Home

Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 6 november 1990.

Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 6 november 1990.

1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 24 november 1987, heeft Weddel & Co . BV ( hierna : verzoekster ) krachtens artikel 173 EEG-Verdrag beroep ingesteld tot nietigverklaring van verordening ( EEG ) nr . 2806/87 van de Commissie van 18 september 1987 betreffende de afgifte van invoercertificaten voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit ( PB 1987, L 268, blz . 59 ).

2 Alvorens de gegrondheid van het beroep te onderzoeken, zij herinnerd aan de context waarbinnen de bestreden verordening moet worden geplaatst, te weten de gemeenschapsbepalingen inzake het communautaire tariefcontingent van bedoelde produkten, inzake de afgifte van invoercertificaten en inzake de afwikkeling van het betrokken contingent .

Het communautaire tariefcontingent

3 Jaarlijks wordt door de Gemeenschap in het kader van de Gatt-verplichtingen een communautair tariefcontingent geopend voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit . Voor 1987 vond dit met betrekking tot genoemd rundvlees plaats bij verordening ( EEG ) nr . 3928/86 van de Raad van 16 december 1986 ( PB 1986, L 365, blz . 2 ). Volgens artikel 1 van deze verordening bedroeg de totale hoeveelheid van het contingent 29 800 ton . Artikel 2 bepaalt, dat de uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld volgens de zogenoemde "beheerscomitéprocedure" van artikel 27 van verordening ( EEG ) nr . 805/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees ( PB 1968, L 148, blz . 24 ).

4 Verordening ( EEG ) nr . 3985/86 van de Commissie van 23 december 1986 ( PB 1986, L 370, blz . 37 ) bevat de uitvoeringsbepalingen van de invoerregelingen . Artikel 1, lid 1, sub d, van deze verordening bepaalt :

"1 . Het tariefcontingent voor rundvlees, vers, gekoeld of bevroren, als bedoeld in artikel 1, lid 1, van verordening ( EEG ) nr . 3928/86 wordt als volgt verdeeld :

a ) ...

...

d ) 10 000 ton, uitgedrukt in gewicht van het produkt, vlees, van de posten 02.01 A II a ) en 02.01 A II b ) van het gemeenschappelijk douanetarief, dat aan de volgende omschrijving voldoet : ..."

Artikel 7 luidt als volgt :

"Voor het indienen van de certificaataanvragen en het afgeven van invoercertificaten voor vlees als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub d, geldt het bepaalde in de artikelen 12 en 15 van verordening ( EEG ) nr . 2377/80 ."

De regeling inzake de invoercertificaten

5 Ten tijde van de feiten die aan het onderhavige geding ten grondslag liggen, was de afgifte van invoercertificaten geregeld in verordening ( EEG ) nr . 2377/80 van de Commissie van 4 september 1980 ( PB 1980, L 241, blz . 5 ). Artikel 12 van deze verordening, zoals gewijzigd bij artikel 2 van verordening ( EEG ) nr . 3578/82 van de Commissie van 23 december 1982 ( PB 1982, L 373, blz . 59 ), die van toepassing was tot 1 januari 1988, bepaalt :

"1 . Om in aanmerking te komen voor toepassing van de bijzondere invoerregeling bedoeld in artikel 1, lid 1, sub d, van verordening ( EEG ) nr . 2972/79 moeten :

a ) de certificaataanvraag of de door dezelfde belanghebbende ingediende certificaataanvragen betrekking hebben op een totale hoeveelheid die overeenkomt met minimaal 5 ton vlees, uitgedrukt in gewicht van het produkt, voor de betrokken regeling en voor de maand waarin de certificaataanvraag of certificaataanvragen wordt of worden ingediend;

..."

6 Artikel 15 van verordening nr . 2377/80 regelt de aanvrage en afgifte van de invoercertificaten . Artikel 15, lid 6, sub d, zoals ingevoegd bij verordening nr . 3578/82, bepaalt :

"d ) De Commissie beslist in welke mate gevolg kan worden gegeven aan de op grond van artikel 12 ingediende aanvragen . Indien de hoeveelheden waarvoor certificaten zijn aangevraagd groter zijn dan de beschikbare hoeveelheden, stelt de Commissie een uniform percentage vast waarmee de aangevraagde hoeveelheden worden verminderd . Indien de totale hoeveelheid waarvoor aanvragen zijn ingediend beneden de beschikbare hoeveelheid ligt, bepaalt de Commissie de overblijvende hoeveelheid ."

