Home

Arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Vierde kamer) van 16 oktober 1990.

Arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Vierde kamer) van 16 oktober 1990.

rechtdoende :

1 ) Verwerpt het beroep .

2 ) Verstaat dat elk der partijen de eigen kosten zal dragen .

1 . Wanneer het tot aanstelling bevoegd gezag met betrekking tot bevorderingen bij interne ordemaatregel vrijwillig een verplichte, zij het niet in het Statuut voorziene raadplegingsprocedure instelt, dient het zich aan een dergelijke procedure te houden en kan deze niet worden geacht elke rechtswaarde te ontberen ( zie arrest van 21 april 1983, zaak 282/81, Ragusa, Jurispr . 1245 ).

2 . Met betrekking tot bevorderingen beschikt het tot aanstelling bevoegd gezag over een ruime beoordelingsvrijheid . Het Hof dient zijn controle te beperken tot de vraag, of de administratie, gelet op de wegen en middelen die haar tot haar beoordeling hebben kunnen brengen, binnen redelijke grenzen is gebleven en geen kennelijk verkeerd gebruik van haar bevoegdheid heeft gemaakt ( zie arrest van 16 december 1987, zaak 111/86, Delauche, Jurispr . 1987, blz . 5345 ).

3 . Volgens vaste rechtspraak is er slechts sprake van misbruik van bevoegdheid indien uit objectieve, ter zake dienende en met elkaar overeenstemmende gegevens blijkt, dat een besluit is genomen ter bereiking van een ander doel dan de administratie zegt te hebben nagestreefd .

++++

1 . Ambtenaren - Bevordering - Vergelijking van verdiensten - Interne ordemaatregel, die raadpleging van niet in Statuut voorzien raadgevend orgaan voorschrijft - Verplichting tot raadpleging

( Ambtenarenstatuut, artikel 45 )

2 . Ambtenaren - Bevordering - Beoordelingsvrijheid van administratie - Rechterlijke toetsing - Grenzen

( Ambtenarenstatuut, artikel 45 )

3 . Ambtenaren - Beroep - Middelen - Misbruik van bevoegdheid - Begrip

in zaak T-128/89,

C . Brumter, voormalig ambtenaar van de Raad, thans ambtenaar van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, wonende te Brussel, vertegenwoordigd door J.-P . Spitzer, advocaat te Parijs, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij A . May, advocaat aldaar, 31, Grand-rue,

verzoeker,

tegen

Raad van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door G . Peeters, raadadviseur bij de juridische dienst, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij J . Kaeser, directeur Juridische Zaken van de Europese Investeringsbank, 100, boulevard Konrad-Adenauer,

verweerder,

betreffende een beroep tot nietigverklaring van het besluit van de secretaris-generaal van de Raad van 25 november 1988 houdende bevordering van acht ambtenaren naar de rang A 5 .

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG ( Vierde Kamer ),

samengesteld als volgt : D . A . O . Edward, president, R . Schintgen en R . García-Valdecasas, rechters,

( rechtsoverwegingen niet opgenomen )