Arrest van het Hof van 21 februari 1991.
Arrest van het Hof van 21 februari 1991.
1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 2 februari 1989, heeft de Bondsrepubliek Duitsland krachtens artikel 173, eerste alinea, EEG-Verdrag, verzocht om gedeeltelijke nietigverklaring van beschikking 88/630/EEG van de Commissie van 29 november 1988 betreffende de goedkeuring van de rekeningen die de Lid-Staten voor het begrotingsjaar 1986 hebben ingediend in verband met de door het Europees Oriëntatie - en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie, gefinancierde uitgaven ( PB 1988, L 353, blz . 30 ).
2 Het beroep strekt tot nietigverklaring van deze beschikking voor zover daarbij de volgende uitgaven niet ten laste van het EOGFL zijn gebracht :
- 61 377 605,77 DM, voor de controle op de homogene denaturering van het magere-melkpoeder,
- 1 947 053 DM, voor de controle op de kwaliteit van de boter gedurende de proefperiode van opslag,
- 1 789 856,23 DM, in verband met de overnametermijnen van de aan het interventiebureau geleverde boter,
- 190 429,76 DM, voor de vooruitbetaling van uitvoerrestituties .
3 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten van het geding, het procesverloop en de middelen en argumenten van partijen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting . Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof .
Controle op de homogene denaturering van het magere-melkpoeder
4 Ingevolge artikel 6 van verordening ( EEG ) nr . 368/77 van de Commissie van 23 februari 1977 met betrekking tot de verkoop bij openbare inschrijving van magere-melkpoeder bestemd voor voeder voor varkens en pluimvee, dient de inschrijver het magere-melkpoeder te denatureren volgens een van de in de bijlage bij de verordening vermelde procédés dan wel door rechtstreekse bijmenging in diervoeder . Ingevolge artikel 16, lid 2, dient de bevoegde instantie van de Lid-Staat van verkoop te zorgen voor de controle op de denaturering of de rechtstreekse bijmenging . In punt 1 van de bijlage bij de verordening zijn de verschillende denatureringsprocédés genoemd en in punt 3, D, heet het dat de denatureringsprodukten gelijkmatig moeten worden verdeeld, zodat twee willekeurig uit een partij getrokken monsters van een bepaald gewicht bij chemische bepaling grotendeels dezelfde resultaten geven .
5 Bij de bestreden beschikking heeft de Commissie geweigerd om de uitgaven van de Bondsrepubliek Duitsland voor de controle op de homogeniteit van het gedenatureerd magere-melkpoeder in het begrotingsjaar 1986 ten laste van het EOGFL te brengen, omdat verzoekster had nagelaten de door het gemeenschapsrecht voorgeschreven chemische analyse te verrichten .
6 Verzoekster stelt in de eerste plaats, dat verordening nr . 368/77 geen chemische analyse voorschrijft en dat hoe dan ook de inschrijver en niet de Lid-Staat voor een gelijkmatige verdeling van de denatureringsprodukten dient te zorgen .
7 Het Hof heeft echter in zijn arrest van 19 oktober 1989 ( gevoegde zaken 258/87, 337/87 en 338/87, Italië/Commissie, Jurispr . 1989, blz . 3359 ) beslist, dat ingevolge artikel 6 in samenhang met artikel 16, lid 2, van verordening nr . 368/77, de technische voorschriften genoemd in punt 3, D, van de in artikel 6 bedoelde bijlage een integrerend deel van het systeem van controle op de denaturering vormen en dat deze voorschriften zelf impliceren, dat de chemische analyse stelselmatig moet plaatsvinden .
8 Voorts stelt verzoekster dat, gelet op het gebruikte denatureringsmiddel en het toegepaste procédé, de chemische analyse als controlemiddel ongeschikt is en dat het gebruik als denatureringsprodukten van ijzer - en kopersulfaat, waarvan de homogene verdeling slechts door een chemische analyse kan worden gecontroleerd, ingevolge richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de veevoeding ( PB 1970, L 172, blz . 1 ) niet is toegestaan . Ten slotte benadrukt zij, dat in verordening nr . 368/77 het tijdstip noch de frequentie van de analyses wordt voorgeschreven en dat uit de op 21 september 1987 verrichte chemische analyses van monsters van in 1986 gedenatureerd magere-melkpoeder is gebleken, dat de denatureringsprodukten homogeen waren verdeeld .
