Home

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 22 september 1988.

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 22 september 1988.

Bij verzoekschrift neergelegd ter griffie van het Hof op 5 maart 1987, heeft de Società di Laminazione a Freddo pA ( hierna : LAF ) krachtens de artikelen 33, tweede alinea, en 36 EGKS-Verdrag een beroep ingesteld strekkende, primair, tot nietigverklaring van beschikking C(87 ) 51 def . 8 van 9 januari 1987 waarbij de Commissie heeft vastgesteld dat verzoekster het bij beschikking 3715/83/EGKS ( PB 1983, L 373, blz . 1 ) ingevoerde stelsel van minimumprijzen op een aantal punten heeft geschonden en haar bijgevolg een boete van 50 000 ecu heeft opgelegd, en subsidiair tot vermindering van genoemde boete .

Verzoekster is een vennootschap die Fiat heeft opgericht, toen zij besloot de produktie door haar groep van bepaalde soorten speciaal staal te staken en de betrokken installaties over te dragen aan een aantal nieuwe vennootschappen waarvan het kapitaal vervolgens zou worden verworven door vennootschappen van de Finsidergroep . Het maatschappelijke kapitaal van verzoekster behoort thans toe aan de vennootschap Nuova Italsider van de Finsidergroep, die de helft ervan heeft verworven in oktober 1982 en de andere helft in december 1985 .

Volgens de bestreden beschikking verkocht verzoekster in de loop van het eerste kwartaal van 1985 onbeklede koudgewalste plaat en breedband aan de Italiaanse automobielconstructeur Fiat, zonder de minimumprijzen in acht te nemen en dus in strijd met artikel 3 van genoemde beschikking .

Die verkopen vonden plaats in het kader van dertien leveringscontracten, die voor de duur van tien jaar zijn gesloten tussen LAF en de Italiaanse vennootschappen van de Fiatgroep en bepalen dat verzoekster tijdig op de hoogte moet worden gebracht van de hoeveelheid en de kenmerken van de produkten die haar medecontractanten nodig hebben . Bij die contracten verbond verzoekster zich ertoe, haar technologie op peil te houden, ten einde te verzekeren dat de leveringen op het stuk van kwaliteit en service aan de desbetreffende Europese normen zouden voldoen . De contracten bepalen bovendien, dat bij een eventuele onenigheid over de prijs de levering en de afname niet worden geschorst en het geschil wordt voorgelegd aan een college van arbiters, tegen wier beslissing geen beroep openstaat .

Tot staving van haar beroep stelt verzoekster schending van de artikelen 60 en 61 EGKS-Verdrag en van de artikelen 1 en 3 van beschikking nr . 3715/83/EGKS, onvoldoende en tegenstrijdige motivering van de bestreden beschikking en schending van het beginsel van gelijke behandeling .

Voor een nadere uiteenzetting van de feiten en de middelen en argumenten van partijen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting . Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof .

A - Schending van de artikelen 60 en 61 EGKS-Verdrag en 1 en 3 van beschikking nr . 3715/83/EGKS

Volgens verzoekster is het bij beschikking nr . 3715/83/EGKS ingevoerde stelsel van minimumprijzen slechts van toepassing bij gelijksoortige transacties, verricht op basis van de prijsschalen van de ondernemingen . Genoemde kenmerken van de contracten tussen LAF en de Fiatgroep en de situatie die daaruit is voortgevloeid voor LAF, waarvan het kapitaal door Fiat wordt gecontroleerd en waarvan de produktie voor 65% bestemd is voor de vennootschappen van de Fiatgroep, zouden die gelijksoortigheid evenwel uitsluiten .

Zoals de Commissie terecht heeft opgemerkt, betreft het begrip "vergelijkbare transacties" enkel het discriminatieverbod van artikel 60, lid 1, EGKS-Verdrag, dat betrekking heeft op het toepassen door de verkoper van ongelijke voorwaarden bij gelijksoortige transacties, met name naar gelang van de nationaliteit van de kopers .

