Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 6 juli 1988.
Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 6 juli 1988.
1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 10 juni 1987, heeft Marie Élisabeth Agazzi Léonard, ambtenaar in de rang B 2 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, beroep ingesteld tot nietigverklaring van het besluit van de jury van intern vergelijkend onderzoek COM/A/8/84 om verzoekster niet op de lijst van geschikte kandidaten te plaatsen .
2 Blijkens het dossier is verzoekster sinds 1966 ambtenaar van de Commissie en werkzaam in een functie bij de medische dienst van de inrichting te Ispra van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek .
3 In 1978 behaalde zij een graad in de biomedische technologie aan de universiteit van Leuven .
4 Volgens artikel 45, lid 2, van het Statuut is de overgang van een ambtenaar naar een andere groep of een hogere categorie alleen mogelijk na een vergelijkend onderzoek . Ingevolge artikel 98, tweede alinea, geldt bovengenoemde regeling echter niet voor ambtenaren die een ambt bekleden waarvoor wetenschappelijke of technische vaardigheden worden vereist, en die uit kredieten van de begroting voor onderzoek en investeringen worden bezoldigd .
5 Deze ambtenaren van de wetenschappelijke en technische groepen kunnen onder door de Commissie vast te stellen voorwaarden in aanmerking komen voor overgang van categorie B naar categorie A .
6 Het Hof overwoog in zijn arrest van 20 oktober 1977 ( zaak 5/76, Jaensch, Jurispr . 1977, blz . 1817 ), dat het feit dat de mogelijkheid om zonder vergelijkend onderzoek van categorie te veranderen, uitsluitend bestaat voor ambtenaren die uit kredieten van de begroting voor onderzoek en investeringen worden bezoldigd, geen schending inhoudt van het beginsel van de gelijkheid van de ambtenaren, met name in verband met het precaire karakter van de ambten die met de onderzoekprogramma' s samenhangen .
7 Uit het dossier blijkt voorts, dat het ambt dat verzoekster bij de medische dienst van de inrichting te Ispra bekleedt, wetenschappelijke of technische kwalificaties vereist en dat het tot 1 januari 1973 werd bezoldigd uit kredieten van de begroting voor onderzoek en investeringen .
8 Met ingang van bovengenoemde datum is de medische dienst van de inrichting te Ispra, evenals de andere medische diensten van de Commissie, ondergebracht bij het directoraat-generaal Personeel en algemeen beheer; sindsdien worden de bij deze dienst werkzame ambtenaren dan ook bezoldigd uit de huishoudelijke begroting .
9 In een op 9 januari 1979 overeenkomstig artikel 90, lid 1, van het Statuut ingediend verzoek bracht verzoekster onder de aandacht, dat deze reorganisatie haar de mogelijkheid ontnam om volgens de regeling voor wetenschappelijk en technisch personeel van categorie te veranderen; zij verzocht derhalve om de organisatie van een vergelijkend onderzoek dan wel om overplaatsing naar een ambt dat bezoldigd werd uit kredieten van de begroting voor onderzoek en investeringen . Bij schrijven van 26 februari 1979 wees de Commissie dit verzoek af .
10 Verzoekster heeft zich vervolgens meermaals kandidaat gesteld voor een categoriewisseling in het kader van procedures die door de Commissie voor het wetenschappelijk en technisch personeel werden georganiseerd, maar zij werd daarbij echter nooit in aanmerking genomen . Ten slotte heeft zij, aangemoedigd door haar meerderen, zich op 31 juli 1984 aangemeld voor het intern vergelijkend onderzoek COM/A/8/84, dat openstond voor ambtenaren die uit de huishoudelijke begroting werden bezoldigd .
11 Dit vergelijkend onderzoek op de grondslag van schriftelijke bewijsstukken en een examen, werd door de Commissie georganiseerd met het oog op de vorming van een reserve van administrateurs ( rangen 7 en 6 van categorie A ). Deelneming stond uitsluitend open voor ambtenaren die sedert 1980 in de rangen B 3 tot B 1 waren ingedeeld, ten einde hun overgang van categorie B naar categorie A mogelijk te maken .
