Home

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 14 juli 1988.

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 14 juli 1988.

1 Bij vonnis van 15 juni 1987, zoals aangevuld bij vonnis van 21 september 1987, heeft het tribunal de commerce te L' Aigle krachtens artikel 177 EEG-Verdrag een prejudiciële vraag gesteld over de uitlegging van de artikelen 30 tot en met 36 EEG-Verdrag en van de artikelen 5, 15 en 16 van richtlijn 79/112 van de Raad van 18 december 1978 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake etikettering en presentatie van levensmiddelen bestemd voor de eindverbruiker alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame ( PB 1979, L 33, blz . 1; hierna : de richtlijn ), ten einde te kunnen beoordelen of het Franse decreet nr . 82-184 van 22 februari 1982 verenigbaar is met die bepalingen .

2 Die vraag is gerezen in het kader van een bij het tribunal de commerce te L' Aigle tegen Smanor ingestelde "procédure de redressement judiciaire ". Smanor is een Franse vennootschap die is gespecialiseerd in de produktie en de groothandelsverkoop van diepvriesprodukten, waaronder yoghurt, die zij diepvriest volgens een geoctrooieerd procédé dat zijzelf heeft ontwikkeld . Vanaf 1977 hebben de Franse autoriteiten herhaaldelijk gepoogd haar op basis van de ter zake geldende Franse bepalingen te verbieden die produkten onder de benaming "yoghurt" in de handel te brengen en haar derhalve te verplichten ze in Frankrijk onder de benaming "diepgevroren gefermenteerde melk" te verkopen .

3 Artikel 2 van het Franse decreet nr . 63-695 betreffende de bestrijding van fraude ter zake van yoghurt en gefermenteerde melk ( JORF van 16.7.1963, blz . 6512 ), zoals gewijzigd bij decreet nr . 82-184 van 22 februari 1982 ( JORF van 25.2.1982, blz . 676 ) bepaalt :

"De benaming yoghurt mag alleen worden gebruikt voor verse gefermenteerde melk, volgens vaste en eerlijke gebruiken verkregen door de enkele ontwikkeling van de specifieke thermofiele melkbacteriën lactobacillus bulgaricus en streptococcus thermophilus, die tegelijkertijd op het produkt moeten worden geënt en er op het ogenblik van verkoop levend moeten in voorkomen naar verhouding van ten minste 100 miljoen bacteriën per gram ... De yoghurt mag na het stremmen van de melk geen andere behandeling ondergaan dan koeling en eventueel verdeling ..."

4 Het tribunal de commerce te L' Aigle oordeelde dat de liquiditeitsproblemen van Smanor die tot de "procédure de redressement judiciaire" hebben geleid, te wijten waren aan de Franse yoghurtregeling, voor zover Smanor als gevolg van deze regeling was gesteld voor de keuze tussen het afzien van haar Franse afzetmarkten en de verkoop van haar diepgevroren yoghurt in strijd met de wettelijke bepalingen ter zake . Daarop heeft het tribunal de commerce te L' Aigle de behandeling van de zaak geschorst en het Hof van Justitie verzocht om een prejudiciële beslissing "over de uitlegging van de artikelen 30 tot en met 36 EEG-Verdrag en van de artikelen 5, 15 en 16 van de richtlijn ten aanzien van decreet nr . 82-184 van 22 februari 1982 ."

5 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten van het hoofdgeding, de relevante bepalingen van nationaal recht en de bij het Hof ingediende opmerkingen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting . Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof .

De uitlegging van de artikelen 30 tot en met 36 EEG-Verdrag

6 Met het eerste deel van zijn vraag wenst de nationale rechter in wezen te vernemen, of de artikelen 30 en 34 EEG-Verdrag eraan in de weg staan, dat een Lid-Staat op yoghurt die een diepvriesbehandeling heeft ondergaan, een nationale wettelijke regeling toepast die het in de handel brengen ervan onder de benaming "diepgevroren yoghurt" verbiedt .