De afwikkeling van het communautaire tariefcontingent

7 Voor het bij artikel 1, lid 1, sub d, van verordening nr . 3985/86 voor 1987 vastgestelde contingent van 10 000 ton rundvlees van hoge kwaliteit waren certificaten aangevraagd voor een grotere hoeveelheid dan in totaal beschikbaar was . Bij haar verordening ( EEG ) nr . 519/87 van 20 februari 1987 ( PB 1987, L 52, blz . 12 ) maakte de Commissie daarom gebruik van de haar in artikel 15, lid 6, sub d, van verordening nr . 2377/80 toegekende bevoegdheid om de aangevraagde hoeveelheden met een bepaald percentage te verminderen . Artikel 1 van deze verordening luidt als volgt :

"Aan elke aanvraag om een invoercertificaat die in februari 1987 is ingediend voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub d, van verordening ( EEG ) nr . 3985/86, wordt voldaan voor de volgende hoeveelheid : 3,343 % van de gevraagde hoeveelheid ."

8 Omdat een groot aantal van de aangevraagde certificaten om commerciële redenen niet was gebruikt, werd bij verordening ( EEG ) nr . 2539/87 van de Commissie van 24 augustus 1987 ( PB 1987, L 241, blz . 6 ) een nieuwe inschrijvingsprocedure geopend . Artikel 1 van deze verordening bepaalt :

"Overeenkomstig artikel 12 van verordening ( EEG ) nr . 2377/80 kunnen gedurende de eerste tien dagen van september 1987 certificaataanvragen worden ingediend voor een totale hoeveelheid van 4 617 ton rundvlees van oorsprong en van herkomst uit de Verenigde Staten van Amerika en uit Canada ."

9 Nadien bleek het noodzakelijk, de krachtens verordening nr . 2539/87 aangevraagde hoeveelheden met een bepaald percentage te verminderen . Daartoe bepaalde artikel 1 van de thans bestreden verordening nr . 2806/87 :

"Aan elke aanvraag om een invoercertificaat, die in september 1987 is ingediend voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub d, van verordening ( EEG ) nr . 3985/86, wordt voldaan voor de volgende hoeveelheid : 0,2425 % van de gevraagde hoeveelheid .

Wanneer een aanvraag betrekking heeft op een hoeveelheid die groter is dan de bij verordening ( EEG ) nr . 2539/87 beschikbaar gestelde hoeveelheid van 4 617 ton, wordt zij slechts tot ten hoogste deze laatste hoeveelheid in aanmerking genomen ."

10 Op 9 september 1987 diende verzoekster bij de bevoegde Nederlandse autoriteiten een certificaataanvraag in voor de invoer van 80 000 ton rundvlees, gevolgd door een nieuwe aanvraag op 10 september voor 240 000 ton . Ingevolge de maximeringsregel van artikel 1, tweede alinea, van verordening nr . 2806/87 verkreeg verzoekster een certificaat voor slechts 0,2425 % van 4 617 ton, zodat zij 11,19 ton rundvlees mocht invoeren .

11 De vraag, of een handelaar in het kader van verordening nr . 2539/87 certificaataanvragen kon indienen voor een grotere dan de beschikbare hoeveelheid, werd voor het eerst aan de orde gesteld tijdens de op 11 september 1987 gehouden vergadering van het beheerscomité . Volgens de notulen van die vergadering verklaarden de diensten van de Commissie dienaangaande, dat de tekst van artikel 12 van verordening nr . 2377/80 naar de letter genomen niet voorzag in een maximering van de aanvragen . Het zou echter een twijfelachtige kwestie betreffen, die nadere bestudering behoefde .

12 Op 11 september 1987 deelde het Produktschap voor Vee en Vlees ( hierna : PVV ), het bevoegde Nederlandse orgaan voor de afgifte van invoercertificaten, de Commissie het totaal van de in Nederland ingediende aanvragen mee . Op 15 september 1987 antwoordde de Commissie daarop, dat een certificaataanvraag betrekking moest hebben op een totale hoeveelheid van ten minste 5 ton vlees, maar in geen geval op meer dan de totale hoeveelheid die op het moment van indiening van de aanvraag beschikbaar was, ofschoon er sinds 1982 geen specifiek plafond bestond in het kader van deze regeling .