9 Wat het eerste argument betreft, zij erop gewezen, dat volgens vaste rechtspraak van het Hof ( zie arrest van 14.1.1981, zaak 819/79, Duitsland/Commissie, Jurispr . 1981, blz . 21 ), de Lid-Staten de bij verordening vastgestelde specifieke controlemaatregelen dienen toe te passen zonder dat behoeft te worden onderzocht of zij terecht stellen dat een ander controlesysteem doeltreffender is .
10 Wat het tweede argument betreft moet worden vastgesteld, dat richtlijn 70/524 zich wel verzet tegen de toevoeging aan veevoeder van bepaalde produkten zoals ijzer - en kopersulfaat, monohydraat, doch niet tegen het gebruik daarvan in sommige andere vormen zoals genoemd in enkele van de in de bijlage bij verordening nr . 368/77 vermelde denatureringsprocédés .
11 Met betrekking tot het laatste argument, dat de verordening het tijdstip noch de frequentie van de chemische analyses voorschrijft, heeft het Hof in zijn arrest van 19 oktober 1989 ( Italië/Commissie, reeds aangehaald ) verklaard, dat de chemische analyse stelselmatig moet plaatsvinden . Chemische analyses van monsters van in 1986 gedenatureerd magere-melkpoeder die eerst vanaf september 1987 werden verricht, zijn dus niet in overeenstemming met het systeem van verordening nr . 368/77 .
12 Het beroep tot nietigverklaring van de bestreden beschikking moet dus worden verworpen voor zover het de controle op de homogeniteit van het gedenatureerd magere-melkpoeder betreft .
Kwaliteitscontrole van boter gedurende de proefperiode van opslag
13 Ingevolge artikel 6, lid 1, van verordening ( EEG ) nr . 685/69 van de Commissie van 14 april 1969 betreffende de uitvoeringsbepalingen van de interventiemaatregelen op de markt voor boter en room ( PB 1969, L 90, blz . 12 ), zoals gewijzigd bij verordening ( EEG ) nr . 1836/86 van de Commissie van 12 juni 1986 ( PB 1986, L 158, blz . 57 ), wordt de voor interventie geleverde boter onderworpen aan een proefperiode van opslag van twee maanden, die een aanvang neemt de dag waarop zij wordt ingeslagen . Ingevolge artikel 6, lid 2, zoals gewijzigd bij verordening ( EEG ) nr . 1829/80 van de Commissie van 11 juli 1980 ( PB 1980, L 178, blz . 22 ), verbindt de verkoper zich bij zijn aanbieding ertoe, de boter in geval van abnormaal kwaliteitsverlies terug te nemen, de eventueel reeds betaalde koopsom terug te geven, en de kosten van opslag te betalen .
14 Algemeen komt verzoekster op tegen de weigering van de Commissie om de uitgaven ter zake van de vóór het verstrijken van de proefperiode van opslag verrichte controles op de houdbaarheid van de boter ten laste van het EOGFL te brengen . Bovendien stelt zij, dat de Commissie haar besluit om aan 0,25 % van de totale uitgaven de goedkeuring te onthouden, niet heeft gemotiveerd .
15 In zijn arrest van 13 december 1990 ( zaak C-22/89, Nederland/Commissie, Jurispr . 1990, blz . I-4799 ), verklaarde het Hof, dat artikel 6, lid 1, juncto lid 2 moet verzekeren, dat de boter, alvorens definitief door het interventiebureau te worden overgenomen, goed houdbaar is gebleken, en dat de consequenties van een tijdens de proefperiode opgetreden abnormaal kwaliteitsverlies ten laste van de verkoper komen . Nu dit het oogmerk is van artikel 6, kan de houdbaarheid van de opgeslagen boter niet vóór het einde van de proefperiode van twee maanden worden gecontroleerd .
