Home

Conclusie van advocaat-generaal Tesauro van 28 maart 1990.

Conclusie van advocaat-generaal Tesauro van 28 maart 1990.

++++

Mijnheer de President,

mijne heren Rechters,

1 . Deze prejudiciële verwijzing betreft de berekening van de vervoerkosten met het oog op de vaststelling van de douanewaarde .

2 . Volgens artikel 8, lid 1, van verordening ( EEG ) nr . 1224/80 van de Raad ( 1 ), wordt bij de vaststelling van de douanewaarde de voor ingevoerde goederen werkelijk betaalde of te betalen prijs verhoogd met "de kosten van vervoer ... tot de plaats van binnenkomst van de goederen in het douanegebied van de Gemeenschap ."

In casu vond het vervoer voor een deel over zee plaats, namelijk het traject buiten de Gemeenschap ( Hongkong-Hamburg ), en voor een deel met een ander vervoermiddel, namelijk het traject binnen de Gemeenschap ( Hamburg-Frankfurt ). Voor het hele traject werd een totale prijs overeengekomen en gefactureerd; er zijn dus geen afzonderlijke facturen waaruit de werkelijke transportkosten voor de twee deeltrajecten zouden kunnen blijken .

De verwijzende rechter wenst van het Hof te vernemen, welke in een geval als het onderhavige de criteria zijn voor de berekening van de vervoerkosten voor het traject buiten de Gemeenschap .

3 . Ik herinner eraan, dat het voornaamste doel van de verordening erin bestaat, de wereldhandel te stimuleren door een billijk, uniform en neutraal systeem voor de bepaling van de douanewaarde, waarbij het gebruik van willekeurig vastgestelde of fictieve douanewaarden wordt uitgesloten ( zesde overweging van de considerans ). Wat meer in het bijzonder de berekening van de vervoerkosten betreft, daarbij moet, zoals gezegd en zoals het Hof in zijn rechtspraak heeft bevestigd, worden uitgegaan van het beginsel, dat in de douanewaarde moeten worden begrepen de "werkelijk" door de koper gemaakte kosten voor het vervoer van de goederen tot de plaats van binnenkomst in het douanegebied van de Gemeenschap . ( 2 ) De voor het vervoer in de Gemeenschap werkelijk gemaakte kosten moeten daarentegen in beginsel van de prijs van de goederen worden afgetrokken . ( 3 )

4 . Wanneer de kosten voor het traject buiten en het traject binnen de Gemeenschap afzonderlijk zijn gefactureerd, kan zonder moeite worden vastgesteld wat de werkelijke kosten zijn . Uit de door de betrokkene overgelegde facturen blijkt namelijk, behoudens controle, hoe hoog de werkelijk gemaakte kosten zijn .

Wanneer dergelijke boekhoudkundige stukken ontbreken, rijst een probleem . In dit geval moet worden uitgegaan van een schatting die op vermoedens is gebaseerd .

5 . Mijns inziens kan dit criterium niet aan artikel 15, lid 2, sub a, van de verordening worden ontleend, hoewel de nationale autoriteit daarvan wel is uitgegaan bij de vaststelling van de beschikking waartegen in het hoofdgeding wordt opgekomen . De betrokken bepaling luidt als volgt :

"Indien goederen met een zelfde soort vervoermiddel worden vervoerd tot een plaats die verder binnenwaarts is gelegen dan de plaats van binnenkomst in het douanegebied van de Gemeenschap, worden de vrachtkosten gesplitst naar evenredigheid van de buiten en binnen het douanegebied van de Gemeenschap afgelegde afstanden, tenzij ten genoegen van de douane wordt aangetoond welke de vrachtkosten zijn die, volgens een algemeen en verplicht tarief, verschuldigd zouden zijn voor het vervoer van de goederen tot de plaats van binnenkomst in het douanegebied van de Gemeenschap ."

