemin volledig moet betalen ."

11 . De vraag of de in artikel 15, sub a, neergelegde regel ook van toepassing is wanneer de koper geen enkele schuld had aan de niet-tijdige overname van de goederen, betreft niet de uitlegging van artikel 15, sub a, maar de uitlegging van de aanhef van dat artikel (" Indien de overname van de olie niet op de ... bedoelde datum is beëindigd "). Dit probleem is het onderwerp van de tweede en de vierde vraag, die ik thans ga onderzoeken .

De tweede en de vierde vraag

12 . De nationale rechter wenst verder te vernemen, of de koper ook instaat voor gebeurtenissen die hem niet kunnen worden toegerekend, zoals in casu het slechte weer en de onderbreking van de elektrische stroom in het onderstation van de met de uitvoering van de overeenkomst belaste vennootschap Elaiourgiki . Met zijn vierde vraag wenst hij te vernemen, aan wie van de twee contractanten de vertraging in de gegeven omstandigheden is toe te rekenen en wat de gevolgen daarvan zijn .

13 . Voor het antwoord op die vragen moet mijns inziens worden uitgegaan van de ratio legis van artikel 15 van de verordening . Deze is neergelegd in de veertiende overweging van de considerans van die verordening en luidt als volgt :

" Overwegende dat voor een snelle afzet van de verkochte olie, enerzijds het tijdstip moet worden vastgesteld met ingang waarvan de verkochte olie ter beschikking van de koper moet worden gesteld, en anderzijds de uiterste datum moet worden bepaald waarop deze olie moet zijn overgenomen; dat voorts dient te worden voorgeschreven dat de gevolgen van vertraging bij de overname ten laste van de koper komen ."

14 . Het ging er dus om, de kopers door middel van de in artikel 15 voorziene sancties aan te zetten de olie binnen de gestelde termijn over te nemen . Om dezelfde redenen heeft de gemeenschapswetgever ook bepaald vanaf wanneer de olie ter beschikking van de koper moet worden gesteld . Daarom bepaalt artikel 13, lid 1, tweede zin : "De overname kan beginnen zodra de in artikel 12, lid 1, bedoelde voorlopige koopsom is betaald ." Vanaf dat ogenblik moet het interventiebureau dus in staat zijn de goederen te leveren .

15 . Hieruit volgt, dat wanneer de levering slechts kan gebeuren met behulp van technische installaties zoals pompen, de verkoper die installaties moet kunnen doen werken, zodat de koper zijn recht op overname van de goederen daadwerkelijk kan uitoefenen .

16 . Tijdens de periodes waarin die installaties - bij voorbeeld als gevolg van een stroomonderbreking - niet functioneren, is het de verkoper die zijn verplichting tot "terbeschikkingstelling" van de goederen niet nakomt en dus instaat voor de gevolgen van de daaraan te wijten vertraging .

17 . Dit is zeer duidelijk het geval wanneer, zoals in casu is aangetoond, de bestuurders van de cooeperatieve vennootschap vooraf in kennis waren gesteld van de stroomonderbrekingen en ermee hadden ingestemd doch Inter-Kom niet hebben gewaarschuwd .

18 . Wat de onderbreking van de inlading als gevolg van het slechte weer betreft, veronderstel ik, bij gebreke van nadere gegevens ter zake, dat die weersgesteldheid niet heeft geleid tot een stroomonderbreking, maar dat de zee zo woelig was geworden dat de bewegingen van het schip het inladen onmogelijk maakten .

19 . Als dat juist is, heeft die gebeurtenis de verkoper dus niet belet de goederen te leveren, maar heeft zij de koper belet de overname voort te zetten .

20 . Er rijst derhalve een tweeledig probleem :

- kan in het kader van artikel 15 van verordening nr . 2960/77 overmacht in aanmerking worden genomen?

- kan die storm als overmacht worden aangemerkt?

21 . Wat het eerste punt betreft, ben ik het eens met de door de Commissie ( sub B, paragraaf 2, van haar opmerkingen ) geformuleerde opvatting, dat overmacht ook in aanmerking kan worden genomen wanneer de betrokken bepalingen dit niet uitdrukkelijk voorzien, op voorwaarde dat het doel van die bepalingen zich daar niet tegen verzet .

22 . De Commissie stelt mijns inziens terecht, dat de "ratio legis" van de betrokken bepaling in casu is gelegen in het verzekeren van de normale afzet van de opgeslagen goederen om te voorkomen dat de opslagplaatsen overvol raken . Een uitzonderlijke vertraging van één van de vele kopers kan dit doel evenwel niet ernstig in gevaar brengen . Bijgevolg moet in beginsel rekening worden gehouden met overmacht . Zo had het beroep op overmacht zeker niet kunnen worden afgewezen, indien het schip dat de goederen moest komen laden bij zijn aankomst in de haven van Elefsis door brand was vernield .

23 . Maar niet alle gevallen van overmacht zijn even duidelijk, en dus dient gebruik te worden gemaakt van de criteria die het Hof dienaangaande heeft geformuleerd . Het Hof heeft verklaard dat, "zelfs indien het begrip overmacht geen volstrekte onmogelijkheid onderstelt, hiervoor niettemin wordt vereist dat het niet plaatsvinden van het betrokken feit te wijten is aan abnormale en onvoorzienbare omstandigheden die vreemd zijn aan degene die zich erop beroept, en waarvan de gevolgen in weerwil van alle mogelijke voorzorgen niet hadden kunnen worden vermeden" ( zie laatstelijk het arrest van 27 oktober 1987, zaak 109/86, Theodorakis, Jurispr . 1987, blz . 4319, r.o . 7 ).