12 Het vergelijkend onderzoek omvatte drie fasen : een voorselectie, een opleidingsfase en ten slotte een mondeling examen .
13 Na afloop van de eerste fase wees de jury de kandidaten aan die zij het meest geschikt achtte om aan de volgende fase deel te nemen; zij baseerde zich daarbij op de persoonsdossiers van de kandidaten en een door hen geschreven verhandeling ter beoordeling van de algemene ontwikkeling en het oordeelsvermogen .
14 De aldus voor de tweede fase van het vergelijkend onderzoek geselecteerde kandidaten namen deel aan een verplicht opleidingsprogramma van vier weken, dat door de jury was samengesteld en georganiseerd, over onderwerpen als economie en gemeenschapsfinanciën, moderne managementmethodes en operationele en technische procedures van algemeen beheer .
15 Nadat de kandidaten dit opleidingsprogramma hadden doorlopen, namen zij deel aan een mondeling examen ten einde - aldus de aankondiging van vergelijkend onderzoek - de jury in staat te stellen aan de hand van een aantal vragen hun kwalificaties en geschiktheid voor een functie in categorie A te beoordelen . Voor dit examen konden maximaal 50 punten worden toegekend, waarbij een minimum van 30 punten vereist was om op de lijst van geschikte kandidaten te worden geplaatst .
16 Bij schrijven van 17 juni 1986 werd verzoekster medegedeeld, dat zij niet op de lijst was geplaatst, aangezien zij slechts 26,2 punten had behaald .
17 Tegen dit besluit diende verzoekster op 15 september 1986 een klacht in overeenkomstig artikel 90, lid 2, van het Statuut . De Commissie heeft deze klacht bij brief van 27 februari 1987 afgewezen .
18 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten en de middelen en argumenten van partijen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting . Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven, voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof .
De ontvankelijkheid
19 De Commissie stelt dat de door verzoekster voorgedragen middelen niet ontvankelijk zijn, voor zover zij betrekking hebben op de situatie die het gevolg is van de overbrenging van verzoeksters ambt naar de huishoudelijke begroting . Over de consequenties van die overgang voor haar loopbaan zou verzoekster zich reeds hebben beklaagd in haar verzoek van 9 januari 1979, dat door de Commissie was afgewezen . Nu zij indertijd geen klacht daartegen had ingediend, zou zij thans niet meer hetzelfde bezwaar kunnen aanvoeren .
20 Dienaangaande kan worden volstaan met op te merken, in de eerste plaats, dat het onderhavige beroep een volstrekt ander voorwerp heeft dan het in 1979 door verzoekster ingediende verzoek, en in de tweede plaats, dat niets er zich tegen verzet, dat de situatie die aan dat verzoek ten grondslag lag, thans weer wordt aangevoerd tegen een nieuwe voor beroep vatbare handeling .
21 De Commissie betoogt voorts, dat de middelen van verzoekster bovendien niet-ontvankelijk zijn voor zover zij betrekking hebben op de modaliteiten van het vergelijkend onderzoek, zoals deze in de aankondiging waren bepaald, nu verzoekster niet tijdig tegen die aankondiging is opgekomen .
22 Dienaangaande zij eraan herinnerd, dat volgens de rechtspraak van het Hof ( zie arrest van 11 maart 1986, zaak 294/84, Adams e.a ., Jurispr . 1986, blz . 977 ), de ambtenaar die zich bezwaard acht door een naar zijn mening onregelmatige aankondiging van vergelijkend onderzoek, hiertegen tijdig moet opkomen . Anders zou een aankondiging van vergelijkend onderzoek nog in geding kunnen worden gebracht lang nadat zij is gepubliceerd en wanneer de meeste, zoniet alle verrichtingen van het vergelijkend onderzoek reeds achter de rug zijn, hetgeen in strijd zou zijn met het rechtszekerheids - en het vertrouwensbeginsel en met het beginsel van goed bestuur .