16 Tevens stelde het Hof in dit arrest vast, dat het rechtmatig belang van de handelaar om zo snel mogelijk zekerheid te hebben over het lot van de transactie, geen reden kan zijn voor een uitlegging van verordening nr . 685/69, die de handelaar zou bevrijden van de verplichting om tot het einde van de proefperiode op te komen voor de nadelige gevolgen van een abnormaal kwaliteitsverlies van de opgeslagen boter . Bovendien zijn in het syntheseverslag van de Commissie betreffende de goedkeuring van de EOGFL-rekeningen over 1986 uitdrukkelijk de redenen vermeld waarom zij aan 0,25 % van die uitgaven goedkeuring heeft onthouden .
17 Wat nu verzoeksters argument betreft, dat de gebruikte analysemethodes het mogelijk maken reeds vanaf de veertiende dag na de opslag een abnormaal kwaliteitsverlies van de boter gedurende de proefperiode van opslag vast te stellen, moet worden herhaald dat, zoals gezegd in rechtsoverweging 9, de Lid-Staten de bij verordening vastgestelde specifieke controlemaatregelen dienen toe te passen zonder dat behoeft te worden onderzocht of zij terecht stellen dat een ander controlesysteem doeltreffender of even doeltreffend is .
18 Wat de praktische moeilijkheden betreft om de controles na afloop van de proefperiode te verrichten, kan worden volstaan met te herinneren aan de rechtspraak van het Hof ( laatstelijk het arrest van 27.11.1990, zaak C-39/88, Commissie/Ierland, Jurispr . 1990, blz . I-4271, r.o . 11 ), dat de bij de uitvoering van een communautair besluit aan de dag getreden moeilijkheden een Lid-Staat niet het recht geven zich eenzijdig van de nakoming zijner verplichtingen ontslagen te achten .
19 Mitsdien moet het beroep tot nietigverklaring worden verworpen voor zover het de kwaliteitscontrole van boter gedurende de proefperiode van opslag betreft .
Overnametermijnen voor boter die voor interventie is geleverd
20 De uitvoeringsbepalingen van de interventiemaatregelen op de markt voor boter en room zijn neergelegd in verordening nr . 685/69 . Ter voorkoming van prijsspeculatie stelde de Commissie overnametermijnen vast, tijdens welke de verkoper de interventiekosten had te dragen . In 1986 golden de volgende termijnen :
- vóór 28 februari 1986 : geen overnametermijn,
- van 28 februari tot en met 11 mei 1986 : 60 dagen,
- van 12 mei tot en met 12 juni 1986 : geen termijn,
- van 13 juni tot en met 11 september 1986 : 60 dagen,
- van 12 september tot en met 31 december 1986 : 120 dagen .
21 Volgens de Commissie gedoogde verzoekster ten onrechte, dat de verkopers hun van 12 mei tot en met 12 juni 1986 ingediende aanbiedingen introkken en na 12 juni, voor de eerder aangeboden boter én voor nog niet geproduceerde boter, nieuwe aanbiedingen indienden . De Commissie weigerde dan ook de uitgaven voor aldus aangeboden hoeveelheden boter ten laste van het EOGFL te brengen .
22 Volgens verzoekster verzet noch het Duitse noch het gemeenschapsrecht zich tegen de intrekking van een aanbieding . Dit blijkt ook hieruit, dat de Commissie in 1982 in een brief aan de Duitse autoriteiten uitdrukkelijk bevestigde dat aanbiedingen konden worden ingediend voor nog niet geproduceerde boter . Bovendien ligt de verantwoordelijkheid voor eventuele leemten in de gemeenschapsregeling bij de Commissie .
23 Wat de rechtsgevolgen van een aanbieding betreft, zij erop gewezen, dat de gemeenschapsregeling ter zake van marktinterventies in zoverre van het gemene recht afwijkt, dat het nationale interventiebureau de verkoopaanbieding van een handelaar heeft aan te nemen mits aan de voorwaarden voor interventie is voldaan . Dat het interventiebureau de aanbieding niet mag afwijzen, rechtvaardigt het aan de aanbieder opgelegde verbod om zijn aanbieding in te trekken wanneer dit in strijd zou komen met de doelstellingen van de interventieregeling . Dit is precies wat zich in casu voordoet, nu de mogelijkheid om de aanbieding in te trekken en vervolgens voor reeds aangeboden hoeveelheden én voor nog niet geproduceerde hoeveelheden een nieuwe aanbieding in te dienen, speculaties in de hand werkt en tot een situatie kan leiden die niet met het doel van de gemeenschapsregeling in overeenstemming is .