Zoals uit de tekst duidelijk blijkt, onderstelt een verdeling van de kosten naar verhouding van de buiten en binnen de Gemeenschap afgelegde afstanden, dat er van één vervoermiddel gebruik is gemaakt en dat er dus voor het gehele vervoer één tarief is toegepast . Duidelijk is tevens, en partijen zijn het daarover trouwens eens, dat de omstandigheid dat de goederen, zoals in casu is gebeurd, de gehele reis in een container hebben afgelegd, in de context van deze bepaling volstrekt irrelevant is . Een container is geen vervoermiddel : waar het op aankomt, is op welke wijze de container is vervoerd . Is de container, zoals in casu, eerst per schip en dan per vrachtwagen vervoerd, dan kan er wegens de opeenvolgende toepassing van ( sterk ) uiteenlopende tarieven geen sprake zijn van een uniforme kilometerprijs, zodat de splitsing van de kosten uitsluitend op basis van de afstand niet kan worden geacht een juist beeld te geven van de voor elk van de deeltrajecten werkelijk gemaakte kosten . Toepassing van artikel 15, lid 2, sub a, lijkt in casu dus uitgesloten .

6 . Bij gebreke van een andere bepaling die direct van toepassing is op het door de verwijzende rechter aan de orde gestelde probleem, dient - eventueel naar analogie - een regel te worden vastgesteld voor de berekening van de betrokken waarde in overeenstemming met doel en opzet van de verordening .

In dit verband wijst de Commissie erop dat, volgens artikel 2 van de verordening, "indien (( de douanewaarde )) ... niet kan worden vastgesteld met toepassing van de artikelen 3, 4, 5, 6 of 7, zij wordt vastgesteld met gebruikmaking van redelijke middelen die in overeenstemming zijn met de beginselen en algemene bepalingen van de overeenkomst en van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel, en op basis van de gegevens die beschikbaar zijn in de Gemeenschap ". De verordening geeft dus zelf aan, van welke beginselen moet worden uitgegaan wanneer in de sterk wisselende praktijk van alledag leemten in de regeling inzake de vaststelling van de douanewaarde aan het licht komen .

De oplossing die het dichtst bij deze beginselen aanleunt, zou volgens de Commissie erin bestaan, van de totale vervoerkosten de kosten voor het traject in de Gemeenschap af te trekken, welke kosten zelf moeten worden berekend met toepassing van het voor het gebruikte vervoermiddel normaal geldende tarief . Dit forfaitair vastgestelde bedrag zou achteraf eventueel kunnen worden gecorrigeerd na overlegging van documenten waaruit blijkt dat voor het vervoer buiten de Gemeenschap in werkelijkheid een ander bedrag is betaald . Volgens de Commissie maakt het door haar voorgestelde criterium niet alleen een redelijke raming mogelijk van de kosten van het vervoer buiten de Gemeenschap, doch heeft het bovendien het voordeel van de eenvoud en de zekerheid, aangezien het gebaseerd is op gegevens ( de in de Gemeenschap normaal toegepaste tarieven ) die de douane bekend zijn .

Weliswaar zou dit criterium, zoals de verwijzende rechter opmerkt, althans theoretisch tot distorsies kunnen leiden doordat het impliceert dat de kosten van het vervoer binnen de Gemeenschap steeds op basis van dezelfde tarieven worden berekend, zonder rekening te houden met de omstandigheid dat de kilometerprijs voor het traject binnen de Gemeenschap lager wordt naarmate de totale afstand groter is, doch in de praktijk zou dit risico eerder gering zijn . In deze zaak gaat het immers om transport met verschillende vervoermiddelen - was slechts één vervoermiddel gebruikt, dan was artikel 15, lid 2, sub a, van toepassing geweest -, en in een dergelijk geval valt het wisselen van vervoermiddel vaak samen met het binnenkomen in de Gemeenschap . Zeker wanneer het traject binnen de Gemeenschap met een ander vervoermiddel wordt afgelegd dan daarvóór is gebruikt, moeten de vervoerkosten binnen de Gemeenschap dus op autonome wijze worden bepaald op basis van de normaal geldende tarieven, en zal de werkelijke kilometerprijs dus niet aanzienlijk verschillen naargelang van de totale afstand .