13 Het PVV antwoordde hierop, dat de door de Commissie aan verordening nr . 2539/87 gegeven uitlegging in strijd was met een aantal eerder gedane uitspraken - onder meer in de vergadering van het beheerscomité op 11 september 1987 - en dat de betrokken ondernemingen in Nederland hierdoor in grote problemen zouden geraken . De Commissie voerde evenwel bij verordening nr . 2806/87 een maximeringsregel in, waardoor de aangevraagde hoeveelheden proportioneel werden verminderd .

14 Bij beschikking van 27 april 1988 heeft het Hof de Nederlandse regering toegelaten tot interventie ter ondersteuning van de conclusies van verzoekster .

15 Voor een nadere uiteenzetting van de toepasselijke bepalingen, de feiten, het procesverloop en de middelen en argumenten van partijen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting . Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof .

De ontvankelijkheid

16 Verzoekster betoogt, dat het beroep volgens het arrest van 13 mei 1971 ( gevoegde zaken 41/70, 42/70, 43/70 en 44/70, International Fruit Company, Jurispr . 1971, blz . 411 ) ontvankelijk is, aangezien de bestreden verordening geen algemene strekking heeft en verzoekster door de bepalingen ervan rechtstreeks en individueel wordt geraakt . Door de toepassing van de betrokken verordening zou zij aanzienlijke schade hebben geleden, doordat de certificaataanvragen slechts voor een bepaalde maximumhoeveelheid werden toegewezen en zij daardoor niet meer in staat was een aanzienlijk grotere hoeveelheid rundvlees uit de Verenigde Staten en/of Canada in te voeren . Bovendien zou zij daardoor rechten op Gatt-vergunningen hebben gederfd .

17 De Commissie is van oordeel, dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat verzoekster door verordening nr . 2806/87 niet rechtstreeks en individueel wordt geraakt in de zin van artikel 173, tweede alinea, EEG-Verdrag . De verordening zou een algemene strekking hebben en niet kunnen worden beschouwd als een beschikking of een bundel van beschikkingen, zoals artikel 173 vereist . Het enkele feit dat het aantal of zelfs de identiteit kan worden vastgesteld van de personen tot wie een verordening is gericht, zou geen criterium zijn om die verordening aan te merken als een voor beroep vatbare handeling in de zin van artikel 173, tweede alinea, EEG-Verdrag .

18 Nagegaan moet worden, of verzoekster door de bepalingen van verordening nr . 2806/87 rechtstreeks en individueel wordt geraakt in de zin van artikel 173, tweede alinea, EEG-Verdrag .

19 Met betrekking tot de eerste voorwaarde kan worden volstaan met de opmerking, dat verordening nr . 2806/87 de criteria voor de toewijzing van de invoercertificaten zeer nauwkeurig omschrijft, zonder daarbij enige beoordelingsmarge te laten aan de nationale instanties die met de afgifte van die documenten zijn belast . Dit betekent, dat verzoekster door de verordening rechtstreeks wordt geraakt .

20 Wat de tweede voorwaarde betreft, staat vast, dat verordening nr . 2806/87 is vastgesteld gezien de hoeveelheden rundvlees waarvoor in de eerste tien dagen van september 1987 individuele aanvragen voor invoercertificaten waren ingediend .

21 Op het moment van vaststelling van genoemde verordening was dus bekend, op hoeveel aanvragen zij betrekking zou hebben . Er kon immers geen enkele nieuwe aanvraag meer bijkomen . Op basis van de totale hoeveelheid waarvoor aanvragen waren ingediend, werd bepaald, tot welk percentage aan die aanvragen kon worden voldaan .

22 Met de vaststelling van verordening nr . 2806/87 heeft de Commissie, ook al had zij uitsluitend kennis gekregen van de aangevraagde hoeveelheden, derhalve beschikt over het aan elke ingediende aanvraag te geven gevolg .

23 Hieruit volgt, dat artikel 1 van verordening nr . 2806/87 geen bepaling is van algemene strekking in de zin van artikel 189, tweede alinea, EEG-Verdrag, maar moet worden beschouwd als een bundel van door de Commissie krachtens artikel 1, lid 1, sub d, van verordening nr . 3985/86 in de vorm van een verordening gegeven individuele beschikkingen, die de rechtssituatie van elke afzonderlijke aanvrager beïnvloeden . Mitsdien moet worden vastgesteld, dat de verordening verzoekster rechtstreeks en individueel raakt en dat het beroep bijgevolg ontvankelijk is .

