Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 8 juni 1988.
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 8 juni 1988.
1 BIJ VERZOEKSCHRIFT, NEERGELEGD TER GRIFFIE VAN HET HOF OP 30 APRIL 1987, HEEFT ANDRONIKI VLACHOU, VERTAALSTER BIJ DE REKENKAMER, BEROEP INGESTELD TOT VASTSTELLING VAN DE ONWETTIGHEID VAN HET BESLUIT VAN DE REKENKAMER HOUDENDE WEIGERING OM HAAR TE BENOEMEN OP EEN POST VAN REVISEUR-HOOFDVERTALER, ALSMEDE VAN HET BESLUIT VAN DE REKENKAMER OM EEN INTERINSTITUTIONEEL VERGELIJKEND ONDERZOEK TE ORGANISEREN TER VOORZIENING IN TWEE AMBTEN VAN REVISEUR-HOOFDVERTALER .
2 VLACHOU HEEFT DEELGENOMEN AAN INTERN VERGELIJKEND ONDERZOEK CC/LA/20/82 TER VOORZIENING IN EEN POST VAN REVISEUR-HOOFDVERTALER BIJ DE GRIEKSE AFDELING VAN DE TALENDIENST VAN DE REKENKAMER . NA AFLOOP VAN DIT ONDERZOEK BENOEMDE DE PRESIDENT VAN DE REKENKAMER, IN ZIJN HOEDANIGHEID VAN TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG, BIJ BESLUIT VAN 25 NOVEMBER 1983 OP DE BETROKKEN POST KLAPANARIS, DIE ALS EERSTE OP DE DOOR DE JURY OPGESTELDE LIJST VAN GESCHIKTE KANDIDATEN STOND .
3 VLACHOU, DIE ALS TWEEDE OP DEZE LIJST WAS GEPLAATST, STELDE TEGEN DIT BESLUIT BEROEP IN, OP GROND DAT DE BIJ GENOEMD VERGELIJKEND ONDERZOEK GEVOLGDE PROCEDURE IN VERSCHILLENDE OPZICHTEN ONREGELMATIG WAS GEWEEST .
4 IN ZIJN UITSPRAAK OP DIT BEROEP ( ARREST VAN 6 FEBRUARI 1986, ZAAK 143/84, VLACHOU, JURISPR . 1986, BLZ . 459 ) OORDEELDE HET HOF :
" MITSDIEN HEEFT DE JURY, DOORDAT ZIJ EERST KENNIS HEEFT GENOMEN VAN DE BEWIJSSTUKKEN VAN DE SOLLICITANTEN, EN VERVOLGENS EEN ZODANIGE VERDELING VAN DE VOOR DE BEROEPSERVARING TOE TE KENNEN PUNTEN HEEFT VASTGESTELD, DAT DAARDOOR BEPAALDE, DOOR EEN DER SOLLICITANTEN OVERGELEGDE BEWIJSSTUKKEN OBJECTIEF BESCHOUWD WERDEN ONDERGEWAARDEERD, HET ALGEMENE BEGINSEL VAN GELIJKHEID VAN BEHANDELING VAN ALLE DEELNEMERS AAN EEN VERGELIJKEND ONDERZOEK GESCHONDEN ( R.O . 19 ).
DE ONWETTIGHEID VAN HET BESLUIT VAN DE JURY WAARBIJ DE CRITERIA VOOR DE WAARDERING VAN DE BEWIJSSTUKKEN BETREFFENDE DE BEROEPSERVARING VAN DE SOLLICITANTEN WERDEN VASTGESTELD, HEEFT GEVOLGEN VOOR HET BESLUIT VAN DE JURY WAARBIJ ZIJ EEN LIJST VAN GESCHIKTE KANDIDATEN, IN VOLGORDE VAN GESCHIKTHEID, HEEFT VASTGESTELD, DIE DOOR HET TOT AANSTELLING BEVOEGDE GEZAG VOOR HET BENOEMINGSBESLUIT IS GEVOLGD ( R.O . 20 ).