Het komt mij dus voor, dat het door de Commissie gesuggereerde criterium overeenkomt met de geest van de verordening en kan worden toegepast voor de vaststelling van de in de douanewaarde te begrijpen vervoerkosten .

7 . Toch wil ik erop wijzen, dat de verordening ook een andere oplossing voor het gestelde probleem lijkt te bieden . Het probleem in casu is, dat bij gebreke van afzonderlijke facturering niet kan worden vastgesteld, wat precies de kosten zijn van het vervoer van de goederen buiten de Gemeenschap . Deze situatie valt te vergelijken met het geval waarin het vervoer kosteloos of met een vervoermiddel van de koper plaatsvindt; voor dit geval is in artikel 15, lid 2, sub c, van de verordening een identieke regeling voorzien . In het bijzonder moet erop worden gewezen, dat ook bij vervoer met een vervoermiddel van de koper niet precies kan worden bepaald, hoe hoog de vervoerkosten buiten de Gemeenschap zijn, en precies daarom is in de verordening bepaald dat de vrachtkosten tot de plaats van binnenkomst in de Gemeenschap moeten worden geraamd aan de hand van "de gebruikelijke tarieven voor vervoer met een zelfde soort vervoermiddel ".

Aangezien de ratio dezelfde is, zou de regel van artikel 15, lid 2, sub c, op overeenkomstige wijze kunnen worden toegepast op het geval waarom het thans gaat, met dien verstande dat de betrokkene natuurlijk een andere berekeningswijze kan voorstellen wanneer hij de werkelijk gemaakte kosten met documenten kan staven .

8 . Anderzijds zij erop gewezen, dat de twee besproken criteria niet op wezenlijke punten van elkaar verschillen, aangezien het in beide gevallen gaat om een raming op basis van de normale tarieven; in de praktijk zou dit, naar men mag aannemen, bovendien tot dezelfde uitkomst moeten leiden . Het komt mij dan ook voor, dat het Hof de nationale instanties de keuze uit de twee criteria moet laten, waarbij zij de voorkeur zullen moeten geven aan de oplossing waarbij men over zo volledig en nauwkeurig mogelijke gegevens beschikt, zodat de werkelijke kosten van het vervoer buiten de Gemeenschap zo nauwkeurig mogelijk kunnen worden geraamd .

9 . Gelet op een en ander, geef ik het Hof in overweging de vragen van de nationale rechter te beantwoorden als volgt :

"In een geval als door de nationale rechter uiteengezet, moeten de werkelijk gemaakte kosten van het vervoer buiten de Gemeenschap, die in de douanewaarde moeten worden begrepen, worden berekend door van de totale vervoerkosten de kosten van het vervoer in de Gemeenschap ( vastgesteld aan de hand van de in de Gemeenschap gebruikelijke tarieven ) af te trekken dan wel door de kosten van het vervoer buiten de Gemeenschap rechtstreeks vast te stellen op basis van het gebruikelijke tarief .

Het staat aan de nationale instanties om het criterium te kiezen dat het meest geschikt lijkt om een nauwkeurige raming van de werkelijk gemaakte vervoerkosten te verzekeren ."

(*) Oorspronkelijke taal : Italiaans .

( 1 ) Verordening ( EEG ) nr . 1224/80 van de Raad van 28 mei 1980 ( PB 1980, L 134, blz . 1 ).

( 2 ) Arrest van 10 december 1970, zaak 27/70, Edding, Jurispr . 1970, blz . 1035 .

( 3 ) Arrest van 14 februari 1980, zaak 84/79, Meyer-Uetze, Jurispr . 1980, blz . 291 .