Ten gronde

24 Verzoekster voert verscheidene middelen aan, die met name zijn ontleend aan onvoldoende motivering van de bestreden verordening, bevoegdheidsoverschrijding en schending van een wezenlijk vormvoorschrift .

25 Zo stelt zij om te beginnen, dat artikel 1, tweede alinea, van verordening nr . 2806/87, dat een wijziging inhoudt van het tot dan toe door de Commissie gevoerde beleid, in de considerans van die verordening niet wordt gemotiveerd . Deze zou dus zijn vastgesteld met schending van artikel 190 EEG-Verdrag .

26 In de tweede plaats stelt verzoekster, dat verordening nr . 2806/87 niet enkel regels geeft voor de indiening van certificaataanvragen overeenkomstig artikel 15, lid 6, sub d, van verordening nr . 2377/80 van de Raad, maar bovendien voor de afgifte van de certificaten voorwaarden stelt die niet in artikel 12 van laatstgenoemde verordening zijn voorzien . Door aldus nieuwe regels op te stellen in een ter uitvoering van een verordening van de Raad vastgestelde verordening, zou de Commissie haar bevoegdheid te buiten zijn gegaan .

27 In de derde plaats stelt verzoekster schending van procedure en/of een wezenlijk vormvoorschrift, doordat de Commissie heeft verzuimd het beheerscomité te raadplegen, zoals voorgeschreven in artikel 27 van verordening nr . 805/68 van de Raad .

28 Na een uiteenzetting over de ontstaansgeschiedenis van de maximeringsregel betoogt de Commissie, dat artikel 1, tweede alinea, van verordening nr . 2806/87 slechts een verduidelijking en geen wijziging inhoudt van het stelsel van de artikelen 12 en 15 van verordening nr . 2377/80 van de Raad . De maximeringsregel zou slechts een logisch uitvloeisel zijn van de techniek van het uniform percentage, voorzien in artikel 15, lid 6, sub d, van verordening nr . 2377/80 .

29 Met haar drie middelen werpt verzoekster de vraag op, of de Commissie gerechtigd was, op een tijdstip waarop alle aanvragen voor invoercertificaten reeds waren ingediend, bij de bestreden verordening een maximeringsregel in te voeren, volgens welke elke aanvraag slechts tot ten hoogste de totale beschikbare hoeveelheid van 4 617 ton in aanmerking zou worden genomen .

30 Zoals duidelijk wordt verklaard in de tweede overweging van de considerans van verordening nr . 2957/79 van de Raad van 20 december 1979 ( PB 1979, L 336, blz . 5 ), waarbij het communautair tariefcontingent voor het betrokken rundvlees voor het eerst werd geopend, beoogt het stelsel van aanvragen voor invoercertificaten en van inkorting van die aanvragen in geval van overschrijding van het contingent, met name te waarborgen, "dat alle betrokkenen in de Gemeenschap te allen tijde en in gelijke mate gebruik kunnen maken van het contingent ".

31 Erkend moet worden, dat de regel van artikel 1, tweede alinea, van verordening nr . 2806/87 van goed beheer getuigt, doordat hij een precisering geeft van de bestaande gemeenschapsregeling; van deze regeling is hij bovendien een noodzakelijk uitvloeisel, omdat het stelsel van invoercertificaten zonder deze regel niet goed zou kunnen functioneren . In dit verband moet worden beklemtoond, dat iemand die meer dan de beschikbare hoeveelheid aanvraagt, enkel de bedoeling kan hebben, de later door de Commissie toegepaste proportionele vermindering van alle aangevraagde hoeveelheden in zijn eigen voordeel scheef te trekken . De maatregelen die de Commissie heeft getroffen om een dergelijk oneigenlijk gebruik van het stelsel te voorkomen, moeten mitsdien worden geacht tot haar eigen bevoegdheden te behoren, zodat raadpleging van het beheerscomité niet noodzakelijk was .

32 Verzoekster voert voorts aan, dat in het kader van andere verordeningen en regelingen op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid het indienen van aanvragen voor méér dan de beschikbare hoeveelheid gebruikelijk was en geaccepteerd werd . In haar antwoord op een schriftelijke vraag van het Hof heeft zij echter geen enkel voorbeeld van een dergelijke praktijk kunnen geven . Verzoekster kon er in redelijkheid dan ook niet op vertrouwen, dat de Commissie anders zou handelen, zodat het door haar aangevoerde argument van de hand moet worden gewezen .