7 De Franse regering betoogt, dat de situatie die tot het hoofdgeding heeft geleid, niet onder de artikelen 30 en volgende EEG-Verdrag valt, daar zij betrekking heeft op de toepassing van Frans recht op een Franse vennootschap die op Frans grondgebied diepgevroren yoghurt vervaardigt en in de handel brengt, en dat dit deel van de prejudiciële vraag derhalve niet behoeft te worden beantwoord .

8 Het is juist dat de Franse regeling in feite enkel van toepassing is op produkten die in Frankrijk worden verkocht en geen gevolgen heeft voor de uitvoer naar andere Lid-Staten, en dat zij derhalve niet behoeft te worden getoetst aan artikel 34 EEG-Verdrag, dat betrekking heeft op maatregelen van gelijke werking als kwantitatieve uitvoerbeperkingen . Uit de niet weersproken opmerkingen van de Commissie blijkt evenwel, dat diepgevroren yoghurt in andere Lid-Staten rechtmatig wordt vervaardigd en onder die benaming in de handel wordt gebracht; het is dus niet uitgesloten, dat die produkten in Frankrijk worden ingevoerd en dat de Franse wettelijke regeling erop van toepassing is .

9 Met betrekking tot de vraag of Smanor zich voor de nationale rechter met succes kan beroepen op de belemmering die de Franse regeling zou vormen voor de invoer van diepgevroren yoghurt, zij eraan herinnerd dat volgens vaste rechtspraak van het Hof, het in het kader van artikel 177 EEG-Verdrag aan de nationale rechter staat om in het licht van de concrete feiten te beoordelen of het antwoord op de prejudiciële vraag noodzakelijk is voor zijn uitspraak .

10 Derhalve dient te worden onderzocht of en in hoeverre artikel 30 EEG-Verdrag in de weg staat aan een regeling zoals de Franse, die verbiedt dat yoghurt die een diepvriesbehandeling heeft ondergaan, onder de benaming "diepgevroren yoghurt" op het nationale grondgebied in de handel wordt gebracht .

11 Volgens vaste rechtspraak van het Hof ( voor het eerst geformuleerd in het arrest van 11 juli 1974, zaak 8/74, Dassonville, Jurispr . 1974, blz . 837 ) is iedere handelsregeling der Lid-Staten die de intracommunautaire handel al dan niet rechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel, kan belemmeren, als een door artikel 30 EEG-Verdrag verboden maatregel van gelijke werking als kwantitatieve beperkingen te beschouwen .

12 Het onderhavige verbod, dat impliceert dat een andere verkoopbenaming moet worden gebruikt, sluit weliswaar de invoer in de betrokken Lid-Staat van uit andere Lid-Staten afkomstige produkten of produkten die zich aldaar in het vrije verkeer bevinden, niet absoluut uit, maar kan niettemin de verhandeling van die produkten bemoeilijken en bijgevolg, op zijn minst indirect, de handel tussen de Lid-Staten belemmeren ( zie met name het arrest van 16 december 1980, zaak 27/80, Fietje, Jurispr . 1980, blz . 3839 ).

13 In dit verband moet worden opgemerkt, dat de door de Franse regering voorgestelde benaming "diepgevroren gefermenteerde melk" bij de verbruiker minder bekend is dan de benaming "diepgevroren yoghurt", en dat het beslissend criterium voor het verbieden van de benaming "yoghurt", namelijk de diepvriesbehandeling, te maken heeft met een bewaarmethode die van bijzonder belang is bij de invoer van dit soort produkten .

14 Een nationale wettelijke regeling die verbiedt dat yoghurt die een diepvriesbehandeling heeft ondergaan, op het nationale grondgebied onder de benaming "diepgevroren yoghurt" in de handel wordt gebracht, vormt dus een maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve beperking in de zin van artikel 30 EEG-Verdrag .