24 Dat de Commissie de Duitse autoriteiten in 1982 toestemming verleende om aanbiedingen voor nog niet geproduceerde boter te accepteren, heeft te maken met de bijzondere omstandigheid dat toen niet het risico bestond dat de uitgaven ten laste van het EOGFL zouden gaan stijgen of dat de gemeenschapsregeling zou worden omzeild . Deze toestemming kan derhalve niet worden ingeroepen tegen het standpunt dat de Commissie heeft ingenomen sedert de invoering van het stelsel van overnametermijnen en dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van deze regeling .
25 Wat de gestelde verplichting voor de Commissie betreft, om in te staan voor de financiële gevolgen van leemten in de gemeenschapsregeling, zij eraan herinnerd dat ingevolge rechtoverweging 23 het verbod om aanbiedingen in te trekken, uit de doelstellingen van de gemeenschapsregeling voortvloeit, zodat het argument dat deze regeling leemten vertoont, ongegrond is .
26 Mitsdien moet het beroep tot nietigverklaring worden verworpen voor zover het de overnametermijnen voor interventieboter betreft .
Vooruitbetaling van uitvoerrestituties
27 De vooruitbetaling van de uitvoerrestituties voor landbouwprodukten is geregeld in verordening ( EEG ) nr . 565/80 van de Raad van 4 maart 1980 ( PB 1980, L 62, blz . 5 ). Ingevolge artikel 5, lid 1, worden de uitvoerrestituties betaald zodra de produkten of goederen met het oog op uitvoer binnen een bepaalde termijn onder het stelsel van douane-entrepots of vrije zones zijn gebracht . Ingevolge artikel 6 is voor betaling vereist dat een waarborg wordt gesteld, die wordt verbeurd indien er geen recht op restitutie bestaat of enkel op restitutie van een lager bedrag .
28 De uitvoeringsbepalingen betreffende de vooruitbetaling van uitvoerrestituties zijn neergelegd in verordening ( EEG ) nr . 798/80 van de Commissie van 31 maart 1980 ( PB 1980, L 87, blz . 42 ). Ingevolge artikel 2, lid 1, van deze verordening wordt het bedrag betaald, wanneer bij de douane-autoriteiten een vooruitbetalingsaangifte is ingediend . Ingevolge artikel 3 moeten de produkten op de dag van de aanvaarding van de vooruitbetalingsaangifte onder douanecontrole worden geplaatst . De waarborgregeling is neergelegd in artikel 7 . Een waarborg moet worden gesteld die gelijk is aan het vóór uitvoer te betalen bedrag verhoogd met eventuele positieve monetaire compenserende bedragen en met een toeslag . De voorwaarden voor de vrijgave van de waarborg zijn geregeld in artikel 10 .
29 De Commissie verwijt verzoekster, dat deze in 1986 een vooruitbetaalde uitvoerrestitutie niet heeft teruggevorderd ofschoon een deel van de ten uitvoer aangegeven goederen niet was geproduceerd of zich niet op de in de vooruitbetalingsaangifte aangegeven plaats bevond .
30 Volgens verzoekster dienen ingevolge verordening ( EEG ) nr . 729/70 van de Raad van 21 april 1970 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid ( PB 1970, L 94, blz . 13 ) de door onregelmatigheden of nalatigheden verloren gegane bedragen overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lid-Staten te worden teruggevorderd . Nu de uitvoerrestitutie eerst in 1988 werd teruggevorderd, mocht hiermee in het kader van de goedkeuring van de rekeningen over 1986 geen rekening worden gehouden . Ter zake van de waarborg stelt de Bondsrepubliek Duitsland, dat naar Duits recht een vooruitbetalingsaangifte voor niet bestaande goederen nietig is, zodat de waarborg niet verbeurd kan worden verklaard . Het besluit om de waarborgsom ten laste van de Bondsrepubliek Duitsland te laten komen, is bovendien niet gemotiveerd .