33 Verzoekster stelt tevens, dat artikel 1, tweede alinea, van verordening nr . 2806/87 schending van het gelijkheidsbeginsel oplevert, doordat het een ongerechtvaardigd onderscheid maakt tussen enerzijds degenen die in één Lid-Staat één aanvraag indienen voor een grotere dan de beschikbare hoeveelheid, en anderzijds degenen die in meerdere Lid-Staten telkens een aanvraag indienen voor de totale beschikbare hoeveelheid . Volgens verzoekster worden laatstbedoelde aanvragen niet overeenkomstig artikel 15, lid 2, sub b, van verordening nr . 2377/80, zoals gewijzigd bij verordening nr . 3578/82, bij elkaar opgeteld, waardoor het mogelijk is, in verschillende Lid-Staten een invoercertificaat aan te vragen uit hoofde van dezelfde bijzondere invoerregeling .

34 De Commissie erkent, dat de toepassing van de maximeringsregel van verordening nr . 2806/87 sinds de inwerkingtreding van verordening nr . 3578/82 inderdaad tot een verschil in behandeling kan leiden wanneer iemand in meer Lid-Staten tegelijk aanvragen indient . Dit zou zich tot nog toe echter niet hebben voorgedaan . In elk geval zou dat mogelijke verschil in behandeling geen gevolgen hebben gehad voor verzoekster, aangezien zij geen aanvragen in andere Lid-Staten heeft ingediend .

35 Om te beginnen zij eraan herinnerd, dat de bestreden invoerregeling beoogt te waarborgen, dat alle belanghebbenden in de Gemeenschap gelijkelijk gebruik kunnen maken van de beschikbare hoeveelheid . Vervolgens moet worden vastgesteld, dat zowel door het indienen in één Lid-Staat van een aanvraag voor een grotere dan de beschikbare hoeveelheid als door het indienen in meerdere Lid-Staten van aanvragen die elk betrekking hebben op de totale beschikbare hoeveelheid, een oneigenlijk gebruik van de regeling wordt gemaakt . Aan het feit, dat de Commissie niet voortvarend is opgetreden tegen het tweede type misbruik, kan verzoekster dan ook niet het recht ontlenen, de door haar gebezigde methode te zien goedkeuren of rechtvaardigen . Mitsdien kan zij zich niet beroepen op schending van het gelijkheidsbeginsel .

36 Met betrekking ten slotte tot het door verzoekster en de Nederlandse regering aangevoerde argument, als zou de uitlegging van de Commissie niet duidelijk voortvloeien uit de bestaande gemeenschapsregeling en derhalve schending opleveren van het rechtszekerheidsbeginsel, zij nogmaals beklemtoond, dat die uitlegging louter een precisering en een noodzakelijk uitvloeisel van de bestaande gemeenschapsregeling was . Het middel betreffende schending van het rechtszekerheidsbeginsel moet dan ook worden afgewezen .

37 Uit het voorgaande volgt, dat de aangevoerde middelen ongegrond zijn en dat het beroep mitsdien moet worden verworpen .

HET HOF VAN JUSTITIE ( Tweede Kamer ),

rechtdoende :

1 ) Verwerpt het beroep .

2 ) Verwijst verzoekster in de kosten .

1 . Een verordening die, in het kader van het beheer van een tariefcontingent, bepaalt tot welk percentage de nationale instanties van de Lid-Staten aan de door de importeurs ingediende aanvragen om invoercertificaten zullen voldoen, is een verordening waardoor die importeurs rechtstreeks worden geraakt . Vastgesteld op basis van de totale hoeveelheid waarvoor gedurende een bepaalde periode dergelijke aanvragen waren ingediend, beschikt de verordening - ook al was de identiteit van de aanvragers ten tijde van de vaststelling ervan niet bekend - over het aan elke ingediende aanvraag te geven gevolg, zodat zij elk der aanvragers individueel raakt . Dit betekent, dat de verordening niet een handeling van algemene strekking is in de zin van artikel 189, tweede alinea, EEG-Verdrag, maar een bundel van individuele beschikkingen, waartegen een door de verordening geraakte importeur krachtens artikel 173, tweede alinea, EEG-Verdrag beroep tot nietigverklaring kan instellen .