GEZIEN DE ONWETTIGHEID VAN DE BIJ VERGELIJKEND ONDERZOEK CC/LA/20/82 GEVOLGDE PROCEDURE, DIENT DERHALVE HET BESLUIT VAN 25 NOVEMBER 1983, WAARBIJ DE PRESIDENT VAN DE REKENKAMER K . HEEFT BENOEMD TOT REVISEUR-HOOFDVERTALER BIJ DE TALENDIENST VAN DE REKENKAMER, TE WORDEN NIETIG VERKLAARD" ( R.O . 21 ). "
5 NA DIT ARREST, WAARBIJ DE BENOEMING VAN KLAPANARIS WERD NIETIGVERKLAARD, VERZOCHT VLACHOU HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG VAN DE REKENKAMER BIJ BRIEF VAN 21 MAART 1986 OM HAAR OP DE BETROKKEN POST VAN REVISEUR-HOOFDVERTALER TE BENOEMEN .
6 BIJ BESLUIT VAN 15 JULI 1986 WEES HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG DIT VERZOEK ALS ONGEGROND AF . VERVOLGENS KONDIGDE HET BIJ BESLUIT VAN 26 AUGUSTUS 1986 EEN INTERINSTITUTIONEEL ONDERZOEK ( NR . CC/LA/10/86 ) AAN TER VOORZIENING IN DE TWEE NOG STEEDS VACANTE POSTEN VAN REVISEUR-HOOFDVERTALER BIJ DE GRIEKSE AFDELING VAN DE TALENDIENST VAN DE REKENKAMER .
7 NADAT HAAR KLACHT TEGEN GENOEMDE BESLUITEN VAN 15 JULI EN 26 AUGUSTUS 1986 BIJ BESLUIT VAN 29 JANUARI 1987 WAS AFGEWEZEN, HEEFT VLACHOU HET ONDERHAVIGE BEROEP INGESTELD .
8 BIJ BESCHIKKING VAN 24 SEPTEMBER 1987 HEEFT HET HOF ( EERSTE KAMER ) KLAPANARIS TOEGESTAAN TE INTERVENIEREN TOT ONDERSTEUNING VAN DE CONCLUSIES VAN VERWEERSTER . IN ZIJN BIJ HET HOF INGEDIENDE OPMERKINGEN HEEFT HIJ ZICH BIJ ALLE ARGUMENTEN VAN DE REKENKAMER AANGESLOTEN .
9 VOOR EEN NADERE UITEENZETTING VAN DE FEITEN, HET PROCESVERLOOP EN DE MIDDELEN EN ARGUMENTEN VAN PARTIJEN WORDT VERWEZEN NAAR HET RAPPORT TER TERECHTZITTING . DEZE ELEMENTEN VAN HET DOSSIER WORDEN HIERNA SLECHTS WEERGEGEVEN VOOR ZOVER DAT NOODZAKELIJK IS VOOR DE REDENERING VAN HET HOF .
DE ONTVANKELIJKHEID
10 DE REKENKAMER STELT DAT HET BEROEP, GELET OP DE STREKKING ERVAN EN OP DE AANGEVOERDE MIDDELEN, NIET-ONTVANKELIJK IS, OMDAT HET ENKEL BETREKKING HEEFT OP DE UITLEGGING VAN VOORMELD ARREST VAN HET HOF VAN 6 FEBRUARI 1986 . VERZOEKSTER HAD DAN OOK GEEN BEROEP TOT NIETIGVERKLARING MOETEN INSTELLEN, MAAR EEN VERZOEK OM UITLEGGING IN DE ZIN VAN ARTIKEL 40 VAN 'S HOFS STATUUT-EEG . DE MOGELIJKHEID OM HET ONDERHAVIGE BEROEP ALSNOG TE BESCHOUWEN ALS EEN VERZOEK OM UITLEGGING ZOU OVERIGENS UITGESLOTEN ZIJN, OMDAT HET BEROEP NIET IS GERICHT TEGEN ALLEN DIE PARTIJ WAREN BIJ HET ARREST VAN 6 FEBRUARI 1986, ZOALS ARTIKEL 102 VAN HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING VOORSCHRIJFT .
11 IN DIT VERBAND MOET DUS WORDEN ONDERZOCHT OF HET ONDERHAVIGE BEROEP ALLEEN BETREKKING HEEFT OP DE UITLEGGING VAN HET ARREST VAN HET HOF VAN 6 FEBRUARI 1986 .