31 Met betrekking tot de terugvordering van vóór de uitvoer betaalde bedragen, zij verwezen naar artikel 8, van verordening nr . 729/70, dat op het vlak van de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid de uitwerking is van de algemene zorgvuldigheidsplicht van artikel 5 EEG-verdrag ( arrest van 11.10.1990, zaak C-34/89, Italië/Commissie, Jurispr . 1990, blz . I-3603 ). Ingevolge artikel 8, lid 1, dienen de Lid-Staten de als gevolg van onregelmatigheden of nalatigheden verloren gegane bedragen terug te vorderen, en ingevolge lid 2 dragen zij de financiële gevolgen van aan hun overheidsdiensten of organen te wijten onregelmatigheden of nalatigheden, indien algehele terugvordering uitblijft .
32 De duur van de door de handelaar ingeleide administratieve of gerechtelijke procedures kan voor de nationale autoriteiten geen rechtvaardiging zijn om zich niet te houden aan hun verplichting om onregelmatigheden met spoed te herstellen .
33 Wat het argument betreft dat de waarborg naar Duits douanerecht niet rechtmatig verbeurd kon worden verklaard, moet worden verwezen naar artikel 10, lid 1, sub b, van verordening nr . 798/80, waarin het uitdrukkelijk heet, dat de waarborg volledig wordt vrijgegeven nadat het bewijs is geleverd dat de betrokken produkten recht geven op een restitutie . Een nationale bepaling die de toepassing van het gemeenschapsrecht verhindert en speculatieve transacties mogelijk maakt die het gemeenschapsrecht beoogt te verbieden, kan niet worden toegepast op een door het gemeenschapsrecht geregelde materie .
34 Wat de grief betreft dat de beschikking niet is gemotiveerd, kan worden volstaan met de vaststelling, dat naar luid van de achtste overweging van de considerans van de bestreden beschikking, de niet-erkende uitgaven voor Duitsland een bedrag omvatten betreffende een zekerheid voor een bepaalde hoeveelheid zetmeel die verbeurd verklaard dient te blijven ten gunste van het EOGFL . De beknoptheid van deze motivering heeft blijkens deze considerans en het syntheseverslag hiermee te maken, dat de niet-erkenning van de waarborg slechts voorlopig is, totdat de Lid-Staat de nodige documenten heeft overgelegd . Uit de briefwisseling tussen de Bondsrepubliek Duitsland en de Commissie na de vaststelling van de bestreden beschikking blijkt overigens duidelijk, dat verzoekster wist welke redenen daaraan ten grondslag lagen .
35 Mitsdien moet het beroep tot nietigverklaring worden verworpen voor zover het de vooruitbetaling van uitvoerrestituties betreft .
36 Uit een en ander volgt, dat het door de Bondsrepubliek Duitsland ingestelde beroep tot nietigverklaring in zijn geheel moet worden verworpen .
HET HOF VAN JUSTITIE,
rechtdoende :
1 ) Verwerpt het beroep .
2 ) Verwijst de Bondsrepubliek Duitsland in de kosten van het geding .
1 . Wanneer een verordening specifieke controlemaatregelen vaststelt, zijn de Lid-Staten verplicht deze toe te passen . Zij mogen zich niet aan deze verplichting onttrekken met het argument dat een ander controlesysteem doeltreffender of even doeltreffend is . De bij de uitvoering van de gemeenschapsregeling aan de dag getreden toepassingsmoeilijkheden geven een Lid-Staat niet het recht zich eenzijdig aan de nakoming van zijn verplichtingen te onttrekken .
2 . De in de gemeenschappelijke ordeningen van de landbouwmarkten opgenomen regels betreffende de werking van het interventiestelsel vertonen andere kenmerken dan de gebruikelijke contractuele stelsels . Zo zijn nationale interventiebureaus verplicht om ter interventie aangeboden produkten die aan de voorwaarden voor interventie voldoen, te kopen en dus verkoopaanbiedingen van de producenten te aanvaarden . Met deze onmogelijkheid, een aanbieding te weigeren, strookt het feit dat zij niet kan worden ingetrokken, wanneer dit in strijd zou zijn met het interventiestelsel, met name voor zover speculatieve oogmerken die niet in overeenstemming zijn met het doel van de gemeenschappelijke ordening der markten daarbij een rol spelen .