23 Uit 's Hofs rechtspraak volgt echter ook ( zie arrest van 8 maart 1988, Sergio e.a ., gevoegde zaken 64, 71, 72 en 73 en 78/86, Jurispr . 1988, blz . 1399 ), dat wanneer een verzoeker niet tijdig tegen de aankondiging van vergelijkend onderzoek is opgekomen, dit hem niet belet zich te beroepen op onregelmatigheden die zich in de loop van het vergelijkend onderzoek hebben voorgedaan, ook al ligt de bron van die onregelmatigheden in de tekst van de aankondiging van vergelijkend onderzoek .
24 Uit het bovenstaande volgt, dat de voorgedragen middelen moeten worden afgewezen voor zover zij de onregelmatigheid van de aankondiging van vergelijkend onderzoek als zodanig betreffen, maar dat zij ten gronde dienen te worden onderzocht voor zover zij betrekking hebben op onregelmatigheden die het verder verloop van het vergelijkend onderzoek zouden hebben aangetast .
Ten gronde
25 In een eerste middel betoogt verzoekster, dat in het vergelijkend onderzoek het beginsel van goed bestuur en de zorgvuldigheidsplicht zijn geschonden, doordat bij de organisatie ervan geen rekening is gehouden met de deelneming van kandidaten met een wetenschappelijke opleiding en een overeenkomstige functie . Dat had wel moeten gebeuren, omdat een intern vergelijkend onderzoek als het onderhavige tot doel heeft, ambtenaren voor wie in categorie B geen verdere bevorderingsmogelijkheden meer bestaan, hetgeen zich vooral zou voordoen bij wetenschappelijke ambtenaren die huns ondanks worden bezoldigd uit de huishoudelijke begroting, perspectief te bieden op een redelijke voortzetting van hun loopbaan .
26 De Commissie brengt daartegen in, dat een intern vergelijkend onderzoek niet tot doel heeft een oplossing te vinden voor geblokkeerde loopbanen, maar om in vacatures te voorzien, en dat het in geding zijnde vergelijkend onderzoek bedoeld was om een reserve van administrateurs ten behoeve van alle diensten van de Commissie te vormen .
27 Wat dit eerste middel betreft, behoeft er slechts op te worden gewezen, dat volgens artikel 29, lid 1, van het Statuut een intern vergelijkend onderzoek slechts tot doel kan hebben, te voorzien in vacatures bij een instelling; een dergelijke procedure strekt er derhalve toe, de kandidaten te selecteren die het meest geschikt zijn voor de te vervullen functies . Hieruit volgt, dat de specifieke opleiding van bepaalde kandidaten en hun geschiktheid voor de functie die zij thans vervullen, op zich van geen belang zijn voor de wijze waarop het vergelijkend onderzoek moet worden georganiseerd . Vaststaat dat het in geding zijnde vergelijkend onderzoek ertoe strekte, een reserve van administrateurs te vormen die volgens de aankondiging tot taak zouden krijgen het verrichten van scheppende werkzaamheden, studies of controlewerkzaamheden op de werkgebieden van de Commissie, en tussen partijen is niet betwist, dat het vergelijkend onderzoek zo was georganiseerd, dat het mogelijk was de geschiktheid van de kandidaten voor dergelijke functies te beoordelen . Dit middel moet dus worden afgewezen .
28 In haar tweede middel voert verzoekster aan, dat het mondeling examen van het vergelijkend onderzoek in strijd was met het non-discriminatiebeginsel, doordat dit examen geheel was afgestemd op de kandidaten met een administratieve opleiding . Kandidaten met een wetenschappelijke opleiding zouden daardoor onnodig zijn benadeeld .