15 Voorts zij erop gewezen, dat volgens vaste rechtspraak van het Hof ( zie met name de arresten van 20 februari 1979, zaak 120/78, Rewe, Jurispr . 1979, blz . 649; 10 november 1982, zaak 261/81, Rau, Jurispr . 1982, blz . 3961 en 12 maart 1987, zaak 178/84, Commissie/Duitsland - "bier" -, Jurispr . 1987, blz . 1227 ) bij gebreke van een gemeenschappelijke regeling inzake de verhandeling van de betrokken produkten, belemmeringen van het intracommunautaire verkeer als gevolg van dispariteiten van de nationale wettelijke regelingen moeten worden aanvaard, voor zover de betrokken regeling, die zonder onderscheid van toepassing is op nationale en ingevoerde produkten, gerechtvaardigd is uit hoofde van in artikel 36 EEG-Verdrag genoemde aspecten van het algemeen belang, zoals de bescherming van de gezondheid van personen, of uit hoofde van dwingende eisen verband houdende met, onder meer, de bescherming van consumenten . De regeling moet echter ook evenredig zijn aan het beoogde doel . Heeft een Lid-Staat de keuze tussen verschillende middelen waarmee hetzelfde doel kan worden bereikt, dan moet hij het middel kiezen dat het vrije handelsverkeer het minst belemmert .

16 Tegen de achtergrond van deze overwegingen moet worden vastgesteld, dat er buiten de richtlijn, die enkel betrekking heeft op de etikettering en presentatie van levensmiddelen bestemd voor de eindverbruiker en die het onderwerp is van het tweede deel van de prejudiciële vraag, dat hierna zal worden onderzocht, geen gemeenschappelijke of geharmoniseerde bepalingen betreffende de vervaardiging of de verhandeling van yoghurt bestaan . Verordening nr . 1898/87 van de Raad van 2 juli 1987 betreffende de bescherming van de benaming van melk en zuivelprodukten bij het in de handel brengen ( PB 1987, L 182, blz . 36 ) bepaalt in haar artikel 2, lid 2, weliswaar dat de benaming "yoghurt" uitsluitend mag worden gebruikt voor zuivelprodukten, doch verwijst voor het belangrijkste naar de nationale regelingen ter zake .

17 De bescherming van de gezondheid van personen kan niet worden aangevoerd ter rechtvaardiging van een regeling als hiervoor is beschreven, die niet de verhandeling van diepgevroren yoghurt, maar alleen het gebruik van de benaming "yoghurt" verbiedt .

18 Met betrekking tot de bescherming van consumenten heeft het Hof erkend, dat de Lid-Staten het recht hebben erop toe te zien dat de consumenten correct worden voorgelicht over de produkten die hun worden aangeboden, en aldus in staat worden gesteld aan de hand van die informatie hun keuze te maken ( zie de arresten van 12 maart 1987, reeds aangehaald, en 23 februari 1988, zaak 216/84, Commissie/Frankrijk - melksurrogaten -, Jurispr . 1988, blz . 793 ).

19 Die voorlichting kan doeltreffend worden verzekerd zonder het gebruik van de benaming "yoghurt" te verbieden, door de verplichting een passend etiket aan te brengen waarop de vermelding "diepgevroren" moet voorkomen om duidelijk te doen blijken van de bijzondere behandeling die de betrokken produkten hebben ondergaan .

20 Die oplossing ligt des te meer voor de hand, daar artikel 5, lid 3, van de richtlijn bepaalt, dat de verkoopbenaming van een levensmiddel kan worden vergezeld van een aanwijzing inzake de fysische toestand waarin het produkt zich bevindt of van de specifieke behandeling die het heeft ondergaan, en in dat verband uitdrukkelijk "diepvries" vermeldt .

21 Dit zou alleen anders zijn, wanneer de yoghurt na het diepvriezen niet meer de kenmerken vertoont die de consument verwacht wanneer hij een produkt met de benaming "yoghurt" koopt .