De in artikel 61 EGKS-Verdrag bedoelde vaststelling van minimumprijzen door de Commissie is onderworpen aan de voorwaarde, dat, naar het oordeel van die instelling, een uitgesproken crisis bestaat of dreigt te ontstaan en een dergelijke beschikking nodig is voor het bereiken van de in artikel 3 EGKS-Verdrag omschreven doelstellingen . Krachtens die bevoegdheid heeft de Commissie beschikking nr . 3715/83/EGKS gegeven, die voorziet in minimumprijzen voor alle transacties en tegelijkertijd in de mogelijkheid van afwijkingen ten gunste van ijzer - en staalondernemingen die vóór 9 november 1983 met verbruikers van staal contracten op lange termijn hadden gesloten die golden voor leveringen die nog na 30 juni 1984 dienden te worden verricht en clausules betreffende een industriële samenwerking bevatten of de prijs nauwkeurig bepaalden . Ingevolge artikel 3, lid 2, van beschikking nr . 3715/83/EGKS moesten de betrokken ondernemingen ten laatste op 31 januari 1984 een daartoe strekkend verzoek bij de Commissie indienen .

Anders dan verzoekster stelt, is beschikking nr . 3715/83/EGKS dus van toepassing op alle transacties en niet enkel op die welke zijn verricht op basis van de prijsschalen van de ondernemingen . Deze uitlegging wordt bevestigd door artikel 2 van genoemde beschikking, naar luid waarvan de prijsverlagingen en kortingen van welke aard dan ook die in de prijsschalen en verkoopvoorwaarden zijn bekendgemaakt of bij de Commissie werden aangemeld, niet mogen worden verhoogd ( lid 3 ) en de ondernemingen wier bekendgemaakte prijsschalen en aangemelde verkoopvoorwaarden prijzen bevatten die lager zijn dan de minimumprijzen, binnen een termijn van twee weken te rekenen vanaf de inwerkingtreding van beschikking nr . 3715/83/EGKS nieuwe voorwaarden moeten bekendmaken of aanmelden die aan de voorschriften van deze beschikking beantwoorden ( lid 4 ).

Het stelsel van minimumprijzen is dus van toepassing op de transacties die zijn verricht op basis van de prijsschalen alsmede op de transacties betreffende bepaalde categorieën verbruikers, waarvoor prijsverschillen gelden die niet in de prijsschalen zijn bekendgemaakt maar die bij de Commissie werden aangemeld overeenkomstig artikel 5 van beschikking nr . 31/53 van 4 mei 1953 ( gewijzigde tekst, gepubliceerd in PB 1973, C 29, blz . 32 ).

Om een afwijking van de door de Commissie bij beschikking nr . 3715/83/EGKS vastgestelde minimumprijzen te verkrijgen, had verzoekster het in artikel 3, lid 2, van die beschikking bedoelde verzoek moeten indienen, hetgeen zij niet heeft gedaan .

Uit het voorgaande volgt, dat het middel ontleend aan schending van de artikelen 60 en 61 EGKS-Verdrag en van de artikelen 1 en 3 van beschikking nr . 3715/83/EGKS moet worden afgewezen .

B - Gebrek aan motivering en tegenstrijdigheid van de bestreden beschikking . Schending van het beginsel van gelijke behandeling

Volgens verzoekster heeft de Commissie haar stelling dat de verkopen van LAF gelijksoortig zijn, niet gemotiveerd en zichzelf tegengesproken door op een bepaald moment de niet-gelijksoortigheid van de betrokken transacties te erkennen en ze vervolgens uit te sluiten; ten slotte zou zij het beginsel van gelijke behandeling hebben geschonden, door niet-gelijksoortige transacties aan dezelfde regeling te onderwerpen .

In dit verband moet worden opgemerkt, dat, aangezien het begrip "gelijksoortige transacties" niet van toepassing is ter zake van de vaststelling van minimumprijzen, het middel ontleend aan gebrek aan motivering en tegenstrijdigheid der motieven in ieder geval de geldigheid van de bestreden beschikking niet kan aantasten en derhalve moet worden afgewezen .

Met betrekking tot de schending van het beginsel van gelijke behandeling dient eraan te worden herinnerd, dat, zoals hiervoor is gezegd, beschikking nr . 3715/83/EGKS voor transacties van bijzondere aard voorziet in mogelijkheden tot afwijking, doch dat verzoekster daarvan geen gebruik heeft gemaakt .

