Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 15 mei 1991.
Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 15 mei 1991.
1 Bij beschikking van 19 december 1988, ingekomen bij het Hof op 24 oktober 1989, heeft de Corte suprema di cassazione krachtens artikel 177 EEG-Verdrag een prejudiciële vraag gesteld over de uitlegging van artikel 35 van verordening (EEG) nr. 222/77 van de Raad van 13 december 1976 betreffende communautair douanevervoer (PB 1977, L 38, blz. 1).
2 Deze vraag is gerezen in een geding tussen de Zwitserse verzekeringsmaatschappij Berner Allgemeine Versicherungsgesellschaft (hierna: "Berner") en de Italiaanse Amministrazione delle finanze dello stato over de verplichtingen die voortvloeien uit een zekerheid die Berner krachtens artikel 27 van genoemde verordening nr. 222/77 heeft gesteld.
3 Verordening nr. 222/77 van de Raad codificeert de regeling voor communautair douanevervoer ingevoerd bij verordening (EEG) nr. 542/69 van de Raad van 18 maart 1969 (PB 1969, L 77, blz. 1). Titel II van de verordening, te weten de artikelen 12 tot en met 38, bevat de "regeling voor extern communautair douanevervoer", die onder meer geldt voor goederen die niet voldoen aan de voorwaarden van de artikelen 9 en 10 EEG-Verdrag.
4 Volgens artikel 12 van die verordening moet voor alle met toepassing van deze regeling te vervoeren goederen een aangifte T1 worden gedaan. Deze aangifte moet worden ondertekend door de persoon die de aangifte doet - volgens artikel 13 de aangever - en moet worden gedaan aan het kantoor van vertrek. Volgens artikel 11, sub c, wordt onder kantoor van vertrek verstaan het douanekantoor waar het communautair douanevervoer begint. Artikel 17 bepaalt onder meer, dat het kantoor van vertrek het document T1 geldig maakt en de termijn vaststelt waarbinnen de goederen aan het kantoor van bestemming moeten worden aangebracht.
5 Artikel 27 van de verordening bepaalt:
"Ter verzekering van de voldoening van de rechten en andere heffingen, die een der Lid-Staten eventueel gerechtigd is te vorderen van goederen die bij communautair douanevervoer over zijn grondgebied worden vervoerd, wordt door de aangever (...) een zekerheid gesteld", die "bestaat (...) uit de borgtocht aangegaan door een (...) derde natuurlijke persoon of rechtspersoon (...) en waarbij deze persoon zich hoofdelijk heeft verbonden."
6 Artikel 35 van de verordening luidt als volgt:
"De borg is ontslagen van zijn verplichtingen tegenover de Lid-Staten over het grondgebied waarvan het communautair douanevervoer heeft plaatsgevonden, wanneer het document T1 door het kantoor van vertrek gezuiverd is.
De borg is eveneens ontslagen van zijn verplichtingen na afloop van een termijn van twaalf maanden te rekenen van de dag van geldigmaking van de aangifte T1, indien hij niet door het kantoor van vertrek in kennis is gesteld van de niet-zuivering van het document T1."
7 Bij de op 1 januari 1983 in werking getreden verordening (EEG) nr. 3813/81 van de Raad van 15 december 1981 tot wijziging van verordening nr. 222/77 (PB 1983, L 383, blz. 28) is de tweede alinea van de hierboven aangehaalde bepaling vervangen door de volgende tekst:
"De borg is eveneens ontslagen van zijn verplichtingen na afloop van een termijn van twaalf maanden te rekenen vanaf de dag van geldigmaking van de aangifte T1, indien hij niet door de bevoegde douaneautoriteiten van de Lid-Staat van vertrek in kennis is gesteld van de niet-zuivering van het document T1."
8 Op grond van de overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat ((verordening (EEG) nr. 2812/72 van de Raad van 21 november 1972 (PB 1972, L 294, blz. 1)), die op 1 januari 1974 (mededeling in PB 1973, L 334, blz. 13) in werking is getreden, zijn de voorschriften inzake communautair douanevervoer van toepassing op goederen die over Zwitsers grondgebied tussen twee in de Gemeenschap gelegen plaatsen worden vervoerd, ongeacht of deze goederen rechtstreeks, met of zonder overlading in Zwitserland, worden verzonden, dan wel vanuit Zwitserland, eventueel na opslag in douane-entrepot, worden doorgezonden. Deze voorschriften kunnen eveneens worden toegepast op elk ander vervoer van goederen dat zowel via het grondgebied van de Gemeenschap als dat van Zwitserland plaatsvindt.
9 Uit de processtukken blijkt, dat het Zwitserse douanekantoor Locarno-Cadenazzo (kantoor van vertrek) in oktober 1978 twee documenten T1 heeft afgegeven voor goederen die bestemd waren om in België op de markt te worden gebracht. De goederen werden echter in strijd met de regels in Italië in het verkeer gebracht.