22 Dienaangaande moet worden vastgesteld, dat zowel uit de codex alimentarius van de FAO en van de Wereldgezondheidsorganisatie als uit de door de Commissie aangehaalde wettelijke regelingen van verschillende Lid-Staten blijkt, dat de kenmerkende eigenschap van het als "yoghurt" in de handel gebrachte produkt de aanwezigheid van grote aantallen levende melkbacteriën is .

23 In die omstandigheden lijkt het door een nationale wettelijke regeling opgelegde verbod op het gebruik van de benaming "yoghurt" voor de verkoop van diepgevroren produkten niet in verhouding te staan tot de beoogde bescherming van de consumenten, wanneer de kenmerkende eigenschappen van het diepgevroren produkt - met name wat het aantal bacteriën betreft - niet wezenlijk verschillen van die van het verse produkt en een passende etikettering, voorzien van een uiterste datum voor verkoop of consumptie, volstaat om de consumenten naar behoren te informeren .

24 Het staat aan de nationale rechter die uitspraak moet doen over de grond van de zaak, om aan de hand van de gegevens waarover hij beschikt, te beslissen of diepgevroren yoghurt zozeer afwijkt van de door de nationale regeling voor verse yoghurt gestelde eisen, dat een verschillende benaming gerechtvaardigd is .

25 Mitsdien moet op het eerste deel van de prejudiciële vraag van het tribunal de commerce te L' Aigle worden geantwoord, dat artikel 30 EEG-Verdrag eraan in de weg staat, dat een Lid-Staat op produkten die zijn ingevoerd uit een andere Lid-Staat waar zij rechtmatig zijn vervaardigd en in de handel gebracht, een nationale regeling toepast volgens welke de benaming "yoghurt" enkel mag worden gebruikt voor verse yoghurt met uitsluiting van diepgevroren yoghurt, wanneer de kenmerken van deze laatste niet wezenlijk verschillen van die van het verse produkt en een passende etikettering, voorzien van een uiterste datum voor verkoop of consumptie, volstaat om de consumenten naar behoren te informeren .

Uitlegging van richtlijn 79/112 van de Raad

26 Met het tweede deel van de prejudiciële vraag wenst de nationale rechter in wezen te vernemen, of de artikelen 5, 15 en 16 van de richtlijn aldus moeten worden uitgelegd, dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling betreffende de verkoopbenaming, volgens welke de benaming "yoghurt" niet mag worden gebruikt voor yoghurt die een diepvriesbehandeling heeft ondergaan .

27 De Franse regering betoogt, dat de nationale rechter ten onrechte naar genoemde artikelen van de richtlijn verwijst . Zij merkt dienaangaande onder meer op, dat artikel 5 van de richtlijn de bevoegdheid ter zake van de verkoopbenaming van levensmiddelen aan de Lid-Staten voorbehoudt .

28 Volgens artikel 5, lid 1, van de richtlijn is de verkoopbenaming van een levensmiddel de benaming vermeld in de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen die daarop van toepassing zijn, en bij het ontbreken van dergelijke bepalingen, de benaming die in de Lid-Staat waarin het levensmiddel aan de eindverbruiker wordt verkocht gebruikelijk is, dan wel een omschrijving van het levensmiddel en zo nodig van de wijze waarop dit kan worden gebruikt, die zo duidelijk is gesteld dat de koper de ware aard van het produkt kan begrijpen en het kan onderscheiden van soortgelijke produkten waarmede het zou kunnen worden verward .

29 Al verwijst deze bepaling naar de benamingen vermeld in de nationale regelingen van de Lid-Staten, toch moeten bij de beoordeling van de juiste betekenis en draagwijdte ervan de context van deze bepaling, en met name de algemene doelstelling en de opzet van de richtlijn, in aanmerking worden genomen .

30 Zowel uit de considerans van de richtlijn als uit de bewoordingen van haar artikel 2 blijkt, dat de richtlijn is vastgesteld uit bezorgdheid voor de voorlichting en bescherming van de eindverbruiker van levensmiddelen, inzonderheid met betrekking tot de aard, identiteit, hoedanigheden, samenstelling, hoeveelheid, houdbaarheid, oorsprong of herkomst en wijze van vervaardiging of verkrijging van die produkten .