2 . Gelet op het doel van het stelsel van aanvragen voor invoercertificaten, waardoor de toegang wordt geopend tot het communautaire tariefcontingent voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit, en van korting van die aanvragen in geval van overschrijding van de beschikbare hoeveelheid, zoals geregeld bij verordening ( EEG ) nr . 2377/80, gewijzigd bij verordening ( EEG ) nr . 3578/82, namelijk het waarborgen dat alle belanghebbende importeurs in de Gemeenschap te allen tijde en in gelijke mate van het contingent gebruik kunnen maken, was de Commissie gerechtigd, op een tijdstip waarop alle aanvragen voor invoercertificaten reeds waren ingediend, in artikel 1, tweede alinea, van verordening ( EEG ) nr . 2806/87 te bepalen, dat wanneer een certificaataanvraag betrekking had op een hoeveelheid die de beschikbare hoeveelheid overschreed, zij slechts tot ten hoogste deze laatste hoeveelheid in aanmerking zou worden genomen . Aangezien iemand die meer dan de beschikbare hoeveelheid aanvraagt, enkel de bedoeling kan hebben, de later door de Commissie toegepaste proportionele vermindering van de verschillende aangevraagde hoeveelheden scheef te trekken, was een dergelijke maatregel van goed beheer immers noodzakelijk om een oneigenlijk gebruik van het stelsel te voorkomen . Waar die maatregel tot de eigen bevoegdheden van de Commissie behoort, kon hij zonder raadpleging van het beheerscomité worden vastgesteld . De maatregel kon geen schending van het rechtszekerheidsbeginsel opleveren, aangezien hij louter een precisering en een noodzakelijk uitvloeisel van een bestaande gemeenschapsregeling was .

++++

1 . Beroep tot nietigverklaring - Natuurlijke of rechtspersonen - Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken - Verordening houdende vaststelling van percentage waarmee hoeveelheden waarvoor gedurende bepaalde periode invoercertificaten zijn aangevraagd, worden verminderd

( EEG-Verdrag, artikelen 173, tweede alinea, en 189, tweede alinea; verordening ( EEG ) nr . 2806/87 van de Commissie )

2 . Landbouw - Gemeenschappelijke ordening der markten - Rundvlees - Tariefcontingent voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit - Stelsel van invoercertificaten - Certificaataanvragen die beschikbare hoeveelheid overschrijden - Toepassing van uniform verminderingspercentage - Invoering, voor afwikkeling van in behandeling zijnde aanvragen, van een kwantitatief plafond van aanvragen waaraan na vermindering moet worden voldaan - Eigen bevoegdheid van Commissie - Geen schending van rechtszekerheidsbeginsel

( Verordeningen ( EEG ) nr . 2377/80 van de Commissie, zoals gewijzigd bij verordening ( EEG ) nr . 3578/82 en nr . 2806/87, artikel 1, tweede alinea )

Kosten

38 Ingevolge artikel 69, paragraaf 2, van het Reglement voor de procesvoering moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen . Aangezien verzoekster in het ongelijk is gesteld, moet zij in de kosten worden verwezen .

In zaak C-354/87,

Weddel & Co . BV, vennootschap naar Nederlands recht, gevestigd te Rotterdam, vertegenwoordigd door G . van der Wal, advocaat te 's-Gravenhage, en G . F . van der Hardt Aberson, advocaat te Rotterdam, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ten kantore van A . May, advocaat aldaar, 31, Grand-rue,

verzoekster,

ondersteund door

Koninkrijk der Nederlanden, aanvankelijk vertegenwoordigd door G . M . Borchardt en M . A . Fierstra, vervolgens door J . W . de Zwaan en T . Heukels, van het Ministerie van Buitenlandse zaken, als gemachtigden,

interveniënt,

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door R . Barents, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij G . Kremlis, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

verweerster,

betreffende een beroep tot nietigverklaring van verordening ( EEG ) nr . 2806/87 van de Commissie van 18 september 1987 betreffende de afgifte van invoercertificaten voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit ( PB 1987, L 268, blz . 59 ),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE ( Tweede Kamer ),

samengesteld als volgt : T . F . O' Higgins, kamerpresident, G . F . Mancini en F . A . Schockweiler, rechters,

advocaat-generaal : W . Van Gerven

griffier : J . A . Pompe, adjunct-griffier

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de mondelinge opmerkingen van partijen ter terechtzitting van 7 maart 1990,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 2 mei 1990,

het navolgende

Arrest