10 Berner, die zich overeenkomstig bovengenoemde verordening borg had gesteld voor deze verrichtingen, werd in juli 1979 door de Zwitserse douaneautoriteiten in kennis gesteld van de niet-zuivering van de documenten T1.
11 In januari 1982 stuurde het douanekantoor Como de borg een dwangbevel tot betaling van een bedrag van 6 250 000 LIT wegens de niet-zuivering van de genoemde documenten T1. Berner deed bij het Tribunale di Milano verzet tegen dit dwangbevel en voerde daarbij met name aan, dat zij, anders dan in de destijds geldende versie van artikel 35 van verordening nr. 222/77 was voorgeschreven, niet door het kantoor van vertrek in kennis was gesteld van de niet-zuivering. De Amministrazione delle finanze dello stato stelde daarentegen, dat de borg binnen de gestelde termijn door een bevoegde Zwitserse autoriteit van de niet-zuivering in kennis was gesteld.
12 Het geding bereikte ten slotte de Corte suprema di cassazione, dat met betrekking tot de uitlegging van artikel 35, tweede alinea, van verordening nr. 222/77 opmerkte, dat de nieuwe tekst, die pas na de feiten van het onderhavige geding in werking is getreden en algemeen verwijst naar de "bevoegde douaneautoriteiten van de Lid-Staat van vertrek" en niet meer naar het "kantoor van vertrek", als een verduidelijking van de oorspronkelijke tekst of als een nieuwe regeling kon worden geïnterpreteerd.
13 Om die reden heeft de Corte Suprema di Cassazione de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de navolgende prejudiciële vraag gesteld:
"Moet artikel 35 van verordening (EEG) nr. 222/77 van de Raad van 13 december 1976 betreffende communautair douanevervoer - dat in zijn oorspronkelijke versie bepaalt dat de borg van zijn verplichtingen is ontslagen, wanneer hij na afloop van een termijn van twaalf maanden te rekenen van de dag van geldigmaking van de aangifte T1 niet door het kantoor van vertrek in kennis is gesteld van de niet-zuivering van het document T1 - aldus worden uitgelegd, dat de bevoegdheid om die kennisgeving te verrichten uitsluitend toekomt aan het kantoor van vertrek, dan wel aldus dat die kennisgeving ook kan worden verricht door het kantoor dat volgens de nationale regeling hiërarchisch boven het kantoor van vertrek staat en voor het vervullen van een dergelijke taak in de plaats van dit laatste kan treden?"
14 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten van het hoofdgeding, de toepasselijke bepalingen en de bij het Hof ingediende schriftelijke opmerkingen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting. Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof.
15 Berner en de Commissie stellen, dat volgens de versie van artikel 35 van verordening nr. 222/77 die gold ten tijde van de feiten van het geding, de borg slechts kon worden aangesproken als hij van de niet-zuivering van document T1 in kennis was gesteld door het kantoor van vertrek. Deze laatste uitdrukking heeft de betekenis die artikel 11, sub c, eraan heeft gegeven, en is derhalve zo duidelijk dat zij geen nadere toelichting behoeft. De op 1 januari 1983 in werking getreden wijziging van de betrokken bepaling bevestigt dat de bepaling in haar oorspronkelijke versie restrictiever was.
16 De Italiaanse regering stelt daarentegen, dat de betrokken bepaling tot doel heeft ervoor te zorgen dat de borg binnen de gestelde termijn zekerheid krijgt over het lot van zijn garantieverplichting. De borg kan echter niet op goede gronden aan de juistheid van een dergelijke kennisgeving twijfelen wanneer die uitgaat van de autoriteit die hiërarchisch boven het kantoor van vertrek staat. De zuiver letterlijke uitlegging van deze bepaling moet derhalve wijken voor de logische uitlegging ervan. De wijziging was dus slechts als verduidelijking bedoeld.
17 Dit laatste betoog kan niet worden aanvaard.
18 Gelijk het Hof in zijn arrest van 18 februari 1982 (zaak 277/80, SIC, Jurispr. 1982, blz. 629) heeft opgemerkt, heeft artikel 35 immers tot doel, de rechtszekerheid te waarborgen van de personen die borg staan voor het regelmatig verloop van het douanevervoer in de zin van de onderhavige verordening, door inzonderheid te bepalen dat zij van hun verplichtingen zijn ontslagen na een periode van twaalf maanden, indien zij niet in kennis zijn gesteld van de niet-zuivering van het document T1.
19 Omwille van de rechtszekerheid hebben personen die zich borg stellen voor het regelmatig verloop van het douanevervoer, er recht op precies te weten onder welke voorwaarden zijn kunnen worden aangesproken, te meer daar zij niet rechtstreeks bij dat vervoer betrokken zijn. Elke onzekerheid daaromtrent kan de kosten van de zekerheidstelling opdrijven en gaat dus in tegen het doel zelf van de regeling voor communautair douanevervoer.