12 BLIJKENS DE CONCLUSIES VAN HET VERZOEKSCHRIFT STREKT HET BEROEP IN HOOFDZAAK TOT NIETIGVERKLARING VAN TWEE BESLUITEN VAN DE REKENKAMER, NAMELIJK DAT VAN 15 JULI 1986 TOT AFWIJZING VAN HET VERZOEK VAN VERZOEKSTER OM HAAR OP DE BETROKKEN POST TE BENOEMEN, EN DAT VAN 26 AUGUSTUS 1986 BETREFFENDE DE AANKONDIGING VAN INTERINSTITUTIONEEL VERGELIJKEND ONDERZOEK CC/LA/10/86 .
13 OOK AL IS HET WAAR, DAT DE UITLEGGING VAN HET ARREST VAN 6 FEBRUARI 1986 NAUW VERBAND HOUDT MET HET ONDERWERP VAN HET ONDERHAVIGE GEDING, DIT NEEMT NIET WEG DAT DAT ARREST ENKEL BEHOEFT TE WORDEN ONDERZOCHT TEN EINDE DE GEGRONDHEID VAST TE STELLEN VAN EEN VAN DE DOOR VERZOEKSTER AANGEVOERDE MIDDELEN TOT NIETIGVERKLARING, TE WETEN SCHENDING VAN ARTIKEL 176 EEG-VERDRAG .
14 ONDER DEZE OMSTANDIGHEDEN IS HET ONDERHAVIGE BEROEP NIET AAN TE MERKEN ALS EEN GEWOON VERZOEK OM UITLEGGING IN DE ZIN VAN ARTIKEL 40 VAN 'S HOFS STATUUT-EEG, MAAR ALS EEN BEROEP TOT NIETIGVERKLARING, GERICHT TEGEN VOORMELDE BESLUITEN .
15 HET BEROEP IS DUS ONTVANKELIJK .
TEN GRONDE
16 TOT STAVING VAN HAAR BEROEP TOT NIETIGVERKLARING VOERT VERZOEKSTER DRIE MIDDELEN AAN : SCHENDING VAN ARTIKEL 176 EEG-VERDRAG, SCHENDING VAN ARTIKEL 29 AMBTENARENSTATUUT EN MISBRUIK VAN BEVOEGDHEID .
17 IN VERBAND MET HET EERSTE MIDDEL VOERT VERZOEKSTER AAN, DAT INGEVOLGE HET ARREST VAN HET HOF VAN 6 FEBRUARI 1986 WAARBIJ DE BENOEMING VAN KLAPANARIS WERD NIETIG VERKLAARD, HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG HAAR OP DE BETROKKEN POST VAN REVISEUR-HOOFDVERTALER HAD MOETEN BENOEMEN, DAAR ZIJ NOG ALS ENIGE ANDERE KANDIDAAT OP DE GESCHIKTHEIDSLIJST VAN VERGELIJKEND ONDERZOEK CC/LA/20/82 STOND .
18 DIENAANGAANDE MOET WORDEN OPGEMERKT, DAT VOLGENS ARTIKEL 176, EERSTE ALINEA, EEG-VERDRAG DE INSTELLING WELKE DE VERNIETIGDE HANDELING HEEFT VERRICHT, IS GEHOUDEN DE MAATREGELEN TE NEMEN, WELKE NODIG ZIJN TER UITVOERING VAN HET ARREST VAN HET HOF VAN JUSTITIE .
19 IN CASU BLIJKT UIT DE RECHTSOVERWEGINGEN VAN EERDERGENOEMD ARREST, MET NAME UIT RECHTSOVERWEGING 20, DUIDELIJK DAT DE ONWETTIGHEID VAN DE PROCEDURE BIJ VERGELIJKEND ONDERZOEK CC/LA/20/82 GEVOLGEN HAD VOOR DE GELDIGHEID VAN HET BESLUIT VAN DE JURY HOUDENDE VASTSTELLING VAN DE LIJST VAN GESCHIKTE KANDIDATEN .
