Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 7 mei 1991.
Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 7 mei 1991.
Artikel 30 EEG-Verdrag moet aldus worden uitgelegd, dat een nationale regeling die de verkoop van seksartikelen in sekswinkels zonder vergunning verbiedt, geen maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve invoerbeperking vormt.
Artikel 30 EEG-Verdrag moet aldus worden uitgelegd, dat een nationale regeling die de verkoop van legale seksartikelen in sekswinkels zonder vergunning verbiedt, geen maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve invoerbeperking vormt.
(Het antwoord van het Hof in dit arrest is gelijk aan dat in het arrest van 11 juli 1990, zaak C-23/89, Quietlynn en Richards, Jurispr. 1990, blz. I-3059, dat in wezen identieke vragen betrof.)
++++
Vrij verkeer van goederen - Kwantitatieve beperkingen - Maatregelen van gelijke werking - Regeling die verkoop van seksartikelen op bepaalde verkooppunten verbiedt - Toelaatbaarheid
(EEG-Verdrag, art. 30)
in zaak C-350/89,
betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de High Court of Justice, Queen' s Bench Division, in het aldaar aanhangig geding tussen
Sheptonhurst Limited
en
Newham Borough Council,
om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van de artikelen 30 en 36 EEG-Verdrag.
HET HOF VAN JUSTITIE (Vierde kamer),
samengesteld als volgt: M. Díez de Velasco, kamerpresident, C. N. Kakouris en P. J. G. Kapteyn, rechters,
(rechtsoverwegingen niet opgenomen)
uitspraak doende op de door de High Court of Justice, Queen' s Bench Division, bij beschikking van 12 oktober 1988 gestelde vraag, verklaart voor recht: