Arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Eerste kamer) van 6 april 1995.
Arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Eerste kamer) van 6 april 1995.
(rechtsoverwegingen niet opgenomen)(1)
HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Eerste kamer),
rechtdoende:
1) Verwerpt het beroep.
2) Verwijst verzoekster in de kosten.
1. In een mededingingszaak zijn zowel de mededeling van punten van bezwaar als de eindbeschikking van de Commissie procedurestukken die als zodanig zijn voorzien in artikel 19, lid 1, van verordening nr. 17 en artikel 2, lid 1, van verordening nr. 99/63 over het horen van belanghebbenden en derden overeenkomstig artikel 19, en die het standpunt van de Commissie jegens de adressaat van deze stukken bepalen. Zij moeten dan ook als "stukken" in de zin van artikel 3 van verordening nr. 1 worden beschouwd en bijgevolg in de taal van de procedure aan de adressaat worden gezonden. Daarentegen moeten de bijlagen bij de mededeling van punten van bezwaar, die niet van de Commissie afkomstig zijn, worden beschouwd als bewijsstukken waarop de Commissie zich baseert en die derhalve als zodanig aan de adressaat ter kennis moeten worden gebracht, zodat hij kennis kan nemen van de uitlegging die de Commissie daaraan heeft gegeven en waarop zij zowel de mededeling van punten van bezwaar als de beschikking heeft gebaseerd.
2. In een krachtens artikel 85, lid 1, van het Verdrag tot een onderneming gerichte beschikking kunnen stukken die haar niet ter kennis zijn gebracht toen de mededeling van punten van bezwaar werd verzonden ° zodat zij terecht ervan mocht uitgaan, dat zij voor de zaak niet van belang waren ° niet als geldige bewijsmiddelen worden beschouwd.
3. Er is sprake van een onderling afgestemde feitelijke gedraging in de zin van artikel 85, lid 1, van het Verdrag, wanneer ondernemingen in het kader van een mededingingsregeling die onder die bepaling valt, informatie uitwisselen over hun leveranties, welke uitwisseling niet enkel betrekking heeft op reeds verrichte leveranties, maar die tot doel heeft een voortdurende controle op de lopende leveranties mogelijk te maken teneinde een doelmatige werking van de overeenkomst te garanderen.
4. Wil van een ongunstige beïnvloeding van de handel tussen Lid-Staten sprake zijn, moeten besluiten, overeenkomsten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen, gezien het geheel van de objectieve bestanddelen daarvan ° feitelijk en rechtens ° met een voldoende mate van waarschijnlijkheid doen verwachten dat zij, al dan niet rechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel, op het ruilverkeer tussen Lid-Staten een zodanige invloed kunnen uitoefenen, dat de totstandkoming van een gemeenschappelijke markt tussen deze Lid-Staten wordt belemmerd.
Artikel 85, lid 1, van het Verdrag vereist niet, dat de vastgestelde beperkingen van de mededinging het handelsverkeer tussen Lid-Staten daadwerkelijk merkbaar hebben beïnvloed, doch enkel dat wordt aangetoond dat zij een dergelijk gevolg kunnen hebben gehad.
5. De omstandigheid dat de nationale instanties het gedrag van de ondernemingen kenden, toestonden of zelfs aanmoedigden, heeft geen invloed op de toepasselijkheid van artikel 85 of eventueel van artikel 86 van het Verdrag.
6. Het begrip overmacht moet worden opgevat in de zin van abnormale en onvoorziene omstandigheden buiten de wil van de betrokkenen, waarvan de gevolgen ondanks alle zorgvuldigheid niet konden worden vermeden.
7. Gesteld al dat de Commissie bepaalde, voor haar uit artikel 155 van het Verdrag voortvloeiende verplichtingen niet is nagekomen, door na te laten om toe te zien op de toepassing van de mededingingsregels door bepaalde ondernemingen, kan deze omstandigheid eventuele inbreuken op die regels door een andere onderneming niet rechtvaardigen.
8. In de administratieve procedure in een mededingingszaak is de Commissie niet verplicht aan te geven op basis van welke criteria zij van plan is een eventuele geldboete op te leggen.
Het ware evenwel wenselijk dat de ondernemingen ° teneinde met volledige kennis van zaken hun standpunt te kunnen bepalen ° op een door de Commissie opportuun geachte wijze gedetailleerd kennis kunnen nemen van de wijze van berekening van de hun opgelegde geldboete, zonder daarvoor de beschikking van de Commissie in rechte te moeten aanvechten ° hetgeen zou indruisen tegen het beginsel van behoorlijk bestuur.