29 De Commissie merkt op, dat het mondeling examen uit vier onderdelen bestond . Eerst moest de kandidaat een bij loting getrokken vraag van algemene aard beantwoorden . Verzoekster trok daarbij een vraag over het onderwerp "verovering van de ruimte ". Daarna moest de kandidaat een uiteenzetting geven over zijn opleiding en zijn vroegere en huidige werkzaamheden, en vervolgens vragen beantwoorden over de plaats van zijn werkzaamheden in het gemeenschapsbeleid . Deze twee onderdelen moesten verzoekster in staat stellen haar persoonlijke bekwaamheden in het licht te stellen . Ten slotte moest de kandidaat een van twee vragen beantwoorden, die door de juryleden bij toerbeurt werden voorgesteld en die betrekking hadden op de diverse gebieden van gemeenschapsbeleid; deze vragen mochten geen verband houden met de actuele werkzaamheid van de kandidaat . Verzoekster moest kiezen tussen een vraag over de rol van de Europese Investeringsbank en een over de overschotten in het gemeenschappelijk landbouwbeleid en had voor dit laatste onderwerp gekozen .
30 Wat dit tweede middel betreft, zij eraan herinnerd, dat het mondeling examen volgens de aankondiging van vergelijkend onderzoek de jury in staat moest stellen, zich een oordeel te vormen over de kwalificaties van de kandidaten en over hun geschiktheid om functies van categorie A te vervullen . Zoals reeds vermeld, bestaan die functies in het verrichten, aan de hand van algemene richtlijnen, van scheppende werkzaamheden, studies of controletaken op de werkgebieden van de Commissie .
31 Gezien deze omstandigheden, kan men de jury van dit vergelijkend onderzoek er geen verwijt van maken, het mondeling examen zo te hebben ingericht, dat in het bijzonder de geschiktheid van de kandidaten voor administratieve functies kon worden getoetst . Het behoorde niet tot de taak van de jury, rekening te houden met de bijzondere bekwaamheden van een kandidaat op ander gebied . Dit middel is dus eveneens ongegrond .
32 In een derde middel stelt verzoekster, dat de jury artikel 27 van het Statuut heeft geschonden, volgens hetwelk de aanwerving erop gericht moet zijn, de instelling de medewerking te verzekeren van ambtenaren die aan de hoogste eisen van bekwaamheid voldoen . Door de wetenschappelijke bekwaamheden van sommige kandidaten buiten beschouwing te laten, zou de jury hebben miskend, dat die bekwaamheden voor een aantal ambten van categorie A noodzakelijk waren .
33 Dienaangaande kan worden volstaan met vast te stellen, dat het in casu ging om een vergelijkend onderzoek van algemene aard, bedoeld om een reserve te vormen van administrateurs die functies van categorie A bij gelijk welke dienst van de Commissie konden vervullen . De jury behoefde dus geen rekening te houden met specifieke bekwaamheden die vereist waren voor specifieke functies . Dit middel moet dus eveneens worden afgewezen .
34 Ten slotte heeft verzoekster als vierde middel aangevoerd, dat het bestreden besluit schending inhield van het gewettigd vertrouwen dat verzoekster mocht koesteren met betrekking tot het probleem van haar indeling .
35 Op dit punt moet worden erkend, dat verzoekster grond kan hebben om zich te zien als slachtoffer van een onbevredigende administratieve situatie . De enige reden dat zij niet kon deelnemen aan de procedures voor overgang naar categorie A, die openstonden voor ambtenaren die ambten van dezelfde aard als zij vervulden, is immers het feit dat haar ambt in 1973 naar de huishoudelijke begroting is overgebracht . Daar staat tegenover, dat zij pas in 1978 de nodige kwalificaties heeft verworven om aan een dergelijke procedure te kunnen deelnemen . Derhalve kon zij geen gerechtvaardigde verwachtingen koesteren met betrekking tot een overgang zonder vergelijkend onderzoek naar categorie A .
36 Waar het in geding zijnde vergelijkend onderzoek een algemeen karakter had in die zin, dat het diende ter voorziening in vacatures bij alle diensten van de Commissie, moet worden opgemerkt, dat de aanmoediging die verzoekster van haar meerderen heeft gekregen om eraan deel te nemen, geen basis kon zijn voor een gewettigd vertrouwen in een bijzondere waardering van haar wetenschappelijke bekwaamheden door de jury . Ook het op het vertrouwensbeginsel gebaseerde middel is derhalve ongegrond .