Bijgevolg moet ook dit middel worden afgewezen .

C - Het boetebedrag

Met betrekking tot de subsidiaire conclusies, strekkende tot vermindering van de boete, dient te worden opgemerkt, dat de boete van 50 000 ecu identiek is met die welke is opgelegd aan zestien andere ondernemingen die zich in dezelfde situatie bevinden . Zij is vastgesteld overeenkomstig artikel 64 EGKS-Verdrag en is aanzienlijk lager dan het in die bepaling voorziene maximum .

De subsidiaire conclusies moeten dus worden verworpen .

Uit een en ander volgt, dat het beroep moet worden verworpen .

HET HOF VAN JUSTITIE ( Vijfde kamer ),

rechtdoende :

1 ) Verwerpt het beroep .

2 ) Verwijst verzoekster in de kosten van het geding .

De in artikel 61 EGKS-Verdrag bedoelde vaststelling van minimumprijzen door de Commissie is onderworpen aan de voorwaarde, dat, naar het oordeel van die instelling, een uitgesproken crisis bestaat of dreigt te ontstaan, en zij een dergelijke beschikking nodig acht voor het bereiken van de in artikel 3 van datzelfde Verdrag omschreven doelstellingen .

Krachtens die bevoegdheid heeft de Commissie beschikking nr . 3715/83/EGKS vastgesteld, die voorziet in minimumprijzen voor alle transacties en tegelijkertijd in de mogelijkheid van afwijkingen ten gunste van ondernemingen die leveringscontracten op lange termijn hebben gesloten en een daartoe strekkend verzoek indienen .

De toepassing van dit stelsel is niet beperkt tot de transacties die zijn verricht op basis van de prijsschalen van de ondernemingen zodat een onderneming die heeft verzuimd om een afwijking te verzoeken, zich niet aan de vastgestelde minimumprijzen kan onttrekken op grond van de specificiteit van de transacties met een bijzondere koper of met een beroep op het begrip gelijksoortige transacties, dat in artikel 60 EGKS-Verdrag is neergelegd en slechts betrekking heeft op het verbod van discriminatie tussen verschillende kopers, met name naar gelang van hun nationaliteit .

++++

EGKS - Prijzen - Stelsel van minimumprijzen - Werkingssfeer

( EGKS-Verdrag, artikelen 60 en 61; Algemene beschikking nr . 3715/83/EGKS )

Kosten

Ingevolge artikel 69, paragraaf 2, van het Reglement voor de procesvoering moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen, voor zover zulks is gevorderd . Aangezien de Società di Laminazione a Freddo pA ( LAF ) in het ongelijk is gesteld, dient zij in de kosten te worden verwezen .

In zaak 69/87,

Società Laminazione a Freddo pA ( LAF ), te Turijn, Corso Mortara, in de persoon van haar gedelegeerd bestuurder C . Barbieri, vertegenwoordigd door S . Carbone en R . Barabino, advocaten te Rome, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij N . Schaeffer, advocaat aldaar, 12, avenue de la Porte-Neuve,

verzoekster,

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseurs R . Waegenbaur en G . Campogrande als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij G . Kremlis, lid van haar juridische dienst, bâtiment Jean Monnet, Kirchberg,

verweerster,

betreffende een beroep tot nietigverklaring van beschikking C(87 ) 51 def . 8 van de Commissie van 9 januari 1987 inzake een boete opgelegd krachtens artikel 64 EGKS-Verdrag wegens overtreding van beschikking 3715/83/EGKS van de Commissie van 23 december 1983 tot vaststelling van minimumprijzen voor bepaalde ijzer - en staalprodukten ( PB 1983, L 373, blz . 1 ),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE ( Vijfde kamer ),

samengesteld als volgt : G . Bosco, president van de Vijfde kamer, J . C . Moitinho de Almeida, kamerpresident, U . Everling, Y . Galmot en R . Joliet, rechters,

advocaat-generaal : Sir Gordon Slynn

griffier : H . A . Ruehl, hoofdadministrateur

gezien het rapport ter terechtzitting en ten vervolge op de mondelinge behandeling op 19 april 1988,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 1 juni 1988,

het navolgende

Arrest