9. Ofschoon een cumulatie van sancties mogelijk is als gevolg van het feit dat er twee parallelle procedures met verschillende doelstellingen bestaan, wat toelaatbaar is op grond van de bijzondere bevoegdheidsverdeling tussen de Gemeenschap en de Lid-Staten inzake mededingingsregelingen, houdt een algemene billijkheidseis in, dat de Commissie bij de vaststelling van het bedrag van een geldboete krachtens artikel 15 van verordening nr. 17 verplicht is rekening te houden met sancties welke dezelfde onderneming wegens hetzelfde feit mochten zijn opgelegd wanneer die sancties zijn opgelegd wegens een inbreuk op het kartelrecht van een Lid-Staat, die bijgevolg op het grondgebied van de Gemeenschap is begaan.
++++
1. Mededinging ° Administratieve procedure ° Taalregime ° Mededeling van punten van bezwaar en eindbeschikking ° Opstelling in taal van procedure ° Bijlagen bij mededeling van punten van bezwaar ° Terbeschikkingstelling in oorspronkelijke taal
(Verordeningen van de Raad nr. 1, art. 3, en nr. 17, art. 19, leden 1 en 2; verordening nr. 99/63 van de Commissie, art. 2, lid 1)
2. Mededinging ° Administratieve procedure ° Beschikking van Commissie, waarbij inbreuk wordt vastgesteld ° Uitsluiting van niet aan betrokken onderneming meegedeelde bewijselementen
(EEG-Verdrag, art. 85, lid 1)
3. Mededinging ° Mededingingsregelingen ° Onderling afgestemde feitelijke gedraging ° Begrip ° Uitwisseling van informatie in kader van mededingingsregeling
(EEG-Verdrag, art, 85, lid 1)
4. Mededinging ° Mededingingsregelingen ° Ongunstige beïnvloeding van handel tussen Lid-Staten ° Criteria
(EEG-Verdrag, art. 85, lid 1)
5. Mededinging ° Gemeenschapsregels ° Toepassing ° Mededingingsverstorend gedrag bevorderd door instanties van Lid-Staat ° Niet relevant
(EEG-Verdrag, art. 85 en 86)
6. Gemeenschapsrecht ° Beginselen ° Overmacht ° Begrip
7. Mededinging ° Gemeenschapsregels ° Inbreuk ° Geen optreden van Commissie tegen andere inbreuken ° Omstandigheid die geen rechtvaardigingsgrond oplevert
(EEG-Verdrag, art. 85, 86 en 155)
8. Mededinging ° Geldboeten ° Berekeningscriteria die Commissie van plan is te hanteren ° Opgave in administratieve procedure ° Geen verplichting ° Wenselijkheid wijze van berekening van geldboete mee te delen
(Verordening nr. 17 van de Raad, art. 15)
9. Mededinging ° Geldboeten ° Bedrag ° Communautaire sancties en sancties, door instanties van Lid-Staat opgelegd wegens schending van nationaal kartelrecht ° Cumulatie ° Toelaatbaarheid ° Verplichting van Commissie rekening te houden met wegens zelfde feiten opgelegde nationale sanctie
(Verordening nr. 17 van de Raad, art. 15)
In zaak T-151/89,
Société des treillis et panneaux soudés SA, vennootschap naar Frans recht, gevestigd te Puteaux (Frankrijk), vertegenwoordigd door R. Collin en R. Milchior, advocaten te Parijs, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ten kantore van E. Arendt, advocaat aldaar, Rue Mathias Hardt 8-10,
verzoekster,
tegen
Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door N. Koch, E. Traversa en J. Currall, leden van haar juridische dienst, als gemachtigden, bijgestaan door N. Coutrelis en A. Coutrelis, advocaten te Parijs, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij G. Kremlis, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,
verweerster,
betreffende een beroep tot nietigverklaring van beschikking 89/515/EEG van de Comissie van 2 augustus 1989 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (IV/31.553 ° Betonstaalmatten) (PB 1989, L 260, blz. 1),
wijst
HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Eerste kamer),
samengesteld als volgt: H. Kirschner, kamerpresident, C. W. Bellamy, B. Vesterdorf, R. García-Valdecasas en K. Lenaerts, rechters,
griffier: H. Jung
Arrest