3 . De regeling in artikel 8 van verordening nr . 729/70, dat wat de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid betreft de uitwerking is van de algemene zorgvuldigheidsplicht van artikel 5 EEG-Verdrag, verplicht de Lid-Staten ertoe om de in strijd met de gemeenschapsregeling betaalde bedragen met spoed terug te vorderen . De nationale autoriteiten kunnen een niet-nakoming van deze verplichting niet rechtvaardigen door te verwijzen naar de duur van door een handelaar ingeleide administratieve of gerechtelijke procedures waardoor hij tracht om aan de van hem gevorderde terugbetaling te ontkomen .
4 . Wanneer de gemeenschapsbepalingen betreffende een waarborgregeling in het kader van een gemeenschappelijke ordening der landbouwmarkten voorzien in de verbeurte van de door de handelaar gestelde waarborg, ingeval hij zich niet aan zijn verplichtingen houdt, kan een nationale bepaling die, door de verbeurdverklaring van de waarborg te beletten, de toepassing van het gemeenschapsrecht verhindert en speculatieve transacties mogelijk maakt die het gemeenschapsrecht beoogt te verbieden, niet worden toegepast .
++++
1 . Handelingen van de instellingen - Verordeningen - Verordening waarbij specifieke controlemaatregelen worden voorgeschreven - Ontbreken van beoordelingsvrijheid van Lid-Staten - Niet-uitvoering - Rechtvaardiging - Toepassingsmoeilijkheden - Ontoelaatbaarheid
2 . Landbouw - Gemeenschappelijke ordening der markten - Werking van interventiestelsel - Verplichting van nationale interventiebureaus aangeboden produkten te kopen - Niet-intrekbaarheid van aanbiedingen - Rechtvaardiging - Ontoelaatbaarheid van speculatie
3 . Landbouw - Gemeenschappelijk landbouwbeleid - Financiering door EOGFL - Beginselen - Verplichting van Lid-Staten, bij terugvordering van ten onrechte uitbetaalde bedragen de nodige spoed te betrachten - Niet-nakoming - Rechtvaardiging ontleend aan duur van door handelaren ingeleide procedures ten einde aan terugbetaling te ontkomen - Ontoelaatbaarheid
( EEG-Verdrag, art . 5; verordening ( EEG ) nr . 729/70 van de Raad, art . 8 )
4 . Landbouw - Gemeenschappelijke ordening der markten - Waarborgregeling - Verbeurte van waarborg - Nationale regels die verbeurdverklaring van waarborg beletten - Voorrang van gemeenschapsrecht
Kosten
37 Ingevolge artikel 69, paragraaf 2, van het Reglement voor de procesvoering moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen . Aangezien de Bondsrepubliek Duitsland in het ongelijk is gesteld, dient zij in de kosten te worden verwezen .
In zaak C-28/89,
Bondsrepubliek Duitsland, vertegenwoordigd door M . Seidel, Ministerialrat bij het Bondsministerie van Economische zaken, als gemachtigde, bijgestaan door M . Loschelder, advocaat te Keulen, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Duitse ambassade, 20-22, avenue Emile Reuter,
verzoekster,
tegen
Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door D . Booss, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij G . Berardis, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,
verweerster,
betreffende een verzoek aan het Hof om nietigverklaring van beschikking 88/630/EEG van de Commissie van 29 november 1988 betreffende de goedkeuring van de rekeningen die de Lid-Staten voor het begrotingsjaar 1986 hebben ingediend in verband met de door het Europees Oriëntatie - en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie, gefinancierde uitgaven ( PB 1988, L 353, blz . 30 ), voor zover de Commissie daarbij bepaalde door de Bondsrepubliek Duitsland gedane uitgaven niet ten laste van het EOGFL heeft gebracht,
wijst
HET HOF VAN JUSTITIE,
samengesteld als volgt : O . Due, president, T . F . O' Higgins, J . C . Moitinho de Almeida, M . Díez de Velasco, kamerpresidenten, C . N . Kakouris, F . A . Schockweiler, F . Grévisse, M . Zuleeg en P . J . G . Kapteyn, rechters,
advocaat-generaal : F . G . Jacobs,
griffier : J . A . Pompe, adjunct-griffier,
gezien het rapport ter terechtzitting,
gehoord de opmerkingen van partijen ter terechtzitting van 9 oktober 1990,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 20 november 1990,
het navolgende
Arrest Arrest