20 DEZE LIJST KON DUS VOOR GEEN ENKEL BENOEMINGSBESLUIT MEER EEN GELDIGE BASIS VORMEN . HIERUIT VOLGT, DAT HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG INGEVOLGE HET BETROKKEN ARREST NIETS ANDERS KON DOEN DAN HET VERZOEK VAN VERZOEKSTER OM OP GROND VAN HAAR PLAATSING OP GENOEMDE LIJST VAN GESCHIKTE KANDIDATEN OP DE POST VAN REVISEUR-HOOFDVERTALER TE WORDEN BENOEMD, AF TE WIJZEN .
21 HET EERSTE MIDDEL TREFT DERHALVE GEEN DOEL .
22 IN HET TWEEDE MIDDEL STELT VERZOEKSTER, DAT HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG ARTIKEL 29 VAN HET STATUUT HEEFT GESCHONDEN DOOR TE BESLUITEN TOT EEN INTERINSTITUTIONEEL VERGELIJKEND ONDERZOEK ( CC/LA/10/86 ), IN PLAATS VAN INTERN VERGELIJKEND ONDERZOEK CC/LA/20/82 TE HERHALEN . HIERVOOR HEEFT ZIJ EVENWEL GEEN NADERE ARGUMENTEN AANGEVOERD .
23 DIT MIDDEL FAALT . HET IS IMMERS AAN HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG OVERGELATEN OM, VOLGENS DE IN ARTIKEL 29 VAN HET STATUUT AANGEGEVEN VOLGORDE, TE BESLISSEN OP WELKE WIJZE HET BESTE KAN WORDEN VOORZIEN IN EEN VACANT AMBT . GELIJK HET HOF REEDS MEERMAALS HEEFT BEKLEMTOOND ( ARRESTEN VAN 25 NOVEMBER 1976, ZAAK 123/75, KOESTER, BLZ . 1701, EN 14 JULI 1983, ZAAK 10/82, MOGENSEN, JURISPR . 1983, BLZ . 2397 ), BESCHIKT HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG DAARBIJ OVER EEN RUIME DISCRETIONAIRE BEVOEGDHEID OM DE KANDIDATEN TE VINDEN, DIE UIT EEN OOGPUNT VAN BEKWAAMHEID, PRESTATIEVERMOGEN EN ONKREUKBAARHEID AAN DE HOOGSTE EISEN VOLDOEN .
24 HET ENKELE FEIT, DAT HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG EEN INTERINSTITUTIONEEL VERGELIJKEND ONDERZOEK HEEFT GEORGANISEERD EN HET INTERNE VERGELIJKEND ONDERZOEK, WAARVAN HET HOF IN ZIJN ARREST VAN 6 FEBRUARI 1986 DE ONREGELMATIGHEID HAD VASTGESTELD, NIET HEEFT OVERGEDAAN, KAN NIET TOT DE CONCLUSIE LEIDEN DAT ARTIKEL 29 VAN HET STATUUT IS GESCHONDEN . IN ZIJN ARREST VAN 29 JUNI 1969 ( ZAAK 26/68, FUX, JURISPR . 1969, BLZ . 145 ) PRECISEERDE HET HOF NAMELIJK REEDS, DAT UIT DEZE BEPALING NIET VOLGT DAT HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG IS GEHOUDEN OM EEN EENMAAL BEGONNEN AANWERVINGSPROCEDURE VOORT TE ZETTEN DOOR IN DE VACATURE TE VOORZIEN .
25 ONDER DIE OMSTANDIGHEDEN MOET WORDEN GECONSTATEERD, DAT HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG, DOOR TOT HET ORGANISEREN VAN INTERINSTITUTIONEEL VERGELIJKEND ONDERZOEK CC/LA/10/86 TE BESLUITEN IN PLAATS VAN INTERN VERGELIJKEND ONDERZOEK CC/LA/20/82 TE HERHALEN, DE KRACHTENS ARTIKEL 29 VAN HET STATUUT OP HEM RUSTENDE VERPLICHTINGEN NIET HEEFT GESCHONDEN .
26 WAT HET DERDE MIDDEL BETREFT, ONTLEEND AAN MISBRUIK VAN BEVOEGDHEID, HEEFT VERZOEKSTER TER TERECHTZITTING SLECHTS GESTELD, DAT HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG MET DE BESTREDEN BESLUITEN GEEN ENKEL ANDER DOEL NASTREEFDE DAN TE VERHINDEREN, DAT ZIJ OP DE BETROKKEN POST WERD BENOEMD .