HET HOF VAN JUSTITIE ( Tweede kamer ),
rechtdoende :
1 ) Verwerpt het beroep .
2 ) Verstaat dat elk der partijen de eigen kosten zal dragen .
1 . Een ambtenaar kan, in een tegen een besluit van een jury van vergelijkend onderzoek gericht beroep, geen middelen aanvoeren die zijn ontleend aan een vermeende onregelmatigheid in de aankondiging van vergelijkend onderzoek, wanneer hij niet binnen de daarvan geldende termijn is opgekomen tegen de onderdelen van de aankondiging waardoor hij zich bezwaard acht . Anders zou een aankondiging van vergelijkend onderzoek nog in geding kunnen worden gebracht lang nadat zij is gepubliceerd en wanneer de meeste, zoniet alle verrichtingen van het vergelijkend onderzoek reeds achter de rug zijn, hetgeen in strijd zou zijn met het rechtszekerheids - en het vertrouwensbeginsel en met het beginsel van goed bestuur .
Anders ligt de situatie wanneer betrokkene zich beroept op onregelmatigheden, waarvan de bron weliswaar aan de tekst van de aankondiging kan worden toegeschreven, maar die zich eerst in de loop van het vergelijkend onderzoek hebben voorgedaan .
2 . De procedure van het vergelijkend onderzoek zoals geregeld in artikel 29, lid 1, van het Statuut kan slechts tot doel hebben te voorzien in vacatures, waarbij de meest geschikte kandidaten voor de te vervullen functies dienen te worden geselecteerd .
De examens dienen derhalve te zijn afgestemd op de vereisten voor de door middel van het vergelijkend onderzoek te vervullen ambten, en niet op de opleiding en bijzondere professionele bekwaamheden van de verschillende kandidaten .
++++
1 . Ambtenaren - Beroep - Beroep tegen besluit van jury vergelijkend onderzoek - Middelen ontleend aan onregelmatigheid van aankondiging van vergelijkend onderzoek, waartegen niet tijdig is opgekomen - Niet-ontvankelijkheid
( Ambtenarenstatuut, artikel 91 )
2 . Ambtenaren - Aanwerving - Vergelijkend onderzoek - Vergelijkend onderzoek op grondslag van schriftelijke bewijsstukken en examens - Inrichting van examens - Inrichting afgestemd op aanwervingsbehoeften en niet op opleiding en bijzondere bekwaamheden van verschillende kandidaten
( Ambtenarenstatuut, artikel 29, lid 1 )
Kosten
37 Ingevolge artikel 69, paragraaf 2, van het Reglement voor de procesvoering moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen . Volgens artikel 70 van dat Reglement blijven echter de kosten door de instellingen ter zake van beroepen van personeelsleden van de Gemeenschappen gemaakt, te haren laste .
In zaak 181/87,
M . É . Agazzi Léonard, ambtenaar van de Commissie, vertegenwoordigd door G . Marchesini, advocaat te Milaan, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij V . Biel, advocaat aldaar, 18A, rue des Glacis,
verzoekster,
tegen
Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door M . Wolfcarius, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij G . Kremlis, lid van haar juridische dienst, bâtiment Jean Monnet, Kirchberg,
verweerster,
betreffende een beroep tot nietigverklaring van het besluit van de jury van intern vergelijkend onderzoek COM/A/8/84 om verzoekster niet op de lijst van geschikte kandidaten te plaatsen,
wijst
HET HOF VAN JUSTITIE ( Tweede kamer ),
samengesteld als volgt : O . Due, kamerpresident, K . Bahlmann en T . F . O' Higgins, rechters,
advocaat-generaal : C . O . Lenz
griffier : D . Louterman, administrateur
gezien het rapport ter terechtzitting en ten vervolge op de mondelinge behandeling op 19 april 1988,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 5 mei 1988,
het navolgende
Arrest