24 . Slecht weer is uiteraard een omstandigheid die vreemd is aan degene die zich erop beroept, doch in hoeverre zij het onvoorzienbaar?

25 . Had een voorzichtig en bedachtzaam koper die van plan was in het begin van de maand december een schip te laden in de baai van Elefsis, rekening moeten houden met de mogelijkheid dat slechte weersomstandigheden het inladen onmogelijk zouden maken en derhalve een langere laadtermijn moeten voorzien, of is zulk slecht weer op die plaats en in die tijd van het jaar zo uitzonderlijk, dat het onredelijk ware te verwachten dat de koper daar vooraf rekening mee houdt?

26 . Het staat uiteraard niet aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen maar aan het Efeteio te Athene, dat uitspraak moet doen over de grond van de zaak, daarop te antwoorden .

27 . Het is evenwel niet uitgesloten, dat het Efeteio tot de conclusie komt, dat alleen reeds de duur van de twee stroomonderbrekingen gelijk is aan de tijdsspanne waarmee de termijn is overschreden, zodat niet behoeft te worden onderzocht of de storm in de gegeven omstandigheden een abnormale en onvoorzienbare gebeurtenis vormde .

28 . Op grond van een en ander geef ik het Hof in overweging, de tweede en de vierde vraag te beantwoorden als volgt :

" De koper staat niet in voor de gevolgen van een vertraging bij de overname van de goederen, wanneer die vertraging is te wijten aan een stroomonderbreking die het de verkoper tijdelijk onmogelijk maakte de goederen te leveren of aan een periode van slecht weer die als overmacht kan worden aangemerkt ."

De derde vraag

29 . De nationale rechter wenst verder te vernemen "welke gevolgen volgens genoemde bepalingen voor de koper voortvloeien uit het feit dat pas vier dagen vóór het verstrijken van de termijn van 90 dagen met de inlading van de goederen is begonnen ".

30 . De Commissie heeft ongetwijfeld gelijk, waar zij stelt dat "termijnen er zijn om volledig te worden benut en dat de betrokkenen gegronde redenen kunnen hebben om hun verbintenissen eerst kort voor het verstrijken van de gestelde termijn na te komen ".

31 . De koper heeft evenwel zeer nauwgezet te berekenen hoeveel tijd hij nodig heeft om de goederen over te nemen zonder de termijn te overschrijden .

32 . De oplossing van het bij het Efeteio te Athene aanhangige geschil hangt dus af van het antwoord op de vraag, of de door de koper voorziene termijn van vier dagen in normale omstandigheden - dat wil zeggen zonder de stroomonderbrekingen en zonder de storm ( voor zover het Efeteio oordeelt dat de vertraging gedeeltelijk aan de storm is toe te schrijven en dat de storm onvoorzienbaar was ) - voor de overname van een dergelijke hoeveelheid olie zou hebben volstaan .

33 . Op het eerste gezicht lijkt het erop, dat dit wel zou hebben volstaan . Vaststaat immers, dat de cooeperatieve vennootschap op 6 december 1983, niettegenstaande vier uur stroomonderbreking, aan Inter-Kom 713 086 kg olie heeft geleverd . Op het einde van die dag bleven er volgens de Griekse regering nog 882 642 kg olie in de opslagplaats over, die de volgende dag, dat wil zeggen op 7 december 1983, zijn overgenomen . Het was dus in elk geval technisch mogelijk 882 ton olie per dag over te nemen . Hieruit volgt, dat 2 423 ton op iets minder dan drie dagen kon worden ingeladen .

34 . Aangezien het Hof evenwel in het kader van een prejudiciële procedure geen uitspraak kan doen over concrete punten van het hoofdgeding, geef ik in overweging, de derde vraag te beantwoorden als volgt :

" Artikel 13, lid 1, van verordening nr . 2960/77 eist enkel, dat de koper de overname van de olie op een zodanig tijdstip begint dat de inlading in normale omstandigheden vóór het verstrijken van de termijn kan worden beëindigd ."

Conclusie

35 . Samenvattend geef ik het Hof in overweging, de vragen van het Efeteio te Athene te beantwoorden als volgt :

"1 ) De uitdrukking "voor rekening en risico van de koper" in artikel 15, sub a, van verordening nr . 2960/77 betekent, dat in geval van verlies of bederf van de goederen na het verstrijken van de termijn voor overname, de koper de overeengekomen prijs niettemin volledig moet betalen .

2 ) De koper staat niet in voor de gevolgen van een vertraging bij de overname van de goederen, wanneer die vertraging is te wijten aan een stroomonderbreking die het de verkoper tijdelijk onmogelijk maakte de goederen te leveren of aan een periode van slecht weer die als overmacht kan worden aangemerkt .

3 ) Artikel 13, lid 1, van verordening nr . 2960/77 eist enkel dat de koper de overname van de olie op een zodanig tijdstip begint dat de inlading in normale omstandigheden vóór het verstrijken van de termijn kan worden beëindigd . "

(*) Vertaald uit het Frans .

( 1 ) Artikel 13 van de verordening is gewijzigd bij verordening nr . 883/79 van de Commissie van 3 mei 1979 tot wijziging van verordening nr . 2960/77 ( PB 1979, L 111, blz . 16 ) en bij verordening nr . 2041/83 van de Commissie van 22 juli 1983 houdende zesde wijziging van verordening nr . 2960/77 ( PB 1983, L 200, blz . 25 ).

( 2 ) PB 1977, L 348, blz . 46 .