27 ZOALS HET HOF REEDS HEEFT VASTGESTELD IN ZIJN ARREST VAN 25 NOVEMBER 1976 ( ZAAK 123/75, KOESTER, JURISPR . 1976, BLZ . 1701 ), WORDT MISBRUIK VAN BEVOEGDHEID SLECHTS GEACHT AANWEZIG TE ZIJN, INDIEN RECHTENS GENOEGZAAM BEWEZEN IS DAT HET TOT AANSTELLING BEVOEGDE GEZAG MET HET BESTREDEN BESLUIT EEN ANDER DAN HET WETTELIJKE DOEL HEEFT NAGESTREEFD . IN CASU VORMT VERZOEKSTERS BEWERING, DIE NIET NADER IS GEADSTRUEERD, GEEN RECHTENS GENOEGZAAM BEWIJS VAN MISBRUIK VAN BEVOEGDHEID, TEMEER NIET DAAR HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG DE BESTREDEN BESLUITEN BLIJKENS DE VOORAFGAANDE OVERWEGINGEN HEEFT GENOMEN BINNEN HET KADER VAN ZIJN DISCRETIONAIRE BEVOEGDHEID EN TER UITVOERING VAN EEN EERDER ARREST VAN HET HOF .
28 HET DERDE MIDDEL KAN DUS EVENMIN SLAGEN .
29 AANGEZIEN DE DOOR VERZOEKSTER AANGEVOERDE MIDDELEN FALEN, MOET HET BEROEP WORDEN VERWORPEN .
HET HOF VAN JUSTITIE ( EERSTE KAMER ),
RECHTDOENDE :
1 ) VERWERPT HET BEROEP .
2 ) VERWIJST VERZOEKSTER IN HAAR EIGEN KOSTEN EN IN DIE VAN INTERVENIENT .
3 ) VERSTAAT DAT DE REKENKAMER DE EIGEN KOSTEN ZAL DRAGEN .
HET IS AAN HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG OVERGELATEN OM, VOLGENS DE IN ARTIKEL 29 VAN HET STATUUT AANGEGEVEN VOLGORDE, TE BESLISSEN OP WELKE WIJZE HET BEST KAN WORDEN VOORZIEN IN EEN VACANT AMBT . HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG BESCHIKT DAARBIJ OVER EEN RUIME DISCRETIONAIRE BEVOEGDHEID OM DE KANDIDATEN TE VINDEN DIE UIT EEN OOGPUNT VAN BEKWAAMHEID, PRESTATIEVERMOGEN EN ONKREUKBAARHEID AAN DE HOOGSTE EISEN VOLDOEN .
WANNEER UIT EEN ARREST VAN HET HOF VOLGT, DAT DE NA EEN INTERN VERGELIJKEND ONDERZOEK VASTGESTELDE LIJST VAN GESCHIKTE KANDIDATEN ONGELDIG IS, HEEFT HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG, DAT NIET IS GEHOUDEN OM EEN EENMAAL BEGONNEN AANWERVINGSPROCEDURE VOORT TE ZETTEN DOOR IN DE VACATURE TE VOORZIEN, HET RECHT EEN ANDERE PROCEDURE TE VOLGEN, ZOALS EEN INTERINSTITUTIONEEL VERGELIJKEND ONDERZOEK, IN PLAATS VAN DE OORSPRONKELIJK GEKOZEN PROCEDURE OVER TE DOEN .
++++
AMBTENAREN - AANWERVING - PROCEDURES - KEUZE - DISCRETIONAIRE BEVOEGDHEID VAN ADMINISTRATIE - ONWETTIGHEID VAN PROCEDURE VAN VERGELIJKEND ONDERZOEK - ANDERE PROCEDURE - TOELAATBAARHEID
( AMBTENARENSTATUUT, ARTIKEL 29 )
KOSTEN
30 INGEVOLGE ARTIKEL 69, PARAGRAAF 2, VAN HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING MOET DE IN HET ONGELIJK GESTELDE PARTIJ IN DE KOSTEN WORDEN VERWEZEN . VOLGENS ARTIKEL 70 VAN DIT REGLEMENT BLIJVEN ECHTER DE KOSTEN DOOR DE INSTELLINGEN TER ZAKE VAN BEROEPEN VAN PERSONEELSLEDEN DER GEMEENSCHAPPEN GEMAAKT, TE HAREN LASTE, ONVERMINDERD HET BEPAALDE IN ARTIKEL 69, PARAGRAAF 3, TWEEDE LID, BETREFFENDE DE KOSTEN WAARVAN HET HOF VASTSTELT DAT ZIJ VERGEEFS ZIJN AANGEWEND DAN WEL VEXATOIR ZIJN .