31 Met betrekking tot het diepvriezen van levensmiddelen bepaalt artikel 5, lid 3, dat de verkoopbenaming een aanwijzing dient te omvatten of vergezeld dient te zijn van een aanwijzing inzake de fysische toestand waarin het produkt zich bevindt of de specifieke behandeling die het heeft ondergaan, indien het weglaten van deze aanwijzing bij de koper verwarring zou kunnen doen ontstaan . Als voorbeeld worden genoemd, de aanwijzingen "poeder, gevriesdroogd, diepvries, concentraat, gerookt ".

32 Daar de diepgevroren toestand van produkten in die bepaling uitdrukkelijk wordt vermeld, moet worden geconcludeerd dat een Lid-Staat het gebruik van een bepaalde benaming voor een bepaald produkt niet kan verbieden op de enkele grond dat dit produkt een diepvriesbehandeling heeft ondergaan, wanneer het na die behandeling nog steeds voldoet aan de andere voorwaarden die de nationale regeling voor toekenning van de betrokken benaming stelt .

33 Of de yoghurt na diepvries nog steeds voldoet aan de andere voorwaarden die de Franse regeling voor toekenning van de benaming "yoghurt" stelt, is een feitenkwestie waarover de nationale rechter heeft te beslissen .

34 Met betrekking tot artikel 15 van de richtlijn, volgens hetwelk de handel in levensmiddelen die beantwoorden aan de voorschriften van de richtlijn mag worden verboden door de toepassing van niet-geharmoniseerde nationale bepalingen inzake etikettering en presentatie van levensmiddelen, kan worden volstaan met de vaststelling dat de in lid 2 genoemde rechtvaardigingsgronden voor een dergelijk verbod, in casu de bescherming van de volksgezondheid en het tegengaan van misleiding, zoals hiervoor is aangetoond, in de onderhavige zaak niet in het geding zijn .

35 Ten slotte moet worden vastgesteld, dat artikel 16 van de richtlijn volgens zijn eigen bewoordingen slechts van toepassing is, wanneer er uitdrukkelijk naar wordt verwezen . In de artikelen 5 en 15 komt een dergelijke verwijzing niet voor .

36 Mitsdien moet op het tweede deel van de prejudiciële vraag worden geantwoord, dat de bepalingen van richtlijn 79/112, en met name artikel 5 daarvan, aldus moeten worden uitgelegd, dat zij zich verzetten tegen de toepassing van een nationale regeling volgens welke de verkoopbenaming "yoghurt" niet mag worden gebruikt voor ingevoerde of inheemse produkten die een diepvriesbehandeling hebben onderdaan, wanneer deze produkten voor het overige voldoen aan de voorwaarden die de nationale regeling stelt voor toekenning van deze benaming aan verse produkten .

HET HOF VAN JUSTITIE ( Derde kamer ),

uitspraak doende op de door het tribunal de commerce te L' Aigle bij vonnis van 15 juni 1987 ( aangevuld bij vonnis van 21 september 1987 ) gestelde vraag, verklaart voor recht :

1 ) Artikel 30 van het Verdrag staat eraan in de weg dat een Lid-Staat op produkten die zijn ingevoerd uit een andere Lid-Staat waar zij rechtmatig zijn vervaardigd en in de handel gebracht, een nationale regeling toepast volgens welke de benaming "yoghurt" enkel mag worden gebruikt voor verse yoghurt met uitsluiting van diepgevroren yoghurt, wanneer de kenmerken van deze laatste niet wezenlijk verschillen van die van het verse produkt en een passende etikettering, voorzien van een uiterste datum voor verkoop of consumptie, volstaat om de consumenten naar behoren te informeren .