20 Volgens de in de relevante periode geldende versie van artikel 35 van verordening (EEG) nr. 222/77 bestond een van de taken van het kantoor van vertrek er juist in de borg van de niet-zuivering van het document T1 in kennis te stellen, zodat deze mocht verwachten die kennisgeving uitsluitend te ontvangen van het kantoor van vertrek en niet van een andere autoriteit, zelfs niet van een autoriteit die hiërarchisch hoger stond. Alleen deze opvatting voldoet aan de eisen van de rechtszekerheid.
21 Aangezien de verplichting van de borg tot betaling van de rechten en andere heffingen die eventueel verschuldigd zijn in geval van overtreding of onregelmatigheden tijdens het douanevervoer ook als een soort sanctie kan worden beschouwd, dient erop te worden gewezen, dat volgens de rechtspraak van het Hof - al dan niet strafrechtelijke - sancties slechts kunnen worden opgelegd indien daarvoor een duidelijke en eenduidige rechtsgrondslag bestaat (arrest van 25 september 1984, zaak 117/83, Koenecke, Jurispr. 1984, blz. 3291).
22 Gelet op het voorafgaande is er geen reden om zich niet te houden aan de betekenis van het begrip "kantoor van vertrek" zoals dat in de betrokken bepalingen duidelijk en nauwkeurig is omschreven.
23 Deze uitlegging vindt steun in de wijziging van de betrokken bepaling door genoemde verordening nr. 3813/81, die een inhoudelijke wijziging en niet een verduidelijking van de eerdere versie is, zoals blijkt uit de eerste overweging van de considerans van de wijzigingsverordening, volgens welke "(...) de ervaring die gedurende verscheidene jaren is opgedaan bij de toepassing van de regeling voor communautair douanevervoer (...) heeft aangetoond dat het mogelijk is bepaalde met deze regeling verband houdende formaliteiten te versoepelen".
24 Mitsdien moet op de vraag van de nationale rechter worden geantwoord, dat artikel 35 van verordening nr. 222/77, in de versie die gold vóór de wijziging door verordening nr. 3813/81, aldus moet worden uitgelegd, dat de bevoegdheid om de borg in kennis te stellen van de niet-zuivering van het document T1, uitsluitend toekwam aan het kantoor van vertrek.
HET HOF VAN JUSTITIE (Vierde kamer),
uitspraak doende op de door de Corte suprema di cassazione bij beschikking van 19 december 1988 gestelde vraag, verklaart voor recht:
Artikel 35 van verordening (EEG) nr. 222/77 van de Raad van 13 december 1976 betreffende communautair douanevervoer, in de versie die gold vóór de wijziging door verordening (EEG) nr. 3813/81 van de Raad van 15 december 1981, moet aldus worden uitgelegd, dat de bevoegdheid om de borg in kennis te stellen van de niet-zuivering van het document T1, uitsluitend toekwam aan het kantoor van vertrek.
In de versie die gold vóór de wijziging door verordening nr. 3813/81, bepaalde artikel 35, tweede alinea, van verordening nr. 222/77, betreffende communautair douanevervoer, dat de borg, die garant staat voor het goede verloop van de vervoershandelingen, van zijn verplichtingen is ontslagen wanneer, na afloop van een bepaalde termijn, hij niet door het kantoor van vertrek in kennis is gesteld van de niet-zuivering van document T1. In deze redactie moest het artikel aldus worden uitgelegd dat de bevoegdheid om de borg in kennis te stellen van de niet-zuivering van het document T1, uitsluitend toekwam aan het kantoor van vertrek.
++++
Vrij verkeer van goederen - Communautair douanevervoer - Extern communautair douanevervoer - Document T1 - Kennisgeving van niet-zuivering - Bevoegde autoriteit
(Verordening nr. 222/77 van de Raad, art. 35, tweede alinea, in de versie die gold vóór de inwerkingtreding van verordening nr. 3813/81)
Kosten
25 De kosten door de Italiaanse regering en de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening hunner opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.
In zaak C-328/89,
betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Corte suprema di cassazione, in het aldaar aanhangig geding tussen
Berner Allgemeine Versicherungsgesellschaft
en
Amministrazione delle finanze dello stato,
om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 35 van verordening (EEG) nr. 222/77 van de Raad van 13 december 1976 betreffende communautair douanevervoer (PB 1977, L 38, blz. 1),
wijst
HET HOF VAN JUSTITIE (Vierde kamer),
samengesteld als volgt: M. Díez de Velasco, kamerpresident, C. N. Kakouris en P. J. G. Kapteyn, rechters,
advocaat-generaal: F. G. Jacobs,
griffier: D. Louterman, hoofdadministrateur,
gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:
- de Commissie, vertegenwoordigd door G. Berardis, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde,
- de vennootschap Berner, vertegenwoordigd door A. Pesce, advocaat te Milaan,
- de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door I. Braguglia, avvocato dello Stato, als gemachtigde,
gezien het rapport ter terechtzitting,
gehoord de mondelinge opmerkingen van de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door M. Conti, avvocato dello Stato, van de vennootschap Berner en van de Commissie ter terechtzitting van 15 januari 1991,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 7 februari 1991,
het navolgende
Arrest