31 IN CASU HEBBEN VERWEERSTER EN INTERVENIENT HET HOF VERZOCHT OM VERZOEKSTER WEGENS DE VEXATOIRE AARD VAN HAAR BEROEP IN ALLE KOSTEN TE VERWIJZEN .
32 HET ONDERHAVIGE BEROEP KAN ECHTER NIET ALS VEXATOIR WORDEN BESCHOUWD, VOOR ZOVER HET IS BEDOELD OM HET HOF DE WETTIGHEID VAN HET BESLUIT VAN DE REKENKAMER TOT HET HOUDEN VAN INTERINSTITUTIONEEL VERGELIJKEND ONDERZOEK CC/LA/10/86 TE LATEN TOETSEN . VERZOEKSTER KAN DUS IN AANMERKING KOMEN VOOR TOEPASSING VAN ARTIKEL 70 VAN HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING . NIETTEMIN DIENT ZIJ DE KOSTEN VAN INTERVENIENT TE DRAGEN .
IN ZAAK 135/87,
ANDRONIKI VLACHOU, AMBTENAAR VAN DE REKENKAMER VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, AANVANKELIJK BIJGESTAAN EN VERTEGENWOORDIGD DOOR V . BIEL, ADVOCAAT TE LUXEMBURG, MET DOMICILIEKEUZE TE DIENS KANTORE, 18A, RUE DE GLACIS, LATER DOOR P . WEINACHT, ADVOCAAT TE LUXEMBURG, MET DOMICILIEKEUZE TE DIENS KANTORE, 6, RUE HEINE,
VERZOEKSTER,
TEGEN
REKENKAMER VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, VERTEGENWOORDIGD DOOR M . BECKER EN M . EKELMANS ALS GEMACHTIGDEN, DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG TE HARER VESTIGING, 26, RUE ALDRINGEN,
VERWEERSTER,
ONDERSTEUND DOOR
ZIZIS KLAPANARIS, AMBTENAAR VAN DE REKENKAMER VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, BIJGESTAAN EN VERTEGENWOORDIGD DOOR A . MAY, ADVOCAAT TE LUXEMBURG, DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE DIENS KANTORE, 31, GRAND-RUE,
INTERVENIENT,
BETREFFENDE EEN BEROEP TOT VASTSTELLING VAN DE ONWETTIGHEID VAN DE BESLUITEN VAN DE REKENKAMER HOUDENDE WEIGERING OM VERZOEKSTER TE BENOEMEN OP EEN POST VAN REVISEUR-HOOFDVERTALER, ALSMEDE VAN HET BESLUIT VAN DE REKENKAMER OM EEN INTERINSTITUTIONEEL VERGELIJKEND ONDERZOEK TE ORGANISEREN TER VOORZIENING IN TWEE AMBTEN VAN REVISEUR-HOOFDVERTALER,
WIJST
HET HOF VAN JUSTITIE ( EERSTE KAMER ),
SAMENGESTELD ALS VOLGT : G . BOSCO, KAMERPRESIDENT, R . JOLIET EN F . SCHOCKWEILER, RECHTERS,
ADVOCAAT-GENERAAL : C . O . LENZ
GRIFFIER : B . PASTOR, ADMINISTRATEUR
GEZIEN HET RAPPORT TER TERECHTZITTING EN TEN VERVOLGE OP DE MONDELINGE BEHANDELING OP 20 APRIL 1988,
GEHOORD DE CONCLUSIE VAN DE ADVOCAAT-GENERAAL TER TERECHTZITTING VAN 4 MEI 1988,
HET NAVOLGENDE
ARREST