2 ) De bepalingen van richtlijn 79/112, en met name artikel 5 daarvan, moeten aldus worden uitgelegd, dat zij zich verzetten tegen de toepassing van een nationale regeling volgens welke de verkoopbenaming "yoghurt" niet mag worden gebruikt voor ingevoerde of inheemse produkten die een diepvriesbehandeling hebben ondergaan, wanneer deze produkten voor het overige voldoen aan de voorwaarden die de nationale regeling stelt voor toekenning van deze benaming aan verse produkten .

1 . In het kader van artikel 177 EEG-Verdrag staat het aan de nationale rechter om in het licht van de concrete feiten te beoordelen of het antwoord op de prejudiciële vraag noodzakelijk is voor zijn uitspraak .

2 . Artikel 30 EEG-Verdrag staat eraan in de weg dat een Lid-Staat op produkten die zijn ingevoerd uit een andere Lid-Staat waar zij rechtmatig zijn vervaardigd en in de handel gebracht, een nationale regeling toepast volgens welke de benaming "yoghurt" enkel mag worden gebruikt voor verse yoghurt met uitsluiting van diepgevroren yoghurt, wanneer de kenmerken van deze laatste niet wezenlijk verschillen van die van het verse produkt en een passende etikettering, voorzien van een uiterste datum voor verkoop of consumptie, volstaat om de consumenten naar behoren te informeren .

3 . De bepalingen van richtlijn 79/112 inzake etikettering en presentatie van levensmiddelen, en met name artikel 5 daarvan, moeten aldus worden uitgelegd, dat zij zich verzetten tegen de toepassing van een nationale regeling volgens welke de verkoopbenaming "yoghurt" niet mag worden gebruikt voor ingevoerde of inheemse produkten die een diepvriesbehandeling hebben ondergaan, wanneer deze produkten voor het overige voldoen aan de voorwaarden die de nationale regeling stelt voor toekenning van deze benaming aan verse produkten .

++++

1 . Prejudiciële vragen - Voorlegging aan het Hof - Relevantie van de opgeworpen vragen - Beoordeling door nationale rechter

( EEG-Verdrag, artikel 177 )

2 . Vrij verkeer van goederen - Kwantitatieve beperkingen - Maatregelen van gelijke werking - Bescherming van consument - Toepassing op ingevoerde produkten van nationale wettelijke regeling volgens welke benaming "yoghurt" enkel mag worden gebruikt voor verse yoghurt - Ontoelaatbaarheid - Voorwaarden

( EEG-Verdrag, artikel 30 )

3 . Harmonisatie van wetgevingen - Etikettering en presentatie van levensmiddelen - Richtlijn 79/112 - Nationale wettelijke regeling volgens welke benaming "yoghurt" niet mag worden gebruikt voor diepgevroren produkten - Ontoelaatbaarheid - Voorwaarden

( Richtlijn 79/112 van de Raad )

Kosten

37 De kosten door de Franse en de Nederlandse regering en door de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening hunner opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen . Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen .

In zaak 298/87,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het tribunal de commerce te L' Aigle, in de aldaar aanhangige "procédure de redressement judiciaire" ( gerechtelijk-herstelprocedure ) tegen

Smanor SA, te Saint Martin d' Ecublei,

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van de artikelen 30 tot en met 36 EEG-Verdrag en van de artikelen 5, 15 en 16 van richtlijn 79/112 van de Raad van 18 december 1978 ( PB 1979, L 33, blz . 1 ),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE ( Derde kamer ),

samengesteld als volgt : J . C . Moitinho de Almeida, kamerpresident, U . Everling en Y . Galmot, rechters,

advocaat-generaal : J . Mischo

griffier : J . A . Pompe, adjunct-griffier

gelet op de opmerkingen ingediend door

- Smanor SA, vertegenwoordigd door J.-Y . Langlais en J . Mendel, advocaten,

- de Franse regering, vertegenwoordigd door J . P . Puissochet en G . de Bergues,

- de Nederlandse regering, vertegenwoordigd door E . F . Jacobs,

- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door C . Durand,

gezien het rapport ter terechtzitting en ten vervolge op de mondelinge behandeling op 4 mei 1988,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 2 juni 1988,

het navolgende

Arrest