Home

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (VIERDE KAMER) VAN 15 JULI 1993. - DAVID BLACKMAN TEGEN EUROPEES PARLEMENT. - AMBTENAREN - INVORDERBARE KOSTEN - ONTVANKELIJKHEID. - GEVOEGDE ZAKEN T-33/89 EN T-74/89 - DEPE.

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (VIERDE KAMER) VAN 15 JULI 1993. - DAVID BLACKMAN TEGEN EUROPEES PARLEMENT. - AMBTENAREN - INVORDERBARE KOSTEN - ONTVANKELIJKHEID. - GEVOEGDE ZAKEN T-33/89 EN T-74/89 - DEPE.

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (VIERDE KAMER) VAN 15 JULI 1993. - DAVID BLACKMAN TEGEN EUROPEES PARLEMENT. - AMBTENAREN - INVORDERBARE KOSTEN - ONTVANKELIJKHEID. - GEVOEGDE ZAKEN T-33/89 EN T-74/89 - DEPE.

Jurisprudentie 1993 bladzijde II-00837


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Dictum


++++

Procedure ° Kosten ° Geschil over invorderbare kosten ° Begrip ° Verzoek strekkende tot betwisting van verwijzing in kosten ° Niet-ontvankelijkheid

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 92, lid 1)


Is niet als een geschil over de invorderbare kosten in de zin van artikel 92, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht te beschouwen, een verzoek dat er niet toe strekt van het Gerecht een beslissing te verkrijgen over een geschil tussen verzoeker en verweerder over het bedrag of de berekeningswijze van de kosten waarin eerstbedoelde is verwezen, doch dat ertoe strekt verzoeker geheel of gedeeltelijk van deze veroordeling te doen bevrijden. Een dergelijk verzoek is dus niet-ontvankelijk.


In de gevoegde zaken T-33/89 en T-74/89 DEP,

D. Blackman, tijdelijk functionaris van het Europees Parlement, wonende te Tervuren (België), vertegenwoordigd door A. May, advocaat te Luxemburg, aldaar domicilie gekozen hebbende te diens kantore, Grand-Rue 31,

verzoeker,

tegen

Europees Parlement, vertegenwoordigd door J. Campinos, juridisch adviseur, M. Peter, afdelingshoofd, en D. Petersheim, lid van de juridische dienst, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij zijn secretariaat-generaal, Kirchberg,

verweerder,

betreffende een verzoek in de zin van artikel 92 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht,

geeft

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Vierde kamer),

samengesteld als volgt: C. W. Bellamy, kamerpresident, H. Kirschner en C. P. Briët, rechters,

griffier: H. Jung

de navolgende

Beschikking


1 Bij zijn arrest van 16 maart 1993 in de gevoegde zaken T-33/89 en T-74/89 (Blackman/Parlement, Jurispr. 1993, blz. II-249) heeft het Gerecht verzoeker verwezen in de op het getuigenverhoor gevallen kosten.

2 Bij verzoekschrift ingeschreven ter griffie van het Gerecht op 7 mei 1993 en ingediend krachtens artikel 92 van het Reglement voor de procesvoering, concludeert verzoeker dat het het Gerecht behage:

1) vast te stellen dat het onderhavige verzoek tijdig is ingediend en ontvankelijk is;

2) ontvankelijk te verklaren de betwisting krachtens artikel 92 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van de uitspraak van 16 maart 1993, voor zover verzoeker daarbij in de op het getuigenverhoor gevallen kosten is verwezen;

3) voor recht te verklaren, dat verzoeker deze kosten niet zal hebben te dragen en dat zij ten laste van verweerder zullen blijven;

4) subsidiair en voor zover als nodig, voor recht te verklaren dat de op het getuigenverhoor gevallen kosten gelijkelijk door elk van de twee partijen zullen worden gedragen.

3 Afgezien van de vraag van de ontvankelijkheid van het verzoekschrift, heeft het Parlement er alleen aan herinnerd, dat niet het Parlement het geding heeft ingeleid dat bij het arrest van het Gerecht van 16 maart 1993 is beslecht, en verklaard dat het zich, wat de op het verzoek te nemen beslissing betreft, refereert aan de wijsheid van het Gerecht.

4 In de eerste plaats zij eraan herinnerd, dat het ingevolge artikel 92, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht in geval van geschil over de invorderbare kosten aan het Gerecht staat op verzoek van de belanghebbende partij te beslissen bij een niet voor hogere voorziening vatbare beschikking, na kennis te hebben genomen van de opmerkingen van de wederpartij.

5 Onderzocht dient dus te worden, of het geschil in casu betrekking heeft op invorderbare kosten. Het Gerecht stelt vast, dat verzoeker van het Gerecht niet verlangt dat het uitspraak zou doen over een geschil tussen het Parlement en hemzelf over het bedrag van de in de gevoegde zaken T-33/89 en T-74/89 op het getuigenverhoor gevallen kosten dan wel op de berekening daarvan, doch dat het hem er integendeel om te doen is, geheel of gedeeltelijk te worden bevrijd van de veroordeling tot het dragen van de op het getuigenverhoor gevallen kosten.

6 In de onderhavige zaak is dus geenszins sprake van een geschil over de invorderbare kosten, zodat het verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

7 Ingevolge artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dit is gevorderd. Nu partijen niet hebben geconcludeerd tot verwijzing van de andere partij in de kosten, dient elke partij de eigen kosten te dragen.


HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Vierde kamer)

beschikt:

1) Het verzoek wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2) Elk der partijen zal haar eigen kosten dragen.

Luxemburg, 15 juli 1993.